alarm JEEP GRAND CHEROKEE 2010 Instructieboek (in Dutch)
Page 144 of 378
Als u een andere modus wilt activeren, drukt u
op de toets MODE wanneer de systeemstatus
OFF, READY of SET actief is. Als de systeem-
status ACC READY of ACC SET actief was, zal
de meldingCruise Ready (Cruisecontrol ge-
reed) worden getoond. Als de systeemstatus
ACC OFF actief was, zal de melding Cruise
Off (Cruisecontrol uit) worden getoond.. Als u
wilt terugkeren naar de modus Adaptieve
Cruise Control, drukt u nogmaals op de toets
MODE.
WAARSCHUWING!
In de modus Normale Cruise Control zal het
systeem niet reageren op voertuigen die voor
u rijden. Bovendien wordt de naderingswaar-
schuwing niet geactiveerd en klinkt er zelfs als
u te dicht op het voertuig voor u rijdt geen
alarmsignaal, omdat het voor u rijdende voer-
tuig en de tussenafstand niet worden gede-
tecteerd. Zorg dat u een veilige afstand aan-
houdt tussen uw auto en het voertuig dat voor
u rijdt. Zorg dat u zich altijd bewust bent van
de gekozen modus. De gewenste snelheid instellen
Wanneer de auto de gewenste snelheid be-
reikt, drukt u kort op de toets SET
-. Het
EVIC-scherm toont de ingestelde snelheid.
OPMERKING:
Tijdens het instellen of wijzigen van de snel-
heid wordt de nieuwe waarde weergegeven
op het display, niet op de snelheidsmeter.
De ingestelde snelheid aanpassen
U kunt de ingestelde snelheid op twee manie-
ren wijzigen:
• Trap het gaspedaal in om de gewenste
snelheid te bereiken en druk vervolgens op
de toets SET -.
• Druk kort op de toets RES +of SET -om de
ingestelde snelheid respectievelijk te verho-
gen of te verlagen in stappen van 2 km/u.
Houd de toets RES +of SET -om de inge-
stelde snelheid te wijzigen in stappen van
10 km/u. Functie uitschakelen (CANCEL)
Het systeem schakelt de modus Normale
Cruise Control uit zonder het geheugen te
wissen, wanneer:
•
U het rempedaal aantikt of indrukt.
• u op de toets CANCEL drukt.
• het elektronisch stabiliteitsprogramma/
tractiecontrolesysteem (ESC/TCS) wordt ge-
activeerd.
Functie voortzetten (RESUME)
Druk op de toets RES +en haal vervolgens uw
voet van het gaspedaal. Het EVIC-scherm
toont de laatste ingestelde snelheid.
Functie uitschakelen (OFF)
Het systeem schakelt uit en wist de ingestelde
snelheid uit het geheugen als u:
• kort drukt op de toets “ON/OFF”.
• u het contact uitschakelt.
• het ESC uitschakelt.
• de vierwielaandrijving met lage gearing in-
schakelt.
140
Page 181 of 378
Voor meer informatie over het gebruik van de
vierwielaandrijving, zie: “Bediening vierwiel-
aandrijving — Indien aanwezig” onder “Starten
en gebruiken.
17. Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid van de auto aan.
18. BrandstofvulkleppositieHet pictogram met de benzine-
pomp geeft aan aan welke kant
van de auto zich het benzineklepje
bevindt.
19. Brandstofmeter
Wanneer de contactschakelaar in de stand
ON/RUN staat, toont de meternaald het brand-
stofpeil in de tank.
20. Vlak voor witte verklikkerlampjes
elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
In dit vlak worden de instelbare witte verklikker-
lampjes van het EVIC weergegeven. Raad-
pleeg voor meer informatie Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC) . 21. Vlak voor oranje verklikkerlampjes
elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
In dit vlak worden de instelbare oranje waar-
schuwingslampjes van het EVIC weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie
Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) .
22. Vlak voor rode verklikkerlampjes
elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
In dit vlak worden de instelbare rode verklikker-
lampjes van het EVIC weergegeven. Raad-
pleeg voor meer informatie Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC) .
23. Controlelampje elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) OFF —
indien aanwezig
Dit lampje geeft aan dat het elektro-
nisch stabiliteitsprogramma (ESC)
is uitgeschakeld.
