Mist Hyundai Kona 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 13 of 540

1-3
Uw auto in één oogopslag
OVERZICHT EXTERIEUR (II)
1
1. Portier .................................................... 3-14
2. Tankdopklep............................................3-43
3. Achterlichtunit .........................................7-64
4. Richtingaanwijzer, mistachterlicht, achteruitrijlicht.........................................7-64
5. Achterklep...............................................3-40
6. Derde remlicht ........................................7-66
7. Ontwaseming ........................................3-122
8. Rear View Monitor ................................3-113
9. Antenne ....................................................4-2
OOS017002
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.

Achteraanzicht

Page 149 of 540

3-65
Kenmerken van uw auto
3
High Beam Assist(HBA) Controlelampje (indien van toepassing)
Dit waarschuwingslampje gaat
branden:
• Als het grootlicht is ingeschakeld terwijl de lichtschakelaar in de
stand AUTO staat.
• Als uw auto tegenliggers of voorliggers detecteert, zal het HighBeam Assist (HBA)-systeem het
grootlicht automatisch over-
schakelen naar dimlicht.
Zie “High Beam Assist (HBA)” in
dit hoofdstuk voor meer
informatie.
Controlelampje verlichting AAN
Dit lampje gaat branden:
• Als de parkeerverlichting of het dim-/grootlicht wordt ingeschakeld.
Controlelampje
mistlampen vóór (indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als de mistlampen vóór worden ingeschakeld.
Controlelampje
mistachterlicht
Dit lampje gaat branden:
• Als het mistachterlicht wordt ingeschakeld.
Waarschuwingslampje
LED-koplampen (indien van toepassing)
Dit waarschuwingslampje gaat
branden:
• Als het contact of de startknop in de stand ON wordt gezet.
• In het geval van een storing in de LED-koplampen.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
Hyundai-dealer.
Dit waarschuwingslampje gaat
knipperen:
In het geval van een storing in een
onderdeel van de LED-koplampen.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
Hyundai-dealer.
Door blijven rijden terwijl het
waarschuwingslampje LED-kop-
lampen brandt of knippert kan de
levensduur van de LED-koplamp
verkorten.
AANWIJZING

Page 180 of 540

3-96
Kenmerken van uw auto
Verlichting buitenzijde
Bediening verlichting
Draai, om de verlichting te bedienen,
de knop op het uiteinde van de
combischakelaar naar een van de
volgende standen: (1) Stand UIT
(2) Stand automatische verlichting(indien van toepassing)
(3) Stand parkeerlicht(4) Stand dimlicht
Stand automatische verlichting
(indien van toepassing)
Als de lichtschakelaar in stand AUTO
staat, worden de parkeerlichten en
koplampen automatisch in- of
uitgeschakeld, afhankelijk van hoe
donker het buiten is.
Ook wanneer de stand AUTO is
ingeschakeld, is het raadzaam om
de verlichting handmatig in te
schakelen wanneer u 's nachts of in
de mist rijdt of wanneer u een
donkere omgeving, zoals tunnels en
parkeergarages, inrijdt. • Dek de sensor (1) op het
dashboard niet af en mors erook niets op.
• Reinig de sensor niet met een ruitenreiniger. Deze laat een
dunne laag achter op de sensor,
waardoor deze niet meer goedwerkt.
• Als de voorruit van uw auto getint glas heeft of is voorzien
van een coating, functioneert
de automatische verlichting
mogelijk niet goed.
AANWIJZING
VERLICHTING
OPDE046065
OOS047050L

