Hyundai Genesis Coupe 2011 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2011, Model line: Genesis Coupe, Model: Hyundai Genesis Coupe 2011Pages: 377, PDF Size: 35.65 MB
Page 301 of 377

Onderhoud
16
7
G050600AUN
Ontluchtingsslang en tankdop De ontluchtingsslang en de tankdop
moeten worden gecontroleerd volgens de
intervallen van het onderhoudsschema.
Zorg ervoor dat de ontluchtingsslang of
tankdop op de juiste manier vervangen
wordt. G050700AUN
Vacuüm- en
carterventilatieslangen
(indien van toepassing)
Controleer het oppervlak van de slangen
op sporen van oververhitting of
mechanische schade. Hard en broos
rubber, barstjes, scheurtjes, sneetjes,
schaafplekken en overmatig zwellen zijn
tekenen van veroudering. Besteed extra
aandacht aan de controle van de delen
van de slang die zich het dichtst bij
warme onderdelen bevinden, zoals het
uitlaatspruitstuk.
Controleer de ligging van de slangen om
er zeker van te zijn dat de slangen niet in
contact komen met warmtebronnen,
scherpe randen of bewegende delen,
waardoor schade door oververhitting ofmechanische slijtage kan ontstaan.Controleer of alle slangaansluitingen,
zoals klemmen en koppelingen, goed
vastzitten en niet lekken. Vervang
slangen onmiddellijk als er sporen van
veroudering of beschadigingen
gevonden worden.G050800AEN
Luchtfilter
Geadviseerd wordt bij het vervangen van
filter een origineel HYUNDAI-luchtfilter te
gebruiken.
G050900AUN Bougies
Gebruik altijd nieuwe bougies met de
juiste warmtegraad. G051000AEN Klepspeling Controleer op vreemde bijgeluiden en/of
motortrillingen en stel indien nodig af.Laat dit doen door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Page 302 of 377

717
Onderhoud
G051100AUN
Koelsysteem
Controleer de onderdelen van het
koelsysteem, zoals radiateur,
koelvloeistofreservoir, slangen enaansluitingen op lekkage en
beschadigingen. Vervang beschadigdeonderdelen.
G051200AUN
Koelvloeistof
De koelvloeistof moet worden ververst
volgens de intervallen van hetonderhoudsschema. G051300ABK
Versnellingsbakolie
(indien van toepassing)
Controleer de versnellingsbakolie
volgens het onderhoudsschema.G051400ABK
Automatische-
transmissievloeistof
(indien van toepassing) Controleer de automatische-
transmissievloeistof volgens hetonderhoudsschema.
G051500AUN
Remleidingen en -slangen
Controleer visueel op juiste bevestiging,
schaafplekken, scheurtjes, veroudering
en lekkage. Vervang verouderde ofbeschadigde onderdelen direct.
G051600AUN Remvloeistof
Controleer het vloeistofniveau in het
remvloeistofreservoir. Het vloeistofniveau
dient zich tussen de merktekens MIN en
MAX aan de zijkant van het reservoir te
bevinden. Gebruik uitsluitend de
voorgeschreven hydraulische remvloeistof
(DOT3 of DOT4).G051700AUN
Parkeerrem
Controleer het parkeerremsysteem
inclusief het parkeerrempedaal en de
kabels.
G051900AUN
Schijfremmen, remblokken,
remklauwen en remschijven
Controleer de remblokken op overmatige
slijtage, de schijfremmen op slingering
en slijtage en de remklauwen op
vloeistoflekkage.
G052100AUN
Bevestigingsbouten wielophanging
Controleer of de bouten van de
wielophanging goed vastzitten en niet
beschadigd zijn. Draai ze met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast.
Page 303 of 377

