Hyundai Ioniq Hybrid 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 351 of 564

5-32
Rijden met uw auto
Elektronische
stabiliteitsregeling (ESC)
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) helpt om de stabiliteit van de
auto in bochten te verbeteren.De ESC controleert in welke richting
u stuurt en in welke richting de auto
daadwerkelijk beweegt. De ESC
remt de wielen gericht af en grijpt in
in het motormanagementsysteemom de bestuurder te helpen de auto
op de gewenste koers te houden.
Het systeem is geen vervanging voor
een veilig rijgedrag. Pas uw snelheid
en rijgedrag altijd aan aan de
wegomstandigheden.
Werking ESC
ESC ingeschakeld
Als het contact in stand ON staat,
branden de controlelampjes ESC en
ESC OFF gedurende ongeveer drie
seconden. Wanneer beide lampjes
doven, wordt de ESC uitgeschakeld.
OAE056015
OAE056016

Type A
■Type B
Rijd niet harder dan de wegomstandigheden toelaten
en neem bochten niet met een
te hoge snelheid. Het ESC-
systeem voorkomt geen
ongevallen.
Te hoge bochtsnelheden,
plotselinge manoeuvres enaquaplaning op een nat wegdekkunnen nog steeds leiden tot
ernstige ongevallen.
WAARSCHUWING

Page 352 of 564

5-33
Rijden met uw auto
5
In werking
Wanneer de ESC in
werking is, knippert hetcontrolelampje ESC:
omstandigheden waarbij de wielen
kunnen blokkeren kunt u geluiden
horen van het remsysteem en kan
het rempedaal gaan trillen. Dit is
normaal. Het betekent dat de ESC
in werking is getreden.
reageert de auto mogelijk niet zoop het gaspedaal als onder
normale omstandigheden.
is op het moment dat de ESC
geactiveerd wordt, wordt de cruise
control automatisch uitgeschakeld.
De cruise control kan weer worden
ingeschakeld op het moment dat
de wegcondities dat toestaan. Zie
"Cruise control-systeem"
verderop in dit hoofdstuk. (indien
van toepassing)
modderige ondergrond of tijdens
het rijden op een gladde weg loopt
het motortoerental (omwentelingen
per minuut) mogelijk niet op, zelfs
niet als u het gaspedaal ver intrapt.
Dit dient om de stabiliteit en tractie
van de auto te behouden en duidt
niet op een probleem.
ESC uitgeschakeld
Uitschakelen van ESC- systeem:

Druk kort op de toets ESC OFF. Het controlelampje ESC OFF gaat
branden en de melding "Traction
Control disabled" (Tractie controle
uitgeschakeld) wordt weergegeven.
In deze status wordt de
antidoorslipregelingsfunctie van de
ESC (motormanagement)
uitgeschakeld, maar is de
remregelfunctie van de ESC
(remmanagement) nog in werking.
■ Type A■Type B
OLF054101N/OAE056018L

Page 353 of 564

5-34
Rijden met uw auto
Houd de toets ESC OFF langer dan
3 s ingedrukt. Het controlelampje
ESC OFF gaat branden, de melding
"Traction & Stability Control disabled"
(Tractie- & Stabiliteitscontr.
uitgeschak.) wordt weergegeven en
er klinkt een waarschuwingszoemer.
In deze status wordt zowel de
antidoorslipregelingsfunctie van de
ESC (motormanagement) als de
remregelfunctie van de ESC
(remmanagement) uitgeschakeld.Als u het contact in de stand
LOCK/OFF zet terwijl de ESC is
uitgeschakeld, blijft de ESC
uitgeschakeld. Pas wanneer de auto
opnieuw wordt gestart, zal de ESC
automatisch weer worden
ingeschakeld.
Controlelampjes
Als het contact in stand ON wordt
gezet, gaat het controlelampje ESC
branden. Als het ESC-systeem
normaal werkt, gaat het
controlelampje vervolgens uit.
Het controlelampje ESC knippert
zodra de ESC in werking is.Als het controlelampje ESC blijft
branden, is er mogelijk een storing
aanwezig in het ESC-systeem. Als
dit waarschuwingslampje brandt
adviseren we u de auto zo spoedigmogelijk te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer. Het controlelampje ESC OFF gaat
branden als de ESC wordt
uitgeschakeld met de toets.

