Hyundai Santa Fe 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2017, Model line: Santa Fe, Model: Hyundai Santa Fe 2017Pages: 735, PDF Size: 15.3 MB
Page 551 of 735

5 103
Rijden met uw auto
Detectiesensor
De sensoren bevinden zich in de
achterbumper. Om het systeem goed te kunnen laten
werken, moet de achterbumper te allentijde schoon zijn.
Waarschuwingsmelding
• Deze waarschuwingsmeldingverschijnt mogelijk als:
- Er vuil op de achterbumper aanwezig
is.
- Er hangt een aanhanger of fietsendrager achter de auto.
- Als er in buitengebieden gereden wordt met weinig verkeer of in open
terrein met grote lege stukken.
- Bij hevige sneeuw of regen.
Het lampje in de schakelaar dooft en het
systeem wordt automatisch
uitgeschakeld. Als de melding wordt weergegeven
omdat er vuil op de achterbumper
aanwezig is, moet dit vuil worden
verwijderd. Als u na het verwijderen van
het vuil ongeveer 10 minuten rijdt, werkt
het systeem weer normaal. Als het
systeem niet normaal werkt nadat het
vuil verwijderd is of als er geen sprake is
van een van bovenstaande situaties,
adviseren we u het systeem te laten
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
ODM056069LODM056117L
Page 552 of 735

Rijden met uw auto
104
5
Als er een probleem in het BSD-systeem
aanwezig is, wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven en
gaat het lampje in de schakelaar uit. Het
systeem wordt automatisch
uitgeschakeld. We adviseren u de auto telaten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer. RCTA (Rear Cross Traffic Alert)
Als uw auto achteruit een parkeervak
uitrijdt en de sensor een naderend
voertuig van links of rechts signaleert,
waarschuwt het systeem u.
Werking
Inschakelen: Ga naar de modus
Gebruikersinstellingen (Driving Assist)
en selecteer RCTA (Rear Cross Traffic
Alert) in het LCD-display. (
Zie "LCD-
display" in hoofdstuk 4 voor meer
informatie. ) Het systeem wordt
automatisch ingeschakeld en in de
stand-bymodus gezet om te worden
geactiveerd. Het systeem wordt
geactiveerd als de rijsnelheid lager isdan 10 km/h en de selectiehendel in
stand R (achteruit) staat.
✽AANWIJZING
Het detectiebereik van de RCTA (Rear
Cross Traffic Alert) is ongeveer 0,5 - 20m.
Een voertuig wordt gesignaleerd als de
rijsnelheid van dat voertuig 4 - 36 km/h
is in het detectiebereik. Het
detectiebereik kan echter worden
beïnvloed door de omstandigheden. Let
altijd op de omgeving.■ Type A■Type B
ODM056070L/ODM056071L
Page 553 of 735

5 105
Rijden met uw auto
Type waarschuwing
Als het voertuig dat door de sensoren is
gesignaleerd uw auto nadert, klinkt de
waarschuwingszoemer, knippert het
waarschuwingslampje in de
buitenspiegel en verschijnt er een
melding in het LCD-display.
✽AANWIJZING
• Als het gesignaleerde voertuig buiten het detectiebereik van uw auto is, rijd
dan langzaam weg van het
gesignaleerde voertuig; de
waarschuwing zal verdwijnen.
• Het systeem werkt mogelijk niet goed
door andere factoren of
omstandigheden. Let altijd op uw
omgeving.
• Als de linker- of rechterzijde van de
bumper wordt afgeschermd door een
vangrail of een voertuig, neemt de
gevoeligheid van het systeem mogelijkaf.
■Links■Rechts
ODM056075L/ODM056073L
WAARSCHUWING
• Het waarschuwingslampje in de buitenspiegel gaat branden wanneer er door het systeem
achteropkomend verkeer wordt
gedetecteerd. Vertrouw nietalleen op het
waarschuwingslampje maar
houd ook de omgeving rond de
auto goed in de gaten, om
aanrijdingen te voorkomen.
• Rijd veilig, ook al is de auto uitgerust met het Blind SpotDetection-systeem (BSD) en Rear
Cross Traffic Alert (RCTA).
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, maar controleer altijd
de omgeving bij het wisselen van
rijstrook of achteruitrijden. Het
systeem waarschuwt de
bestuurder mogelijk niet in alle
gevallen, dus houd de omgevingtijdens het rijden altijd goed in degaten.
(Vervolg)
Page 554 of 735

