Hyundai Santa Fe 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 541 of 735

593
Rijden met uw auto
• Wanneer de voorligger versnelt, zal uwauto eerst tot de ingestelde snelheid
accelereren en daarna een constante
rijsnelheid aanhouden.
WAARSCHUWING
Bij gebruik van het Smart Cruise
Control-systeem:
• De waarschuwingszoemer klinkt en de afstandsindicator knippert
als de auto de ingestelde afstand
tot de voorligger niet kanaanhouden.
• Als de waarschuwingszoemer klinkt, trap dan het gaspedaal ofrempedaal in om de rijsnelheid
en de afstand tot de voorligger
actief te regelen.
• Let altijd op de rijomstandigheden, ook wanneer
de waarschuwingszoemer niet
klinkt, om gevaarlijke situaties te
voorkomen.
ODM056111ODM056064L
OPMERKING
Wanneer de voorligger (rijsnelheid:
minder dan 30 km/h) naar de
naastliggende rijstrook verdwijnt, klinkt de waarschuwingszoemer en
verschijnt er een melding. Pas uw rijsnelheid aan voor auto's of
objecten die plotseling voor u kunnen opduiken door het
rempedaal in te trappen. Let altijd op de wegomstandigheden.

Page 542 of 735

Rijden met uw auto
94
5
In verkeer
• In verkeer stopt uw auto wanneer uw
voorligger stopt. En wanneer uw
voorligger wegrijdt, gaat uw auto ook
rijden. Als de auto echter langer dan 3seconden stilstaat, moet u het
gaspedaal intrappen of de schakelaar
omhoog (RES+) bewegen om te gaan
rijden.
• Als u de hendel van de Advanced Smart Cruise Control (RES+ of SET-)
bedient terwijl de Auto Hold-functie en
de Advanced Smart Cruise Control in
werking zijn (groen controlelampje
AUTO HOLD), wordt de Auto Hold-
functie uitgeschakeld, ongeacht of het
gaspedaal wordt bediend. De auto
begint te rijden. Sensor om de afstand tot de
voorligger te signaleren
De Smart Cruise Control gebruikt een
sensor om de afstand tot de voorligger tesignaleren.
Als de sensor is bedekt met vuil o.i.d.
functioneert de constante-
afstandsregeling mogelijk niet normaal. Houd het gebied vóór de sensor altijd schoon.
Waarschuwingsmelding sensor
Als de sensor of de afdekkap vuil is of
bedekt is met verontreinigingen zoals
sneeuw, verschijnt deze melding.
In dat geval werkt het systeem mogelijk tijdelijk niet, maar dit duidt niet op een
storing in het Smart Cruise Control-
systeem. Reinig de sensor of deafdekkap met een zachte doek.
ODM056095L
ODM056116
ODM056065L/OAN056065N

Type A■ Type B

Page 543 of 735

595
Rijden met uw auto
Melding storing SCC (Smart Cruise Control)
De melding wordt weergegeven wanneer de constante-afstandsregeling niet
normaal werkt. We adviseren u hetsysteem te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer. Beperkingen van het systeem
Het Smart Cruise Control-systeem is
mogelijk beperkt in het kunnen bepalen
van de afstand tot de voorligger als
gevolg van weg- en
verkeersomstandigheden.
ODM046662L
OPMERKING
• Plaats geen accessoires rondom
de sensor en vervang de bumperniet zelf. Anders kan de werkingvan de sensor negatief worden
beïnvloed.
• Houd de sensor en bumper altijd schoon.
• Was de auto met een zachte doek om te voorkomen dat de afdekkap
van de sensor beschadigd raakt.
• Breng geen verf aan op de afdekkap van de sensor.
• Stel de sensor of het sensorgedeelte niet bloot aankrachtige schokken, dit om
beschadigingen te voorkomen. Als de sensor niet meer in de
juiste positie staat, werkt hetSmart Cruise Control-systeem
niet goed. Als dit gebeurt, adviseren we u het systeem telaten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
• Gebruik alleen een originele HYUNDAI-afdekkap voor de
sensor van uw auto.