Onderhoud
18
7
G052200AUN
Stuurhuis, stuurstangen en
stofhoezen/onderste fuseekogel
Breng de auto tot stilstand, zet de motor
uit en controleer op overmatige speling inhet stuurwiel.
Controleer de stuurstangen op knikken of
beschadigingen. Controleer de
stofhoezen en fuseekogel op veroudering,
scheurtjes of beschadigingen. Vervangbeschadigde onderdelen. G052300AEN
Stuurbekrachtigingspomp,
aandrijfriem en slangen
Controleer de stuurbekrachtigingspomp en slangen op lekkage en
beschadigingen. Vervang beschadigde of
lekkende onderdelen direct. Controleer
de aandrijfriem op sneetjes, scheurtjes,
overmatige slijtage en controleer of hij
goed geolied is en de spanning juist is.
Vervang of stel indien nodig af. G052400AUN Aandrijfassen en
aandrijfashoezen
Controleer de aandrijfassen, -hoezen en
klemmen op scheurtjes, veroudering of
beschadigingen. Vervang beschadigdeonderdelen en breng indien nodig nieuw
vet aan.
G052500AUN
Koudemiddel airconditioning
(indien van toepassing) Controleer de leidingen en aansluitingen
van de airconditioning op lekkage enbeschadigingen.
Page 304 of 377

719
Onderhoud
MOTOROLIE
G060100AEN
Controle van het motoroliepeil
1. Controleer of de auto horizontaal staat.
2. Start de motor en laat deze op de normale bedrijfstemperatuur komen.
3. Zet de motor uit en wacht ongeveer 5 minuten zodat de olie naar het carter
terug kan lopen. 4. Trek de peilstok uit de houder, veeg
hem schoon en steek hem weer
geheel in de houder.
5. Trek de peilstok opnieuw uit de houder en controleer het peil. Het peil moet
zich ergens tussen F en L bevinden.
Als het peil zich bij of op de L bevindt,
moet u olie bijvullen tot de F.Vul niet te
veel olie bij.
Gebruik een trechter om morsen van
olie op motoronderdelen te voorkomen.
WAARSCHUWING -
Radiateurslang
Wees voorzichtig met de
radiateurslang tijdens het
controleren of bijvullen van de
motorolie. Deze kan namelijk nog
zo warm zijn, dat u zich eraan kuntbranden.
OPMERKING
Vul niet te veel motorolie bij. Dit kan schade aan de motorveroorzaken.
Mors geen motorolie wanneer u olie bijvult of ververst. Als u
motorolie morst in demotorruimte, verwijder dit danonmiddellijk.
OBK079002
OBK079035
2,0L
3,8LOBK079003
OBK079036
2,0L
3,8L
Page 305 of 377

Onderhoud
20
7
Gebruik alleen de voorgeschreven
motorolie. (Zie "Aanbevolensmeermiddelen en hoeveelheden" inhoofdstuk 8.)
G060200AEN
Motorolie verversen en filter
vervangen
Laat de motorolie verversen en het filter
vervangen door een officiële HYUNDAI-
dealer overeenkomstig het in het begin van
dit hoofdstuk beschrevenonderhoudsschema.
WAARSCHUWING
Gebruikte motorolie kan irritatie of
huidkanker veroorzaken indien de
huid langdurig in contact komt met
de olie. De stoffen die in gebruikte
motorolie aanwezig zijn, hebben bij
laboratoriumproeven geleid tot
kanker bij proefdieren. Was uw
handen zorgvuldig met zeep en
warm water als ze in contact zijn
geweest met gebruikte motorolie.
Page 306 of 377

721
Onderhoud
KOELVLOEISTOF
G070000AUN
Het hogedruk-koelsysteem is voorzien
van een reservoir dat gevuld is met een
koelvloeistof die ook voldoende
bescherming biedt tegen bevriezing. Het
reservoir is in de fabriek gevuld.
Controleer de vorstbescherming en het
koelvloeistofpeil ten minste één keer per
jaar, aan het begin van het winterseizoen
en voordat u naar een kouder klimaatreist.G070100AEN
Koelvloeistofpeil controleren
WAARSCHUWING
De elektromotor
(koelventilator) wordt
aangestuurd op basis
van de
koelvloeistoftemperatuur, de
koudemiddeldruk en de rijsnelheid.De ventilator kan soms gaan draaien
ook al is de motor uit. Wees extra
voorzichtig bij werkzaamheden in de
buurt van de koelventilator zodat u
niet geraakt wordt door de
ronddraaiende ventilatorbladen. Als
de koelvloeistoftemperatuur daalt,
wordt de elektromotor automatisch
uitgeschakeld. Dit is een normaal
verschijnsel.
WAARSCHUWING Losdraaien van de
radiateurdop
Verwijder de radiateurdop nooit terwijl de motor draait of nog een
hoge temperatuur heeft.
Daardoor kan er schade aan het
koelsysteem en de motor
ontstaan; bovendien kunt u
ernstig letsel oplopen doordat er
hete koelvloeistof of stoomontsnapt.
Zet de motor uit en wacht tot deze is afgekoeld. Verwijder de
radiateurdop uiterst voorzichtig.
Wikkel een dikke doek rond de
dop en draai hem voorzichtig
linksom tot de eerste aanslag.
Ga een stukje achteruit wanneer
de druk van het koelsysteem af
gaat. Pas als u zeker weet dat er
geen overdruk meer is, drukt u dedop met de doek in en draait u
hem verder linksom om hem teverwijderen.
(Vervolg)
(Vervolg)
Verwijder de radiateurdop of deaftapplug niet als de motor en de
radiateur nog heet zijn, zelfs niet
als de motor niet loopt. Er kan
nog steeds hete koelvloeistof en
stoom ontsnappen, waardoor erernstig letsel kan ontstaan.
Page 307 of 377

