Hyundai Azera 2009 Handleiding (in Dutch)

Page 181 of 288

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
10
C090I04L-GXT
LET OP:
o Schakel alleen naar de stand "R", "D" en "P" als de auto volledig stilstaat.
o Met ingedrukt rempedaal de mo-
tor niet met een hoog toerental laten draaien als de achteruit- ofeen vooruitversnelling isingeschakeld.
o Houd het rempedaal altijd ingedrukt als van stand "P" of "N"naar "R" of "D" wordt geschakeld.
o Gebruik stand "P" (Park) niet in plaats van de parkeerrem. Bediende parkeerrem, zet de transmissiein de stand "P" (Park) en zet het contact af voordat de auto, ook
voor korte tijd, wordt verlaten.Laat de auto met draaiende motorniet onbeheerd achter.
o Bij het vanuit stilstand accelereren op een steile helling kan de auto de neiging hebben om achteruit te rollen. Door de selectiehendel instand 2 (tweede versnelling) tezetten terwijl de sportstand isingeschakeld, voorkomt u dat de auto achteruit gaat rollen.
!
o Controleer regelmatig het
vloeistofpeil in de automatische transmissie en vul zonodig vloeistof bij.
o Zie het onderhoudsschema voor de aanbevolen vloeistoffen.
N.B.:
o In de sportstand wordt bij
afnemende snelheid automatisch teruggeschakeld. Zodra de autostilstaat wordt de 1e versnelling automatisch ingeschakeld.
o Om het vereiste prestatieniveau van de auto en de veiligheid tewaarborgen, zorgt het systeem
ervoor dat bij het bedienen v a nde keuzehandel bepaalde schakelingen niet worden uitgevoerd.
o Om op een glad wegdek weg te rijden moet de keuzehandel in derichting + (OMHOOG) wordengedrukt. Hierdoor schakelt de transmissie over naar de 2e versnelling waardoor op een gladwegdek soepeler kan worden weggereden. Om terug te schakelen naar de 1e versnellingmoet de handel in de richting - (OMLAAG) worden gedrukt.

Page 182 of 288

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
11
!
o Neem gas terug voordat u een lagere
versnelling inschakelt. Anders is het mogelijk dat de lagere versnelling niet in aangrijping komt.
o Plaats de keuzehandel niet alleen in stand "P" om de auto in stilstand tehouden, maar trek altijd de handrem aan.
o Wees uiterst voorzichtig bij het rijden op een glad wegdek. Wees vooralvoorzichtig bij het remmen, het gasgeven en het schakelen. Op een glad wegdek en bij een abrupte wijziging van het motortoerentalkunnen de aangedreven wielen hun grip verliezen waardoor de wagen in een slip raakt.
o Voor optimale prestaties van de auto en een laag brandstofverbruik moethet gaspedaal rustig en gelijkmatigworden ingetrapt en losgelaten. WAARSCHUWING:
o Voorkom hoge bochtsnelheden.
o Maak geen snelle stuurwielbewegingen, zoals plotseling van rijbaan veranderen of snelle scherpe bochten.
o Draag altijd veiligheidsgordels. Bij een ongeval heeft een inzittendedie geen veiligheidsgordel gebruikt duidelijk meer kans op ernstig letseldan iemand die wel een veiligheidsgordel gebruikt.
o Als bij hogere snelheden de macht over het stuur verloren gaat, neemtde kans op omkantelen sterk toe.
o De macht over het stuur gaat vaak verloren als twee of meer wielennaast de weg komen en de bestuurder het stuur te ververdraait om weer op de weg terug te komen.
o Als de auto naast de weg raakt, moet niet scherp wordenteruggestuurd, maar moet de snelheid worden verminderdvoordat wordt geprobeerd om de auto weer op de weg terug te krijgen.
C090N05O-AXT Een goede rijstijl
o Plaats bij ingedrukt gaspedaal de
keuzehandel vanuit een rijstand nooit in stand "P" of "N".
o Plaats de keuzehandel nooit in stand
"P" wanneer de wagen rijdt.
o Zorg er voor dat de wagen stil staat voordat stand "R" of "D" wordtingeschakeld.
o Zet de keuzehandel nooit in stand "N" tijdens het bergafwaarts rijden.Dit is uiterst gevaarlijk. Laat dekeuzehandel altijd in een rijstand staan.
o Laat uw voet niet op het rempedaal rusten. Hierdoor kunnen de remmente warm worden waardoor zij niet meer optimaal functioneren. Neembij het bergafwaarts rijden tijdig gas terug en schakel een lagere versnelling in. Hierdoor remt dewagen op de motor af waardoor de rijsnelheid wordt verminderd.

