Hyundai Genesis Coupe 2011 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2011, Model line: Genesis Coupe, Model: Hyundai Genesis Coupe 2011Pages: 377, PDF Size: 35.65 MB
Page 261 of 377

547
Rijden met uw auto
Breng sneeuwkettingen alleen aan rond de achterwielen.Aanbrengen van sneeuwkettingen
Volg voor het plaatsen van de kettingen
de aanwijzingen van de fabrikant en trek
de kettingen zo strak mogelijk aan. Matig
uw snelheid als u met sneeuwkettingen
rijdt. Als u de kettingen tegen de
carrosserie of het chassis hoort slaan,
stop dan meteen en trek de kettingen
aan. Als ze daarna nog tegen de autoslaan, matig uw snelheid dan totdat dit
niet meer gebeurt. Verwijder de kettingen
zodra u weer op een schone weg rijdt.
WAARSCHUWING
-
Sneeuwkettingen
Het rijgedrag van de auto kan door het gebruik van kettingen
negatief beïnvloed worden.
Rijd nooit sneller dan 30 km/h (20 mph) of sneller dan de door de
fabrikant aanbevolen snelheid.
Houd de laagste snelheid aan.
Rijd voorzichtig en vermijd oneffenheden, gaten, scherpe
bochten en andere situaties
waardoor de auto plotseling zoukunnen uitveren.
Vermijd het maken van scherpe bochten en het remmen met
geblokkeerde wielen.
OPMERKING
Kettingen die een verkeerde maat
hebben of niet goed gemonteerdzijn, kunnen de remleidingen,
wielophanging, carrosserie, envelgen van uw auto beschadigen.
Stop onmiddellijk en span de kettingen aan zodra u ze tegen de
auto hoort tikken.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de sneeuwkettingen geschikt zijnvoor de maat en het type band dat
op uw auto gemonteerd is. Ongeschikte sneeuwkettingenkunnen schade toebrengen aan decarrosserie en de wielophanging,
wat buiten de fabrieksgarantievalt. Bovendien kunnen de bevestigingshaken beschadigdraken bij contact met de auto,
waardoor de sneeuwkettingen los kunnen raken. Gebruik uitsluitendsneeuwkettingen van SAE-klasseS.
Controleer nadat u ongeveer 0,5 - 1 km (0,3 - 0,6 mijl) hebt gereden ofde kettingen nog goed zitten. Spande kettingen of monteer zeopnieuw als ze los zitten.
WAARSCHUWING -
Monteren van
sneeuwkettingen
Parkeer de auto op een vlakke
ondergrond en uit de buurt van het
overige verkeer voor het monteren
van de sneeuwkettingen. Zet de
alarmknipperlichten aan en plaats
indien mogelijk een
gevarendriehoek achter de auto. Zet
de transmissie in stand P, activeer
de parkeerrem en zet de motor af
alvorens de sneeuwkettingen temonteren.
Page 262 of 377

