Hyundai Santa Fe 2010 Handleiding (in Dutch)

Page 141 of 409

Kenmerken van uw auto
68
4
D190402AUN
Stand dimlicht ( )
Als de lichtschakelaar in de stand
dimlicht staat (2e stand), branden de
koplampen, de achterlichten, het
parkeerlicht, de kentekenplaatverlichting
en de dashboardverlichting.
✽✽
AANWIJZING
Om de verlichting in te kunnen
schakelen moet het contact in stand ON
staan.
D190403AUN
Stand automatische verlichting (indien van toepassing)
Als de lichtschakelaar in stand AUTO
staat, worden de achterlichten en
koplampen automatisch in- of
uitgeschakeld, afhankelijk van hoe
donker het buiten is.
OCM040122OCM040123
OPMERKING
Bedek de sensor (1) op het dashboard nooit, zodat een
optimale werking van de automatische verlichtinggegarandeerd blijft.
Reinig de sensor niet met een ruitenreiniger. Deze laat eendunne laag achter op de sensor,waardoor deze niet meer goed werkt.
Als de voorruit van uw auto getint glas heeft of is voorzien van eencoating, functioneert deautomatische verlichting mogelijk niet goed.

Page 142 of 409

469
Kenmerken van uw auto
D190500AUN
Grootlicht
Druk de combischakelaar van u af om
het grootlicht in te schakelen. Trek de
schakelaar naar u toe om het dimlicht in
te schakelen.
Het controlelampje voor het grootlicht
gaat branden wanneer het grootlicht
wordt ingeschakeld.
Om te voorkomen dat de accu ontladen
raakt, dient u de verlichting niet
gedurende langere tijd te laten branden
terwijl de motor niet draait.Lichtsignaal
Trek de combischakelaar naar u toe om
een lichtsignaal te geven. Als u de
combischakelaar loslaat, keert deze
weer terug naar zijn oorspronkelijke
positie (dimlicht). De verlichting hoeft niet
ingeschakeld te zijn om een lichtsignaal
te kunnen geven.D190600AUN
Richtingaanwijzers
Om de richtingaanwijzers te laten
werken, moet het contact in stand ON
staan. Beweeg de combischakelaaromhoog of omlaag (A) om de
richtingaanwijzers in te schakelen. De
groene, pijlvormige controlelampjes op
het instrumentenpaneel geven aan welke
richtingaanwijzer in werking is. Na het
nemen van de bocht, worden de lampjes
automatisch uitgeschakeld. Zet de
combischakelaar handmatig terug in de
middenstand als de richtingaanwijzers
na een bocht blijven knipperen.
OCM040125OCM040124OCM040126

Page 143 of 409

Kenmerken van uw auto
70
4
Beweeg de combischakelaar gedeeltelijk
naar beneden of naar boven en houd
hem vast (B) om een wisseling van
rijstrook aan te geven. Als u de
combischakelaar loslaat, keert deze
weer terug naar zijn oorspronkelijke
positie.
Wanneer een controlelampje blijft
branden, niet knippert of abnormaal
knippert, kunnen één of meer lampen
doorgebrand zijn en dienen deze
vervangen te worden.
✽✽
AANWIJZING
Als de richtingaanwijzer abnormaal
snel of langzaam knippert, duidt dit op
een kapotte lamp of een slecht contact in
het circuit van de richtingaanwijzers.
D190700ACM Mistlampen vóór
(indien van toepassing)
Mistlampen dienen voor een beter zicht
en ter voorkoming van ongevallen onder
omstandigheden waarbij het zicht sterk
verminderd is, zoals bij mist, regen,
sneeuwval, enzovoorts. De mistlampen worden ingeschakeld
wanneer het parkeerlicht is ingeschakeld
en de schakelaar van de mistlampen
wordt ingedrukt (het controlelampje op
de schakelaar gaat branden). Druk de
schakelaar nogmaals in om de
mistlampen uit te schakelen.
OCM052074
OCM029074N
Type A
Type B
OPMERKING
De mistlampen gebruiken zeer veel
stroom. Gebruik de mistlampen
alleen bij slecht zicht.

