FIAT DUCATO 2012 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2012, Model line: DUCATO, Model: FIAT DUCATO 2012Pages: 288, PDF Size: 3.44 MB
Page 181 of 288

F0N0178mfig. 171
❒een compressor D-fig. 171 met manometer en
aansluitnippels;
❒adapters voor het oppompen van diverse voorwerpen;
❒werkhandschoenen.
177
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Overhandig de informatiefolder aan het
personeel dat de band repareert die
behandeld is met de snelle bandenreparatieset.
ATTENTIE!
Als u een lekke band krijgt, kan de band
gerepareerd worden als de diameter van het
lek niet groter is dan 4 mm.
Het is niet mogelijk lekken aan de zijkanten
van de band te repareren. Gebruik de snelle
bandenreparatieset niet als de band beschadigd is
geraakt door het rijden met een lege band.
ATTENTIE!
Bij schade aan de velg (zodanige vervorming
van het kanaal dat er lucht wegloopt) kan
de band niet gerepareerd worden. Verwijder de
eventueel in de band binnengedrongen voorwerpen
(schroeven of spijkers) niet.
ATTENTIE!
HET IS NOODZAKELIJK TE WETEN DAT:
De afdichtvloeistof bij buitentemperaturen tussen
−20 °C en +50 °C werkt.
De afdichtvloeistof een houdbaarheidsdatum heeft.
De compressor mag niet langer dan 20
minuten achter elkaar worden ingeschakeld.
Gevaar voor oververhitting. De snelle
bandenreparatieset is niet geschikt voor permanente
reparatie; de gerepareerde banden mogen daarom
slechts tijdelijk worden gebruikt.
ATTENTIE!
Page 182 of 288

F0N0826mfig. 172
PROCEDURE VOOR HET OPPOMPEN VAN DE
BAND
178
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De spuitbus bevat ethyleenglycol. Bevat
latex: kan een allergische reactie
veroorzaken. Schadelijk bij inslikken. Irriterend voor
de ogen. Kan overgevoeligheid veroorzaken bij
inademing en contact. Vermijd contact met ogen,
huid en kleding. Spoel bij contact onmiddellijk
overvloedig met water. Vermijd braken bij inslikken,
spoel de mond uit, drink veel water en raadpleeg
onmiddellijk een arts. Houd buiten het bereik van
kinderen. Het product mag niet gebruikt worden
door astmatische patiënten. Adem de dampen niet
in tijdens het vullen en oppompen. Raadpleeg
onmiddellijk een arts bij allergische reacties. Bewaar
de spuitbus in de daarvoor bestemde ruimte, ver
verwijderd van warmtebronnen. De afdichtvloeistof
heeft een houdbaarheidsdatum.
ATTENTIE!
Vervang de spuitbus met de afdichtvloeistof
als deze datum verstreken is. Spuitbussen en
afdichtvloeistof zijn schadelijk voor het
milieu. Houdt u voor het afvoeren van deze
producten aan de wettelijke normen.
Doe de handschoenen aan die bij de snelle
bandenreparatieset zijn geleverd.
ATTENTIE!
❒Trek de handrem aan. Draai de ventieldop los, neem de
doorzichtige vulbuis A-fig. 172 uit en draai de ring B op
het ventiel van de band.
❒Steek de stekker E-fig. 174 in de dichtstbijzijnde 12V-
stekkerdoos en start de motor. Draai de keuzeschakelaar
D-fig. 173 linksom in de reparatiestand. Schakel de set in
door op de on/off-schakelaar te drukken. Pomp de band
op tot de juiste bandenspanning is bereikt (zie de
paragraaf “Bandenspanning” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”).
Page 183 of 288

F0N0182mfig. 174F0N0827mfig. 173
Controleer de bandenspanning op de manometer
F-fig. 173. Voor een nauwkeurige aflezing moet de
compressor worden uitgeschakeld, maar de centrale
keuzeschakelaar moet in de reparatiestand blijven staan;
❒als u er niet in slaagt binnen 10 minuten de
bandenspanning op ten minste 3 bar te krijgen, koppel
dan de doorzichtige vulbuis los van het ventiel, trek de
stekker uit de 12V-stekkerdoos en verplaats vervolgens
de auto ongeveer 10 meter naar voren, zodat de
afdichtvloeistof in de band verdeeld wordt; pomp de band
vervolgens weer op;
❒als u er ook dan niet in slaagt om, binnen 10 minuten na
inschakeling van de compressor, de spanning op ten
minste 3 bar te brengen, mag niet verder worden
gereden, omdat de band te erg beschadigd is en de
reparatieset de vereiste wegligging niet kan garanderen;
wendt u tot het Fiat Servicenetwerk;
❒als de band op de juiste spanning is gebracht (zie de
paragraaf “Bandenspanning” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”), vertrek dan onmiddellijk;
179
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Plaats de sticker op een voor de bestuurder
goed zichtbare plaats om aan te geven dat
de band behandeld is met de snelle
bandenreparatieset. Rijd voorzichtig vooral in
bochten. Rijd niet harder dan 80 km/h. Vermijd
bruusk accelereren en remmen.
ATTENTIE!
❒stop na ongeveer 10 minuten en controleer opnieuw de
bandenspanning; vergeet niet de handrem aan te trekken
Als de bandenspanning onder 3 bar is
gedaald, mag niet verder worden gereden:
de snelle bandenreparatieset Fix & Go automatic
kan de vereiste wegligging niet garanderen omdat de
band te erg beschadigd is. Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk.
ATTENTIE!
Page 184 of 288