24. Controlelampje alarmsysteem Dit lampje knippert snel gedu-
rende ca. 15 seconden wanneer
het alarmsysteem van de auto
wordt geactiveerd. Het lampje blijft
met een lagere frequentie knippe-
ren nadat het alarm is ingesteld.
Het lampje gaat ook ca. 3 seconden branden
als het contact voor de eerste keer wordt
aangezet.
25. Temperatuurmeter
De temperatuurmeter geeft de temperatuur
aan van de motorkoelvloeistof. Als de meter-
naald binnen het normale bereik aanwijst,
werkt het motorkoelsysteem naar behoren.
De meternaald zal normaliter een hogere tem-
peratuur aangeven tijdens warme weersom-
standigheden, tijdens bergop rijden of terwijl
een aanhanger wordt getrokken. Zorg dat de
bovenlimiet van het normale temperatuurbereik
niet wordt overschreden.
177
Page 287 of 378
6
WAT U KUNT DOEN IN NOODGEVALLEN
•ALARMKNIPPERLICHTEN ..................... 284
• WANNEER DE MOTOR OVERVERHIT RAAKT ......... 284
• WIEL VERWISSELEN BIJ EEN LEKKE BAND .......... 285
• Bergplaats krik ......................... 285
• Bergruimte reservewiel ..................... 285
• Voorbereidingen voor opkrikken ............... 285
• Instructies bij opkrikken .................... 286
• STARTEN MET STARTKABELS .................. 288
• Voorbereiding voor het starten met startkabels ...... 288
• Procedures voor starten met startkabels .......... 289
• SLEEPOGEN ............................. 290
• SLEPEN VAN EEN DEFECTE AUTO ............... 291
• Afslepen zonder de sleutelhanger .............. 292
• Voertuigen met vierwielaandrijving .............. 292
283
Page 288 of 378
ALARMKNIPPERLICHTENDe schakelaar voor de alarmknipperlichten be-
vindt zich in de rij schakelaars net boven de
klimaatregelknoppen.Druk op de schakelaar om de alarm-
knipperlichten in te schakelen. Zodra u
de schakelaar indrukt, gaan alle rich-
tingaanwijzers knipperen om het ver-
keer te waarschuwen voor een noodsituatie.
Druk nogmaals op de schakelaar om de alarm-
knipperlichten uit te zetten.
Dit is een waarschuwingssysteem voor noodsi-
tuaties. Gebruik het systeem niet terwijl u rijdt.
Gebruik het alleen wanneer u panne hebt en
uw auto een gevaar vormt voor andere wegge-
bruikers.
Als u het voertuig moet verlaten om hulp te
zoeken, blijven de alarmknipperlichten ook
werken wanneer het contact is uitgeschakeld.
OPMERKING:
Bij langdurig gebruik van de alarmknipper-
lichten kan de accu leeg raken.WANNEER DE MOTOR
OVERVERHIT RAAKT
In elk van de hierna volgende gevallen kunt u
met de passende maatregelen het gevaar op
oververhitting verminderen.
• Rijdend op de snelweg — minder snelheid.
• In stadsverkeer: zet de versnellingsbak in de
stand NEUTRAL wanneer u stilstaat, maar
verhoog het stationair toerental niet.
OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om drei-
gende oververhitting van de motor te voor-
komen:
• Als de airco (A/C) aanstaat, zet hem dan
uit. Het aircosysteem voert warmte af
naar het koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.
• U kunt ook de temperatuurregelknop op
de hoogste stand zetten, de vloer ventila-
tieroosters openen en de aanjager op de
hoogste stand zetten. Zo ondersteunt het
kachelblok de werking van de radiator bij
de afvoer van warmte uit het koelsysteem.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koelsys-
teem kunt u schade aan de auto veroorzaken.
Als de meternaald in de zone HOT ( H ) staat,
zet dan de auto veilig stil langs de kant van de
weg. Laat de auto met uitgeschakelde airco
stationair draaien tot de meternaald weer in
het normale bereik staat. Als de meternaald in
de zone HOT ( H ) blijft staan en u voortdu-
rend gongsignalen hoort, zet de motor dan
direct af en waarschuw de wegenwacht.
WAARSCHUWING!
Zowel u als iemand in uw omgeving kan
ernstige brandwonden oplopen door hete
koelvloeistof (antivries) en stoom uit de radi-
ator. Als u stoom van onder de motorkap hoort
of ziet komen, mag u de motorkap pas ope-
nen nadat de radiator voldoende is afgekoeld.