Page 544 of 735

Rijden met uw auto
96
5
In bochten
• Bewegende auto's op uw rijstrook
worden mogelijk niet door het Smart
Cruise Control-systeem herkend. Uw
auto accelereert dan wellicht naar de
ingestelde snelheid. Ook neemt de
rijsnelheid af wanneer de voorligger
plotseling wordt herkend.
• Selecteer in bochten de geschikte ingestelde snelheid en trap indiennodig het rempedaal of gaspedaal in. Uw rijsnelheid wordt mogelijk verlaagd
als gevolg van een auto op de
aangrenzende rijstrook. Trap hetgaspedaal in en selecteer de geschikte
ingestelde snelheid. Controleer of de
wegomstandigheden een veilige
bediening van de Smart Cruise Control
mogelijk maken.
Op hellingen
• Bewegende auto's op uw rijstrook
worden bij het helling op of af rijden
mogelijk niet door het Smart Cruise
Control-systeem herkend. Uw auto
accelereert dan wellicht naar de
ingestelde snelheid. Ook neemt de
rijsnelheid snel af wanneer de
voorligger plotseling wordt herkend.
• Selecteer op hellingen de geschikte ingestelde snelheid en trap indiennodig het rempedaal of gaspedaal in.
ODM055052OUM054040L
OUM054041L

Page 545 of 735

597
Rijden met uw auto
Wisselen van rijstrook
• Een auto die vanuit een aangrenzenderijstrook invoegt, kan pas door de
sensor worden herkend wanneer hij
zich binnen het detectiebereik van de
sensor bevindt.
• De sensor signaleert mogelijk niet direct dat een auto plotseling invoegt.
Let altijd op het verkeer en de weg- en
rijomstandigheden.
• Wanneer een langzamer voertuig invoegt, neemt uw snelheid mogelijk af
om de afstand tot de voorligger aan tehouden.
• Wanneer een sneller voertuig invoegt, accelereert uw auto mogelijk tot deingestelde snelheid.
Herkennen van voertuigen
Sommige voertuigen in uw rijstrook
kunnen niet door de sensor worden
herkend :
- Smalle voertuigen, zoals motorfietsenof fietsen
- Voertuigen die naar een zijde overhellen
- Langzaam rijdende of plotseling afremmende voertuigen
- Stilstaande voertuigen
- Voertuigen met een smalle achterzijde, zoals aanhangers zonder belading Een voorligger kan in de volgende
gevallen niet goed door de sensor
worden herkend:
- Wanneer de auto aan de voorzijde
omhoog wijst als gevolg van
overbelading van de bagageruimte
- Terwijl het stuurwiel wordt bediend
- Wanneer u naar een zijde van de rijstrook rijdt
- Wanneer u op een smalle rijstrook of in bochten rijdt
Trap indien nodig het rempedaal of gaspedaal in.
OUM054043LOUM054045L

Page 546 of 735

Rijden met uw auto
98
5
• Mogelijk accelereert uw auto wanneer
een voorligger verdwijnt.
• Rijd voorzichtig wanneer u wordt gewaarschuwd dat uw voorligger niet
wordt gesignaleerd. • Wanneer er voertuigen stilstaan en uw
voorligger naar de naastliggende
rijstrook opschuift, wees dan
voorzichtig wanneer uw auto in
beweging komt, omdat het stilstaande
voertuig voor u mogelijk niet wordt
herkend. • Pas altijd op voor voetgangers
wanneer uw auto een bepaalde
afstand tot uw voorligger aanhoudt.
OUM054047LOUM054044LOUM054046L

Page 547 of 735

599
Rijden met uw auto
• Let altijd op auto's die hoger zijn ofauto's met lading die aan de
achterzijde van de auto uitsteekt.
ODM055053
WAARSCHUWING
Neem bij het gebruik van de Smart
Cruise Control de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
• Wanneer een noodstop noodzakelijk is, moet u het
rempedaal intrappen. De auto kanniet in alle noodsituaties tot
stilstand worden gebracht door
het Smart Cruise Control-systeem.
• Houd een veilige afstand aan overeenkomstig dewegomstandigheden en de
rijsnelheid. Als de afstand tot de
voorligger tijdens het rijden met
hoge snelheden te klein wordt,
kan een ernstige aanrijding het
gevolg zijn.
• Zorg dat u voldoende remafstand hebt en decelereer indien nodig door het rempedaal in te trappen.
• Het Smart Cruise Control- systeem kan een stilstaande auto,
voetgangers of een
tegemoetkomende auto niet
herkennen. Wees voorzichtig en
kijk altijd vooruit om te
voorkomen dat zich onverwachte
en plotselinge situaties voordoen.
(Vervolg)(Vervolg)
• Voorliggers die regelmatig vanrijstrook wisselen zorgen mogelijk
voor een vertraging in de reactie
van het systeem of zorgen er
mogelijk voor dat het systeem op
een voertuig reageert dat eigenlijk
in een aangrenzende rijstrook
rijdt. Rijd altijd voorzichtig om
onverwachte en plotselinge
situaties te voorkomen.
• Let altijd op de geselecteerde snelheid en de afstand tot de
voorligger.
• Let altijd goed op de rijomstandigheden en regel uw
rijsnelheid, aangezien het Smart
Cruise Control-systeem
ingewikkelde rijsituaties mogelijkniet herkent.
OPMERKING
Het Smart Cruise Control-systeem
werkt mogelijk tijdelijk niet door:
• Elektrische interferentie• Een gewijzigde wielophanging • Verschillen in bandenslijtage of bandenspanning
• Het monteren van andere soorten banden

