FIAT FIORINO 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: FIORINO, Model: FIAT FIORINO 2018Pages: 220, PDF Size: 5.18 MB
Page 91 of 220

66)Nadat een gordel aan een zware
belasting is blootgesteld (bijvoorbeeld bij
een ongeval), moet de gordel compleet
met de verankeringen, bevestigingsbouten
en de gordelspanner worden vervangen.
Ook als er geen zichtbare schade is, kan
de gordel toch verzwakt zijn.
BELANGRIJK
21)Werkzaamheden waarbij stoten,
trillingen of plaatselijke verhittingen
(maximum 100°C gedurende ten hoogste
6 uur) vrijkomen, kunnen de
gordelspanners beschadigen of doen
activeren. Onder deze omstandigheden
behoren niet trillingen die voortgebracht
worden door een slecht wegdek of door
contact met kleine obstakels zoals
trottoirbanden. Wendt u zich hiervoor
steeds tot het Fiat Servicenetwerk.
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
Om een optimale bescherming bij een
ongeval te kunnen garanderen, moeten
alle inzittenden zitten en gebruik maken
van goedgekeurde
beveiligingssystemen, ook
pasgeborenen en kinderen!
Dit is een wettelijke verplichting in alle
EU-landen, conform de Europese
richtlijn 2003/20/EG.
Kinderen met een lengte van minder
dan 1,50 meter en tot de leeftijd van 12
jaar moeten beschermd worden door
geschikte kinderzitjes en moeten op de
achterbank zitten. Statistieken over
ongevallen tonen aan dat de
achterbank een betere bescherming
biedt voor kinderen.
Vergeleken met een volwassene, is het
hoofd van kleine kinderen in verhouding
tot de rest van het lichaam groter en
zwaarder, maar de spieren en de
botstructuur van kinderen zijn nog niet
volledig ontwikkeld. Daarom zijn
correcte beveiligingssystemen, naast
veiligheidsgordels voor volwassenen,
noodzakelijk om het gevaar van letsel in
geval van een aanrijding, remmen of
plotselinge manoeuvres, zo veel
mogelijk te beperken.Kinderen moeten veilig en comfortabel
zitten. Afhankelijk van de
eigenschappen van de gebruikte
kinderzitjes, wordt geadviseerd om
kinderzitjes zo lang mogelijk tegen de
rijrichting in te monteren (tot het kind
minstens 3–4 jaar oud is), omdat die
stand bij een ongeval de meeste
bescherming biedt.
Het wordt geadviseerd altijd het voor
het kind meest geschikte kinderzitje te
kiezen; raadpleeg daarom altijd de
Gebruiksaanwijzing die bij het
kinderzitje geleverd is, om er zeker van
te zijn dat dit het juiste type is voor
de kinderen waarvoor het is bedoeld.
In Europa vallen de eigenschappen van
kinderzitjes onder de norm ECE-R44,
die ze in vijf gewichtsgroepen indeelt:
Groep Gewichtsgroep
Groep0 tot10kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15-25 kg
Groep 3 22-36 kg
89
Page 92 of 220

