Hyundai Ioniq Electric 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 431 of 566

5-86
Rijden met uw auto
De auto staat gedurende ten minste5 minuten stil.
De auto staat gedurende langere tijd herhaaldelijk stil en rijdt.
De bestuurder gaat rijden door de tuimelschakelaar omhoog (RES+)
of omlaag (SET-) te bewegen of het
gaspedaal in te trappen, ongeveer 3
minuten nadat de auto tot stilstand
is gebracht door het Smart CruiseControl-systeem terwijl er geen
voorligger is.
De bestuurder gaat rijden door de tuimelschakelaar omhoog (RES+)
of omlaag (SET-) te bewegen of het
gaspedaal in te trappen, nadat de
auto tot stilstand is gebracht terwijl
er een auto ver voor de autostilstaat.
Het gaspedaal wordt langer dan een minuut onafgebroken ingetrapt. De AEB is geactiveerd.
Door deze handelingen wordt de
werking van de Smart Cruise
Control onderbroken. De ingesteldesnelheid en de afstand tot de
voorligger op het LCD-display
doven.
Wanneer de Smart Cruise Control
automatisch wordt uitgeschakeld,
wordt de Smart Cruise Control niet
hervat, ook al wordt de
selectieschakelaar naar RES+ of
SET- bewogen.
Informatie
Als de Smart Cruise Control om andere
dan de hierboven genoemde redenen
wordt uitgeschakeld, adviseren wij u
om het systeem te laten nakijken door
een officiële HYUNDAI-dealer.
SCC geannuleerd
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
klinkt de waarschuwingszoemer en
wordt er gedurende enkeleseconden een melding
weergegeven.
Pas actief de rijsnelheid aan door het gaspedaal of rempedaal in te
trappen overeenkomstig de weg- en
rijomstandigheden.
Houd altijd de wegomstandigheden
in de gaten. Vertrouw niet uitsluitend
op de waarschuwingszoemer.i
OAE056165L

Page 432 of 566

5-87
Rijden met uw auto
5
Hervatten van de ingesteldesnelheid van de Smart Cruise
Control
De rijsnelheid wordt automatisch
hervat wanneer de
selectieschakelaar omhoog (RES+)
of omlaag (SET-) wordt bewogen. Ditkan alleen als de ingestelde
rijsnelheid niet onderbroken is met
de selectieschakelaar en het
systeem nog steeds in werking is.
Wanneer u de selectieschakelaar
omhoog beweegt (RES+), wordt de
eerder ingestelde snelheid hervat.
Als de rijsnelheid echter tot onder
ongeveer 30 km/h is gezakt, wordt hij
niet hervat wanneer zich een auto
voor uw auto bevindt.
Informatie
Let altijd op de wegomstandigheden
wanneer u de selectieschakelaar
omhoog (RES+) beweegt om de
snelheid te hervatten.
Uitschakelen van de cruise control
Druk op de toets CRUISE / (het controlelampje CRUISE )
zal uitgaan).
Druk op de toets CRUISE / het
controlelampje CRUISE )zal uitgaan).
- Als bij ingeschakelde Smart CruiseControl één keer op de toets wordt
gedrukt, wordt de Smart Cruise
Control uitgeschakeld en wordt de
Speed Limit Control ingeschakeld.
- Als de Smart Cruise Control uitgeschakeld is en de Speed
Limit Control ingeschakeld is,
zullen beide systemen worden
uitgeschakeld als op de toets
wordt gedrukt. Informatie
De modus wijzigt in onderstaande
volgorde wanneer de toets ( ) wordt
ingedrukt.
i
i
OAE056154L
■ Type A
■Type B System off Cruise Control
Speed Limit Control

Page 433 of 566

5-88
Rijden met uw auto
Afstand tot voorligger Smart
Cruise Control
Instellen afstand tot voorligger
Wanneer het Smart Cruise Control-
systeem is ingeschakeld, kunt u de
afstand tot uw voorligger instellen en
aanhouden zonder het gaspedaal of
rempedaal in te trappen.Telkens wanneer de toets wordt
ingedrukt, wijzigt de afstand tot de
voorligger als volgt:
Als u bijvoorbeeld 90 km/h rijdt, blijft
de afstand als volgt:
Afstand 4 - ongeveer 52,5 m
Afstand 3 - ongeveer 40 m
Afstand 2 - ongeveer 32,5 m
Afstand 1 - ongeveer 25 m
Informatie
De afstand wordt ingesteld op de
laatst ingestelde afstand wanneer het
systeem voor het eerst wordt gebruikt
nadat de Ready-modus ( )
ingeschakeld is.
Wanneer de rijstrook voor u vrij is:
De ingestelde snelheid wordt als
rijsnelheid aangehouden.
i
OAEE056135
OAE056158L
■ Type A
■Type B Afstand 4 Afstand 3 Afstand 2
Afstand 1

