Hyundai Genesis Coupe 2011 Handleiding (in Dutch)

Page 271 of 377

Wat te doen in een noodgeval
6
6
F040101ABK
Startprocedure met behulp van een
hulpaccu
1. Controleer of de hulpaccu die u wilt
gebruiken een 12 V accu is en
controleer als deze zich in een andere
auto bevindt of hij met de minpool aanmassa.
2. Als de hulpaccu zich in een andere auto bevindt, mogen beide auto's
elkaar niet raken.
3. Schakel alle elektrische verbruikers uit..
4. Sluit de startkabels aan in de volgorde die in de afbeelding is aangegeven.
Sluit eerst één klem van de startkabel
aan op de pluspool van de lege accu
(1) en de andere klem van dezelfde
kabel op de pluspool van de hulpaccu(2).
Sluit vervolgens één klem van de
andere kabel aan op de minpool vande hulpaccu (3) en de andere klem op
een metalen onderdeel (bijvoorbeeld
het motorhijsoog) uit de buurt van de
accu (4). Sluit de startkabel niet aan op
of in de buurt van draaiendeonderdelen. Zorg ervoor dat de startkabels
uitsluitend contact maken met de juiste
accupolen of de juiste massaverbinding.
Leun bij het aansluiten niet over deaccu.
5. Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze met 2.000
omw/min draaien. Start vervolgens de
motor van de auto met de lege accu.
Laat uw auto controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer als de oorzaakvan de lege accu niet duidelijk is.
F040200ABK Aanduwen of aanslepen
Een auto uitgerust met een
handgeschakelde transmissie mag niet
worden aangeduwd of aangesleeptomdat hierdoor het emissieregelsysteem
beschadigd kan raken.
Auto's die uitgerust zijn met een
automatische transmissie kunnen niet
worden aangeduwd of aangesleept.
Volg de aanwijzingen in dit gedeelte voor
het starten met een hulpaccu.
WAARSCHUWING
Probeer nooit een auto door middel
van slepen te starten. Wanneer de
auto plotseling naar voren schiet
als de motor aanslaat, kan een
aanrijding veroorzaakt worden.
OPMERKING - Accukabels
Sluit de startkabel verbonden met
de minpool (-) van de hulpaccu niet aan op de minpool (-) van de legeaccu. Hierdoor kan de ontladenaccu oververhit raken en scheuren,
waardoor er accuzuur lekt.

Page 272 of 377

67
Wat te doen in een noodgeval
ALS DE MOTOR OVERVERHIT RAAKT
F050000ABK
Als uw temperatuurmeter een te hoge
temperatuur aangeeft, als u een
vermogensverlies bespeurt of wanneer uluid kloppende of pingelende geluiden
hoort, is de motor waarschijnlijk oververhit
geraakt. Als dat gebeurt moet u:
1. De auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand brengen.
2. De selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of de
vrijstand (handgeschakelde transmissie)
zetten en de parkeerrem activeren. De
airconditioning uitschakelen als deze
ingeschakeld is.
3. Zet de motor uit als er koelvloeistof onder de auto uitloopt of stoom onder
de motorkap vandaan komt. Open de
motorkap niet zolang er nog
koelvloeistof onder de auto uitloopt of
stoom onder de motorkap vandaan
komt. Laat de motor draaien als er
geen koelvloeistof of stoom te zien is
en controleer of de koelventilator
draait. Zet de motor uit als de
koelventilator niet draait. 4. Controleer of de aandrijfriem voor de
waterpomp aanwezig is. Controleer als
dat het geval is of de aandrijfriem
voldoende gespannen is. Controleer
als de aandrijfriem in orde lijkt of er
koelvloeistof lekt uit de radiateur, de
slangen of onder de auto. (Als de
airconditioning ingeschakeld was, is
het normaal dat er water onder deauto uitloopt als u de auto tot stilstandbrengt.)
5. Zet de motor onmiddellijk uit als de ventilatorriem gebroken is of er
koelvloeistof lekt en roep de hulp van
een officiële HYUNDAI-dealer in. 6. Wacht tot de motortemperatuur weer
normaal is als u de oorzaak van de
oververhitting niet kunt vinden. Vul het
koelvloeistofreservoir voorzichtig bij tot
het merkteken halverwege als het
koelvloeistofniveau te laag is.
7. Rijd voorzichtig verder en wees alert op verdere tekenen van oververhitting.Neem contact op met een officiële
HYUNDAI-dealer als de motor weer
oververhit raakt.
WAARSCHUWING
Voorkom letsel en zorg ervoor dat
uw haar, handen en kleding niet in
aanraking komen met bewegende
onderdelen van de motor zoals de
koelventilator en de aandrijfriemenals de motor draait.
WAARSCHUWING
Verwijder de radiateurdop nooit als
de motor heet is. Hierdoor kan er
koelvloeistof naar buiten spuiten
en kunt u ernstige brandwondenoplopen.
OPMERKING
Als er veel koelvloeistof verdwenen is, duidt dit op een lekkage in het
koelsysteem en moet het koelsysteem zo snel mogelijk gecontroleerd worden door een
officiële HYUNDAI-dealer.