Alle beveiligingssystemen moeten
voorzien zijn van de
typegoedkeuringsgegevens en het
keurmerk op een label dat stevig
bevestigd moet zijn op het kinderzitje
en dat absoluut niet verwijderd mag
worden.
In het Fiat Lineaccessori-assortiment
zijn kinderzitjes voor elke
gewichtsgroep opgenomen. Het
gebruik van deze kinderzitjes is sterk
aanbevolen, want ze zijn speciaal
ontworpen voor de auto's van Fiat.
BELANGRIJK Voor een correcte
montage in de auto is voor sommige
universele kinderzitjes een accessoire
(basis) nodig, dat door de fabrikant van
het zitje los wordt verkocht. FCA
adviseert klanten daarom te controleren
of het kinderzitje van hun keuze in hun
voertuig gemonteerd kan worden
door dit voor aankoop uit te proberen in
de vestiging van de verkoper.
67) 68) 69) 70)
EEN KINDERZITJE
MONTEREN MET BEHULP
VA N D E
VEILIGHEIDSGORDELS
71) 72) 73) 74) 75)
GROEP 0 en 0+
Baby's tot 13 kg moeten in kinderzitjes
worden vervoerd die tegen de rijrichting
in worden geplaatst, zoals afgebeeld
in fig. 88; hierbij wordt het achterhoofd
gesteund en wordt bij abrupte
vertragingen de nek niet belast.
Het achterstevoren geplaatste
kinderzitje wordt op zijn plaats
gehouden door de veiligheidsgordels
van de auto, zoals afgebeeld in fig.
88 en moet het kind beschermen met
de eigen gordels.GROEP 1
Kinderen met een gewicht van 9 tot 18
kg mogen in een in de rijrichting
gemonteerd kinderzitje vervoerd
worden fig. 89.
GROEP 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en
25 kg mogen rechtstreeks de
veiligheidsgordels van het voertuig
gebruiken fig. 90.
Het kinderzitje is in dit geval nodig om
het kind correct ten opzichte van de
gordels te plaatsen, zodat het
diagonale gordelgedeelte schuin over
de borst en nooit langs de nek ligt; het
onderste gordelgedeelte moet over
het bekken en niet over de buik liggen.
88F0T0006
89F0T0007
90
VEILIGHEID
Page 93 of 220

GROEP 3
Voor kinderen met een gewicht tussen
22 en 36 kg bestaan er geschikte
beveiligingssystemen om de
veiligheidsgordel correct te kunnen
omleggen.
In de fig. 91 afbeelding is de juiste
plaatsing van het kinderzitje op
de achterstoel weergegeven.
Kinderen langer dan 1,50 m kunnen de
veiligheidsgordels net zoals
volwassenen dragen.
90F0T0008
91F0T0009
91
Page 94 of 220

GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN KINDERZITJES
De voertuigen die uitsluitend ontworpen zijn voor personenvervoer (typegoedkeuring M1) voldoen aan de nieuwe Europese
Richtlijn 2000/3/EG inzake de plaatsingsmogelijkheden van kinderzitjes op de stoelen van het voertuig zoals aangegeven in de
volgende tabel:
Groep Gewichtsgroep Passagier voor Inzittende achter
Airbag ingeschakeld Airbag gedeactiveerd
Groep 0, 0+ tot 13 kgXUU
Groep1 9-18kgXUU
Groep2 15-25kgUUU
Groep 3 22-36 kgUUU
X Ongeschikte zitplaats voor kinderen in deze gewichtscategorie.
U geschikt voor "Universele" kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE-R44-norm voor de aangegeven "Groepen".
BELANGRIJK
67)ERNSTIG GEVAAR: Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel van auto's met een actieve passagiersairbag. Bij
een ongeval, hoe klein ook, kan de airbag ernstig letsel en zelfs de dood van het kind tot gevolg hebben. Het is raadzaam kinderen altijd in
kinderzitjes op de achterbank te vervoeren: bij een ongeval biedt de achterbank de meeste bescherming.
68)Mocht het toch nodig zijn om een kind in een kinderzitje achterstevoren op de voorste passagiersstoel te vervoeren, dan moeten de
frontairbag en zijairbag aan passagierszijde (voor bepaalde versies/markten, waar voorzien) worden uitgeschakeld via het Setup menu.
Controleer in dergelijke gevallen steeds of de airbags effectief zijn uitgeschakeld door na te gaan of het
waarschuwingslampje op het
middelste dashboard brandt. Bovendien moet de passagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard.
69)Op de zonneklep is een etiket met symbolen aangebracht dat eraan herinnert dat de airbag verplicht uitgeschakeld moet worden als een
tegen de rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de voorstoel wordt gemonteerd. Houd u altijd aan de aanwijzingen op de zonneklep aan
de passagierszijde (zie de paragraaf “Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) - Airbag”).
92
VEILIGHEID
Page 95 of 220