Page 183 of 288

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
12
WAARSCHUWING:
Het ABS(ESP) voorkomt geen ongelukken als gevolg van onjuist en gevaarlijk rijgedrag. Zelfs al is de beheersing van de auto tijdensnoodremmingen verbeterd, toch moet altijd een veilige afstand worden aangehouden. Onder extremewegomstandigheden moet de snelheid altijd worden verminderd. Onder de volgende omstandighedenkan de remweg voor auto's met ABS(ESP) zelfs langer zijn dan voor
auto's zonder ABS(ESP).!
o Indien het antiblokkeersysteem (elektronische stabiliteitsregeling) in werking treedt, kan in het rempedaal een lichte reactie gevoeld worden, tijdens hetremmen. Ook is een klikkend geluid in het motorcompartiment onder hetrijden waarneembaar. Dit zijn normale verschijnselen ten teken dat uw antiblokkeersysteem(elektronische stabiliteitsregeling) goed functioneert.o Nooit de geldende snelheidslimietoverschrijden.
o Als uw auto vast komt te zitten in sneeuw, modder, zand enz., dan kan de auto mogelijk loskomen door de auto voor- en achteruit tebewegen (schommelen). Probeer dit niet als mensen of objecten zich in de buurt van de autobevinden. Tijdens het "schommelen" kan de auto opeens voor- of achteruit bewegen als deauto loskomt en daarbij de personen of objecten in de nabijheid verwonden/beschadigen.
ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS)
C120A01FC-GXT Het antiblokkersysteem (ABS) is ontworpen om, tijdens plotseling remmen of bij gevaarlijke wegomstandigheden, het blokkerenvan een wiel te voorkomen. Een regeleenheid registreert de snelheid van het wiel en controleert dedruk naar iedere rem. Op deze wijze zal, in een noodsituatie of bij een glad wegdek het anti-blokkeersysteem decontrole over het voertuig tijdens het remmen verbeteren. N.B.:
o Er kan een klik-geluid in de
motorruimte worden gehoord als de auto begint te bewegen, nadat de motor is gestart. Dit is normaalen geeft aan dat het anti- blokkeersysteem (elektronische stabiliteitsregeling) op de juistewijze werkt.

Page 184 of 288

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
13ELEKTRONISCHE STABILITEITSREGELING(ESP)
o Op wegen met een ruwe wegdek of
als ze zijn bedekt met grind of sneeuw.
o Bij het rijden met
sneeuwkettingen.
o Op wegen waar kuilen in het wegdek aanwezig zijn of waar dehoogte van het wegdek ongelijkis.
Op deze wegen moet metverminderde snelheid worden gereden. De veiligheidsvoorzieningen van eenauto met ABS(ESP) mogen niet worden uitgeprobeerd bij hoge snelheid of in bochten. Hierdoor kande veiligheid van uzelf of van anderen in gevaar komen.
C310A01JM-AXT De elektronische stabiliteitsregeling (ESP: Electronic Stability Program) dient voor het stabiel houden van de auto in bochten. Het ESP controleertwaar u heen stuurt en waar de auto in werkelijkheid heengaat. ESP bedient de remmen van deafzonderlijke wielen en regelt het motormanagementsysteem, zodat de auto stabiel blijft. B310A01TG-1De elektronische stabiliteitsregeling(ESP) is een elektronisch systeem datde bestuurder helpt bij het onder controle houden van de auto onder kritische omstandigheden.Het is geen vervanging voor een veilige rijstijl. Factoren zoals snelheid, de conditie van de weg en de manierwaarop de bestuurder de auto bestuurt, zijn van invloed op de mate waarin het ESP kan voorkomen dat de controlewordt verloren. Het blijft uw verantwoordelijkheid om met redelijke snelheden te rijden en bochten te nemenen een ruime veiligheidsmarge in acht te nemen.
LET OP:
Als wordt gereden met een afwijkendevelg- of bandenmaat is het mogelijk dat het ESP niet juist werkt. Alsbanden worden vervangen, zorg er dan voor dat deze dezelfde maat hebben als de oude banden.
!

