Hyundai Ioniq Electric 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 481 of 566

7-3
7
Onderhoud
MMOOTTOO RRRRUU IIMM TTEE
1. Koelvloeistofreservoir
2. Remvloeistofreservoir
3. Zekeringkast
4. Accu (12 V)
5. Koelvloeistofdop
6. Ruitensproeiervloeistofreservoir
OAEE076001N
De werkelijke motorruimte van de auto kan afwijken van de afbeelding.

Page 482 of 566

7-4
OnderhoudO
O NNDDEERR HH OO UUDDSSWW EERR KK ZZAA AAMM HHEEDD EENN
Neem bij het uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden en
controles de grootst mogelijke
voorzichtigheid in acht om schadeaan uw auto en/of persoonlijk letsel
te voorkomen.
Wij raden u aan de auto te laten onderhouden en repareren door een
officiële HYUNDAI-dealer. Een
officiële HYUNDAI-dealer voldoet
aan de hoge kwaliteitseisen van
HYUNDAI en krijgt technische
ondersteuning van HYUNDAI om
ervoor te zorgen dat u tevreden bent
met de service.
Verantwoordelijkheid van de
eigenaar
Het laten uitvoeren van onderhoud en
de registratie daarvan behoort tot de
verantwoordelijkheid van de eigenaar. U dient aan te kunnen tonen dat het juiste onderhoud aan uw auto is
uitgevoerd overeenkomstig de
voorgeschreven intervallen zoals
weergegeven op de volgende
bladzijden, dus bewaar alle relevante
documenten. U hebt deze informatie
nodig om aanspraak te kunnen maken
op garantie. De garantievoorwaarden vindt u in het
onderhoudsboekje.
Reparaties en afstellingen die nodig
zijn als gevolg van te weinig of
verkeerd onderhoud vallen niet onder
de garantie.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het onderhoud
uitgevoerd door eigenaar
Niet doelmatig, onvoldoende of
gebrekkig onderhoud kan problemen
bij het gebruik van uw auto
veroorzaken, wat kan leiden tot
schade aan de auto, een ongeval of
persoonlijk letsel. In dit hoofdstuk
worden alleen aanwijzingen gegeven
voor onderhoudswerkzaamheden
die eenvoudig uit te voeren zijn.
Verschillende werkzaamhedenkunnen alleen door een officiële
HYUNDAI-dealer worden uitgevoerd
die de beschikking heeft over
speciaal gereedschap.
Er mogen geen aanpassingen aan
uw auto worden gedaan.
Aanpassingen kunnen de prestaties,
veiligheid of levensduur van uw auto
in negatieve zin beïnvloeden en
kunnen daarnaast in strijd zijn met
de garantiebepalingen.
Het verkeerde onderhoud door de
eigenaar tijdens de garantieperiode
kan ertoe leiden dat de garantie
vervalt. Lees voor details het bij de
auto geleverde onderhoudsboekje.
Laat in twijfelgevallen het
onderhoud altijd uitvoeren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
AANWIJZING

Page 483 of 566

7-5
7
Onderhoud
DDOO OORR DD EE EE IIGG EENN AAAARR UU IITT TT EE VV OO EERR EENN OO NNDDEERR HH OO UUDD
De eigenaar of officiële HYUNDAI- dealer moet onderstaande controles
volgens het aangegeven interval
uitvoeren om een veilige en
betrouwbare werking van de auto te
garanderen.
Neem bij bijzonderheden zo spoedig
mogelijk contact op met uw dealer.
Eventuele werkzaamheden die uit
deze controles voortvloeien, vallendoorgaans niet onder de
fabrieksgarantie en zullen, samen
met het arbeidsloon en eventuele
onderdelen en smeermiddelen, in
rekening gebracht worden.
Het uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden
aan een auto kan gevaarlijk zijn.
Laat het werk uitvoeren door
een officiële HYUNDAI-dealer
wanneer u niet over voldoende
kennis en ervaring of over het
juiste gereedschap beschikt.
Volg ALTIJD deze
voorzorgsmaatregelen bij het
uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden:
Parkeer uw auto op een
vlakke ondergrond, zet detransmissie in stand P
(parkeren), activeer de
parkeerrem en zet de
startknop in stand OFF.
Plaats blokken voor de wielen
(voor en achter) om te
voorkomen dat de auto gaat
bewegen. Doe loszittende kleding uit en
doe sieraden af. Deze kunnenbekneld raken in draaiende
onderdelen.
(Vervolg)
WAARSCHUWING (Vervolg)
Houd open vuur, vonken en
rokende materialen uit de
buurt van accugerelateerde
onderdelen.

