FIAT FIORINO 2018 Instructieboek (in Dutch)

Page 101 of 220

Handmatige
deactivering van
frontairbag
passagierszijde en
zijairbag borst-bekken
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel
is geplaatst vervoerd moet worden, dan
kunnen de frontairbag en de zijairbag
borst-bekken aan de passagierszijde
worden uitgeschakeld (voor bepaalde
markten/versies).
BELANGRIJK Voor het handmatig
uitschakelen van de frontairbag en de
zijairbag borst-bekken aan de
passagierszijde (voor bepaalde
versies/markten) wordt verwezen naar
de paragraaf “Display” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”.
Wanneer de frontairbag en zijairbag
borst-bekken aan de passagierszijde
(voor bepaalde versies/markten) weer
worden ingeschakeld, gaat het
waarschuwingslampje uit.
Het controlelampje
op het middelste
dashboard fig. 99 geeft de status van
de passagiersbescherming aan.Wanneer het voertuig wordt gestart
(sleutel in stand MAR), brandt het
waarschuwingslampje ongeveer 8
seconden, als ten minste 5 seconden
na de vorige uitschakeling zijn
verstreken. Als dit niet het geval is,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Als het voertuig binnen 5 seconden
opnieuw wordt in-/uitgeschakeld, kan
het waarschuwingslampje gedoofd
blijven. Controleer in dit geval de
correcte werking van het lampjes:
schakel het voertuig uit, wacht
minstens 5 seconden en schakel weer
in.
Tijdens de eerste 8 seconden geeft het
branden van het lampje niet de
werkelijke toestand van de
passagiersbescherming aan, maar
wordt alleen de correcte werking ervan
gecontroleerd.Het controlelampje kan met
verschillende lichtsterkte branden,
afhankelijk van de voertuigcondities. De
lichtsterkte kan ook tijdens dezelfde
sleutelcyclus variëren.
Passagiersbescherming
ingeschakeld:de
LED is uit.
Passagiersbescherming
uitgeschakeld:de
LED gaat vast
branden.
99F0T0505
99

Page 102 of 220

FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE EN KINDERZITJES: WAARSCHUWING
100F1A0387
100
VEILIGHEID

Page 103 of 220

BELANGRIJK
78)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op het
dashboard in de zone van de
passagiersairbag en op de stoelen aan.
Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele
telefoons) op het dashboard aan
passagierszijde, omdat deze het correct
openen van de passagiersairbag kunnen
hinderen en tevens de inzittenden ernstig
kunnen verwonden.
79)ERNSTIG GEVAAR: Plaats NOOIT een
kinderzitje tegen de rijrichting in op de
passagiersstoel van auto's met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe
klein ook, kan de airbag dodelijk letsel van
het kind tot gevolg hebben. Daarom moet
de passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
ZIJAIRBAGS
(voor bepaalde versies/markten)
Op enkele versies kan het voertuig
uitgerust zijn met zijairbags borst-
bekken aan bestuurders- en
passagierszijde.
Zijairbags beschermen de inzittenden
bij middelzware/zware zijdelingse
aanrijdingen, door de airbag tussen de
inzittende en de interieurdelen van de
zijdelingse structuur van het voertuig op
te blazen.
Als de zijairbags niet worden
opgeblazen bij andere soorten
ongevallen (botsingen opzij, achterop,
over de kop slaan enz.), betekent dit
niet dat het systeem slecht functioneert.
In geval van een zijdelingse botsing
doet een regeleenheid het kussen
opblazen. De kussens blazen
onmiddellijk op tussen het lichaam van
de inzittenden en de voertuigdelen
die letsel zouden kunnen veroorzaken.
Meteen hierna lopen ze weer leeg.
De zijairbags zijn geen vervanging voor
de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals wettelijk is
voorgeschreven in Europa en de
meeste niet-Europese landen.Daarom moet de veiligheidsgordel te
allen tijde worden gedragen. In het
geval van een zijdelingse botsing,
houden de veiligheidsgordels
inzittenden in de juiste houding en
voorkomen dat zij uit de auto geslingerd
worden bij een zeer zware botsing.
ZIJAIRBAGS
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in de
rugleuning van de voorstoel fig. 101 is
opgenomen. De zijairbag beschermt de
borst en het bekken van de inzittenden
bij middelzware flankbotsingen.
BELANGRIJK Het systeem biedt de
beste bescherming bij een zijdelingse
botsing als de passagier correct op zijn
stoel zit, zodat de zijairbag zo goed
mogelijk opgeblazen kan worden.
101F0T0180
101