Page 434 of 566

5-89
Rijden met uw auto
5
Wanneer zich in uw rijstrookeen auto voor u bevindt:
Uw rijsnelheid wordt verlaagd of verhoogd om de ingestelde afstand aan te houden.
Wanneer de voorligger versnelt, zal uw auto eerst tot de ingestelde
snelheid accelereren en daarna
een constante rijsnelheidaanhouden. Wanneer de voorligger
(rijsnelheid: minder dan 30
km/h) naar de naastliggende
rijstrook verdwijnt, klinkt de
waarschuwingszoemer en
verschijnt de melding "Let op
voor gestopt voertuig". Pas uw
rijsnelheid aan voor auto's of
objecten die plotseling voor ukunnen opduiken door hetrempedaal in te trappen. Let altijd op de wegomstandigheden.
OPMERKING
OAE056168L
Bij gebruik van het Smart
Cruise Control-systeem:
De waarschuwingszoemer klinkt en de afstandsindicator
knippert als de auto de
ingestelde afstand tot de
voorligger niet kan aanhouden.
Als de waarschuwingszoemer
klinkt, trap dan het gaspedaalof rempedaal in om derijsnelheid en de afstand tot
de voorligger actief te regelen.
Let altijd op de
rijomstandigheden, ookwanneer de
waarschuwingszoemer niet
klinkt, om gevaarlijke situaties
te voorkomen.
WAARSCHUWING
OAEE056140
Afstand 4Afstand 3
Afstand 1Afstand 2OAEE056136/OAEE056137/OAEE056138/OAEE056139

Page 435 of 566

5-90
Rijden met uw auto
In verkeer
Versnellen met schakelaar of pedal
In verkeer stopt uw auto wanneeruw voorligger stopt. En wanneer
uw voorligger wegrijdt, gaat uw
auto ook rijden. Als de auto echterlanger dan 3 seconden stilstaat,
moet u het gaspedaal intrappen of
de tuimelschakelaar omhoog
(RES+) bewegen om te gaan
rijden. Als u de tuimelschakelaar van de
Advanced Smart Cruise Control
(RES+ of SET-) bedient terwijl de
Auto Hold-functie en de Advanced
Smart Cruise Control in werking
zijn, wordt de Auto Hold-functie
uitgeschakeld, ongeacht of het
gaspedaal wordt bediend. De auto
begint te rijden. De kleur van de
AUTO HOLD-indicator verandert
van groen naar wit.
Sensor om de afstand tot de
voorligger te signaleren
Smart Cruise Control gebruikt een sensor om de afstand tot de
voorligger te signaleren.
OAEE056011
OAEE046473L

Page 436 of 566

5-91
Rijden met uw auto
5
Waarschuwingsmelding
SCC-modusuitgeschakeld.
Radar geblokkeerd
Wanneer de behuizing van de lens
van de sensor wordt geblokkeerd
door vuil, sneeuw, e.d., wordt de
werking van het Smart CruiseControl-systeem mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als dit gebeurt, wordt
er een waarschuwingsmelding
weergegeven op het LCD-display.
Vervuil het eventueel aanwezige vuil,
sneeuw e.d en reinig de behuizing
van de lens van de radarsensor
voordat u het Smart Cruise Control-
systeem gebruikt.Het Smart Cruise Control-systeem
wordt mogelijk niet goed geactiveerd
wanneer de radar volledig vervuild is
of als er objecten niet wordengesignaleerd nadat de Ready-
modus ( ) is ingeschakeld
(bijvoorbeeld op een open terrein).
Breng geen vreemde
voorwerpen, zoals een
bumpersticker of
bumperbescherming aan in
de buurt van de radarsensor.
Anders kunnen de prestaties
van de radarsensor negatief
worden beïnvloed.
Houd de radarsensor en de
behuizing van de lens altijd
schoon en vrij van vuil e.d.
Gebruik alleen een zachte
doek voor het wassen van de
auto. Spuit geen water onder
hoge druk direct op de sensor
of de behuizing van de
sensor.
(Vervolg)
OPMERKING
OAE056166L