Onderhoud
22
7
Controleer de toestand en de
aansluitingen van alle slangen van het
koelsysteem en van de verwarming.
Vervang beschadigde en slechteslangen.
Het koelvloeistofpeil in het expansievat
dient tussen de merktekens F en L te
liggen als de motor koud is. Vul als het peil laag is voldoende
voorgeschreven koelvloeistof bij om het
systeem tegen vorst en corrosie te
beschermen. Vul bij tot de F, maar vul
niet te veel bij. Laat het koelsysteem door
een officiële HYUNDAI-dealer nakijken
indien u het reservoir regelmatig moetbijvullen.
G070101BUN
Aanbevolen koelvloeistof
Vul het koelsysteem alleen bij met
gedestilleerd of gedemineraliseerd
water en vul het koelsysteem niet bij
met gewoon kraanwater. Een onjuist
koelvloeistofmengsel kan storingen en
schade aan de motor veroorzaken.
De motor van uw auto heeft aluminium onderdelen. Gebruik daarom een
koelvloeistof op ethyleen-glycolbasis
ter voorkoming van corrosie en
bevriezing.
Gebruik GEEN koelvloeistof op ethanol- of methanol-basis; meng ook
geen ethanol- of methanol-antivries
met de voorgeschreven koelvloeistof.
Gebruik geen mengsel met meer dan 60% of minder dan 35% antivries; in
dat geval is een optimale koelende
werking niet gewaarborgd.
OBK079004
OBK079037
2,0L
3,8L
Page 308 of 377

723
Onderhoud
Zie de volgende tabel voor de
mengverhouding.G070200AEN
Koelvloeistof verversen
Laat de koelvloeistof verversen door een
officiële HYUNDAI-dealer
overeenkomstig het in het begin van dit
hoofdstuk beschrevenonderhoudsschema.
WAARSCHUWING
Radiateurdop
Verwijder bij een warme motor en
radiateur de radiateurdop niet. Erkan nog steeds gloeiend hete
koelvloeistof en stoom
ontsnappen, waardoor er ernstigletsel kan ontstaan.
OPMERKING
Leg een flinke doek rond de vulopening om te voorkomen dat
als er gemorst wordt, koelvloeistofterechtkomt of de dynamo of andere onderdelen van de motor.
WAARSCHUWING
Gebruik geen koelvloeistof of antivries in het sproeierreservoir.
Koelvloeistof kan het zicht ernstig belemmeren wanneer dit
op de voorruit terecht komt
waardoor u de macht over de
auto kunt verliezen. Bovendien
kan het de lak beschadigen.
-15°C (5°F) 35 65
-25°C (-13°F) 40 60
-35°C (-31°F) 50 50
-45°C (-49°F) 60 40
Buiten-temperatuur Mengverhouding
(hoeveelheid)
Antivries Water
OBK079005
Page 309 of 377