Page 185 of 288

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
14
C310D01JM-AXT Controle- en waarschuwingslampen De lampen moeten gaan branden als de contactsleutel op "ON" of "START"is gezet. Vervolgens moeten de lampen na drie seconden doven. Laat de auto controleren door eenHyundai dealer als de lampen niet gaan branden of de ESP- of ESP- OFF-lamp niet na 3 seconden uitgaat. Als een storing optreedt tijdens de rit, dan wordt dit aangegeven door eenbrandende ESP-OFF-lamp. Als de ESP-OFF-lamp brandt, parkeer uw auto dan op een veilige plek en zetde motor uit. Start vervolgens de motor opnieuw en controleer of de ESP-OFF-lamp dooft. Als de lamp blijft branden nadat de motor is gestart, laat dan uw auto dooreen Hyundai dealer controleren.
PARKEERHULP
C400A03P-GXT (Indien gemonteerd) De parkeerhulp waarschuwt de bestuurder tijdens het achteruitrijdenmet een signaal zodra de afstand tussen de auto en een voorwerp achter de auto minder dan 120 cm wordt. Het systeemdient slechts als hulpmiddel vermindert niet de noodzaak om voorzichtig te rijden. Het bereik van deparkeersensoren is beperkt en niet alle voorwerpen worden even goed opgemerkt. Blijf daarom altijd alerttijdens het achteruitrijden. Sensor
HTG2187
!WAARSCHUWING:
De elektronische stabiliteitsregeling is alleen een hulpmiddel; alle normale voorzorgsmaatregelen bijhet rijden in slecht weer of op een wegdek met weinig grip moeten in acht worden genomen.
C310B01JM-AXT ESP AAN/UIT Als het ESP actief is, dan knippert de ESP-lamp in het instrumentenpaneel. Als de regeling wordt uitgeschakeldm.b.v. de ESP-schakelaar, dan gaat de ESP-OFF-lamp continu branden. Als het ESP is uitgeschakeld, dan kande stabiliteitsregeling niet geactiveerd worden. Pas daarom uw rijstijl aan. Druk voor het inschakelen van deregeling opnieuw de schakelaar in. De ESP-OFF-lamp moet nu doven. N.B.: Het ESP wordt automatisch weer ingeschakeld nadat de motor is uitgezet en opnieuw is gestart.

Page 186 of 288

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
15
!WAARSCHUWING:
De parkeerhulp biedt slechts aanvullende informatie. De bestuurder dient altijd zelf achteruitte kijken. De werking van het systeem kan worden beïnvloed door diverse factoren en kan niet blindelingsworden vertrouwd. Werking van de parkeerhulp Inschakelen
o Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als de achter- uitversnelling is ingeschakeld en het contact in stand ON staat.Bij een snelheid van meer dan 5 km/ h wordt het systeem mogelijk niet juist geactiveerd.
o Het bereik van de parkeersensoren bedraagt ongeveer 120 cm.
o Als er zich twee voorwerpen achter
de auto bevinden, zal het dichtstbijzijnde als eerste worden geregistreerd. Waarschuwingssignalen
o Als de afstand tussen 120 cm en 81
cm bedraagt, klinkt er met regelmatige tussenpozen een signaal
o Als de afstand tussen 80 cm en 41cm bedraagt, klinkt er met regelmatige tussenpozen een dubbel signaal : Zoemer klinkt vaker
o Als de afstand minder dan 40 cm
bedraagt, klinkt het signaal continu.
Gevallen waarin de parkeerhulp niet werkt De parkeerhulp werkt mogelijk niet goed in de volgende gevallen: 1. Als er ijsvorming op de sensor is (de sensor werkt weer normaal als het ijs gesmolten is).
2. Als de sensor bedekt is met sneeuw
of een andere substantie (de sensor werkt weer normaal zodra deze vrij is gemaakt).
3. Bij het rijden op oneffen wegen en op
hellingen.
4. Als bepaalde hoogfrequente geluiden,
zoals claxons, racemotoren, luchtremmen van vrachtwagen en dergelijke de werking van de sensoren beïnvloeden. 5. Bij zware regenval of opspattend
water.
6. Door zenders of mobiele telefoons in de buurt van de sensors.
7. Als de sensor bedekt is met sneeuw. 8. Rijden met een aanhanger. Het sensorbereik kan in de volgende gevallen afnemen: 1. Als de sensor vuil is (de sensor werkt weer normaal zodra deze schoon is).
2. Bij extreem hoge of lage buitentemperaturen.
De volgende voorwerpen wordenmogelijk niet opgemerkt door de sensoren:
1. Smalle voorwerpen als touwen, kettingen enz.
2. Voorwerpen die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen, zoals kleding, sponsachtige materialen en sneeuw.
3. Bij voorwerpen lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.