Controlelampje ESC (knippert)
■ Controlelampje ESC OFF (gaat branden)
Als het controlelampje ESC
knippert, geeft dit aan dat de
ESC geactiveerd is:
Rijd langzaam en probeer
NOOIT te accelereren. Schakelde ESC NOOIT uit als het
controlelampje ESC knippert,
omdat u dan de controle over
de auto kunt verliezen, wat kan
resulteren in een ongeval.
WAARSCHUWING
■Type A■Type B
OTLE055140/OAE056020L

Page 354 of 564

5-35
Rijden met uw auto
5
Als er banden en/of velgen met
een verschillende maat onder de
auto gemonteerd zijn, kan dat eenstoring in het ESC-systeem
veroorzaken. Controleer voor het
vervangen van banden of alle vier
de banden en velgen dezelfde
maat hebben. Rijd nooit met de
auto wanneer er banden en velgen
met een verschillende maat zijn
gemonteerd.
ESC uitschakelen
Tijdens het rijden
De ESC OFF-modus mag alleen kort
worden gebruikt om weg te rijden als
u vastzit in sneeuw of modder. Door
de ESC tijdelijk uit te schakelen, kan
het niet-doorslippende wiel koppel
overbrengen.
Schakel de ESC tijdens het rijden
alleen uit als u op een vlakke weg
rijdt. Doe dit door de toets ESC OFF
in te drukken.Om schade aan de transmissie te
voorkomen:
Laat het wiel/de wielen voor of
achter niet overmatig
doorslippen als de
waarschuwingslampjes van de
ESC, het ABS en hetparkeerremsysteem branden.
Eventuele schade aan
onderdelen die hierdoor kan
ontstaan valt niet onder de
fabrieksgarantie. Verlaag het
motorvermogen en laat het
wiel/de wielen niet overmatig
doorslippen als deze
waarschuwingslampjesbranden.
Schakel de ESC uit (controlelampje ESC OFFbrandt) als de auto op een
rollenbank getest wordt.
Informatie
Het uitschakelen van de ESC heeft
geen gevolgen voor een correcte
werking van het ABS en het
remsysteem.
Vehicle Stability Management (VSM)
Het Vehicle Stability Management
(VSM) is een functie van het ESC-systeem (elektronische
stabiliteitsregeling). Het helpt de autostabiel te houden bij het plotselingaccelereren of remmen op een nat,
glad of slecht wegdek waarbij de
tractie van de vier banden plotseling
sterk kan verschillen.
i
AANWIJZINGAANWIJZING
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van het VSM (Vehicle
Stability Management):
Houd ALTIJD de snelheid en
de afstand tot de voorligger in
de gaten. Het VSM is geen
vervanging voor een veilig
rijgedrag. (Vervolg)
WAARSCHUWING

Page 355 of 564

5-36
Rijden met uw auto
Werking VSM
VSM ingeschakeld
Het VSM werkt als:
De elektronische stabiliteitsregeling(ESC) geactiveerd is.
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 15 km/h op bochtige
wegen.
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 20 km/h bij het remmen
op een slecht wegdek.
In werking
Als u het rempedaal intrapt onder
omstandigheden waarbij de ESC
geactiveerd kan worden, kunt u
geluiden horen van het remsysteem
en kan het rempedaal gaan trillen.
Dit is normaal. Het betekent dat het
VSM in werking is getreden.
Informatie
Het VSM werkt niet wanneer:
 Op een weg met een dwarshelling wordt gereden.
 Achteruit wordt gereden.
 Het controlelampje ESC OFF brandt.
 Het waarschuwingslampje EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
( ) brandt of knippert.
VSM uitgeschakeld
Druk op de toets ESC OFF om het
VSM uit te schakelen. Het
controlelampje ESC OFF ( ) gaat
branden.
Druk nogmaals op de toets ESC
OFF om het VSM in te schakelen.Het controlelampje ESC OFF gaatuit.
i
Als het controlelampje ESC ( )
of het waarschuwingslampje
EPS ( ) blijft branden of
knippert, is er mogelijk een
storing aanwezig in het VSM-
systeem. Als het
waarschuwingslampje brandt,
adviseren we u de auto zo
spoedig mogelijk te laten
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
(Vervolg)
Rijd niet harder dan de wegomstandigheden toelaten.
Het VSM-systeem voorkomt
geen ongevallen. Een te hoge
snelheid bij slechte
weersomstandigheden, een
glad of slecht wegdek kunnennog steeds leiden tot een
ernstig ongeval.