Page 183 of 540

3-99
Kenmerken van uw auto
3
3) Wanneer u de lichtschakelaarnaar u toe beweegt terwijl het
grootlicht door de High Beam
Assist (HBA) is ingeschakeld,
wordt het dimlicht ingeschakeld
en wordt de High Beam Assist
(HBA) uitgeschakeld.
4) Wanneer de lichtschakelaar in de stand koplampen wordt
gezet, wordt de High Beam
Assist (HBA) uitgeschakeld en
blijft het dimlicht onafgebroken
branden.
In de volgende gevallen wordt,
wanneer de High Beam Assist (HBA)
in werking is, van grootlicht
overgeschakeld op dimlicht.
- Wanneer de koplampen van een tegemoetkomend voertuig worden gesignaleerd.
- Wanneer de achterlichten van een voorligger worden gesignaleerd.
- Wanneer de koplamp/het achterlicht van een fiets/motorfiets
wordt gesignaleerd.
- Wanneer de omgeving helder genoeg is, is het grootlicht nietnodig. - Wanneer straatlantaarns of andere
verlichting worden gesignaleerd.
- Wanneer de lichtschakelaar niet in de stand AUTO staat.
- Wanneer de High Beam Assist (HBA) is uitgeschakeld.
- Wanneer de rijsnelheid lager is dan 35 km/h.
Waarschuwingslampje
en -melding
Wanneer de High Beam Assist
(HBA) niet goed werkt, wordt de
waarschuwingsmelding gedurende
enkele seconden weergegeven.
Nadat de melding is verdwenen,
gaat het hoofdwaarschuwingslampje
( ) branden. We adviseren u het systeem te latencontroleren door een officiële
Hyundai-dealer.
OOS047127L
Het systeem werkt onder de
volgende omstandigheden
mogelijk niet goed.
Wanneer de verlichting van
een tegemoetkomend voertuig
of voorligger gedimd is
•De verlichting van een
tegemoetkomend voertuig of
voorligger wordt niet
gedetecteerd omdat een lamp
beschadigd, verborgen
enzovoort is.
•De lamp(en) van een
tegemoetkomend voertuig of
voorligger is bedekt met stof,
sneeuw of water.
•Wanneer de koplampen van
de voorligger uitgeschakeld,maar de mistlampen
ingeschakeld zijn, enz.
OPMERKING

Page 184 of 540

3-100
Kenmerken van uw auto
Wanneer het beïnvloed wordtdoor een externe conditie
•Er is een lamp met een
vergelijkbare vorm als de
lampen van een voorliggeraanwezig.
•Wanneer een koplamp niet
gerepareerd of vervangen is
door een officiële dealer.
•Wanneer een koplamp niet
juist is afgesteld.
•Wanneer op een smalle
bochtige weg of een weg met
slecht wegdek wordt gereden.
•Wanneer heuvelop of -af
wordt gereden.
•Wanneer slechts een deel van
de voorligger zichtbaar is op
een kruising of in een bocht.
•Wanneer er een verkeerslicht,
reflecterend bord, knipperlicht
of spiegel aanwezig is.
•Wanneer de wegomstandig-
heden slecht zijn, bijvoor-
beeld doordat de weg nat is of
bedekt is met sneeuw.
•Wanneer de koplampen van
een tegemoetkomend voertuig
uitgeschakeld, maar de
mistlampen ingeschakeld zijn.
•Wanneer een auto plotseling
opduikt uit een bocht.
•Wanneer de auto scheef hangt door een lekke band of
doordat hij gesleept wordt.
•Wanneer het
waarschuwingslampje van het
Lane Keeping Assist-systeem
(LKA) brandt. (indien vantoepassing)
Wanneer het zicht naar vorenslecht is
•Wanneer de lamp van een
tegemoetkomend voertuig of
voorligger is bedekt met stof,
sneeuw of water.
•Wanneer de verlichting van
een tegemoetkomend
voertuig of voorligger niet
wordt gesignaleerd door
uitlaatgassen, rook, mist,
sneeuw, enz.
•Haal de voorruitcamera niet uit
elkaar, bijvoorbeeld om de ruit
extra te tinten of coatings of
accessoires aan te brengen.Als u de camera uit elkaar hebt
gehaald en weer in elkaar hebt
gezet, adviseren we u de
kalibratie van het systeem te
laten controleren door een
officiële Hyundai-dealer.
•Als u de voorruit of de
voorruitcamera hebt
vervangen, adviseren we u het
systeem te laten controlerendoor een officiële Hyundai-
dealer.
•Zorg ervoor dat er geen water in de High Beam Assist-unit
(HBA) terechtkomt en
verwijder of beschadig de
onderdelen van het High Beam
Assist-systeem (HBA) niet.
WAARSCHUWING
•De voorruit is bedekt met vuil.
•Het zicht is slecht door mist,
zware regenval, sneeuw, enz.