Rijden met uw auto
106
5
✽AANWIJZING
• Het systeem werkt mogelijk niet goed wanneer de bumper is vervangen of
reparatiewerkzaamheden zijn
uitgevoerd in de buurt van de sensor.
• Het detectiebereik is afhankelijk van de breedte van de weg. Als de weg
smal is, kan het systeem mogelijk
andere voertuigen signaleren op de
naastliggende rijstrook.
• Het systeem wordt mogelijk
uitgeschakeld ten gevolge van
elektromagnetische golven.Gevallen waarbij het systeem niet
mag worden gebruikt
De bestuurder kan mogelijk niet via de
buitenspiegel worden gewaarschuwd
wanneer:
- Het buitenspiegelhuis is beschadigd of vuil.
- De ruit is vuil.
- De ruiten sterk getint zijn
(Vervolg)
• Het Blind Spot Detection- systeem (BSD) en Rear Cross
Traffic Alert (RCTA) zijn geen
vervanging voor een juist en
veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig
en wees voorzichtig bij het
wisselen van rijstrook of
achteruitrijden. Het Blind SpotDetection-systeem (BSD)
signaleert mogelijk niet alleobjecten naast de auto.
Page 555 of 735

5 107
Rijden met uw auto
AANDACHT VAN DE BESTUURDER
De bestuurder dient in onderstaande
situaties voorzichtig te zijn, omdat het
systeem onder bepaalde
omstandigheden andere voertuigen of
objecten mogelijk niet signaleert.
- De auto rijdt op een bochtige weg ofdoor een tolpoort.
- De sensor is bedekt met water, sneeuw,
modder, enz.
- De achterbumper, waarin de sensor is ondergebracht, is bedekt of
geblokkeerd door een object, zoals een
sticker, bumperbeschermer,
fietsendrager, enz.
- De achterbumper is beschadigd of de sensor bevindt zich niet meer in zijn
oorspronkelijke positie.
- De voertuighoogte is lager of hoger dan normaal door zware lading in de
bagageruimte, een abnormale
bandenspanning, enz.
- De auto rijdt in slecht weer, zoals hevige regen of sneeuw.
- Er bevindt zich een vast voorwerp in de buurt van de auto, zoals een
vangrail.
- Er is een groot voertuig in de buurt, zoals een bus of vrachtwagen. (Vervolg)(Vervolg)
- Er is een (motor)fiets in de buurt.
- Er bevindt zich een platte aanhanger
in de buurt.
- Als uw auto gelijktijdig weggereden is
met de auto naast u en geaccelereerd
heeft.
- Als het andere voertuig met zeer hoge snelheid passeert.
- Tijdens het wisselen van rijstrook.
- Tijdens het op- of afrijden van een steile weg waar de hoogte van de
rijstroken verschillend is.
- Als het andere voertuig zeer dicht
nadert.
- Er hangt een aanhanger of fietsendrager achter de auto.
- Als de temperatuur in de buurt van de
achterbumper hoog of laag is.
- Als de sensoren geblokkeerd worden door andere voertuigen, wanden of
pilaren rond de parkeerplaats.
- Wanneer het gesignaleerde voertuig ook achteruitrijdt terwijl uw auto
achteruitrijdt.
- Als er kleine objecten zijn, zoals een
winkelwagen of kinderwagen.
- Lage voertuigen, zoals sportwagens.
- Als andere voertuigen zich dicht bij uw auto bevinden.
(Vervolg)(Vervolg)
- Als het voertuig op de naastliggende
rijstrook één rijstrook opschuift ten
opzichte van u OF als het voertuig op
de tweede rijstrook naast u opschuift
naar de naastliggende rijstrook.
- Bij het rijden over een smalle weg met veel bomen en struiken.
- Bij het rijden op een nat wegdek.
Page 556 of 735

