Hyundai Santa Fe 2013 Handleiding (in Dutch)
Page 171 of 670
Rijden met uw auto
58
5
Goede remgewoonten Controleer na het parkeren of de
parkeerrem gedeactiveerd is en het
controlelampje voor de parkeerrem uit
is alvorens weg te rijden.
Als u met de auto door plassen rijdt, worden de remmen nat. Ook als de
auto gewassen is, kunnen de remmen
nat geworden zijn. Het rijden met natte
remmen kan gevaarlijk zijn! De
remweg van uw auto wordt langer als
de remmen nat zijn. Ook kan de autotijdens het remmen naar één kant
trekken als de remmen nat zijn. U kunt de remmen drogen door het
rempedaal tijdens het rijden licht in te
trappen. Als de remmen droog zijn,
werkt het remsysteem weer normaal.Als het remsysteem echter na het
drogen niet normaal werkt, breng dan
de auto op een veilige plaats totstilstand en neem contact op met een
officiële HYUNDAI-dealer. Zet de transmissie tijdens het afrijden
van een helling niet in de vrijstand. Dit
is bijzonder gevaarlijk. Rijd met een
ingeschakelde versnelling, gebruik hetremsysteem om de snelheid te
verlagen en schakel vervolgens een
lagere versnelling in. Door tevens opde motor af te remmen, kunt u de
snelheid op een veilige manier
verlagen.
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Als u tijdens
het rijden het rempedaal ingetrapt
houdt, kan dat gevaar opleveren omdat
het remsysteem hierdoor oververhit
kan raken, waardoor de remwerking
minder wordt. Verder resulteert het
ingetrapt houden van het remsysteem
voor extra slijtage aan onderdelen vanhet remsysteem.
WAARSCHUWING
Trek bij het verlaten of parkeren van de auto altijd de parkeerrem
aan en zet de transmissie in
stand P. Indien de parkeerrem
niet is aangetrokken en detransmissie niet in stand P is
gezet, kan de auto onbedoeld in
beweging komen waardoor u ofanderen letsel kunnen oplopen.
Bij het parkeren van de auto moet altijd de parkeerrem worden
geactiveerd om te voorkomen dat
de auto zich onbedoeld in
beweging zet, waardoor de
inzittenden of voetgangers letselop zouden kunnen lopen.
Page 172 of 670
559
Rijden met uw auto
Trap het rempedaal geleidelijk in enverlaag uw snelheid terwijl u rechtuit
blijft rijden als u tijdens het rijden een
lekke band krijgt. Breng uw auto op
een veilige plaats tot stilstand.
Zorg ervoor dat uw auto niet gaat kruipen als uw auto is voorzien van
een automatische transmissie.
Voorkom kruipen door het rempedaal
ingetrapt te houden als de autostilstaat.
Neem de nodige voorzorgsmaat- regelen in acht bij het parkeren op een
helling. Activeer de parkeerrem en zetde selectiehendel in stand P
(automatische transmissie) of in de 1e
versnelling of de achteruit (handge-
schakelde transmissie).
Draai de voorwielen naar de stoeprand
als de auto met de voorzijde naar
beneden wijst, om te voorkomen dat
de auto wegrolt. Draai de voorwielen
van de stoeprand af als de auto met de
voorzijde naar boven wijst, om te
voorkomen dat de auto wegrolt. Als er
geen geschikte stoeprand naast de
weg aanwezig is die de auto tegen kan
houden, leg dan blokken voor dewielen. Onder bepaalde omstandigheden kan
de parkeerrem in geactiveerde
toestand vastvriezen. De kans daar op
is het grootst als er rond de
achterremmen sprake is van een
opeenhoping van sneeuw of ijs of als
de remmen nat zijn. Als de kans
bestaat dat de parkeerrem vast gaat
vriezen, gebruik hem dan alleen maar
tijdelijk tijdens het in stand P zetten
van de transmissie (automatische
transmissie) of in de 1e versnelling of
achteruit zetten (handgeschakelde
transmissie) en het blokkeren van de
wielen. Deactiveer daarna de
parkeerrem.
Houd de auto op een helling niet op zijn plaats door gas te geven. Hierdoor
kan de transmissie oververhit raken.
Gebruik altijd de voetrem of de
parkeerrem.
