Hyundai Santa Fe 2010 Handleiding (in Dutch)
Page 151 of 409
Kenmerken van uw auto
78
4
D210000AUN
Automatische uitschakelfunctie
(indien van toepassing)
De interieurverlichting wordt automatisch
na ongeveer 20 minuten uitgeschakeld
nadat het contact is uitgeschakeld.
Als uw auto is uitgerust met het
antidiefstalsysteem, wordt de
interieurverlichting ongeveer 3 seconden
nadat het systeem is geactiveerd
automatisch uitgeschakeld.
D210100ACM Leeslampje
(indien van toepassing)
Druk op de schakelaar van het
leeslampje in om de verlichting in of uit te
schakelen. Dit lampje heeft een gerichte
lichtbundel waarmee de bestuurder en
de passagier in het donker een kaart of
iets anders kunnen lezen.Interieurverlichting
De verlichting wordt als volgt in- en
uitgeschakeld als de schakelaar wordt
ingedrukt of bewogen.
INTERIEURVERLICHTING
OPMERKING
Laat de interieurverlichting niet te
lang branden als de motor nietdraait.
Hierdoor kan de accu ontladenraken.
OCM052077
OCM052081
Achter (indien van toepassing)
Voor
OCM040079
OXM049132
Type B
Type A
Page 152 of 409
479
Kenmerken van uw auto
: De verlichting blijft altijd uit.
: De verlichting blijft altijd aan.
DOOR: De verlichting gaat brandenwanneer een portier (of de
achterklep) wordt geopend,
ongeacht de stand van het
contact. Als de portieren
worden ontgrendeld met de
afstandsbediening (of Smart
Key), blijft de interieurverlichtinggedurende 30 seconden
branden als er geen portier
geopend wordt. De
interieurverlichting gaat
ongeveer 30 seconden na het
sluiten van het portier langzaam
uit. Als het contact in stand ON
staat of alle portieren zijn
vergrendeld als het portier
wordt gesloten, zal de
interieurverlichting echter directuitgaan.
Als er een portier wordtgeopend en het contact in
stand ACC of LOCK staat, blijft
de verlichting nog ongeveer 20
minuten branden. Als er een
portier wordt geopend terwijlhet contact in stand ON staat,
blijft de verlichting echter
continu branden. D210300ACM
Bagageruimteverlichting
(indien van toepassing)
: De verlichting blijft altijd uit.
: De verlichting blijft altijd aan.
DOOR: De bagageruimteverlichting
gaat branden zodra de
achterklep geopend wordt. Instapverlichting
(indien van toepassing)
De instapverlichting gaat branden zodra
het portier geopend wordt om het in- en
uitstappen te vergemakkelijken. Deze
verlichting waarschuwt tevens
achteropkomend verkeer dat het portieris geopend.
OXM049136OCM040134
Page 153 of 409
Kenmerken van uw auto
80
4
D210500AUN
Verlichting dashboardkastje
(indien van toepassing)
De verlichting in het dashboardkastje
gaat branden als het dashboardkastje
wordt geopend.
De verlichting in het dashboardkastje
werkt alleen als de parkeerlichten of
koplampen in de stand ON staan. D210600AUN
Verlichting make-upspiegel
(indien van toepassing)
Door het openen van het klepje van de
make-upspiegel wordt de verlichting
automatisch ingeschakeld.
OCM040179OEN046081
Page 154 of 409
481
Kenmerken van uw auto
D220000AUN
✽✽AANWIJZING
Zie "Voorruit ontdooien en
ontwasemen" in dit hoofdstuk als u
condens en ijs van de voorruit wilt
verwijderen.
D220100AUN
Achterruitverwarming
De achterruitverwarming ontdoet de
achterruit van rijp, condens en ijs als de
motor is gestart.
Druk op de toets in de middenconsole
om de achterruitverwarming in te
schakelen. Het controlelampje in de toets
gaat branden wanneer de
achterruitverwarming ingeschakeld is.
Verwijder eerst eventueel aanwezige
sneeuw van de achterruit voordat de
achterruitverwarming ingeschakeld
wordt.
De achterruitverwarming schakelt na
ongeveer 20 minuten automatisch uit of
wanneer het contact in stand LOCK
wordt gezet. Druk de toets opnieuw in om
de achterruitverwarming uit te schakelen. D220101AUN
Buitenspiegelverwarming
(indien van toepassing)
Als uw auto voorzien is van
buitenspiegelverwarming zal deze
gelijktijdig met de achterruitverwarming
in werking treden.