Onderhoud
24
7
REM- EN (INDIEN VAN TOEPASSING) KOPPELINGSVLOEISTOF
G080100AUN
Controle van niveau rem- en
koppelingsvloeistof
Controleer regelmatig het niveau in het
reservoir. Het vloeistofniveau dient zich
tussen de merktekens MAX en MIN aan
de zijkant van het reservoir te bevinden.
Reinig het gebied rondom de dop van het
reservoir grondig alvorens de dop te
verwijderen en vloeistof bij te vullen, om
te voorkomen dat de vloeistof vervuild
raakt. Vul vloeistof bij tot aan het
merkteken MAX wanneer het niveau te
laag is. Het niveau zal na verloop van tijd
dalen. Dit is normaal en wordt
veroorzaakt door het slijten van de
remvoeringen. Laat het remsysteemcontroleren door een officiële Hyundai-
dealer wanneer het niveau erg laag is.
Gebruik alleen de voorgeschreven rem- en koppelingsvloeistof. (Zie "Aanbevolensmeermiddelen en hoeveelheden" inhoofdstuk 8.)
Meng nooit verschillende soortenvloeistof door elkaar.
WAARSCHUWING -
Lekkage van remvloeistof
Als u het remvloeistofreservoir
regelmatig moet bijvullen, moet u
de auto laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING - Remvloeistof
Wees voorzichtig bij het vervangen
of bijvullen van rem- en
koppelingsvloeistof. Zorg ervoor
dat de vloeistof niet in contact komt
met uw ogen. Spoel uw ogen direct
met een ruime hoeveelheidleidingwater wanneer u rem- en
koppelingsvloeistof in uw ogen
krijgt. Laat uw ogen zo snel
mogelijk onderzoeken door een
dokter.
OPMERKING
Zorg ervoor dat rem- en koppelingsvloeistof niet in contact
komt met het lakwerk van de auto, anders kan de lak beschadigdraken. De kwaliteit van rem- en koppelingsvloeistof die gedurende
lange tijd is blootgesteld aan debuitenlucht kan niet worden gegarandeerd. Gebruik deze
daarom niet. Voer de vloeistof op de juiste wijze af. Gebruik het juistetype vloeistof. Slechts een paardruppels minerale olie, bijvoorbeeld
motorolie, in het rem- /koppelingssysteem kunnen deonderdelen van het systeem beschadigen.
OBK079007
Page 310 of 377

725
Onderhoud
STUURBEKRACHTIGINGSVLOEISTOF
G090100ABH
Controleren van vloeistofniveau
stuurbekrachtiging
Controleer regelmatig het niveau van het
reservoir van de
stuurbekrachtigingsvloeistof. Zet de auto
hiervoor op een vlakke ondergrond. Het
vloeistofniveau dient zich bij normale
temperaturen tussen de merktekens
MAX en MIN aan de zijkant van het
reservoir te bevinden.
Reinig het gebied rondom de dop van het
reservoir grondig alvorens
stuurbekrachtigingsvloeistof bij te vullen
om te voorkomen dat deze vervuild raakt.
Vul vloeistof bij tot aan het merkteken
MAX wanneer het niveau te laag is.
✽✽ AANWIJZING -
(indien van toepassing)
Controleer of het vloeistofniveau zich in
het gebied HOT op het reservoir
bevindt. Als de vloeistof koud is,
controleer dan of het vloeistofniveauzich in het gebied COLD bevindt.
Als u het reservoir regelmatig moet
bijvullen, moet u de stuurinrichting laten
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Gebruik alleen de voorgeschreven
stuurbekrachtigingsvloeistof. (Zie "Aanbevolen smeermiddelen en
hoeveelheden" in hoofdstuk 8.)
G090200AEN
Controle van de slangen van de
stuurbekrachtiging
Controleer voor het rijden de slangen van
de stuurbekrachtiging op loszitten,
lekkage, beschadigingen en verdraaiing.
OPMERKING
Blijf niet te lang doorrijden met een te laag vloeistofniveau in hetreservoir om schade aan destuurbekrachtigingspomp te
voorkomen.
Start de motor nooit als het reservoir leeg is.
Voorkom bij het bijvullen van vloeistof dat er vuil in het
reservoir komt.
(Vervolg)
(Vervolg) Als het vloeistofniveau te laag is, kan het sturen zwaarder gaan enkunnen er vreemde geluiden tehoren zijn van de
stuurbekrachtiging.
Door niet de voorgeschreven vloeistof te gebruiken, zal destuurbekrachtiging mindereffectief zijn en kan schade aan
de stuurinrichting ontstaan.
OBK079006