F0N0828mfig. 175
❒als een spanning van ten minste 3 bar wordt gemeten,
herstel dan de correcte bandenspanning die vermeld staat
in de paragraaf “Bandenspanning” in het hoofdstuk
“Technische gegevens” (met draaiende motor en
aangetrokken handrem) en rijd verder;
❒rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk.
180
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
U moet absoluut aangeven dat de band is
gerepareerd met de snelle
bandenreparatieset. Overhandig de informatiefolder
aan het personeel dat de band repareert die
behandeld is met de snelle bandenreparatieset.
ATTENTIE!
Als u andere banden gebruikt dan de
banden die bij de auto geleverd zijn, kan
reparatie waarschijnlijk niet mogelijk zijn. Als u de
banden vervangt, is het raadzaam de door de
fabrikant goedgekeurde banden te monteren.
Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
❒Draai de ventieldop van de band los, trek de slang C-fig.
175 met de snelkoppeling uit en draai deze op het ventiel
van de band.
❒Steek de stekker in de dichtstbijzijnde 12V-stekkerdoos
en start de motor.
❒Draai de keuzeschakelaar rechtsom in de stand voor
oppompen.
❒Schakel de set in door op de on/off-schakelaar te
drukken. Pomp de band op tot de juiste bandenspanning
is bereikt (zie de paragraaf “Bandenspanning” in het
hoofdstuk “Technische gegevens”).
OPMERKING Als de spanning in de band verlaagd moet
worden, druk dan op de knop B die is afgebeeld in
fig. 176. Controleer de bandenspanning op de manometer.
Voor een nauwkeurige aflezing moet de compressor worden
uitgeschakeld, maar de centrale keuzeschakelaar moet in de
stand voor oppompen blijven staan.
ALLEEN VOOR HET CONTROLEREN EN
HERSTELLEN VAN DE SPANNING
De compressor kan ook worden gebruikt voor het herstellen
van de bandenspanning.
❒Trek de handrem aan.
Page 185 of 288

B
F0N0830mfig. 176
F0N0829mfig. 177
GLOEILAMP VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❒Als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of de
zekering niet doorgebrand is, voordat u de lamp vervangt:
zie voor de plaats van de zekeringen de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit hoofdstuk;
❒controleer voordat u een lamp vervangt of de contacten
niet zijn geoxideerd;
❒vervang een defecte lamp door een exemplaar van
hetzelfde type en vermogen;
❒als u een gloeilamp in de koplamp hebt vervangen,
controleer dan om veiligheidsredenen altijd of de
afstelling nog goed is. PROCEDURE VOOR HET VERVANGEN
VAN DE SPUITBUS
Ga als volgt te werk voor het vervangen van de spuitbus:
❒druk op de knop A-fig. 177 voor het ontgrendelen van
het onderdeel;
❒plaats de nieuwe spuitbus en druk deze aan totdat deze
automatisch wordt aangesloten.
181
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Halogeenlampen mag u uitsluitend aanraken
op het metalen gedeelte. Als u de bol met uw
vingers aanraakt, zal de lichtopbrengst van
de lamp teruglopen en kan ook de
levensduur beperkt worden. Als u de bol per ongeluk
toch hebt aangeraakt, moet u de bol schoonwrijven
met een doekje met alcohol en daarna laten drogen.
Page 186 of 288

F0N0078mfig. 178
Modificaties of reparaties aan de
elektrische installatie die niet correct
worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt
gehouden met de technische specificaties van het
systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs
brand veroorzaken.
ATTENTIE!
Halogeenlampen bevatten gas onder druk.
Bij breuk kunnen er glassplinters
wegschieten.
ATTENTIE!
BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje
beslagen zijn: dit duidt niet op een defect, maar is een
natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt wordt door een lage
temperatuur en de luchtvochtigheidsgraad, en verdwijnt snel
als de koplampen worden ingeschakeld. De aanwezigheid van
druppels aan de binnenzijde van de koplamp duidt
daarentegen op het binnendringen van water: wendt u tot het
Fiat Servicenetwerk.
TYPEN GLOEILAMPEN fig. 178
Op de auto zijn verschillende typen gloeilampen gemonteerd:
A Glasfittinglampen: deze zijn voorzien van een klemfitting.
Verwijder de lamp door de lamp uit de houder te
trekken.
B Gloeilampen met bajonetfitting: verwijder de lamp uit de
houder door hem iets in te drukken en linksom te
draaien.C Buislampen: verwijder de lamp door hem uit de
veercontacten los te maken.
D-E Halogeenlampen: verwijder de lamp door de borgveer
los te haken uit de zitting.
182
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 187 of 288