Page 173 of 670
Rijden met uw auto
60
5
1. Controlelampje CRUISE
2. Controlelampje CRUISE SET
De cruise control stelt u in staat een
bepaalde rijsnelheid te programmeren
die de auto vervolgens aanhoudt, zonder
dat u de voet op het gaspedaal hoeft te
houden. Dit systeem is ontworpen om bij
een snelheid van meer dan 40 km/h in
werking te treden.✽✽
AANWIJZING
Page 174 of 670
561
Rijden met uw auto
Cruise control-schakelaar/CRUISE : Uit- of inschakelen cruise control-systeem.
CANCEL : Schakelt de cruise control uit.
RES+ : Hervatten of verhogen snelheid cruise control.
SET- : Hervatten of verlagen snelheid cruise control. Rijsnelheid instellen:
1. Druk op de toets /CRUISE op het
stuurwiel om de cruise control in te
schakelen. Het controlelampje
CRUISE in het instrumentenpaneel
gaat branden.
2. Accelereer naar de gewenste snelheid, die hoger moet zijn dan 40 km/h✽✽ AANWIJZING - Handgeschakelde transmissie
Bij handgeschakelde transmissies moet
u het rempedaal ten minste een keer
intrappen om de cruise control na het
starten van de motor in te schakelen.
ODMEDR2001ODMEDR2002
Page 175 of 670
Rijden met uw auto
62
5
3. Beweeg de hendel omlaag (naar SET-)
en laat hem los bij de gewenste snelheid. Het controlelampje SET zal gaan
branden. Laat op dat moment ook het
gaspedaal los. De snelheid wordt nuautomatisch aangehouden.
Op steile hellingen kan de snelheid van
de auto tijdelijk iets hoger of lagerworden.
Rijsnelheid verhogen
Volg één van de volgende procedures:
Beweeg de combischakelaar omhoog (naar RES+) en houd deze vast. De
auto zal accelereren. Laat de
schakelaar los op het moment dat de
gewenste snelheid is bereikt.
Beweeg de combischakelaar omhoog (naar RES+) en laat deze onmiddellijk
weer los. De rijsnelheid zal iedere keer
als u de combischakelaar op deze
manier omhoog beweegt (naar RES+)met 2,0 km/h toenemen. Rijsnelheid verlagen:
Volg één van de volgende procedures:
Beweeg de combischakelaar omlaag
(naar SET-) en houd deze vast. De
auto mindert geleidelijk snelheid. Laat
de schakelaar los op het moment dat
de gewenste snelheid is bereikt.
Beweeg de combischakelaar omlaag (naar SET-) en laat deze onmiddellijk
weer los. De rijsnelheid zal iedere keer
als u de combischakelaar op deze
manier omlaag beweegt (naar SET-)met 2,0 km/h afnemen.
ODMEDR2003
ODMEDR2004ODMEDR2003
Page 176 of 670
563
Rijden met uw auto
Tijdelijk accelereren met
ingeschakelde cruise control:
Trap het gaspedaal in als u tijdelijk
sneller wilt gaan rijden terwijl de cruise
control is ingeschakeld. De cruise control
wordt niet uitgeschakeld en de
rijsnelheid die oorspronkelijk was
ingesteld blijft behouden.
Laat het gaspedaal los om weer terug te
keren naar de oorspronkelijke rijsnelheid.Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Trap het rempedaal in.
Trap, in het geval van een
handgeschakelde transmissie, het
koppelingspedaal in.
Zet de selectiehendel in stand N (neutraal), indien uitgerust met een
automatische transmissie.
Druk op de toets CANCEL op het stuurwiel.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die 20 km/h lager is dan de snelheiddie in het geheugen is opgeslagen.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die lager is dan ongeveer 40 km/h.Door deze handelingen wordt de werking
van de cruise control onderbroken (het controlelampje SET op hetinstrumentenpaneel gaat uit), maar
wordt het systeem niet uitgeschakeld.Om de cruise control weer te activerenbeweegt u de combischakelaar op het
stuurwiel omhoog (naar RES+). De cruise control keert terug naar de eerderdoor u ingestelde snelheid.