Page 187 of 288

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
16
!LET OP:
1. Het waarschuwingssignaal klinkt mogelijk niet regelmatig als het voorwerp achter de auto beweegtof een grillige vorm heeft.
2. De correcte werking van de
parkeerhulp kan verstoord rakenals de bumperhoogte of de inbouwpositie van de sensoren is gewijzigd. Achteraf gemonteerdeaccessoires kunnen het bereik van de sensoren beïnvloeden.
3. Voorwerpen die kleiner zijn dan 40 cm worden mogelijk niet of nietgoed geregistreerd. Wees alert.
4. Als de sensor bedekt is met sneeuw, ijs of vuil, werkt dezemogelijk niet goed totdat deze weer schoon en droog is gemaakt meteen zachte doek.
5. Druk, kras of stoot niet met harde
voorwerpen tegen de sensor.Anders kan het oppervlak van de sensor beschadigd raken. Hierdoor werkt de sensor mogelijkniet goed meer.! LET OP:
Het systeem werkt alleen in het gebied waar de parkeersensoren zijn geplaatst. Kleine of smallevoorwerpen die zich tussen twee sensoren in bevinden, worden mogelijk niet geregistreerd. Kijkdaarom altijd zelf mee tijdens het achteruitrijden. Informeer bestuurders die onbekendzijn met de auto over de mogelijkheden en beperkingen van het systeem.Schade aan de auto en persoonlijk letsel, ontstaan vanwege het onjuist functioneren van de parkeerhulp,vallen niet onder de garantie. Rijd daarom altijd veilig en voorzichtig. WAARSCHUWING
Wees extra voorzichtig als u dichtlangs voorwerpen of personen, in het bijzonder kinderen, rijdt. Houder rekening mee dat sommige voorwerpen mogelijk niet door de sensoren worden geregistreerd.Controleer altijd met eigen ogen of de weg vrij is. N.B.: Als u geen waarschuwingsgeluid hoort of als de zoemer met tussenpozen klinkt, als u de stand R inschakelt, kan dit duiden op eenstoring in de parkeerhulp. Laat in dat geval uw auto zo snel mogelijk controleren door een officiëleHyundai dealer.!

Page 188 of 288

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
17
Vermijd dit door uw voet op het rempedaal te houden wanneer dewagen tot stilstand is gekomen.
o Wees voorzichtig bij het parkeren op
een helling. Trek de handrem aan enplaats de keuzehandel in stand "P" (automatische transmissie) of in de eerste of achteruit versnelling (hand-geschakelde versnellingsbak). Als u de wagen op een helling parkeert, draai dan de voorwielen ineen zodanige stand dat de wagen niet kan wegrollen. Leg zonodig blokken voor of achter de wielen.
o Een aangetrokken handrem kan vastvriezen. Deze kans is aanwezigwanneer zich sneeuw of ijs om of bijde achterremmen heeft opgehoopt of als de remmen nat zijn. Als u denkt dat deze kans aanwezig is,zet de wagen dan tijdelijk op de handrem en zet de versnellingshandel in neutraal resp.bij automatische transmissie in stand "P". Blokkeer de achterwielen zodat de wagen niet kan wegrollen. Zetdaarna de handrem vrij.
worden uitgeoefend of trekt de wagenbij het remmen naar één kant. Druk,om de remmen te drogen, licht op het rempedaal totdat de wagen weer normaal remt. Heeft dit geen resultaat,zet de wagen dan zo snel mogelijk stil en bel uw Hyundai dealer voor assistentie.
o Plaats de versnellingshandel niet in neutraal als u bergafwaarts rijdt. Ditkan gevaarlijk zijn. Houd altijd eenversnelling ingeschakeld, rem de wagen af en schakel vervolgens naar een lagere versnelling zodatop de motor kan worden afgeremd.
o Laat uw voet niet op het rempedaal
rusten. Dit kan gevaarlijk zijn doordatde remmen hierdoor te heet kunnen worden en niet meer optimaal functioneren.
o Als u een lekke band krijgt, druk dan licht op het rempedaal. Zodra uvoldoende snelheid heeftverminderd en het zonder gevaar mogelijk is, rijd de wagen dan van de weg af en breng hem tot stilstand.Als uw wagen is uitgerust met een automatische transmissie laat hem dan niet "kruipen".OPMERKINGEN MET BET- REKKING TOT DE REMMEN
ZC140A1-AX
WAARSCHUWING:
Plaats geen voorwerpen op de hoedenplank achter de achterbank. Bij een aanrijding of plotseling afremmen kunnen dergelijkevoorwerpen naar voren schuiven waardoor de wagen wordt beschadigd of inzittendenverwondingen kunnen oplopen.
!
o Controleer voor het wegrijden of de handrem is vrij gezet en de controlelamp voor de handrem niet brandt.
o Bij het rijden in de regen of door water en nadat de wagen isgewassen, kunnen de remmen nat worden. Natte remmen zijngevaarlijk! Natte remmen hebben een langere remweg tot gevolg en de wagen kan naar één kant trekken.Rij voorzichtig als u vermoedt dat de remmen nat zijn. Wanneer de wagen niet normaal remt, zijn de remmenwaarschijnlijk nat en zal er meer druk op het rempedaal moeten