Ruitenwisserontdooier (indien van toepassing)
Als uw auto voorzien is van een
ruitenwisserontdooier, zal deze gelijktijdig
met de achterruitverwarming in werkingtreden.
ONTWASEMING
OPMERKING
Gebruik om beschadiging van de
verwarmingsdraden te voorkomennooit scherpe voorwerpen of
reinigingsmiddelen met schurendebestanddelen om de achterruit tereinigen.
OCM040135
Page 155 of 409
Kenmerken van uw auto
82
4
HANDBEDIEND VERWARMINGS- EN VENTILATIESYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
OCM040200
1. Aanjagerknop
2. Luchtcirculatietoets
3. Luchttoevoertoets
4. Toets A/C*
5. Temperatuurregelknop
6. Toets voorruitontwaseming
7. Toets achterruitverwarming
*: indien van toepassing
Page 156 of 409
483
Kenmerken van uw auto
Verwarming en airconditioning
1. Start de motor.
2. Zet de luchtcirculatietoets in degewenste stand.
Voor een effectieve verwarming enkoeling:
- Verwarmen:
- Koelen:
3. Stel de temperatuur in op de gewenste waarde.
4. Schakel de stand BUITENLUCHT in met de luchttoevoertoets.
5. Zet de aanjager op de gewenste snelheid.
6. Als u de uitstromende lucht gekoeld wilt hebben, kunt u het
airconditioningssysteem aanzetten
(indien van toepassing).
❈
❈
Uitstroomopeningen 2e zitrij (E)
• De luchtstroom van de uitstroomopeningen bij de 2e zitriij
wordt geregeld door de klimaatregeling
voor en wordt afgeleverd via het
interne luchtkanaal van de
voorportieren. Als het portier open of
niet volledig gesloten is, wordt de
luchtstroom van de uitstroomopening
op de 2e zitrij niet correct afgeleverd.
Zorg ervoor dat de voorportieren
volledig gesloten zijn. De luchttoevoer via de
uitstroomopeningen bij de 2e zitrij kan
minder zijn dan via de ventilatieroosters
in het dashboard, vanwege het langere
luchtkanaal in de voorportieren.
Sluit de uitstroomopeningen bij koud weer. De luchtstroom via de
uitstroomopeningen bij de 2e zitrij kan
licht afkoelen wanneer de verwarming
is ingeschakeld. (Gebruik de
uitstroomopeningen bij de 2e zitrij voor
koelen.)
OCM040223
Page 157 of 409
Kenmerken van uw auto
84
4
D230101AFD
Toets luchtcirculatie
De luchtcirculatietoets regelt de circulatie
van de lucht door het ventilatiesysteem.
De lucht kan naar de voetenruimte, de uitstroomopeningen in het dashboard of
naar de voorruit stromen. Er worden zes
symbolen gebruikt om de standen.
VENTILEREN, BI-LEVEL, VERWARMEN,VERWARMEN/ONTWASEMEN en
ONTWASEMEN.
Stand FACE (B, D, E)
De lucht stroomt naar de romp en naar
het hoofd. Daarnaast kan iedere
uitstroomopening versteld worden om de
richting van de luchtstroom te wijzigen.
Stand BI-LEVEL (B, D, E, C, F, G)
De lucht stroomt naar het hoofd en naar
de voetenruimte.
Stand FLOOR (C, F, G, A, D)
De meeste lucht stroomt naar de
voetenruimte en een klein gedeelte
stroomt naar de voorruit en de
zijruitontwaseming.
Stand FLOOR/DEFROST
(A, C, D, F, G)
De meeste lucht stroomt naar de
voetenruimte en de voorruit en een kleingedeelte stroomt door de
zijruitontwaseming.
Stand DEFROST (A, D)
De meeste lucht stroomt naar de voorruiten een klein gedeelte stroomt door de
zijruitontwaseming.
OCM040141
Page 158 of 409
485
Kenmerken van uw auto
Uitstroomopeningen dashboard
De uitstroomopeningen kunnen afzonderlijk
worden geopend of gesloten met het
wieltje.
Met de hendel in de ventilatieroosters
kunt u de richting van de luchtstroom uit
deze ventilatieroosters afstellen, zoals in
de afbeelding is aangegeven.Temperatuurregelknop
Met de temperatuurregelknop kunt u de
temperatuur regelen van de lucht die uit
het ventilatiesysteem stroomt. Draai de
knop naar rechts voor warme of hete
lucht in het passagierscompartiment en
naar links voor koelere lucht.