Page 484 of 566

7-6
Onderhoud
Schema voor door de eigenaar
uit te voeren onderhoud
Bij het tanken:
Controleer het koelvloeistofpeil inhet koelvloeistofreservoir.
Controleer het ruitensproeiervloeistofniveau.
Controleer of de bandenspanning in orde is.
Tijdens het rijden:
Controleer op trillingen in hetstuurwiel. Controleer of het sturen
niet zwaarder gaat, of het stuurwiel
geen speling vertoont en of de
rechtuitstand niet is gewijzigd.
Controleer of de auto niet naar één kant trekt op een vlakke, rechte weg.
Controleer bij het remmen op vreemde geluiden, naar één kant
trekken, een grotere slag van hetrempedaal of een moeilijk in te
trappen rempedaal.
Controleer, als de reductieoverbrenging slipt of niet
normaal werkt, het niveau van de
vloeistof in de reductieoverbrenging.
Controleer de reductieoverbrengingsfunctie stand
P (parkeren).
Controleer de parkeerrem.
Controleer onder uw auto op lekkage (tijdens of na het gebruik
van de airconditioning kan er een
plasje water onder uw auto
ontstaan; dit is een normaal
verschijnsel en duidt niet oplekkage).
Ten minste maandelijks:
Controleer het koelvloeistofpeil in
het koelvloeistofreservoir.
Controleer de werking van alle verlichting van uw auto, inclusief
de remlichten, richtingaanwijzers
en alarmknipperlichten.
Controleer de bandenspanning van alle banden inclusief die van
het reservewiel, controleer de
profieldiepte van de banden encontroleer de banden opongelijkmatige slijtage enbeschadigingen.
Controleer of de wielmoeren vastzitten.
Wees voorzichtig bij het
controleren van het
koelvloeistofpeil wanneer de
onderdelen in de motorruimte
warm zijn. Hierdoor kan er
koelvloeistof naar buiten
spuiten en kunt u ernstige
brandwonden of ander letseloplopen.
WAARSCHUWING

Page 485 of 566

7-7
7
Onderhoud
Ten minste twee keer per jaar:(bijvoorbeeld ieder voorjaar enieder najaar)
Controleer de radiateurslangen en de slangen van de verwarming en de airconditioning op lekkage enbeschadigingen.
Controleer de werking van de ruitenwissers en -sproeiers. Reinig
de ruitenwisserbladen met een
schone, met
ruitensproeiervloeistof doordrenktedoek.
Controleer de koplampafstelling.
Controleer de uitlaatdemper, de uitlaatpijpen, de hitteschilden en de klemmen.
Controleer de werking van de veiligheidsgordels en controleer op
slijtage.
Ten minste eenmaal per jaar:
Reinig de afvoeropeningen aan deonderzijde van de portieren en de
dorpels.
Smeer alle portierscharnieren en motorkapscharnieren.
Smeer de portier- en motorkapsloten en -
vergrendelingen.
Smeer de portierrubbers.
Controleer het airconditioningsysteem.
Controleer en smeer het bedieningsmechanisme van de
reductieoverbrenging.
Reinig de accu en de accupolen.
Controleer het remvloeistofniveau.

Page 486 of 566

7-8
OnderhoudU
U IITT LLEE GG BB IIJJ OO NNDDEERR HH OO UUDDSSSSCC HH EEMM AA
Koelsysteem
Controleer de onderdelen van het
koelsysteem, zoals radiateur,
koelvloeistofreservoir, slangen enaansluitingen op lekkage en
beschadigingen. Vervangbeschadigde onderdelen.
Koelvloeistof
De koelvloeistof moet worden
ververst volgens de intervallen vanhet onderhoudsschema.
Vloeistof reductieoverbrenging
De vloeistof van de
reductieoverbrenging moet worden
gecontroleerd volgens de intervallenin het onderhoudsschema.
Remleidingen en-slangen
Controleer visueel op juiste
bevestiging, schaafplekken,
scheurtjes, veroudering en lekkage.
Vervang verouderde of beschadigdeonderdelen direct.
Remvloeistof
Controleer het vloeistofniveau in het
remvloeistofreservoir. Het
vloeistofniveau dient zich tussen de
merktekens MIN en MAX aan de
zijkant van het reservoir te bevinden.
Gebruik uitsluitend de
voorgeschreven hydraulische
remvloeistof (DOT3 of DOT4).
Schijfremmen, remblokken,
remklauwen en remschijven
Controleer de remblokken, de
schijfremmen en de remschijven op
overmatige slijtage. Controleer de
remklauwen op vloeistoflekkage.
Zie de website van HYUNDAI voor
meer informatie over het controleren
van de remblokken en
remvoeringen. (http://ser
vice.hyundai-motor.com)
Bevestigingsbouten wielophanging
Controleer of de bouten van de
wielophanging goed vastzitten en
niet beschadigd zijn. Draai ze met
het voorgeschreven aanhaalmoment
vast.
Stuurhuis, stuurstangen en
stofhoezen/onderste
fuseekogel
Breng de auto tot stilstand, schakel
het hybridesysteem uit en controleer
op overmatige speling in het
stuurwiel. Controleer de
stuurstangen op knikken of
beschadigingen. Controleer de
stofhoezen en fuseekogel op
veroudering, scheurtjes ofbeschadigingen.
Vervang beschadigde onderdelen.