ODMEDR2005
Page 177 of 670
Rijden met uw auto
64
5
Terugkeren naar ingestelde
rijsnelheid (boven 40 km/h):
De meest recente snelheid wordt
automatisch hervat wanneer de hendel
omhoog wordt gedrukt (naar RES+). Dit
kan alleen als de ingestelde rijsnelheid
niet onderbroken is met de toets
/CRUISE en het systeem nog steeds in
werking is.
De ingestelde snelheid wordt echter niet
hervat wanneer de snelheid minder isdan 40 km/h.✽✽
AANWIJZING
Houd de wegomstandigheden in de
gaten wanneer u de hendel omhoog
beweegt (naar RES+) om de cruise
control weer in te schakelen.Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Druk op de toets /CRUISE (het controlelampje CRUISE op het
instrumentenpaneel gaat uit).
Zet het contact in stand LOCK.
In deze beide gevallen wordt het systeem uitgeschakeld. Volg de
aanwijzingen onder “Rijsnelheidinstellen” op de vorige bladzijde om de cruise control opnieuw in te schakelen.
ODMEDR2004ODMEDR2002
Page 178 of 670
565
Rijden met uw auto
U kunt de snelheidslimiet instellen
wanneer u niet harder dan een bepaalde
snelheid wilt rijden.
Als u harder rijdt dan de ingestelde snelheidslimiet, zal de ingesteldesnelheidslimiet gaan knipperen en de
zoemer klinken tot u de rijsnelheid
verlaagt tot maximaal de snelheidslimiet.
✽✽AANWIJZING
Als de snelheidslimietregeling is
ingeschakeld, kan de cruise control nietworden geactiveerd.
Schakelaar snelheidsbegrenzer
: Uit- of inschakelen snelheids
-limietregeling.
CANCEL : Schakelt de
snelheidsbegrenzer uit.
RES+ : Hervatten of verhogen snelheid snelheidslimietregeling.
SET- : Instellen of verlagen snelheid snelheidslimietregeling. Een snelheidslimiet instellen:
1. Druk op de toets snelheidslimiet
op het stuurwiel om de snelheidslimietregeling in te
schakelen.
Het controlelampje voor de
snelheidsbegrenzing zal gaan branden.
SNELHEIDSLIMIETREGELSYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
ODMEDR2006
ODMEDR2012
■
Type A ■
Type B
ODMEDR2007
Page 179 of 670
Rijden met uw auto
66
5
2. Beweeg de hendel omlaag (naar SET-).
3. Beweeg de hendel omhoog (naar
RES+) of omlaag (naar SET-) en laat
hem los bij de gewenste snelheid.
Beweeg de hendel omhoog (RES+) of
omlaag (SET-) en houd hem in die
stand vast. De snelheid wordt met 5
km/h verhoogd of verlaagd.
De ingestelde snelheidslimiet wordt in
het instrumentenpaneel weergegeven. De ingestelde snelheidsbegrenzing
wordt weergegeven.
Om harder te rijden dan de ingestelde
snelheid moet u het gaspedaal ver
intrappen (verder dan voor ongeveer
80%) totdat het kick-downmechanisme
met een klikkend geluid in werking
treedt. Dan wordt de ingestelde snelheid
knipperend weergegeven en klinkt de
zoemer totdat u weer langzamer gaat
rijden dan de ingestelde snelheid.
✽✽
AANWIJZING
Page 180 of 670
567
Rijden met uw auto
U kunt de snelheidslimietregeling
op een van de volgende manieren
uitschakelen:
Druk nogmaals op de toetssnelheidslimiet .
Druk op de toets CRUISE (als U schakelaar CRUISE indrukt zal het
cruise control-systeem ingeschakeld
worden) Als u de toets CANCEL één keer indrukt,
annuleert u de ingestelde
snelheidslimiet; het systeem blijft echter
ingeschakeld. Als u de snelheidslimiet
opnieuw wilt instellen, beweeg dan dehendel omhoog (naar RES+) of omlaag
(naar SET-) tot de gewenste snelheid isbereikt.
OPMERKING
Bij een probleem in het
snelheidsbegrenzingssysteem gaathet controlelampje “---” knipperen.
Als dit gebeurt adviseren we u hetsysteem te laten controleren dooreen officiële HYUNDAI-dealer.ODMEDR2009
ODMEDR205ODMEDR2005