H1
H15
H7
W5W
H1
PY21W
W16WF(*)/WY5W(▼)
PY21W
W5W
P21/5W
P21/5W
P21W
P21W
P21W
P21W
C5W
12V10W
12V10WD
D
D
A
–
B
A
B
A
B
B
B
–
–
–
A
C
C55W
15/55W
55W
5W
55W
21W
16W(*)/5W(▼)
21W
5W
5W
5W
21W
21W
21W
21W
5W
10W
10W
(*) XL- en recreatie-uitvoeringen
(▼) alle andere uitvoeringen
(❑) (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
183
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Lampen Figuur 184 Type Vermogen
Grootlicht
Grootlicht/Dagverlichting
Dimlicht
Buitenverlichting voor
Mistlampen voor (❑)
Richtingaanwijzers voor
Flankrichtingaanwijzers
Richtingaanwijzers achter
Contourverlichting
Achterlichten
Remlichten
Derde remlicht
Achteruitrijverlichting
Mistachterlichten
Mistachterlichten (bestel Maxi)
Kentekenplaatverlichting
Plafondverlichting voor met kantelbaar lampenglas
Plafondverlichting achter
Page 188 of 288

F0N0079mfig. 179F0N0080mfig. 180
Voor het vervangen van de gloeilamp van het
grootlicht/dagverlichting, moet u de dop C-fig. 180
verwijderen.
Voor het vervangen van de gloeilamp van het dimlicht
en de buitenverlichting, moet u de dop B-fig. 180
verwijderen.
Voor het vervangen van de gloeilamp van de
richtingaanwijzers, moet u de lamphouder A-fig. 180
verwijderen.
Monteer de doppen nadat de lampen vervangen zijn, en
controleer of de doppen goed vastzitten (geborgd).GLOEILAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de
vorige paragraaf “Gloeilamp vervangen”.
KOPLAMPUNITS
In de koplampunits zijn de gloeilampen voor de
buitenverlichting, het dimlicht, het grootlicht en de
richtingaanwijzer opgenomen.
De lampen zijn op de volgende wijze in de verlichtingsunit
geplaatst fig. 179:
A richtingaanwijzers
B buitenverlichting/dimlicht (duplolamp)
C grootlicht/dagverlichting
184
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 189 of 288

F0N0082mfig. 181F0N0083mfig. 182
❒haak de borgveer van de lamp B los;
❒trek de lamp C uit de houder en vervang hem;
❒monteer de nieuwe lamp; hierbij moet de nok van het
metalen deel vallen in de uitsparing in de reflector; haak
vervolgens de borgveer A vast en sluit de stekker B weer
aan;
❒monteer het beschermdeksel C-fig. 180 door het
rechtsom te draaien en controleer of het goed vastzit
(geborgd).
GROOTLICHTEN&DAGVERLICHTING
(voor versies/markten, daar waar aanwezig)
Ga als volgt te werk om de lamp te vervangen:
❒verwijder het deksel C-fig. 180 door het linksom te
draaien;
❒koppel de stekker A-fig. 183 los; BUITENVERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
❒verwijder het beschermdeksel B-fig. 180 door het linksom
te draaien;
❒trek de geklemde lamphouder A-fig. 181 los, verwijder de
lamp B en vervang hem;
❒plaats de geklemde lamphouder A-fig. 181;
❒monteer het deksel B-fig. 180 door het rechtsom te
draaien en controleer of het goed vastzit (geborgd).
GROOTLICHT
Gloeilamp vervangen:
❒verwijder het beschermdeksel C-fig. 180 door het
linksom te draaien;
❒maak de stekker A-fig. 182 los;
185
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 190 of 288

186
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❒draai de lamphouder B-fig. 183 linksom en verwijder de
unit;
❒verwijder de lamp C en vervang hem;
❒plaats de lamphouder B en draai hem rechtsom vast;
❒koppel de stekker A terug aan;
❒monteer het deksel terug door het rechtsom te draaien
en zorg dat het goed is bevestigd.DIMLICHT
Met gloeilampen
Gloeilamp vervangen:
❒verwijder het beschermdeksel B-fig. 180 door het linksom
te draaien;
❒maak de stekker A-fig. 184 los;
❒haak de borgveer van de lamp B los;
❒trek de lamp C uit de houder en vervang hem;
❒monteer de nieuwe lamp; hierbij moet de nok van het
metalen deel vallen in de uitsparing in de reflector; haak
vervolgens de borgveer B vast en sluit de stekker A weer
aan;
❒monteer het deksel door het rechtsom te draaien en
controleer of het deksel goed vastzit (geborgd).
F0N0084mfig. 184F0N0517mfig. 183