Page 273 of 377

Wat te doen in een noodgeval
8
6
LEKKE BAND (MET RESERVEWIEL, INDIEN VAN TOEPASSING)
F070100ABH
Krik en gereedschap
De krik, de krikslinger en de wielmoersleutel zijn opgeborgen in
de bagageruimte. Til de afdekplaatomhoog om het gereedschap te
kunnen bereiken.
(1) Krikslinger
(2) Krik(3) Wielmoersleutel F070101AUN
Aanwijzingen voor krikken
De krik is uitsluitend bedoeld voor
het verwisselen van een wiel.
Berg de krik zorgvuldig op om te
voorkomen dat hij tijdens het rijden
gaan rammelen. Neem de onderstaande aanwijzingen
in acht om letsel te voorkomen.
WAARSCHUWING
-
Verwisselen van wielen
Verwissel een wiel nooit op de rijbaan.
Zet de auto altijd in de berm. Plaats de krik op een stevige,
vlakke ondergrond. Bel de
wegenwacht voor hulpwanneer u de auto niet op een
veilige plek kunt plaatsen.
Plaats de krik uitsluitend op de daartoe bestemde plaats;
nooit onder de bumper of iets
dergelijks.
(Vervolg)
OBK069001A

Page 274 of 377

69
Wat te doen in een noodgeval
F070200ABH
Verwijderen en opbergen van het
reservewiel
Draai de bevestigingsbout van het
wiel linksom. Plaats het wiel in
omgekeerde volgorde van
verwijderen.
Plaats het reservewiel en het
gereedschap op de juiste wijze terug
om te voorkomen dat ze tijdens het
rijden gaan rammelen.F070300ABK Wielen verwisselen
1. Plaats de auto op een stevige en
vlakke ondergrond en trek de
parkeerrem stevig aan.
2. Zet de versnellingspook in de achteruitversnelling (handges
-
chakelde transmissie) of zet de selectiehendel in stand P
(automatische transmissie).
3. Schakel de alarmknipperlichten in.
(Vervolg)
Anders zou de krik gemakkelijk om kunnen vallen
en ernstig letsel veroorzaken.
Begeef u nooit onder een auto
die alleen met een krik wordt
ondersteund. Plaats altijd
eerst extra steunen.
Start de motor niet en laat hem niet draaien zolang de
auto is opgekrikt.
Zorg dat er niemand meer in de auto aanwezig als deze
wordt opgekrikt.
Zorg ervoor dat kinderen op een veilige afstand van de
auto en van de weg worden
gehouden voordat de auto
wordt opgekrikt.
OBK069002OBK069004N

Page 275 of 377

Wat te doen in een noodgeval
10
6
4. Neem de wielmoersleutel, de krik,
de krikslinger en het reservewiel
uit de auto.
5. Plaats wielblokken voor en achter het wiel dat zich diagonaal
tegenover het te verwisselen wiel
bevindt. 6. Draai de wielmoeren linksom één
slag los. Verwijder deze nog niet
voordat het wiel los van de grond
is.
WAARSCHUWING -
Wielen verwisselen
Trek de parkeerrem altijd
volledig aan en blokkeer het
wiel dat zich diagonaal
tegenover het te verwisselen
wiel bevindt om te voorkomendat de auto tijdens het
verwisselen van een wiel
beweegt.
Geadviseerd wordt om blokken voor en achter dewielen te plaatsen en iedereende auto te laten verlaten
voordat deze wordt opgekrikt.
OBK069014OBK069003