Page 189 of 288

2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
18
o Laat uw voet niet op het rem-ofkoppelingpedaal rusten. Hierdoor kan het brandstofverbruik toenemen en neemt de slijtage aan deze componenten ook toe. Bovendienkan het remvoeringmateriaal te heet worden waardoor de remmen niet meer optimaal functioneren.
o Houd de bandenspanning op de voorgeschreven waarde. Een tehoge of een te lage bandenspanningheeft onnodige bandenslijtage tot gevolg. Controleer de bandenspanningtenminste éénmaal per maand.
o De wielen moeten goed zijn
uitgelijnd. Het raken vanstoepranden of het te snel rijden over een ongelijkmatig wegdek kan tot gevolg hebben dat de wielen nietmeer correct zijn uitgelijnd. Dit kan o.a. een snellere bandenslijtage tot gevolg hebben evenals een hogerbrandstofverbruik. o Houd uw wagen in een goede conditie.
Onderhoud uw wagen voor eengunstig brandstofverbruik en lagere onderhoudskosten; zie het onderhoudsoverzicht in hoofdstuk5. Als uw wagen in zware omstandigheden wordt gebruikt, dan is frequenter onderhoud vereist (ziehoofdstuk 5 voor bijzonderheden).
o Houd uw wagen schoon. Voor een
maximale levensduur moet uwHyundai schoon worden gehouden en vrij van corrosieve elementen. Laat geen modder, vuil, ijs etc.aankoeken op de onderzijde van de wagen. Dit extra gewicht kan een verhoogd brandstofverbruik entevens corrosie tot gevolg hebben.
o Vervoer geen onnodige bagage.
Extra gewicht heeft een hogerbrandstofverbruik tot gevolg.
o Laat de motor niet langer stationair
draaien dan nodig is. Zet de motorbij langere wachtperiodes af.ECONOMISCH RIJDEN
ZC150A1-AX Als u onderstaande richtlijnen opvolgt maakt u het meest economische gebruik van uw wagen mogelijk:
o Rijd gelijkmatig. Vermijd snel accelereren. Geef gelijkmatig gas tot de gewenste snelheid is bereikten houd deze snelheid zoveel mogelijk constant. Vermijd snel accelereren tussen verkeerslichten.Pas uw snelheid aan de rest van het verkeer aan zodat u niet onnodig hoeft te schakelen. Vermijd zoveelmogelijk druk verkeer. Houd een veilige afstand tot andere voertuigen zodat u niet onnodig hoeft teremmen. Hierdoor vermindert u tevens slijtage aan het remsysteem.
o Vermijd hoge snelheden. Hoe sneller u rijdt, hoe meer brandstof wordtverbruikt. Het rijden met gelijkmatige snelheden, vooral opautosnelwegen, is één van de meest effectieve manieren om het brandstofverbruik te verlagen.

Page 190 of 288

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
19RIJDEN ONDER WINTERSE OMSTANDIGHEDEN
ZC170A1-AX Strenge, winterse omstandigheden hebben een grotere slijtage en andere problemen tot gevolg. Volg de onderstaande richtlijnen op om de win-ter probleemloos door te komen.BOCHTEN
ZC160A1-AX Vermijd remmen of schakelen in bochten, vooral op natte wegen. Dit voorkomt overmatige bandenslijtage.
o Het is niet nodig de motor langdurig
warm te laten draaien. Zodra de motor gelijkmatig draait kunt u wegrijden. Bij zeer koud weer is het aan te bevelen de motor een ietslangere periode te laten warm draaien.
o Rijd niet met een te laag of een te hoog motortoerental. Rijdt u telangzaam in een hoge versnelling, dan heeft dit tot gevolg dat de motorte zwaar wordt belast. Schakel tijdig een lagere versnelling in. Vermijd een te hoog toerental door deaanbevolen schakelsnelheden aan te houden.
o Gebruik de airconditioning niet onnodig. De airconditioning wordtbediend door de motor waardoor bij gebruik van de airconditioning hetbrandstofverbruik toeneemt.

Page:   < prev 1-10 ... 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 ... 290 next >