Open nooit de vuldop van een drukkoelsys-
teem als de radiator of het expansiereservoir
heet is.
284
Page 289 of 378
WIEL VERWISSELEN BIJ EEN
LEKKE BAND
WAARSCHUWING!
•Blijf altijd onder een opgekrikte auto van-
daan. De auto kan van de krik glijden en zo
op u vallen. U kunt dan ernstig letsel oplo-
pen. Kom daarom met geen enkel li-
chaamsdeel onder een opgekrikte auto. Als
u werkzaamheden onder de auto moet
uitvoeren, zet deze dan op een hefbrug.
• De krik is uitsluitend bedoeld als gereed-
schap om banden te verwisselen. Gebruik
de krik niet om de auto voor onderhouds-
werkzaamheden omhoog te brengen. De
auto mag alleen op een stevige en vlakke
ondergrond worden opgekrikt. Vermijd een
gladde ondergrond.
Bergplaats krikDe krik en overige gereedschappen voor het
verwisselen van een wiel zijn opgeborgen on-
der de vloer in de kofferbak.
Bergruimte reservewielHet reservewiel is opgeborgen onder de vloer
achterin in de kofferbak.
Voorbereidingen voor opkrikken
1. Parkeer de auto op een stevige, vlakke
ondergrond. Vermijd ijs of een gladde onder-
grond.
WAARSCHUWING!
Verwissel geen wiel aan de wegzijde van de
auto terwijl de auto vlak langs de weg staat
geparkeerd. Zet de auto voor uw veiligheid
altijd zo ver mogelijk van het verkeer van-
daan, zodat u niet gegrepen wordt door een
langsrijdende auto.
2. Schakel de alarmknipperlichten in.
3. Trek de handrem aan.
4. Zet de keuzehendel in PARK.
5. Schakel het contact UIT. 6. Blokkeer de voor- en
achterkant van het wiel
schuin tegenover het
gebruikte krikpunt.
Wanneer u bijvoorbeeld
het rechtervoorwiel ver-
vangt, blokkeert u het
linkerachterwiel.
Opberglocatie krik
285
Page 290 of 378
OPMERKING:
Laat geen passagiers in een auto zitten
terwijl deze wordt opgekrikt.
7. Voor voertuigen uitgerust met Quadra-Lift
raadpleeg “Quadra-Lift — Indien aanwezig”
onder “Starten en bedienen” voor nadere infor-
matie betreffende het uitschakelen van de au-
tomatische uitlijning.
Instructies bij opkrikken
WAARSCHUWING!
Neem deze waarschuwingen in acht bij het
verwisselen van een band om persoonlijk
letsel of schade aan het voertuig te voorko-
men:
• Parkeer de auto op een stevige en vlakke
ondergrond zo ver van de rijbaan als mo-
gelijk voordat u het voertuig opkrikt.
• Schakel de alarmknipperlichten in.
• Blokkeer het wiel dat zich schuin tegenover
het te vervangen wiel bevindt.
• Trek de handrem stevig aan en zet de
automatische transmissie in PARK.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• De motor nooit starten of laten draaien als
de auto is opgekrikt.
• Er mag niemand in het voertuig zitten ter-
wijl het is opgekrikt.
• Niet onder het voertuig kruipen als het is
opgekrikt.
• Gebruik de krik alleen op de aangegeven
plaatsen en om de auto tijdens het verwis-
selen van een band op te krikken.
• Wees uiterst voorzichtig als u de band
moet verwisselen op of langs de weg.
• Om de reservebanden, plat of opgeblazen,
veilig op te bergen, moeten ze met het
ventiel naar beneden gericht worden opge-
borgen. 1. Haal het reservewiel, de krik en het gereed-
schap uit de opbergruimte.
2. Draai de wielmoeren linksom één slag losser
(maar verwijder ze niet) terwijl het wiel nog op
de grond staat.
3. Plaats de krik en de krikhulpstukken.
4. Voor het verwisselen van een voorwiel;
plaats de krik met de beschermkap onder de
carrosserieplaat net achter het voorwiel (als
aangegeven in het driehoekig symbool voor de
opkrikpositie op de dorpel).
Krik de auto pas
op als u zeker bent dat de krik stevig beves-
tigd is.