Page 276 of 377

611
Wat te doen in een noodgeval
7. Plaats de krik onder het steunpuntdat zich het dichtst bij het te
verwisselen wiel bevindt. Plaats de
krik op de aangegeven plaats
onder de dorpel. De krikpunten
zijn extra verstevigd en zijn
herkenbaar aan de uitsparingen in
de dorpelrand. 8. Steek de krikslinger in de krik en
draai de slinger rechtsom totdat het
wiel net van de grond loskomt.
Deze afstand bedraagt ongeveer
30 mm (1,2 in). Controleer alvorens
de wielmoeren te verwijderen of deauto stabiel staat en er geen kans
bestaat dat de auto van de krik
glijdt of beweegt. 9. Draai de wielmoeren verder los en
verwijder ze. Schuif het wiel vande wielbouten af en leg het wiel
plat neer, zodat het niet kan
wegrollen. Pak het reservewiel op,
breng de gaten voor de wielboutenin lijn met de wielbouten en schuif
het wiel op de wielbouten. Houdhet wiel iets scheef en begin met
het bovenste gat in lijn te brengen
met de bovenste wielbout als het
niet lukt het wiel in één keertegelijk op alle wielbouten te
schuiven. Beweeg vervolgens het
wiel iets heen en weer zodat het
op de overige wielbouten
geschoven kan worden.
WAARSCHUWING -
Krikpunten
Gebruik altijd de bij de auto
aanwezige krik en de juiste
kriksteunpunten. Gebruik nooit
andere delen van de carrosserie
om de auto op te krikken. Dit omde kans op letsel te beperken.
OBK069022OBK069015

Page 277 of 377

Wat te doen in een noodgeval
12
6
10. Druk het wiel tegen de wielnaaf
aan, plaats de wielmoeren op de
wielbouten en draai ze handvast.Plaats de wielmoeren met deconische kant naar de wielnaaf
gericht. Beweeg het wiel heen en
weer om te controleren of het
wiel goed aanligt en draai de
wielmoeren zo ver mogelijk metde hand aan.
11. Steek de krikslinger in de krik en draai de slinger linksom om de
auto te laten zakken. Plaats de wielmoersleutel vervolgens
zoals in de afbeelding is aangegeven
en draai de wielmoeren vast. Zorg
ervoor dat de moer helemaal in de
dop valt. Ga niet op de hendel staan
en gebruik ook geen pijp om de
hendel te verlengen. Draai de
moeren om en om vast tot alle
moeren vastgedraaid zijn. Controleer
vervolgens elke moer nogmaals op
vastzitten. Laat na het vervangen van
een wiel zo snel mogelijk een officiële
HYUNDAI-dealer de wielmoeren met
het juiste aanhaalmoment vastzetten.
WAARSCHUWING
De velgen en wieldoppen
kunnen scherpe randen hebben.
Ga er, om te voorkomen dat u
zich bezeert, voorzichtig mee
om. Controleer voor het
plaatsen van het wiel of er niets
(modder, teer, grind, enz.) op dewielnaaf of de velg aanwezig is
dat zou kunnen voorkomen dat
het wiel goed tegen de wielnaafaanligt.
Verwijder eventuele
verontreinigingen. Als het wiel
niet goed tegen de wielnaaf
aanligt, zouden de wielmoeren
los kunnen lopen, waardoor u
het wiel zou kunnen verliezen.
Als u een wiel verliest, kunt u de
controle over de auto
kwijtraken. Hierdoor kan ernstigletsel ontstaan.
OBK069016

Page 278 of 377

613
Wat te doen in een noodgeval
Aanhaalmoment wielmoeren:
Stalen velg en lichtmetalen velg:
9 - 11 kgm (65 - 79 lb.ft)
Verwijder het ventieldopje en controleer de bandenspanning als u
de beschikking heeft over een
bandenspanningsmeter. Rijdlangzaam naar het dichtstbijzijndetankstation en breng de band op dejuiste spanning als de
bandenspanning te laag is. Laat watlucht uit de band lopen als de
bandenspanning te hoog is. Plaats
na het controleren van debandenspanning of het op spanning
brengen altijd het ventieldopje. Als
het ventieldopje niet teruggeplaatst
wordt, kan er lekkage ontstaan. Koop
zo snel mogelijk een nieuw
ventieldopje en plaats dit als u een
dopje verloren bent.
Berg het wiel met de lekke band op de juiste plaats op en berg ook de
krik en het gereedschap op hun
oorspronkelijke plaats op.Plaats de krik, de krikslinger, de wielmoersleutel en het
gereedschapsetui zorgvuldig om te
voorkomen dat ze tijdens het rijden
gaan rammelen.OPMERKING
De tapeinden en de wielmoeren
van uw auto zijn voorzien vanmetrische draad. Zorg er bij het verwisselen van een wiel voordat dezelfde moeren gebruiktworden voor het plaatsen - of wanneer de wielen vervangenworden, moeren met dezelfdemetrische draad gebruikt worden.Bij het plaatsen van een niet metrische moer op een tapeindmet metrische schroefdraad ofomgekeerd, zal het wiel niet op de juiste manier aan de naaf wordenbevestigd en zal het tapeindbeschadigd raken, waardoor deze vervangen moet worden.
Houd er rekening mee dat demeeste wielmoeren geenmetrisch schroefdraad hebben.Controleer goed het type schroefdraad voordat u nietoriginele wielmoeren of wielengaat plaatsen. Neem bij twijfel contact op met een officiëleHYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING -
Tapeinden
Wanneer de tapeinden
beschadigd zijn, kunnen ze hetwiel niet meer goed op zijn
plaats houden. Hierdoor kan het
wiel losraken en een ongeval
veroorzaken, waardoor letselkan ontstaan.
WAARSCHUWING - Onjuiste bandenspanning
reservewiel
Controleer na het plaatsen van
het reservewiel zo spoedig
mogelijk de bandenspanning.Breng de band indien nodig op
de voorgeschreven spanning.
Zie “Velgen en banden” inhoofdstuk 8.