Page 437 of 566

5-92
Rijden met uw auto
Check SCC Systeem
De melding wordt weergegeven
wanneer de constante-
afstandsregeling niet normaal werkt.
We adviseren u het systeem te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Beperkingen van het systeem
Het Smart Cruise Control-systeem is
mogelijk beperkt in het kunnen
bepalen van de afstand tot de
voorligger als gevolg van weg- en
verkeersomstandigheden.
(Vervolg)Oefen geen onnodige kracht
uit op de radarsensor of de
behuizing van de sensor. Als
de sensor met kracht uit zijn
juiste positie wordt bewogen,
werkt het Smart Cruise
Control-systeem mogelijk niet
goed. In dit geval wordt er
mogelijk geen
waarschuwingsmelding
weergegeven. Laat de autonakijken door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Als het gedeelte van de
voorbumper rondom de
radarsensor beschadigd
raakt, werkt het Smart Cruise
Control-systeem mogelijk niet
goed. We adviseren u de autote laten nakijken door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Gebruik alleen originele
HYUNDAI-onderdelen om een
beschadigde sensor of
behuizing van de sensor te
repareren of te vervangen.
Breng geen verf aan op de
behuizing van de sensor.
OAE056167L

Page 438 of 566

5-93
Rijden met uw auto
5
In bochten
Bewegende auto's op uw rijstrookworden mogelijk niet door het
Smart Cruise Control-systeem
gesignaleerd. Uw auto accelereert
dan wellicht naar de ingestelde
snelheid. Ook neemt de rijsnelheid
af wanneer de voorligger plotseling
wordt herkend.
Selecteer in bochten de geschikte ingestelde snelheid en trap indiennodig het rempedaal of gaspedaalin. Uw rijsnelheid wordt mogelijk
verlaagd als gevolg van een auto op
de aangrenzende rijstrook.
Trap het gaspedaal in en selecteer de geschikte ingestelde snelheid.Controleer of de
wegomstandigheden een veilige
bediening van de Smart Cruise
Control mogelijk maken.
Op hellingen
Bewegende auto's op uw rijstrook
worden bij het helling op of af
rijden mogelijk niet door het Smart
Cruise Control-systeem herkend.
Uw auto accelereert dan wellicht
naar de ingestelde snelheid. Ook
neemt de rijsnelheid snel af
wanneer de voorligger plotseling
wordt herkend.
Selecteer op hellingen de geschikte ingestelde snelheid en
trap indien nodig het rempedaal ofgaspedaal in.
OAE056102
OAE056101
OAE056100

Page 439 of 566

5-94
Rijden met uw auto
Wisselen van rijstrook
Een auto die vanuit eenaangrenzende rijstrook invoegt,
kan pas door de sensor worden
herkend wanneer hij zich binnen
het detectiebereik van de sensor
bevindt.
De radar signaleert mogelijk niet direct dat een auto plotseling
invoegt. Let altijd op het verkeer en
de weg- en rijomstandigheden.
Wanneer een langzamer voertuig invoegt, neemt uw snelheidmogelijk af om de afstand tot de
voorligger aan te houden.
Wanneer een sneller voertuig invoegt, accelereert uw automogelijk tot de ingestelde snelheid.
Herkennen van voertuigen
Sommige voertuigen in uw rijstrook
kunnen niet door de sensor worden
herkend:
-Smalle voertuigen, zoals
motorfietsen of fietsen
- Voertuigen die naar een zijde overhellen
- Langzaam rijdende of plotseling afremmende voertuigen
- Stilstaande voertuigen
- Voertuigen met een smalle achterzijde, zoals aanhangers
zonder belading Een voorligger kan in de volgende
gevallen niet goed door de sensor
worden herkend:
- Wanneer de auto aan de voorzijde
omhoog wijst als gevolg van
overbelading van de bagageruimte
- Terwijl het stuurwiel wordt bediend
- Wanneer u naar een zijde van de rijstrook rijdt
- Wanneer u op een smalle rijstrook of in bochten rijdt
Trap indien nodig het rempedaal of gaspedaal in.
OAE056104OAE056103

Page 440 of 566

5-95
Rijden met uw auto
5
Mogelijk accelereert uw autowanneer een voorligger verdwijnt.
Rijd voorzichtig wanneer u wordt gewaarschuwd dat uw voorligger
niet wordt gesignaleerd. Wanneer u in langzaam rijdend en
stilstaand verkeer rijdt en een
voorligger de rijstrook verlaat,
wordt uw nieuwe voorliggermogelijk niet direct door het
systeem herkend. Bewaar in dit
geval altijd voldoende afstand tot
de voorligger, zodat u de auto
veilig tot stilstand kunt brengen en
trap indien nodig het rempedaal in
om uw rijsnelheid te verlagen. Pas altijd op voor voetgangers
wanneer uw auto een bepaalde
afstand tot uw voorliggeraanhoudt.
OAE056110OAE056109OAE056108

Page:   < prev 1-10 ... 391-400 401-410 411-420 421-430 431-440 441-450 451-460 461-470 471-480 ... 570 next >