Page 548 of 735

Rijden met uw auto
100
5
Het Blind Spot Detection-systeem (BSD)
maakt gebruik van een radarsensor om
de bestuurder te waarschuwen.
Het systeem bewaakt het gedeelte
achter de auto en levert informatie aan
de bestuurder. (1) BSD (Blind Spot Detection)
Het detectiebereik is afhankelijk van
de rijsnelheid.
Als uw auto sneller rijdt dan de
andere voertuigen, waarschuwt hetsysteem u niet.
(2) LCA (Lane Change Assist) Als er een voertuig met hoge
snelheid nadert, waarschuwt hetsysteem u.
(3) RCTA (Rear Cross Traffic Alert) Als uw auto achteruit rijdt en de
sensor een naderend voertuig van
links of rechts signaleert, waarschuwthet systeem u.
BLIND SPOT DETECTION-SYSTEEM (BSD) (INDIEN VAN TOEPASSING)
ODM056122L
Dode hoek-gebied
Naderen met hoge snelheid
WAARSCHUWING
• Houd tijdens het rijden altijd de wegomstandigheden in de gaten,
zelfs wanneer het Blind SpotDetection-systeem (BSD) in
werking is. Zo bent u voorbereid
op onverwachte situaties.
• Het Blind Spot Detection- systeem (BSD) is een aanvullend
systeem dat u helpt. Vertrouw
niet blindelings op het systeem.
Let voor uw eigen veiligheid altijdgoed op tijdens het rijden.
• Het Blind Spot Detection- systeem (BSD) is geen
vervanging voor een juist en
veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig
en wees voorzichtig bij het
wisselen van rijstrook of
achteruitrijden. Het Blind SpotDetection-systeem (BSD)
signaleert mogelijk niet alleobjecten naast de auto.

Page 549 of 735

5 101
Rijden met uw auto
BSD (Blind Spot Detection)/LCA
(Lane Change Assist)
(indien van toepassing)
Werking
Inschakelen:
Druk op de BSD (LCA)-schakelaar terwijl
het contact in stand ON staat. Het
controlelampje in de schakelaar gaat
branden. Als de rijsnelheid hoger wordt
dan 30 km/h wordt het systeem
geactiveerd.Uitschakelen:
Druk nogmaals op de BSD (LCA)-
schakelaar. Het controlelampje in de
schakelaar gaat uit. Schakel het systeem
met behulp van de schakelaar uit
wanneer het systeem niet in gebruik is.
✽AANWIJZING
• Als de motor wordt uitgezet en weer wordt gestart, keert het BSD-systeem
terug naar de vorige status.
• Als het systeem wordt ingeschakeld, brandt er gedurende 3 seconden een
waarschuwingslampje in de
buitenspiegel.
Type waarschuwing
Het systeem wordt geactiveerd als:
1. Het systeem is ingeschakeld.
2. De rijsnelheid is hoger dan ongeveer 30 km/h.
3. Er worden voertuigen achter de auto gesignaleerd.
ODM056125

Page 550 of 735

Rijden met uw auto
102
5
Eerste waarschuwing
Als er een auto wordt gedetecteerd
binnen de grenzen die door het systeemzijn gesteld, zal er een
waarschuwingslampje gaan branden in
de buitenspiegel. Als het gesignaleerde
voertuig zich niet in het
waarschuwingsbereik bevindt, verdwijnt
de waarschuwing overeenkomstig de
rijomstandigheden. Tweede waarschuwing
De tweede waarschuwing wordt
geactiveerd als:
1. De eerste waarschuwing is gegeven.
2. De richtingaanwijzer knippert om aan
te geven dat er van rijstrook wordt
gewisseld.
Als de tweede waarschuwing wordt
gegeven, zal er een
waarschuwingslampje gaan knipperen in
de buitenspiegel en zal een alarm tehoren zijn.
Als u de richtingaanwijzer uitzet, stopt de
tweede waarschuwing. De tweede waarschuwing wordt mogelijk
geactiveerd.
• Inschakelen van het alarm:
Ga naar de modus
Gebruikersinstellingen →Selecteer
BSD op het LCD-display.
• Uitschakelen van het alarm: Ga naar de modus
Gebruikersinstellingen →Deselecteer
BSD op het LCD-display.
✽AANWIJZING
De alarmfunctie helpt de bestuurder te
waarschuwen. Deactiveer deze functie
alleen als dat noodzakelijk is.ODM056130
■ Links
■ Rechts
ONC055010
■ Links
■ Rechts

Page:   < prev 1-10 ... 501-510 511-520 521-530 531-540 541-550 551-560 561-570 571-580 581-590 ... 740 next >