70)Verplaats de voorste passagiersstoel of de achterbank niet als er een kind op zit of als het kind in een geschikt kinderzitje zit.
71)Onjuiste montage van het kinderzitje kan ertoe leiden dat het beschermingssysteem inefficiënt wordt. Bij een ongeval kan het kinderzitje
loskomen en kan het kind zelfs dodelijk gewond raken. Houd u, bij het monteren van kinderzitjes voor pasgeborenen of kinderen, strikt aan de
aanwijzingen van de Fabrikant.
72)Wanneer het kinderzitje niet in gebruik is, zet het dan vast met de veiligheidsgordel of met de ISOFIX-verankeringen, of verwijder het uit het
voertuig. Laat het kinderzitje niet los in het interieur liggen. Op die manier kan het geen letsel bij de inzittenden veroorzaken, als er plotseling
moet worden geremd of in geval van een ongeval.
73)Verplaats de stoel niet als er een kinderzitje is geplaatst: verwijder altijd eerst het kinderzitje alvorens de stoel anders in te stellen.
74)Zorg er altijd voor dat het diagonale gedeelte van de veiligheidsgordel niet onder de armen door of achter de rug van het kind langs loopt.
Bij een ongeval zal de veiligheidsgordel het kind niet vast kunnen houden, met het risico van zelfs dodelijk letsel. Daarom moet het kind de
veiligheidsgordel altijd correct omleggen.
75)De afbeeldingen dienen slechts ter illustratie van de montage. Monteer het kinderzitje overeenkomstig de aanwijzingen, die bijgesloten
moeten zijn.
93
Page 96 of 220

EEN ISOFIX
KINDERZITJE
INSTALLEREN
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
76) 77)
Bij sommige versies zijn de buitenste
achterstoelen uitgerust met ISOFIX-
bevestigingen, voor het snel, eenvoudig
en veilig bevestigen van kinderzitjes.
Met het ISOFIX-systeem kunt u het
ISOFIX-kinderzitje monteren zonder
gebruik van de veiligheidsgordels van
de auto maar door dit rechtstreeks vast
te maken aan de stoel met behulp
van de drie bevestigingspunten in de
auto.
Isofix kinderzitjes en conventionele
kinderzitjes kunnen in hetzelfde voertuig
op verschillende stoelen worden
gemonteerd.
Ter illustratie toont fig. 92 een voorbeeld
van een universeel Isofix-kinderzitje
voor gewichtsgroep: 1.
BELANGRIJK De fig. 92 is indicatief en
dient slechts ter illustratie van de
montage. Monteer het kinderzitje
overeenkomstig de aanwijzingen, die
bijgesloten moeten zijn.Om een ISOFIX-kinderzitje te monteren,
de twee metalen verankeringen A fig.
93 vastmaken die tussen de rugleuning
en de zitting van de achterstoel zitten,
daarna de bovenste gordel (geleverd bij
het kinderzitje) vastmaken aan het
speciale bevestigingspunt B fig. 94 dat
zich onderaan achter de rugleuning
bevindt.
Bij universele Isofix-kinderzitjes moeten
alle zitjes goedgekeurd zijn volgens
de ECE R44-richtlijn (R44/03 of
recentere updates) “Universeel Isofix".
Het universele Isofix “Duo Plus”
kinderzitje is beschikbaar in het MOPAR
Lineaccessori-assortiment.
Zie de handleiding van het kinderzitje
voor meer informatie over de montage
en het gebruik.
92F0T0010
93F0T0145
94F0T0284
94
VEILIGHEID
Page 97 of 220

GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN UNIVERSELE
ISOFIX KINDERZITJES
In onderstaande tabel worden, conform de Europese Richtlijn ECE 16, de verschillende mogelijkheden weergegeven van de
montage van Isofix kinderzitjes op stoelen die voorzien zijn van Isofix-bevestigingen voor versies die ontworpen zijn voor
personenvervoer (typegoedkeuring M1).
Gewichtsgroep Plaats kinderzitje Klasse Isofix-formaat Isofix positie achter
Groep 0 tot 10 kg Tegen de rijrichting in EIL
Groep0+(tot13kg)Tegen de rijrichting in E
IL
Tegen de rijrichting in DIL (*)
Tegen de rijrichting in CIL (*)
Groep 1 van 9 tot 18 kgTegen de rijrichting in D
IL (*)
Tegen de rijrichting in CIL (*)
In de rijrichting BIUF
In de rijrichting B1IUF
In de rijrichting AIUF
IL Geschikt voor ISOFIX kinderzitjes van de categorieën "Specifiek voor het voertuig", "Beperkt", of "Semi-universeel", goedgekeurd voor dit typevoertuig.
(*) Het ISOFIX kinderzitje kan gemonteerd worden door de voorstoel naar voren te schuiven.
IUF Geschikt voor in de rijrichting gemonteerde Isofix kinderzitjes, Universele klasse, goedgekeurd voor de specifieke gewichtsgroep.
OPMERKING Voor andere gewichtsgroepen zijn specifieke ISOFIX-kinderzitjes voorzien, deze kunnen alleen worden gebruikt
als ze speciaal voor dit voertuig zijn getest en goedgekeurd (zie overzicht voertuigen met bijbehorend kinderzitje).
95
Page 98 of 220

Belangrijkste
veiligheidsvoorschriften
voor het vervoeren van
kinderen
Belangrijke aanbevelingen voor het
veilig vervoeren van kinderen:
Monteer de kinderzitjes op de
achterbank, omdat die plaats bij een
ongeval de meeste bescherming biedt.
Houd kinderen zo lang mogelijk in
kinderzitjes die tegen de rijrichting
in gemonteerd zijn, tot ze 3-4 jaar zijn.
Als de passagiersfrontairbag buiten
werking is gesteld, controleer an altijd
of het controlelampje
op het
middelste dashboard brandt om er
zeker van te zijn dat de airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld fig. 95
Neem de aanwijzingen die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren zorgvuldig in acht.
Bewaar deze aanwijzingen samen met
de overige documenten en dit
instructieboek in het voertuig. Gebruik
geen gebruikte kinderzitjes waarvan
de gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Elk kinderzitje is bedoeld voor
slechts één kind: vervoer nooit twee
kinderen in één zitje.
Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
Laat een kind nooit het diagonale
gordelgedeelte onder zijn arm of achter
zijn rug omleggen.
Vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand is in
staat om een kind vast te houden bij
een ongeval.
Als de auto betrokken is geweest bij
een aanrijding, vervang het kinderzitje
dan door een nieuwe. Bovendien,
en afhankelijk van het type kinderzitje
dat geïnstalleerd is, moeten deIsofix-verankeringen of de
veiligheidsgordel waarmee het
kinderzitje vastzat ook worden
vervangen.
De achterste hoofdsteun kan zo
nodig verwijderd worden om een
kinderzitje te monteren. De hoofdsteun
moet altijd geplaatst zijn als de stoel
door een volwassene wordt gebruikt of
door een kind in een kinderzitje zonder
rugleuning.
BELANGRIJK
76)Monteer het kinderzitje alleen bij
stilstaand voertuig. Het kinderzitje is op de
juiste wijze aan de beugels bevestigd als
de vergrendeling hoorbaar vastklikt. De
instructies voor de montage, de
demontage en de plaatsing moeten in elk
geval worden nageleefd. De fabrikant
van het kinderzitje is verplicht deze
instructies bij het kinderzitje te leveren. Als
een Universeel/ISOFIX kinderzitje niet
aan alle drie de verankeringspunten is
vastgemaakt, zal het kinderzitje het kind
niet goed kunnen beschermen. In geval
van een aanrijding zou het kind ernstig
gewond kunnen raken of zelfs kunnen
overlijden.
77)Gebruik één onderste verankeringspunt
niet voor de installatie van meer dan één
kinderzitje.95F0T0505
96
VEILIGHEID
Page 99 of 220