Rijden met uw auto
108
5
Het systeem signaleert de rijstrook met
de sensor op de voorruit en waarschuwt
u wanneer de auto de rijstrook verlaat. LANE DEPARTURE WARNING SYSTEM (LDWS) (INDIEN VAN TOEPASSING)
ODM056029
ODM052048
WAARSCHUWING
• Het LDWS helpt de bestuurder niet bij het veranderen van
rijstrook. Het is de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om altijd de
verkeerssituatie te controleren.
• Geef geen ruk aan het stuurwiel wanneer het LDWS u waarschuwt
dat de auto de rijstrook verlaat.
• Als de sensor de rijstrook niet kan signaleren of als de
rijsnelheid niet hoger is dan 60
km/h, dan waarschuwt het LDWS
u niet, zelfs als de auto de
rijstrook verlaat.
• Als de voorruit van uw auto getint glas heeft, als hij is voorzien vaneen coating of als er een
accessoire op is bevestigd,
functioneert het LDWS mogelijkniet goed.
• Laat geen water of andere vloeistoffen op de LDWS-sensor
terechtkomen.
• Verwijder de onderdelen van de sensor niet en stel de sensor niet
bloot aan krachtige schokken.
(Vervolg)(Vervolg)
• Plaats geen voorwerpen op hetdashboard die lichtstralen reflecteren.
• Controleer altijd de verkeerssituatie, omdat u de
waarschuwingszoemer mogelijk
niet hoort doordat het
audiosysteem is ingeschakeld of
door geluiden van buitenaf.
Page 557 of 735

5 109
Rijden met uw auto
Om het LDWS in te schakelen, drukt u op de toets terwijl de toets ENGINE
START/STOP in stand ON staat. Hetcontrolelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden. Druk
opnieuw op de toets om het LDWS uit te
schakelen.
De kleur van het symbool is afhankelijk
van de conditie van het LDWS.
- Wit : De sensor signaleert geenrijstrookmarkering.
- Groen : De sensor signaleert de rijstrookmarkering. Als uw auto de rijstrook verlaat terwijl het
LDWS is ingeschakeld en de rijsnelheid
hoger is dan 60 km/h, dan werkt de
waarschuwing als volgt:
1. Visuele waarschuwing
Als u de rijstrook verlaat, knippert de
rijstrook die u verlaat geel op het LCD-
display met een interval van 0,8 s.
2. Hoorbare waarschuwing
Als u de rijstrook verlaat, klinkt het
waarschuwingsgeluid met een interval
van 0,8 s.
ODM056079L
ODM056077L
■
Waarschuwing bij het overschrijden van de
linker rijstrookmarkering
■ Waarschuwing bij het overschrijden van de
rechter rijstrookmarkeringODM046747
ODM056092L
ODM056078L
■ Wanneer de sensor de rijstrookmarkering
signaleert
■ Wanneer de sensor de rijstrookmarkering niet
signaleert
Page 558 of 735