Page 144 of 409

471
Kenmerken van uw auto
D190800ACM
Mistachterlicht
(indien van toepassing)
Druk de schakelaar in om het
mistachterlicht in te schakelen als het
dimlicht is ingeschakeld (het
controlelampje op de schakelaar gaat
branden).
De mistachterlichten gaan branden als
de schakelaar van de mistlampen voor in
de stand ON is gezet en de schakelaar
voor de verlichting in de stand
parkeerlicht staat. Druk nogmaals op de
schakelaar of zet de verlichting uit om het
mistachterlicht uit te schakelen.D190900AUN
Motorvoertuigverlichting overdag
(MVO)
(indien van toepassing)
Door motorvoertuigenverlichting overdag
(MVO) kunnen medeweggebruikers uw
auto overdag beter zien. MVO kan onder
verschillende rijomstandigheden handig
zijn, maar vooral in de periode rond
zonsopgang en zonsondergang.
De MVO wordt uitgeschakeld wanneer:
1. De parkeerlichten worden
ingeschakeld.
2. De motor wordt afgezet. D191000ACM
Koplampverstelling
(indien van toepassing)
De koplamphoogte kan worden afgesteld
en worden aangepast aan het aantal
inzittenden en de hoeveelheid bagage in
de auto door de schakelaar voor de
koplamphoogte te verdraaien.
OCM051019LOCM051028L

Page 145 of 409

Kenmerken van uw auto
72
4
Hoe hoger het nummer op de
schakelaar, hoe lager de hoogte van de
lichtbundel. Zorg ervoor dat de
koplampen niet te hoog staan om
verblinding van andere weggebruikers te
voorkomen.
Hieronder staan voorbeelden van een
correcte afstelling. Stel bij een andere
mate van belasting dan hieronder
vermeld de koplampen af volgens de
situatie in het overzicht die zoveel
mogelijk aansluit bij de actuele situatie.
Koplampsproeier
(indien van toepassing)
Bedien de schakelaar voor de
koplampsproeiers om de
koplampsproeiers in te schakelen. De
sproeier werkt als de achterlichten of
koplampen branden en als het contact in
stand ON staat. De sproeiervloeistof
wordt op de koplampen gesproeid.
Als u de ruitenwisserhendel naar u toe
trekt, wanneer de koplampen aan zijn,
zal de koplampsproeier werken. (indien
van toepassing)Beladingstoestand Alleen bestuurderBestuurder +
voorpassagierBestuurder +
Voorpassagier + Alle
passagiers op de 3e zitrij*
Alle zitplaatsen bezet
Alle zitplaatsen bezet +Maximaal toelaatbarebeladingBestuurder + Maximaaltoelaatbare beladingStand schakelaar
0 0 1 12 3
*: indien van toepassing
OCM040127

Page 146 of 409

473
Kenmerken van uw auto
✽✽AANWIJZING
 Controleer regelmatig of de ruitensproeiervloeistof nog correct op
de koplampen wordt gesproeid.
 De koplampsproeier werkt mogelijk tijdelijk niet bij vorst na het wassen
van de auto of bij regen en sneeuw in
de winter. Maar na ontdooien werkt
hij weer normaal.

Page 147 of 409

Kenmerken van uw auto
74
4
A : Snelheidsregelknop ruitenwissers
·
MIST / – Eénmaal wissen
· OFF / O – Uit
· INT (---) / AUTO* – Intervalstand/ Automatisch wissen
(Intervalstand)*
· LO / 1 – Normale wissersnelheid · HI / 2 – Hoge wissersnelheid
B : Instellen Interval of Automatische wissersnelheid (Instelling lengte
Interval)
C : Sproeien en kort wissen
D : Achterruitenwisser en -sproeier · – Sproeien
· / ON – Normale wisserbediening· O / OFF – Uit
· – Sproeien en kort wissen
* indien van toepassing
RUITENWISSERS EN RUITENSPROEIERS
OCM040128/OCM040128L/OCM040129/OCM040129L
Ruitenwisser en -sproeier
Type B
Type AType B
Type A
Achterruitenwisser en -sproeier
(indien van toepassing)

Page 148 of 409

475
Kenmerken van uw auto
D200100ACM
Ruitenwissers voor
De werking is als volgt als het contact in stand ON staat.
MIST / : Druk voor een enkelewisbeweging de
bedieningsschakelaar naar
boven vanuit stand O(OFF)
en laat hem weer los. De
ruitenwissers zullen blijven
werken zolang de
schakelaar naar boven
wordt gedrukt en wordt
vastgehouden.
OFF / O : Ruitenwisser is uitgeschakeld
INT / --- : De ruitenwissers werken met regelmatige intervallen.
Gebruik deze stand bij
motregen of mist. Draai aan desnelheidsregelknop om desnelheid te wijzigen.
LO / 1 : Normale wissersnelheid
HI / 2 : Hoge wissersnelheid
✽✽ AANWIJZING
Maak de ruit vrij van sneeuw en ijs
alvorens de ruitenwissers te gebruiken
of ontdooi de voorruit gedurende 10
min. Anders werken de ruitenwissers
mogelijk niet goed en kunnen ze
beschadigd raken.
D200101AFD
Auto Control (indien van toepassing)
De regensensor bovenaan op de voorruit
registreert de hoeveelheid regen en
schakelt de ruitenwisser automatisch in
met de juiste snelheid/intervaltijd.Hoe harder het regent, hoe hoger de
wissersnelheid. Als het ophoudt met
regenen, wordt de ruitenwisser
automatisch uitgeschakeld. Draai aan desnelheidsregelknop om de snelheid tewijzigen (1). Als het contact in stand ON wordt gezet
terwijl de ruitenwisserschakelaar in stand
AUTO staat, of als het contact in stand
ON staat en de ruitenwisserschakelaar in
stand AUTO wordt gezet, of als de
snelheidsregelknop omhoog wordt
gedraaid en de ruitenwisserschakelaar in
stand AUTO staat, voert het systeem een
zelfcontrole uit. Zet de schakelaar in
stand O(OFF) als de ruitenwisser niet
nodig is.
OCM040131L
Regensensor