Page 104 of 220

BELANGRIJK Reinig de stoelen niet
met water of stoom onder druk (met de
hand of in een automatisch
wasapparaat).
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
De frontairbags en/of zijairbags (voor
bepaalde versies/markten, waar
aanwezig) kunnen in werking treden bij
krachtige stoten aan de onderzijde
van de carrosserie, bijv. heftige botsing
tegen drempels, stoepranden of lage
obstakels, of als het voertuig in grote
gaten of verzakkingen in het wegdek
rijdt.
Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder. Dit poeder is niet schadelijk en
duidt niet op het begin van een brand.
Verder kan het oppervlak van de
opgeblazen airbag en het interieur van
het voertuig met een fijn poederlaagje
bedekt zijn: dit poeder kan irriterend zijn
voor ogen en huid. Na aanraking
onmiddellijk wassen met water en
neutrale zeep.Als een of meerdere
veiligheidsvoorzieningen zijn
geactiveerd ten gevolge van een
ongeval, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk om deze
veiligheidsvoorzieningen te laten
vervangen en om de werking van het
systeem te laten controleren.
De controle, reparatie en vervanging
van airbags mogen uitsluitend door het
Fiat Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als het voertuig wordt gesloopt, moet
men het airbagsysteem onwerkzaam
laten maken door het Fiat
Servicenetwerk. Bij verkoop van de
auto moet de nieuwe eigenaar op de
hoogte worden gebracht van de
gebruiksmethode van de airbags en
bovenstaande waarschuwingen, en
moet dit instructieboek worden
overhandigd aan de nieuwe eigenaar.
Gordelspanners, front- en zijairbags
worden op verschillende manieren
geactiveerd, afhankelijk van het type
botsing. Als een of meerdere van deze
voorzieningen niet in werking treden,
dan duidt dat niet op een storing in het
systeem.
80) 81) 82) 83) 84) 85) 86) 87) 88) 89)
BELANGRIJK
80)Er kan sprake zijn van een afwijking van
het veiligheidssysteem zitten wanneer het
waarschuwingslampje
niet gaat
branden wanneer de sleutel naar MAR
wordt gedraaid of aanblijft tijdens het rijden
(op sommige versies met een bericht op
het display). In dat geval kunnen de
airbags of gordelspanners niet geactiveerd
worden bij een ongeval of, in een zeer
beperkt aantal gevallen, op verkeerde wijze
geactiveerd worden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het Fiat
Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
81)Rijd altijd met de handen op de rand
van het stuurwiel zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met uw bovenlichaam
over het stuurwiel gebogen, maar zit
rechtop met uw rug stevig tegen de
rugleuning.
82)Bij sommige versies gaat, in het geval
van een storing van de led
(bevindt zich
op het dashboard), de controlelampop
het instrumentenpaneel branden en
worden de airbags aan de passagierszijde
uitgeschakeld.
83)Bedek bij voertuigen met zijairbags de
rugleuning van de voorstoelen niet met
extra hoezen.
84)Reis niet met voorwerpen op schoot of
voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking
treedt.
102
VEILIGHEID

Page 105 of 220

85)Als de contactsleutel in stand MAR
staat, ook wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al
staat de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de
voorstoel gemonteerd worden. Als bij
een botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot ernstig letsel en zelfs
tot de dood van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud tevens dat als de startinrichting in
de stand STOP staat, bij een ongeval
geen enkel veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerd wordt. In
dat geval duidt de uitgebleven activering
niet op een storing van het systeem.
86)Laat het airbagsysteem controleren
door een Fiat Servicenetwerk als de auto
gestolen werd, bij poging tot diefstal of
indien de auto aan vandalisme of een
overstroming onderworpen is geweest.87)Wanneer de contactsleutel naar de
stand MAR wordt gedraaid, gaat het
waarschuwingslampje
(bij actieve
frontairbag aan passagierszijde) op het
middelste dashboard enkele seconden
knipperen, om eraan te herinneren dat de
passagiersairbag bij een botsing
geactiveerd wordt. Hierna moet het lampje
doven.
88)De activeringsdrempel van de airbag is
hoger dan die van de gordelspanners. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden alleen de
gordelspanners in werking.
89)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden ingeschakeld bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden de inzittenden in die
gevallen uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die dus altijd
gedragen moeten worden.
103

Page 106 of 220

STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN ....................105
HANDREM ......................................107
TIJDENS PARKEREN ......................107
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................108
“COMFORT-MATIC”-
VERSNELLINGSBAK ......................109
CRUISE CONTROL (CONSTANTE
SNELHEIDSREGELING) ..................110
SPEED BLOCK ...............................112
PARKEERSENSOREN.....................112
START&STOP-SYSTEEM ................114
TANKEN..........................................116
EEN AANHANGER TREKKEN .........119
104
STARTEN EN RIJDEN