Luchttoevoertoets
De luchttoevoer wordt gebruikt om de
stand BUITENLUCHT of de stand
RECIRCULATIE te kiezen.
Druk op de desbetreffende toets om de
stand van de luchttoevoer te wijzigen.
OCM052155OCM040142OCM052154
Page 159 of 409
Kenmerken van uw auto
86
4
Stand RECIRCULATIE
In de stand RECIRCULATIEwordt de lucht uit het
passagierscompartimentdoor het systeemgerecirculeerd en,
afhankelijk van de gekozen
functie, gekoeld of
verwarmd.
Stand BUITENLUCHT In de stand BUITENLUCHTstroomt de lucht van
buitenaf in het
passagierscompartiment.
Deze lucht wordt,
afhankelijk van de gekozen
functie, verwarmd of
gekoeld.
✽✽ AANWIJZING
Let op: door langdurig gebruik van de
stand RECIRCULATIE kunnen de
ruiten beslaan en zal de lucht in het
passagierscompartiment muf worden.
Daarnaast kan de lucht in het
passagierscompartiment extreem droog
worden bij langdurig gebruik van de
airconditioning in de stand
RECIRCULATIE.
Aanjagerknop
Om de aanjager in te kunnen schakelen moet het contact in stand ON staan.
Met de aanjagerknop kunt u de
aanjagersnelheid regelen. U draait de
knop naar rechts voor een hogere
snelheid en naar links voor een lageresnelheid.
Zet de aanjagerknop in stand “0” om de
aanjager uit te schakelen.
WAARSCHUWING
• Langdurig recirculeren kan leiden tot een verhoogde
luchtvochtigheid in het interieur,
waardoor de ruiten kunnen
beslaan en het uitzicht
belemmerd wordt.
Ga niet slapen in de auto wanneer het
airconditioningssysteem of de
verwarming ingeschakeld is.
Door een afname van de
zuurstofconcentratie en/of de
lichaamstemperatuur kunnen deinzittenden letsel oplopen.
Langdurig recirculeren kan slaperigheid veroorzaken,
waardoor de bestuurder de
controle over de auto kan
verliezen. Schakel daarom zo
veel mogelijk de stand
BUITENLUCHT in.
OCM040206
Page 160 of 409
487
Kenmerken van uw auto
Airconditioning (indien van toepassing)
Druk op de toets A/C om de
airconditioning in te schakelen (het
controlelampje gaat branden). Druknogmaals op de toets om de
airconditioning uit te schakelen. Werking systeem
Ventilatie
1. Zet de luchtcirculatietoets in stand
() .
2. Schakel de stand BUITENLUCHT in met de luchttoevoertoets.
3. Stel de temperatuur in op de gewenste waarde.
4. Zet de aanjager op de gewenste snelheid.
Verwarmen
1. Zet de luchtcirculatietoets in stand() .
2. Schakel de stand BUITENLUCHT in met de luchttoevoertoets.
3. Stel de temperatuur in op de gewenste waarde.
4. Zet de aanjager op de gewenste snelheid.
5. Als u de uitstromende lucht gedroogd wil hebben, kunt u het
airconditioningssysteem aanzetten
(indien van toepassing).
Schakel de stand ( ) of ( ) in wanneer de voorruitbeslaat. Tips voor het gebruik
Om te voorkomen dat stof of
onaangename geuren in het interieur
van de auto terechtkomen, kan de
schakelaar voor de luchttoevoer
tijdelijk in de stand RECIRCULATIE
worden gezet. Selecteer de stand
BUITENLUCHT weer zodra de bron
van irritatie gepasseerd is om weer
frisse lucht toe te laten tot het interieur.
Frisse lucht is beter voor de fysieke
gesteldheid van de bestuurder en
bovendien aangenamer.
De lucht voor het verwarmings- en ventilatiesysteem wordt aangevoerd
via de roosters in de paravan onder de
voorruit. Zorg er daarom voor dat deze
roosters niet geblokkeerd zijn door
bladeren, sneeuw of andere objecten.
Voorkom dat de voorruit beslaat door de stand BUITENLUCHT teselecteren, de aanjager in de
gewenste stand te zetten, de
airconditioning in te schakelen en de
gewenste temperatuur in te stellen.
OCM052157