Page 356 of 564

5-37
Rijden met uw auto
5
Als er banden en/of velgen met
een verschillende maat onder de
auto gemonteerd zijn, kan het
ESC-systeem defect raken.
Controleer voor het vervangen
van banden of alle vier de banden
en velgen dezelfde maat hebben.Rijd nooit met de auto wanneer er
banden en velgen met een
verschillende maat zijn
gemonteerd.
Hill-Start Assist Control (HAC)
(indien van toepassing)
Een auto heeft de neiging achteruit te
rollen op een steile helling als er wordt
weggereden vanuit stilstand zolang
het gaspedaal nog niet ingetrapt is. De
HAC voorkomt dat de auto achteruitrolt door automatisch gedurende
ongeveer 2 seconden het remsysteem
te activeren. Het remsysteem wordt
automatisch gedeactiveerd zodra het
gaspedaal wordt ingetrapt.Informatie
 De HAC werkt niet wanneer de selectiehendel in stand P (parkeren) of
stand N (neutraal) staat.
 De HAC werkt ook als de ESC (elektronische stabiliteitsregeling) is
uitgeschakeld. Het systeem wordt
echter niet geactiveerd als de ESC niet
normaal werkt.
Noodstopsignaal (ESS -
Emergency Stop Signal)
(indien van toepassing)
Het ESS-systeem waarschuwt
achteropkomende bestuurders doorde remlichten te laten knipperen
wanneer de auto plotseling sterkafremt.
Het systeem wordt geactiveerd als:
De auto plotseling stopt. (De
remvertraging is hoger dan 7 m/s 2
en de rijsnelheid is hoger dan 55 km/h).
Het ABS is geactiveerd.
De alarmknipperlichten worden
automatisch ingeschakeld nadat deremlichten zijn gaan knipperen als
de rijsnelheid lager is geworden dan40 km/h, als het ABS is
gedeactiveerd en als de auto niet
meer sterk afremt.
i
AANWIJZING
De HAC wordt slechts gedurende
ongeveer 2 seconden
geactiveerd, trap daarom altijd
het gaspedaal in om vanuitstilstand helling op weg te rijden.
WAARSCHUWING

Page 357 of 564

5-38
Rijden met uw auto
De alarmknipperlichten gaan UIT
wanneer de rijsnelheid hoger wordtdan 10 km/h nadat de auto compleet
tot stilstand is gekomen. De
alarmknipperlichten gaan UIT als
gedurende een bepaalde periode met
lage snelheid rijdt. De bestuurder kan
de alarmknipperlichten handmatig
uitschakelen door op de toets voor de
alarmknipperlichten te drukken.Informatie
Het ESS-systeem werkt niet wanneer
de alarmknipperlichten al zijn
ingeschakeld. Goede remgewoonten
Het rijden met natte remmen kan
gevaarlijk zijn! De remmen kunnen
nat worden als de auto door een plas
rijdt of als hij gewassen wordt. De
remweg van uw auto wordt langer
als de remmen nat zijn. Ook kan deauto tijdens het remmen naar één
kant trekken als de remmen nat zijn. U kunt de remmen drogen door het
rempedaal tijdens het rijden licht in
te trappen totdat het remsysteem
weer normaal werkt. Als het
remsysteem echter niet normaal
gaat werken, breng dan de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaatstot stilstand en neem contact op met
een officiële HYUNDAI-dealer voor
hulp.
Laat tijdens het rijden uw voet NIET
op het rempedaal rusten. Zelfs een
lichte, maar permanente pedaaldruk
kan leiden tot oververhitting van de
remmen, voortijdige slijtage en zelfs
het weigeren van de remmen.
Trap het rempedaal geleidelijk in en
verlaag uw snelheid terwijl u rechtuit
blijft rijden als u tijdens het rijden een
lekke band krijgt. Breng uw auto op
een veilige plaats tot stilstand nadat
u voldoende vaart hebt geminderd
om veilig te kunnen stoppen.
Houd het rempedaal stevig ingetrapt als de auto stilstaat om te
voorkomen dat de auto vooruit rolt.
i
Breng vóór het verlaten van de auto of het parkeren de auto
volledig tot stilstand en blijf het
rempedaal ingetrapt houden.Zet de selectiehendel in stand P
(parkeren), activeer de
parkeerrem en zet het contact in
stand LOCK/OFF.
Wanneer de auto wordt
geparkeerd en de parkeerrem
niet of niet goed wordt
geactiveerd, kan de auto
onbedoeld in beweging komen,
waardoor de bestuurder ofanderen letsel kunnen oplopen.
Activeer ALTIJD de parkeerrem
voordat u de auto verlaat.
WAARSCHUWING