Page 107 of 220

DE MOTOR STARTEN
Het voertuig is uitgerust met een
elektronische startblokkering: zie de
paragraaf "Fiat CODE startblokkering"
in "Kennismaking met de auto" als
de motor niet start.
90) 91)
22) 23) 27) 28)
PROCEDURE VOOR
BENZINEVERSIES
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan;
plaats de versnellingspook in de
vrijstand;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
PROCEDURE VOOR
DIESELVERSIES
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan;
plaats de versnellingspook in de
vrijstand;
zet de contactsleutel op de stand
MAR: het
waarschuwingslampje
gaat branden op het
instrumentenpaneel;
wacht tot de waarschuwingslampjes
enuit gaan, wat sneller
gebeurt naarmate de motor warmer is;
trap het koppelingspedaal volledig
in zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel in de
AVV-stand zodra het lampje
dooft.
Als te lang wordt gewacht, is het werk
van de voorgloeibougies tevergeefs.
Laat de sleutel los zodra de motor start.
Bij koude motor moet het gaspedaal
volledig zijn opgekomen wanneer
de contactsleutel naar de stand AVV
wordt gedraaid.
24)
PROCEDURE VOOR
NATURAL
POWER-VERSIES
De motor wordt altijd gestart op
benzine, ongeacht de eerder
geselecteerde gekozen modus.
25)
PROCEDURE VOOR
VERSIES MET COMFORT
MATIC
Het systeem staat het starten van de
motor toe zowel met een ingeschakelde
versnelling als in de vrijstand (N). Trap
het rempedaal altijd in met de
ingeschakelde versnelling.Het wordt aangeraden de
versnellingspook in de vrijstand (N)te
zetten voordat de motor wordt gestart.
26)
BELANGRIJK Als de motor niet bij de
eerste poging start, draai dan de
contactsleutel naar de stand STOP
alvorens de procedure te herhalen. Als
het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel blijft branden,
samen met het waarschuwingslampje
, wanneer de contactsleutel op
MAR staat, draai dan de sleutel naar
STOP en weer terug naar MAR; als het
lampje blijft branden, probeer dan de
andere bij het voertuig geleverde
sleutels. Als de motor nog steeds niet
gestart kan worden, voer dan een
noodstartprocedure uit (zie "Starten in
een noodgeval" in het hoofdstuk
"Noodgevallen") en ga naar een
Fiat-dealer.
105

Page 108 of 220

BELANGRIJK Als men wil starten terwijl
er een storing in de versnellingsbak
aanwezig is, dan moet de procedure
“Vertraagde start” gebruikt worden (zie
de bijbehorende meldingen): houd de
sleutel minstens 7 seconden in de
stand AVV terwijl het rempedaal
ingetrapt wordt gehouden en de motor
zal starten. Het systeem zal in de
herstelmodus schakelen (maximaal
toegestane versnelling: 3
e,
Automatische modus niet beschikbaar).
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet start.
BELANGRIJK
90)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en
motoruitlaatgassen bevatten kooldioxide,
koolmonoxide en andere giftige gassen.
91)Onthoud dat de rembekrachtiging
en de elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is gestart; om
die reden is meer kracht benodigd voor
de bediening van het rempedaal en het
stuur.
BELANGRIJK
22)Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale prestaties
van het voertuig te eisen (bijv. snel
accelereren, lange afstanden op
topsnelheid, krachtig remmen etc.).
23)Laat de contactsleutel nooit in de stand
MAR-ON staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
24)Als het
lampje gedurende 60
seconden knippert na het starten of terwijl
het voertuig langdurig gesleept wordt,
betekent dit dat er een storing is in het
voorgloeisysteem. Als de motor start kan
het voertuig zoals gewoonlijk gebruikt
worden, maar moet zo snel mogelijk
contact worden opgenomen met het Fiat
Servicenetwerk.
25)Daarom moet er altijd voldoende
benzine in de tank zitten om de
benzinepomp te beschermen en tijdelijke
omschakeling van werking op aardgas naar
werking op benzine te garanderen, als er
hoge prestaties vereist zijn.
26)Als de motor niet met een
ingeschakelde versnelling start, zal de
mogelijk gevaarlijke situatie wegens het feit
dat de versnellingsbak automatisch naar
de vrijstand is gegaan, door een zoemer
worden aangegeven.27)Probeer, onder geen enkele
omstandigheid, de motor te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.
28)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
106
STARTEN EN RIJDEN