Page 487 of 566

7-9
7
Onderhoud
Aandrijfassen en
aandrijfashoezen
Controleer de aandrijfassen, -
hoezen en klemmen op scheurtjes,
veroudering of beschadigingen.
Vervang beschadigde onderdelen en
breng indien nodig nieuw vet aan.
Koudemiddel airconditioning
Controleer de leidingen en
aansluitingen van de airconditioningop lekkage en beschadigingen.

Page 488 of 566

7-10
OnderhoudK
K OO EELLVV LLOO EEIISS TT OO FF
Het hogedruk-koelsysteem is
voorzien van een reservoir dat
gevuld is met een koelvloeistof die
ook voldoende bescherming biedt
tegen bevriezing. Het reservoir is in
de fabriek gevuld.
Controleer de vorstbescherming en
het koelvloeistofpeil ten minste één
keer per jaar, aan het begin van het
winterseizoen en voordat u naar een
kouder klimaat reist.Koelvloeistofpeil controleren
Controleer de toestand en de
aansluitingen van alle slangen van
het koelsysteem en van de
verwarming. Vervang beschadigdeen slechte slangen. Het koelvloeistofpeil dient tussen de
merktekens MAX en MIN aan de
zijkant van het koelvloeistofreservoirte liggen als de onderdelen in de
motorruimte koud zijn.
Vul als het peil laag is voldoende
gedestilleerd (gedemineraliseerd)
water bij tot aan het merkteken MAX,
maar vul niet te veel bij. We
adviseren het koelsysteem door een
officiële HYUNDAI-dealer te laten
nakijken indien u het reservoirregelmatig moet bijvullen.
OAEE076002L

Page 489 of 566

7-11
7
Onderhoud
De elektromotor voor de
koelventilator wordt geregeld door de
koelvloeistoftemperatuur, de
koudemiddeldruk en de rijsnelheid.
Als de koelvloeistoftemperatuur
daalt, wordt de elektromotor
automatisch uitgeschakeld. Dit is
een normaal verschijnsel.De elektromotor voor
de koelventilator blijft
mogelijk draaien of
wordt mogelijk
gestart als de auto
uitgeschakeld is, hetgeen toternstig letsel kan leiden.
Houd handen, kleding en
gereedschap uit de buurt van
de draaiende bladen van de
koelventilator.
WAARSCHUWING
Verwijder de
koelvloeistofdop of de aftapplug NOOIT alsde radiateur nog heet
is. Er kan onder druk
staande hete koelvloeistof en
stoom ontsnappen, waardoor erernstig letsel kan ontstaan.
Wikkel een dikke doek rond de
dop en draai hem voorzichtig
linksom tot de eerste aanslag.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
OAEE076002(Vervolg)
Ga een stukje achteruit wanneer
de druk van het koelsysteem af
gaat. Pas als u zeker weet dat er
geen overdruk meer is, drukt ude dop met de doek in en draait u
hem verder linksom om hem teverwijderen.

Page 490 of 566

7-12
Onderhoud
Aanbevolen koelvloeistof
Vul het koelsysteem alleen bij metgeïoniseerd, gedestilleerd of
gedemineraliseerd water en vul het
nooit bij met gewoon kraanwater.
Een onjuist koelvloeistofmengsel kan ernstige storingen en schade
aan het hybridesysteem
veroorzaken.
Gebruik geen koelvloeistof op ethanol- of methanol-basis; mengook geen ethanol- of methanol-
antivries met de voorgeschreven
koelvloeistof.
Gebruik geen mengsel met meer dan 60% of minder dan 35%
antivries; in dat geval is een
optimale koelende werking niet
gewaarborgd.
Zorg ervoor dat de
koelvloeistofreservoirdop na
het bijvullen van koelvloeistof
goed vastgedraaid wordt.
1. Controleer of het label op de
koelvloeistofreservoirdop
recht naar voren zit.
(Vervolg)WAARSCHUWING
OTL075062
■Vooraanzicht motorruimte (Vervolg)
2. Controleer of de kleine
uitsteeksels aan de
binnenzijde van de
koelvloeistofreservoirdopgoed in elkaar grijpen.
OAEE076044L
■Achteraanzicht motorruimte

Page:   < prev 1-10 ... 441-450 451-460 461-470 471-480 481-490 491-500 501-510 511-520 521-530 ... 570 next >