Page 358 of 564

5-39
Rijden met uw auto
5
Het Blind Spot Detection-systeem
(BSD) maakt gebruik van
radarsensoren in de achterbumperom de situatie in de gaten te houden
en de bestuurder te waarschuwen
wanneer een voertuig nadert in dedode hoek.
Het systeem bewaakt het gedeelte
achter de auto en levert informatie
aan de bestuurder door middel vaneen geluidssignaal en een
controlelampje in de buitenspiegels.(1) BSD (Blind Spot Detection)
Het bereik van de Blind Spot
Detection is afhankelijk van de
rijsnelheid.
Onthoud dat als uw auto veel
sneller rijdt dan de voertuigen om
u heen, de waarschuwing niet zal
worden gegeven.
(2) LCA (Lane Change Assist)
De Lane Change Assist-functie
waarschuwt u wanneer een
voertuig met hoge snelheid
nadert vanuit een aangrenzende
rijstrook. Als de bestuurder de
richtingaanwijzer inschakelt
wanneer het systeem een
naderend voertuig signaleert, laathet systeem een geluidssignaalhoren.
(3) RCTA (Rear Cross Traffic Alert)
De Rear Cross Traffic Alert-
functie houdt verkeer van links en
rechts in de gaten wanneer uw
auto achteruitrijdt. De functie
werkt wanneer de auto
achteruitrijdt met een snelheid
lager dan ongeveer 10 km/h. Als
naderend verkeer van links of
rechts wordt gesignaleerd, klinkt
er een waarschuwingszoemer.
BBLLIINN DD SS PP OO TT DD EETT EECCTT IIOO NN--SS YY SSTT EEEEMM (( BB SSDD )) (( IINN DDIIEE NN VV AA NN TT OO EEPP AA SSSSIINN GG))
OAE056106
Dode hoek
Nadert met hoge snelheid
Houd tijdens het rijden altijd de wegomstandigheden in de
gaten en wees alert op
onverwachte situaties, zelfswanneer het Blind SpotDetection-systeem in werkingis.
Het Blind Spot Detection- systeem (BSD) is een
aanvullend systeem dat u
helpt. Vertrouw niet
blindelings op het systeem.
Let voor uw eigen veiligheidaltijd goed op tijdens hetrijden.
Het Blind Spot Detection-
systeem (BSD) is geen
vervanging voor een juist en
veilig rijgedrag. Rijd altijd
veilig en wees voorzichtig bij
het wisselen van rijstrook of
achteruitrijden. Het Blind SpotDetection-systeem (BSD)
signaleert mogelijk niet alleobjecten naast de auto.
WAARSCHUWING

Page 359 of 564

5-40
Rijden met uw auto
BSD (Blind Spot
Detection)/LCA (Lane Change
Assist) (indien van toepassing)
Werking
Inschakelen:
Druk op de BSD-schakelaar terwijl het contact in stand ON staat. Het controlelampje in de BSD-
schakelaar gaat branden. Als de
rijsnelheid hoger wordt dan 30 km/h,
wordt het systeem geactiveerd.
Uitschakelen:
Druk nogmaals op de BSD-
schakelaar. Het controlelampje in de
schakelaar gaat uit.
Schakel het systeem met behulp van
de schakelaar uit wanneer het
systeem niet in gebruik is.Informatie
 Als de auto wordt uitgezet en weer wordt gestart, keert het BSD-
systeem terug naar de vorige status.
 Als het systeem wordt ingeschakeld, brandt er gedurende 3 seconden een
waarschuwingslampje in de
buitenspiegel. Het systeem wordt geactiveerd als:
1.Het systeem is ingeschakeld.
2.De rijsnelheid is hoger dan
ongeveer 30 km/h.
3.Er wordt een naderende auto gesignaleerd in de dode hoek.
i
■Type A
OAE056033■Type B
OAE056034

Page 360 of 564

5-41
Rijden met uw auto
5
Eerste waarschuwing
Als er een auto wordt gesignaleerd
binnen de grenzen die door hetsysteem zijn gesteld, zal er een
waarschuwingslampje gaan branden
Rin de buitenspiegel.
Zodra de gesignaleerde auto zich
niet langer in de dode hoek bevindt,
verdwijnt de waarschuwing
overeenkomstig de
rijomstandigheden van de auto.
OAE056035
■ Links
■ Rechts
OAE056036
■ Links
OAE056037
■ Rechts
Tweede waarschuwing
Er klinkt in de volgende gevallen een waarschuwingszoemer om de
bestuurder te waarschuwen:
1. Er wordt door het radarsysteem een auto gesignaleerd in de dode hoek
(het waarschuwingslampje in de buitenspiegel gaat branden) EN
2. De richtingaanwijzer is ingeschakeld (aan dezelfde kant als waar de auto is gesignaleerd).
Wanneer deze waarschuwing wordt geactiveerd, gaat het
waarschuwingslampje in de buitenspiegel ook knipperen.
Als u de richtingaanwijzer uitschakelt, wordt de waarschuwingszoemer
gedeactiveerd.

Page:   < prev 1-10 ... 311-320 321-330 331-340 341-350 351-360 361-370 371-380 381-390 391-400 ... 570 next >