Page 109 of 220

HANDREM
De handrem fig. 102 bevindt zich
tussen de voorstoelen.
Inschakelen handrem:
Trek hendel omhoog totdat de auto is
geblokkeerd. Het waarschuwingslampje
gaat branden met de contactsleutel
op MAR.
Uitschakelen handrem:
Trek hefboom A een stukje omhoog en
houd knop B ingedrukt; controleer of
het lampje
op het
instrumentenpaneel uitgaat.
92) 93) 94)
BELANGRIJK
92)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de
contactsleutel als het voertuig wordt
verlaten en neem deze mee.
93)Het voertuig moet na enkele klikken van
de hefboom geblokkeerd zijn. Als dat niet
het geval is, contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk om hem te laten afstellen.
94)In geval van parkeermanoeuvres op
wegen met een helling, moeten de
voorwielen naar het trottoir worden
gedraaid (bij het parkeren op een helling
omlaag), of in de tegenovergestelde
richting als het voertuig op een helling
omhoog is geparkeerd. Als het voertuig op
een steile helling wordt geparkeerd, is het
tevens raadzaam om de wielen met wiggen
of stenen te blokkeren.
TIJDENS PARKEREN
95)
Ga als volgt te werk bij het parkeren en
het verlaten van het voertuig:
schakel een versnelling in (1e
versnelling als op een helling omhoog
wordt geparkeerd en achteruit bij een
helling omlaag) en zet de wielen iets
gedraaid;
zet de motor af en trek de handrem
aan;
verwijder altijd de contactsleutel.
Als het voertuig op een steile helling
wordt geparkeerd, is het tevens
raadzaam om de wielen met wiggen of
stenen te blokkeren.
Laat de sleutel niet in de stand MAR
om te voorkomen dat de accu ontlaadt.
Versies met COMFORT-MATIC
versnellingsbak
Houd, om veilig te parkeren, een voet
op de rem, de 1
eversnelling of de
achteruit (R) moeten geactiveerd zijn
en, in geval van parkeren op een
opwaartse/afwaartse helling moet de
handrem geactiveerd worden.
102F0T0043
107

Page 110 of 220

BELANGRIJK Verlaat de auto NOOIT
met de versnellingsbak in de vrijstandN
of, bij versies met automatische
versnellingsbak (Comfort matic), zonder
eerst de keuzehendel opPte hebben
geplaatst).
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Houd het rempedaal altijd ingetrapt
bij stilstaand voertuig en ingeschakelde
versnelling, totdat wordt weggereden;
laat vervolgens het rempedaal los en
geef een klein beetje gas;
houd de versnellingsbak in de
vrijstand (N) als de auto lang stilstaat
met een draaiende motor;
Om de werking van de koppeling te
sparen, mag het gaspedaal niet
gebruikt worden om de auto stil te laten
staan (bijv. bij stilstand op een helling).
De koppeling kan dan oververhit
en beschadigd raken; gebruik in dit
geval het rempedaal en bedien het
gaspedaal alleen als u gereed bent om
weg te rijden.
gebruik de 2e versnelling alleen voor
meer controle over de auto als op
glad wegdek wordt weggereden;
als de eerste versnelling moet
worden ingeschakeld vanuit de
ingeschakelde achteruitversnelling (R),
of omgekeerd, dan mag dit pas gedaan
worden als de auto volledig stil staat
en het rempedaal is ingetrapt;
hoewel dit sterk wordt afgeraden,
zal het systeem, als u voorwaarts
heuvelaf rijdt en om welke reden dan
ook in de vrijstand (N) rijdt, wanneer
u schakelt automatisch de beste
versnelling kiezen om het juiste koppel
over te brengen op de wielen op basis
van de rijsnelheid.
BELANGRIJK
95)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de
contactsleutel als het voertuig wordt
verlaten en neem deze mee.
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Trap, om de versnellingen in te
schakelen, het koppelingspedaal
volledig in en plaats de pook A fig. 103
in de gewenste stand (het
schakelschema is aangegeven op de
pookknop).
BELANGRIJK De achteruit kan
uitsluitend bij stilstaand voertuig worden
ingeschakeld. Wacht bij draaiende
motor minstens 2 seconden met het
koppelingspedaal helemaal ingetrapt
alvorens de achteruit in te schakelen
om beschadiging aan de tandwielen te
voorkomen.
96)
29)
103F0T0055
108
STARTEN EN RIJDEN

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 220 next >