Rijden met uw auto
48
5
E120200AUN
Gebruik hoogwaardige
ethyleenglycol koelvloeistof
Uw auto wordt afgeleverd met een
koelsysteem dat gevuld is met
hoogwaardige ethyleenglycol
koelvloeistof. Alleen dit type koelvloeistof
helpt corrosie in het koelsysteem te
voorkomen, smeert de waterpomp
afdoende en voorkomt bevriezing van
het koelsysteem. Vervang de
koelvloeistof periodiek en vul het op de
juiste manier bij. Zie hiervoor hetonderhoudsschema in hoofdstuk 7.
Laat voor de winter controleren of de
koelvloeistof voldoende bescherming
tegen bevriezing biedt voor de te
verwachten winterse temperaturen. E120300AEN
Controleer de accu en de accukabels
In de winter krijgt de accu het extra
zwaar. Controleer de accu en de
accukabels en -klemmen visueel zoals
beschreven staat in hoofdstuk 7.
De ladingstoestand van de accu kan
worden gecontroleerd door een officiële
HYUNDAI-dealer of een servicestation. E120400ABH Laat de motor indien nodig vullen
met een speciale “winterolie”
In sommige landen wordt geadviseerd in de winter speciale winterolie te
gebruiken met een lagere viscositeit. Zie
hoofdstuk 8 voor meer informatie. Neem
contact op met een officiële HYUNDAI-
dealer als u niet weet wat voor soort olie
u moet gebruiken.
E120500AUN
Controleer de bougies en het ontstekingssysteem
Controleer de bougies zoals beschreven
staat in hoofdstuk 7 en vervang ze indien
nodig. Controleer ook de bedrading en de
onderdelen van het ontstekingssysteem
op scheuren, slijtage en andere vormen
van beschadiging.
E120600AUN
Voorkom bevriezing van de sloten
Spuit een goedgekeurde slotontdooier of
glycerine in het sleutelgat om bevriezing
van de sloten te voorkomen. Verwijder
het ijs van een bevroren slot door het in
te spuiten met een goedgekeurde
slotontdooier. Een inwendig bevroren slotkunt u proberen te ontdooien met behulp
van een verwarmde sleutel. Zorg ervoor
dat u zich niet brandt aan de verwarmdesleutel. E120700AEN
Gebruik goedgekeurde
ruitensproeiervloeistof
Vul het ruitensproeierreservoir met
ruitensproeierantivries volgens de
aanwijzingen op de verpakking om
bevriezing van het ruitensproeiersysteem
te voorkomen. Ruitensproeierantivries is
verkrijgbaar bij een officiële HYUNDAI-dealer en de meeste
automaterialenzaken. Gebruik geen
koelvloeistof of andere middelen omdat
deze de lak kunnen beschadigen.
Page 263 of 377

549
Rijden met uw auto
E120800ABH
Voorkom vastvriezen van de parkeerrem Onder bepaalde omstandigheden kan de
parkeerrem in geactiveerde toestand
vastvriezen. De kans daar op is het
grootst als er rond de achterremmen
sprake is van een opeenhoping vansneeuw of ijs of als de remmen nat zijn.
Als de kans bestaat dat de parkeerrem
vast gaat vriezen, gebruik hem danalleen maar tijdelijk tijdens het in stand P
zetten van de transmissie (automatische
transmissie) of in de 1e versnelling of
achteruit zetten (handgeschakelde
transmissie) en het blokkeren van de
wielen. Deactiveer daarna de parkeerrem.E120900AUN
Voorkom dat ijs en sneeuw zich
ophopen aan de onderzijde vande auto
In sommige gevallen kunnen sneeuw en
ijs zich ophopen onder de schermen en de
bewegingen van de stuurinrichting
belemmeren. Controleer regelmatig of de
onderdelen van de stuurinrichting vrij
kunnen bewegen als u in omstandigheden
rijdt waarin opeenhoping van sneeuw of ijs
het geval zou kunnen zijn
E121000AUN Neem de benodigde uitrusting
voor noodgevallen mee
Afhankelijk van de weersomstandigheden
waaronder u rijdt, kan het nodig zijn de
juiste voorzorgsmaatregelen te treffen enbepaa
lde zaken mee te nemen. Onder
deze zaken vallen bijvoorbeeld
sneeuwkettingen, een sleepkabel of -
ketting, een zaklantaarn, een
alarmknipperlicht, zand, een schep,
hulpstartkabels, een ruitenkrabber,
handschoenen, een stuk zeil of een
kleed, een deken, enz.
Page 264 of 377