Type A
■ Type B
OPMERKING
Als het contact in stand ON staat en
de schakelaar voor de
ruitenwissers vóór in de standAUTO, neem dan onderstaande aanwijzingen in acht om letsel tevoorkomen:
Raak het bovenste deel van de voorruit, waar de regensensorzich bevindt, niet aan.
Veeg het bovenste deel van de voorruit niet schoon met eenvochtige doek.
Oefen geen druk uit op de voorruit.

Page 149 of 409

Kenmerken van uw auto
76
4
D200200AFD
Ruitensproeier voorruit
Trek de hendel naar voren om de
ruitensproeier in te schakelen. Als de
ruitenwisser in stand O(OFF) staat, zal
deze 1-3 wisslagen maken.
Gebruik deze functie om de voorruit te reinigen. De ruitensproeier en de ruitenwissers
blijven werken tot u de hendel loslaat.
Controleer het peil van de
ruitensproeiervloeistof als de
ruitensproeiers niet werken. Vul het
reservoir met een geschikte, niet
schurende ruitensproeiervloeistof
wanneer het peil te laag is.
De vulpijp van het reservoir bevindt zich
vooraan in de motorruimte aan
passagierszijde.
OPMERKING
Zet de schakelaar tijdens het
wassen van de auto in stand
O(OFF) om te voorkomen dat deruitenwissers in dat gevalautomatisch worden ingeschakeld.
Als de ruitenwissers tijdens hetwassen worden ingeschakeld, raken ze mogelijk beschadigd.
Verwijder de behuizing van deregensensor bovenaan de voorruit aan passagierszijde niet. Eventuele
schade aan onderdelen diehierdoor kan ontstaan, valt nietonder de fabrieksgarantie.
Zet de ruitenwisserschakelaar 'swinters voor het starten van de
motor in stand O(OFF). Als de ruitenwissers worden ingeschakeldterwijl de wisserbladenvastgevroren zijn, kunnen deze
beschadigd raken. Verwijder allesneeuw en ijs van de voorruitvoordat de ruitenwissers wordeningeschakeld.
OPMERKING
Gebruik de ruitensproeiers niet
wanneer het reservoir leeg is, om beschadiging van de ruitensproeierpomp te voorkomen.
WAARSCHUWING
Gebruik de ruitensproeiers niet bij temperaturen onder het vriespunt
zonder eerst de voorruit met behulp
van de voorruitontwaseming te
hebben verwarmd; de vloeistof kan
anders op de voorruit bevriezen en
uw uitzicht belemmeren.
OCM040133
OCM040133L
Type B
Type A

Page 150 of 409

477
Kenmerken van uw auto
D200300AFD
Schakelaar achterruitenwisser en
-sproeier (indien van toepassing)
De schakelaar voor de
achterruitenwisser en -sproeier bevindt
zich aan het uiteinde van de
ruitenwisser- en sproeierschakelaar.Zet de schakelaar in de gewenste stand
om de achterruitenwisser en -sproeier tebedienen.
- Ruitensproeiervloeistof opspuitenen wissen
/ ON - Normale ruitenwisserbediening
O / OFF - Ruitenwisser uitgeschakeld - Ruitensproeiervloeistof opspuitenen wissen
OPMERKING
Schakel de ruitenwissers niet in
als de ruit droog is ombeschadiging van de wissers en
de voorruit te voorkomen.
Gebruik geen benzine, petroleum, thinner of andere oplosmiddelen
in de buurt van deruitenwisserbladen om
beschadiging te voorkomen.
Probeer de ruitenwissers nooit met de hand te bewegen ombeschadiging van de
ruitenwisserarmen en van andereonderdelen te voorkomen.
OCM040132
OCM040132L
Type B
Type A

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 410 next >