Page 279 of 377

Wat te doen in een noodgeval
14
6
F070301ABK
Belangrijk - gebruik van het
compacte reservewiel
(indien van toepassing)
Uw auto is uitgerust met een
compact reservewiel. Dit compacte
reservewiel neemt minder ruimte in
beslag dan een reservewiel van
normale afmetingen. Deze band is
smaller dan een conventionele band
en is uitsluitend bedoeld voor tijdelijk
gebruik.
De juiste bandenspanning van het
compacte reservewiel is 420 kPa(60 psi).
✽✽AANWIJZING
Controleer de bandenspanning
nadat het reservewiel gemonteerd is.
Breng de band indien nodig op de
voorgeschreven spanning.
Neem bij het gebruik van het
compacte reservewiel de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
Rijd niet harder dan 80 km/h (50 mph); bij een hogere snelheid kan
de band beschadigd raken.
Rijd langzaam genoeg om objecten op de weg te kunnen
ontwijken. Objecten als putdeksels
of afgevallen lading en andere
voorwerpen, kunnen het compacte
reservewiel ernstig beschadigen.
Door het reservewiel te lang te gebruiken, kan de band
beschadigd raken en kunt u de
macht over het stuur verliezen enmogelijk letsel oplopen.
Overschrijd het laadvermogen van de auto niet en overschrijd ook het
draagvermogen van de
reserveband dat op de zijkant van
de band is aangegeven niet.
Rijd niet over objecten heen. De diameter van het compacte
reservewiel is kleiner dan die van
een conventioneel wiel, waardoor
de grondspeling ongeveer 25 mm
(1 inch) kleiner wordt en er snellerschade aan de auto kan ontstaan.
OPMERKING
Als het compacte reservewiel
onder de auto gemonteerd is,moet u extra voorzichtig rijden.Het compacte reservewielmoet zo snel mogelijk weer worden vervangen door eennormale band en velg.
Afgeraden wordt de auto te gebruiken als er meer dan ééncompact reservewiel gemonteerd is.
WAARSCHUWING
Het reservewiel is alleen
bestemd voor noodgevallen.
Rijd, wanneer het reservewiel is
gemonteerd, niet harder dan 80
km/h. De originele band dient zo
spoedig mogelijk gerepareerd
of vervangen te worden om
gebreken aan het reservewiel
en ongelukken te voorkomen.

Page 280 of 377

615
Wat te doen in een noodgeval
Maak geen gebruik van eenwasstraat als het reservewiel
gemonteerd is.
Monteer geen sneeuwketting op het reservewiel. Vanwege dekleinere afmetingen zal een
sneeuwketting niet goed passen.Hierdoor kan schade aan de auto
ontstaan en kan de sneeuwketting
losraken.
Deze band mag niet op de vooras gemonteerd worden als er oversneeuw of ijs gereden moet
worden.
Gebruik dit reservewiel niet onder een andere auto omdat het speciaal
ontworpen is voor uw auto.
De levensduur van de reserveband is korter dan die van een
conventionele band. Controleer uw
reserveband regelmatig en vervang
een versleten reserveband door
een band met dezelfde maat,
gemonteerd op dezelfde velg. Het tijdelijk reservewiel moet niet
gebruikt worden onder andere auto’sen er mogen geen standaardbanden,
sneeuwkettingen, wieldoppen of
velgringen op de velg van het
tijdelijke reservewiel worden
gemonteerd. Als dat wel gedaan
wordt, kan er schade aan deze
componenten of andere delen vande auto ontstaan.
Gebruik niet meer dan één tijdelijk reservewiel tegelijk onder uw auto.
Trek geen aanhanger met uw auto als het tijdelijke reservewiel isgemonteerd.

Page:   < prev 1-10 ... 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 ... 380 next >