Rijden met uw auto
50
5
MASSA VAN DE AUTO
E160000ABH
In dit deel vindt u informatie over de
juiste manier van beladen van uw auto
en/of aanhanger, zodat u ervoor kunt
zorgen dat u het maximaal toelaatbaar
totaalgewicht, met of zonder aanhanger,
niet overschrijdt. Een juiste manier van
beladen zorgt ervoor dat de prestaties
van de auto zo min mogelijk in negatieve
zin beïnvloed worden. Zorg ervoor dat u,
voordat u uw auto gaat beladen, weet
wat de volgende termen betekenen,
zodat u uw auto, met of zonder
aanhanger, op de juiste manier kunt
beladen. De informatie vindt u bij despecificaties en op het typeplaatje:
E160100AUN
Rijklaar gewicht
Dit is het gewicht van de auto met een
volle brandstoftank en de complete
standaarduitrusting. Dit gewicht is zonder
passagiers, lading en extra uitrusting.
E160200AUN
Leeggewicht
Dit is het gewicht van de auto bij
aflevering plus het gewicht van de
achteraf gemonteerde uitrusting. E160300AUN Belading Dit getal heeft betrekking op al het
gewicht dat opgeteld wordt bij het rijklaar
gewicht, dus het gewicht van de lading
en de extra uitrusting.
E160400AUN
GAW (maximale asbelasting)
Dit is het totaalgewicht op elke as (voor
en achter) - opgebouwd uit het rijklaar
gewicht en de totale belasting.
E160500AUN
GAWR
(maximale toelaatbare asbelasting)
Dit is de maximale toegestane belasting
op een enkele as (voor of achter). Deze
cijfers staan op het typeplaatje. De totale belasting op een as mag de
GAWR nooit overschrijden.
E160600AUN GVW
(maximaal toelaatbaar totaalgewicht)
Dit is het rijklaar gewicht plus het gewicht
van de lading en van de passagiers.
E160700AUN
GVWR (maximale massa voertuig)
Dit is het maximaal toelaatbaar gewicht
van de volledig belaste auto (inclusief
opties, uitrusting, passagiers en lading).De GVWR staat op het typeplaatje op de
dorpel van het bestuurdersportier (of
voorpassagiersportier).
E160800AUN Overbeladen
WAARSCHUWING -
Maximale gewichten
De maximale asbelasting en de
maximale massa van het voertuigstaan vermeld op het typeplaatje
bevestigd aan het bestuurdersportier
(of voorpassagiersportier).
Het overschrijden van deze
waardes kan een ongeval of schade
aan de auto veroorzaken. U kunt
het gewicht van uw lading
berekenen door de voorwerpen (en
personen) vooraf te wegen. Wees
voorzichtig uw auto niet te
overbeladen.
Page 265 of 377

551
Rijden met uw auto
E140000ABH
Het rijden met een aanhanger wordt voor
deze auto niet aanbevolen.RIJDEN MET EEN AANHANGER
Page 266 of 377

6
Waarschuwingssignalen / 6-2
Wat te doen in een noodgeval tijdens het rijden / 6-3
Als de motor niet gestart kan worden / 6-4
Starten met hulpaccu / 6-5
Als de motor oververhit raakt / 6-7Lekke band / 6-8Slepen / 6-16
Wat te doen in een noodgeval
Page 267 of 377

Wat te doen in een noodgeval
2
6
WAARSCHUWINGSSIGNALEN
F010100AUN
Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten dienen ervoor
om de overige weggebruikers te
waarschuwen om extra voorzichtigheid inacht te nemen bij het naderen, inhalen of
passeren van uw auto. Ze dienen te worden gebruikt innoodsituaties of als de auto aan de kant
van de weg tot stilstand is gekomen.
Druk de schakelaar van de
alarmknipperlichten in met het contact in
een willekeurige stand. De schakelaar
alarmknipperlichten bevindt zich in het
dashboard. De schakelaar zorgt ervoor
dat alle knipperlichten geactiveerd
worden.
• De alarmknipperlichten werken
ongeacht of de motor draait of niet.
De richtingaanwijzers werken niet wanneer de alarmknipperlichten
ingeschakeld zijn.
Wees voorzichtig bij het gebruiken van de alarmknipperlichten wanneer de
auto gesleept wordt.
OBK049044
Page 268 of 377

63
Wat te doen in een noodgeval
WAT TE DOEN IN EEN NOODGEVAL TIJDENS HET RIJDEN
F020100ABK Als de motor afslaat op een kruising of kruispunt Zet de selectiehendel in stand N als de
motor afslaat op een kruising of
kruispunt en duw de auto naar een
veilige plek. F020200ABK Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Als tijdens het rijden een band leegloopt:
1. Laat het gaspedaal los en verminder
vaart terwijl u rechtuit blijft rijden. Trap niet direct het rempedaal in en probeer
ook niet direct naar de kant van de wegte sturen omdat u hierdoor de controle
over de auto zou kunnen verliezen.
Rem voorzichtig zodra de snelheid zo
laag is dat u dat veilig kunt doen en zet
de auto aan de kant van de weg.
Zet de auto zoveel mogelijk aan de
kant van de weg en parkeer op een
stevige, vlakke ondergrond. Parkeer
niet in de middenberm als u op een
snelweg rijdt met gescheiden rijbanen.
2. Zet als de auto stilstaat de alarmknipperlichten aan, activeer de
parkeerrem en zet de transmissie in
stand P (automatische transmissie) of
in de achteruit (handgeschakelde
transmissie).
3. Laat alle inzittenden uitstappen. Laat iedereen uitstappen aan die zijde van
de auto die van het langsrijdende
verkeer afgewend is.
4. Volg bij het vervangen van een lekke band de aanwijzingen in dit hoofdstuk. F020300AEN Als de motor afslaat tijdens het rijden
1. Laat de auto geleidelijk uitrollen en blijf
daarbij rechtuit rijden. Probeer de auto
op een veilige plaats tot stilstand tebrengen.
2. Schakel de alarmknipperlichten in.
3. Probeer de motor te starten. Neem contact op met een officiële
HYUNDAI-dealer of een hulpdienst als
de motor niet gestart kan worden.
Page 269 of 377