Page 186 of 540

3-102
Kenmerken van uw auto
Mistlampen voor (indien van toepassing)
De mistlampen dienen voor een beter zicht onder omstandigheden
waarbij het zicht sterk verminderd is,
zoals bij mist, regen, sneeuwval enz.
Gebruik de schakelaar naast de
koplampschakelaar om de
mistlampen in en uit te schakelen.
1. Schakel de parkeerlichten in.
2. Zet de lichtschakelaar (1) in de stand mistlampen voor. 3. Zet om de mistlampen voor uit
te schakelen de lichtschakelaar nogmaals in de stand mistlampen
voor of schakel de parkeerlichtenuit.
De mistlampen gebruiken zeer
veel stroom. Gebruik de
mistlampen alleen bij slecht zicht.
Mistachterlicht
Auto met mistlampen voor
Inschakelen van het mistachterlicht:
Zet de lichtschakelaar (1) in de stand
parkeerlichten, draai hem in de stand
mistlampen voor en draai hem
vervolgens in de stand mistachterlicht(1).
Voer een van de onderstaande handelingen uit om het
mistachterlicht uit te schakelen:
• Schakel de parkeerlichtschakelaar uit.
• Draai de lichtschakelaar nogmaals in de stand mistachterlicht.
• Als de lichtschakelaar in de stand parkeerlichten staat en u
de mistlampen voor uitschakelt,
wordt ook het mistachterlicht
uitgeschakeld.
AANWIJZING
OPDE046064
OPDE046066

Page 187 of 540

3-103
Kenmerken van uw auto
3
Auto zonder mistlampen voor
Inschakelen van het mistachterlicht:
Zet de lichtschakelaar in de stand
koplampen en draai hem vervolgens
in de stand mistachterlicht (1).
Voer een van de onderstaande handelingen uit om het mistachter-
licht uit te schakelen:
• Schakel de koplampschakelaar uit.
• Draai de lichtschakelaar nogmaalsin de stand mistachterlicht.
Energiebesparingsfunctie
Deze functie voorkomt dat de accu
ontladen raakt. Het systeem schakelt
automatisch de parkeerlichten uit
wanneer de bestuurder de motor
uitschakelt en het bestuurdersportieropent.
De parkeerlichten worden
automatisch uitgeschakeld als de
auto in het donker langs de kant van
de weg wordt geparkeerd.
Volg onderstaande procedure als
de parkeerlichten moeten blijven
branden wanneer de motor is
uitgeschakeld:
1) Open het portier aan bestuurders- zijde.
2) Schakel de parkeerlichten uit en weer in met de lichtschakelaar op
de stuurkolom.
Follow me home-functie
(indien van toepassing)
Als u het contact in stand ACC of
OFF zet met ingeschakelde
koplampen, blijven de koplampen
(en/of parkeerlichten) gedurende
ongeveer 5 minuten branden. Alsechter de motor uit is en het
bestuurdersportier wordt geopend
en gesloten, worden de koplampen
(en/of de parkeerlichten) na 15
seconden uitgeschakeld.
De koplampen (en/of parkeerlichten)
kunnen worden uitgeschakeld door
tweemaal op de vergrendeltoets van
de Smart Key te drukken of door de
lichtschakelaar in de stand OFF of
AUTO te zetten. De koplampen
worden echter niet uitgeschakeld
wanneer het donker is en u de
lichtschakelaar in de stand AUTO
zet.
U kunt de Follow me home-functie
in- of uitschakelen met de modus
Gebruikersinstellingen op het LCD-
display. Zie “LCD-display” in dit
hoofdstuk voor meer informatie.
OTLE045285