AANVULLEND
VEILIGHEIDS-
SYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS
Het voertuig kan uitgerust zijn met:
frontairbag bestuurderszijde;
frontairbag passagierszijde;
zijairbag borst-bekken
passagierszijde.
De plaats van de airbags in het voertuig
is gemarkeerd met het woord
"AIRBAG" in het midden van het
stuurwiel, op het dashboard, op de
bekleding aan de zijkant of met een
sticker die in het gebied waar de airbag
wordt opgeblazen zit.
FRONTAIRBAGS
Het voertuig is uitgerust met
frontairbags voor bestuurder en
passagier (voor bepaalde versies/
markten).
De frontairbags voor bestuurder en
passagier (voor bepaalde versies/
markten, waar voorzien) zijn ontworpen
om de inzittenden voorin te
beschermen bij middelzware en zware
frontale botsingen, door de airbag
tussen de inzittende en het stuurwiel of
het dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan
enz.), wijst dit niet op een storing van
het systeem.
In geval van een frontale botsing wordt
de airbag opgeblazen door een
elektronische regeleenheid.
Het kussen blaast onmiddellijk op
tussen de inzittende voorin en
het stuurwiel of het dashboard,
waardoor het lichaam van de inzittende
wordt opgevangen en de kans op
verwondingen wordt beperkt. Na het
opblazen loopt de airbag ook direct
weer leeg.De frontairbags voor bestuurder en
passagier (voor bepaalde versies/
markten, waar voorzien) zijn geen
vervanging voor de veiligheidsgordels,
maar een aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij de
wet voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen
daarbuiten.
Bij een botsing kunnen degenen die
geen veiligheidsgordel dragen, in
contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Onder
deze omstandigheden wordt de
inzittende minder door de airbag
beschermd.
In de volgende omstandigheden kan
het voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, die niet het
front van het voertuig zijn (bijv. spatbord
tegen de vangrail, etc. );
de auto schuift onder andere auto’s
of veiligheidsbarrières (bijvoorbeeld
onder vrachtwagens of vangrails);
97
Page 100 of 220

Als de airbags onder de hierboven
beschreven omstandigheden niet
opgeblazen worden, dan bieden ze
geen aanvullende bescherming ten
opzichte van de veiligheidsgordels,
zodat hun activering geen zin heeft. In
deze gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van
het systeem.
78)
De frontairbags voor bestuurder en
passagier zijn ontworpen en afgesteld
om inzittenden voorin met omgelegde
veiligheidsgordels te beschermen.
Wanneer de airbags volledig
opgeblazen zijn, nemen ze bijna alle
ruimte in beslag tussen het stuurwiel en
de bestuurder en tussen het dashboard
en de passagier.
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de
bescherming van de omgelegde gordel
volstaat) worden de airbags niet
opgeblazen. De veiligheidsgordels
moeten dus altijd gedragen worden. Bij
een frontale aanrijding zorgen de
veiligheidsgordels ervoor dat de
inzittenden in de juiste stand worden
gehouden.FRONTAIRBAG
BESTUURDERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel
is geplaatst fig. 96.
FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in dashboard fig. 97 is
opgeborgen, deze airbag heeft een
groter volume dan de
bestuurdersairbag.
79)
FRONTAIRBAG
PASSAGIER EN
KINDERZITJES
Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot dodelijk letsel van het
kind.
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld
op het etiket fig. 98 op de zonneklep
aan passagierszijde in acht.
96F0T0052
97F0T0033
98F0T0950
98
VEILIGHEID