Rijden met uw auto
110
5
Waarschuwingslampje
Als het waarschuwingslampje LDWS
FAIL (geel) gaat branden, werkt het
LDWS niet op de juiste manier. Als dit
gebeurt adviseren we u het systeem telaten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer. Het LDWS werkt niet wanneer:
• De bestuurder de richtingaanwijzer
inschakelt om van rijstrook te
veranderen. Als echter de
alarmknipperlichten in werking zijn,
werkt het LDWS op de normale
manier.
• De ruitenwisserschakelaar in de hoogste stand staat als gevolg van
zware regenval.
• De auto op de rijstrookmarkering rijdt.
✽AANWIJZING
Om van rijstrook te veranderen, bedient
u de richtingaanwijzerschakelaar en
vervolgens verandert u van rijstrook.
Het LDWS waarschuwt u mogelijk
niet, zelfs als de auto de rijstrook
verlaat of waarschuwt u, zelfs als
de auto de rijstrook niet verlaat,wanneer:
• De rijstrook als gevolg van sneeuw, regen, verkleuring, een plas of andere
oorzaken niet zichtbaar is.
• De helderheid van het omgevingslicht plotseling verandert zoals bij het
inrijden of uitrijden van een tunnel.
• De koplampen zelfs in het donker, in een tunnel of in een slecht verlichte
omgeving niet ingeschakeld worden.
• De kleur van de rijstrookmarkering lastig te onderscheiden is ten opzichte
van het wegdek.
• U rijdt op een steile helling of in een bocht.
• Licht (bijvoorbeeld straatverlichting, zonlicht of de koplampen van
tegemoetkomend verkeer) door water
op de weg wordt gereflecteerd.
• De lens of de voorruit is vervuild.
• De sensor de rijstrook niet kan waarnemen als gevolg van mist of
zware regen- of sneeuwval.
• De temperatuur van de omgeving rond de binnenspiegel hoog is als gevolg
van direct zonlicht.
ODM046750L
Page 559 of 735

5 111
Rijden met uw auto
• De rijstrook zeer breed of smal is.
• De rijstrookmarkering beschadigd ofonduidelijk is.
• De schaduw van de middenberm op de rijstrookmarkering valt.
• Er een markering is die lijkt op een rijstrookmarkering.
• Er bevindt zich een rijstrookafbakening, zoals
betonblokken, een geleiderail en
reflectorpaal op de weg, die onbedoeld
door de camera wordt gesignaleerd.
• De afstand tot de voorligger erg klein is of de voorligger de rijstrookmarkeringaan het zicht onttrekt.
• De auto hevig schudt.
• Het aantal rijstroken toeneemt of afneemt of de rijstrookmarkeringen elkaar op een gecompliceerde manier
kruisen.
• U voorwerpen op het dashboard plaatst.
• U tegen de zon in rijdt.
• U langs wegwerkzaamheden rijdt.
• Er zijn aan één van de zijden (links/rechts) meer dan twee
rijstrookmarkeringen.
Page 560 of 735

Rijden met uw auto
112
5
Uw auto kan zijn uitgerust met het ISG-
systeem dat het brandstofverbruik
vermindert door de motor automatisch uit
te schakelen als de auto stilstaat.
(Bijvoorbeeld: rood verkeerslicht,
stopbord en file). De motor wordt
automatisch gestart zodra aan de
startvoorwaarden wordt voldaan. Het
ISG-systeem staat altijd aan wanneer de
motor draait.
✽AANWIJZING
Als de motor automatisch wordt gestart
door het ISG-systeem, gaat een aantal
waarschuwingslampjes (ABS, ESC,
ESC OFF, EPS of parkeerrem) mogelijk
een paar seconden branden. Dit komt
door de lage accuspanning. Het betekent
niet dat er een storing in het systeem
aanwezig is.
Auto stop
Motor uitzetten in Idle Stop-modus
1. Verlaag de snelheid tot een snelheid die lager is dan ongeveer 5 km/h.
2. Schakel stand N (neutraal) in.
3. Haal uw voet van het koppelingspedaal. De motor wordt uitgezet en het groene
controlelampje AUTO STOP ( ) in het
instrumentenpaneel gaat branden.
ISG-SYSTEEM (IDLE STOP & GO) (INDIEN VAN TOEPASSING)
ODM056115L