Page 188 of 540

3-104
Kenmerken van uw auto
Wanneer de bestuurder het
voertuig via een ander portier dan
het bestuurdersportier verlaat,
werkt de energiebesparings-
functie niet en wordt de Follow me
home-functie niet automatisch
uitgeschakeld. Hierdoor kan de
accu ontladen raken. Schakel in
dit geval de lampen uit voordat u
het voertuig verlaat.
Dagrijverlichting (DRL) (indien van toepassing)
De dagrijverlichting (DRL) zorgt
ervoor dat medeweggebruikers uw
auto overdag beter zien, met name
na zonsopgang en voor
zonsondergang.
Het DRL-systeem zorgt ervoor
dat de dagrijverlichting wordt
uitgeschakeld als:
1. De koplampen of de mistlampen voor zijn ingeschakeld.
2. De parkeerlichten zijn ingescha- keld.
3. De motor is uitgeschakeld.
Koplampverstelling (indien van toepassing)
Handmatig
De koplamphoogte kan worden
afgesteld en worden aangepast aanhet aantal inzittenden en de
hoeveelheid bagage in de auto door
de schakelaar voor de
koplamphoogte te verdraaien.
Hoe hoger het nummer op de
schakelaar, hoe lager de hoogte van
de lichtbundel. Zorg ervoor dat de
koplampen niet te hoog staan om
verblinding van andere wegge-
bruikers te voorkomen.
AANWIJZING
OOS047049

Page 193 of 540

3-109
Kenmerken van uw auto
3
A : Regeling wissersnelheid (voor)· / MIST - Enkele wisbeweging
· O / OFF – Uit
· --- / INT – Intervalstand AUTO* – Automatische regeling
· 1 / LO– Lage wissersnelheid· 2 / HI – Hoge wissersnelheid
B : Afstellen tijd intervalstand
C : Sproeien met enkele wisslagen (voor)
D : Achterruitenwisserbediening* · 2 / HI – Hoge wissersnelheid · 1 / LO – Lage wissersnelheid · O / OFF – Uit
E : Sproeien met enkele wisslagen (achter)
* : indien van toepassing
RUITENWISSERS EN RUITENSPROEIERS
■ Ruitenwissers/-sproeiers voor ■Ruitenwisser/-sproeier achter
OTLE045159/OTLE045161/OTLE045507/OTLE045508
• Type A
• Type B
• Type A
• Type B

Page 194 of 540

3-110
Kenmerken van uw auto
Ruitenwissers voor
De werking is als volgt als het contact in stand ON staat./MIST : MIST: Druk voor een
enkele wisbeweging de
bedieningsschakelaar
omlaag ( ) of omhoog
(MIST) en laat hem weer
los. De ruitenwissers
zullen blijven werken
zolang de schakelaar in
deze stand wordtgehouden.
O/OFF : De r uitenwissers zijn
uitgeschakeld
---/INT : De r uitenwissers werken
met regelmatige intervallen.
Gebruik deze stand bij
motregen of mist. Draai aande snelheidsregelknop omde snelheid te wijzigen.
1/LO : Normale wissersnelheid
2/HI : Hoge wissersnelheid
Informatie
Maak de voorruit vrij van sneeuw en
ijs alvorens de ruitenwissers te
gebruiken of ontdooi de voorruit
gedurende 10 minuten. Anders werken de ruitenwissers
mogelijk niet goed en kunnen ze
beschadigd raken.
Als u sneeuw en/of ijs niet verwijdert
voordat u de ruitenwissers en
ruitensproeiers gebruikt, kan er
schade ontstaan aan het ruitenwisser-
en ruitensproeiersysteem.
Automatische regeling (AUTO)
(indien van toepassing)
De regensensor bovenaan op de
voorruit registreert de hoeveelheid
regen en schakelt de ruitenwissersautomatisch in met de juiste
snelheid/intervaltijd. Hoe harder hetregent, hoe hoger de wissersnelheid. Als het ophoudt met regenen,
worden de ruitenwissers
automatisch uitgeschakeld. Draaiaan de snelheidsregelknop (1) omde snelheid te wijzigen.
Als de wisserschakelaar in de stand
AUTO wordt gezet terwijl het contactin stand ON staat, zullen de wissers
eenmaal werken om een controle
van het systeem uit te voeren. Zet de
schakelaar in stand OFF als de
ruitenwissers niet in gebruik zijn.i
OOS047322L
Als de motor draait en de
schakelaar voor de
ruitenwissers voor in stand
AUTO staat, neem dan
onderstaande aanwijzingen in
acht om letsel te voorkomen:
•Raak het bovenste deel van de
voorruit, waar de regensensor
zich bevindt, niet aan.
•Veeg het bovenste deel van de
voorruit niet schoon met een
vochtige doek.
•Oefen geen druk uit op de
voorruit.
WAARSCHUWING
Sensor

Page:   1-10 11-20 21-30 next >