Wat te doen in een noodgeval
4
6
ALS DE MOTOR NIET GESTART KAN WORDEN
F030100ABK Als de motor niet of langzaam
ronddraait
1. Controleer als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie of de selectiehendel in stand N of P staat en
of de parkeerrem geactiveerd is.
2. Controleer of de accuklemmen schoon zijn en goed vastzitten.
3. Schakel de interieurverlichting in. Als de interieurverlichting zwakker gaat
branden of uitgaat als u de startmotor
bedient, is de accu te ver ontladen.
4. Controleer of de aansluitingen van de startmotor goed vastzitten.
5. Probeer de auto niet aan te slepen of aan te duwen. Zie de aanwijzingen bij
“Starten met hulpaccu”. F030200ABH
Als de motor wel ronddraait maar niet aanslaat
1. Controleer het brandstofniveau.
2. Zet het contact in stand LOCK en
controleer alle stekkerverbindingen
van de ontsteking, de bobine en de
bougies. Sluit een eventuele losse
stekker weer aan.
3. Neem contact op met een officiële HYUNDAI-dealer of een hulpdienst als
de motor nog steeds niet gestart kan
worden.
WAARSCHUWING
Probeer de auto niet aan te slepen
of aan te duwen. Hierdoor kan een
aanrijding of andere schadeontstaan.
Page 270 of 377

65
Wat te doen in een noodgeval
STARTEN MET HULPACCU
F040000AUN
Sluit de kabels in de aangegeven
volgorde aan en neem ze in de
omgekeerde volgorde los. F040100AEN
Starten met een hulpaccu
Starten met een hulpaccu kan gevaarlijk zijn als dit niet op de juiste manier
gebeurt. Volg daarom de procedures
voor het starten met een hulpaccu om te
voorkomen dat u letsel oploopt of de auto
en de accu beschadigd raken. Wij
adviseren u met klem om bij twijfel een
expert te raadplegen.
OPMERKING
Maak alleen gebruik van een 12V-
hulpaccu. Door het gebruik van een
24V-spanningsbron (twee seriegeschakelde 12V-accu's of een24V-snelstartapparaat) kunt u destartmotor, het ontstekingssysteem
en andere onderdelen van hetelektrisch systeem beschadigen.
WAARSCHUWING - Accu
Controleer nooit het elektrolytniveau
in de accu. Hierdoor kan de accu
scheuren of ontploffen, waardoorernstig letsel kan ontstaan.
WAARSCHUWING - Accu
• Houd vonken en open vuur uit de buurt van de accu. In de accu
komt waterstof vrij dat kan
exploderen wanneer het wordt
blootgesteld aan vlammen of
vonken.
Als deze instructies niet
nauwlettend worden gevolgd,kunt u ernstig letsel oplopen en
kan schade aan de auto ontstaan!Neem contact op met een
hulpdienst als u niet zeker weet
hoe u deze procedure moet
uitvoeren. Accu's bevatten
zwavelzuur. Dit is een giftige en
zeer agressieve stof. Draag bij
het starten met een hulpaccu
daarom altijd een beschermende
bril en zorg dat er geen accuzuur
op uzelf, uw kleding of uw auto
terechtkomt.
Probeer uw auto niet met een hulpaccu te starten als de lege
accu bevroren is of het
elektrolytpeil laag is; de accu kan
scheuren of exploderen.