Waarschuwingslabel krik
Krik en gereedschap
286
Page 368 of 378
Aanhangergewicht.............272
Aanhangwagen ..............269
Bedrading ................275
Gewicht trailer en dissel ........272
Minimumvereisten ............273
Tips voor koeling ............277
Trekhaak .................277
Accu ....................303
Achteras (differentieel) ..........311
Achterklep ..................27
Achterligger .................77
Achtermistlamp ..............178
Achterruit, onderdelen ...........163
Achterruitontdooiing ............163
Achterste mistlampen ...........178
Achterste ruitenwisser/sproeier ......163
Achteruitkijkspiegels ............71
Achteruitkijkspiegels, elektrisch
bediend ...................72
Additieven, brandstof ...........266
Afstandsbediening autoradio .......202
Afstandsbediening autoradio op
stuurwiel ..................202
Afstandsbediening deurslot,
programmering ...............15
Afstandsbediening deurslot,
vervanging ..................15 Afvalverwijdering
Motorolie .................302
Airbag .................. 39,46
Airbag-waarschuwingslampje .....45,49,
61,172
Airbag, onderhoud .............48
Airbag, ontplooien van ...........47
Airbag, raam (zijgordijn) .......42,44,46
Airco ....................203
Airco, bediening ..............203
Airco, gebruikstips .............210
Airco, koelvloeistof .............304
Airco, onderhoud .............303
Aircosysteem ............. 203,206
Alarm (beveiliging) ............177
Alarmknipperlichten ............284
Alarmsysteem (beveiliging) ........15
Alarmsysteem (diefstalbeveiliging) ....177
Algemene informatie ........15,20,264
Anti-slingerinrichting aanhanger
(TSC) ....................249
Antiblokkeersysteem (ABS) ........245
Antiblokkeersysteem,
waarschuwingslampje ...........176
Antidiefstalsysteem ............177
Antivries (motorkoeling) ..........325
Automatisch dimmen van de spiegel . . . 71 Automatisch openen van de ruiten
....25
Automatische koplampen .........116
Automatische portiervergrendelingen . . . 21
Automatische temperatuurregeling
(ATC) ....................206
Automatische transmissie ......224,312
Koppelomvormer ............228
Soort vloeistof ..............312
Speciale additieven ...........312
Vloeistof en filter vervangen ......312
Vloeistof toevoegen ...........314
Vloeistofpeil controleren ........313
Autostick ..................226
Bagage laden ...............321
Bagageruimte, voorzieningen .......160
Bagageverlichting .............160
Banden ................. 62,253
Bandenspanning ............254
Controlesysteem voor
bandenspanning ............258
Hoge snelheden .............254
Monteren van een wiel .........287
Opkrikken ................285
Radiaalbanden .............254
Reservewiel ...............285
364
Page 371 of 378
Knipperlichten, richtingaanwijzers . . 62,173,322,323
Koelmiddel .................304
Koelsysteem ................306
Belangrijke punten ...........309
Controle .................307
Inhoud koelvloeistofreservoir ......325
Keuze van de koelvloeistof
(antivries) .............. 307,325
Koelvloeistof bijvullen (antivries) ....308
Koelvloeistofpeil .............309
Oude koelvloeistof verwijderen ....308
Radiatordop ...............308
Vloeistof laten aflopen en nieuw
bijvullen .................307
Vuldop expansievat ...........308
Koetswerklak, onderhoud .........315
Kofferruimte ................160
Verlichting ................160
Kompas ...................191
Kompas kalibreren .............191
Kompas, afwijkingen ...........191
Kompasafwijkingen ............191
Koolstofmonoxide, waarschuwing .....60
Koplampen .................322
Inschakelen met ruitenwissers .....116
Lampen vervangen ...........322 Reiniging
.................317
Vervangen ................322
Koppelomvormer, koppeling .......228
Krik, gebruik .............. 285,286
Krik, locatie .................285
Lakschade .................314
Lampjes ................. 62,115
ABS ...................176
Achterlichten ..............323
Achtermistlicht ..............178
Airbag ............. 45,49,61,172
Alarmsysteem (diefstalbeveiliging) . . 177
Automatische koplampen .......116
Bagageruimte ..............160
Bandenspanningscontrole .......174
Buitenverlichting .............62
Contourverlichting ............323
Daglichten ................117
Derde remlicht ..............324
Dimschakelaar, koplamp ........115
Elektronisch Stabiliteitsprogramma
(ESP) ...................252
Gevaarknipperlichten ..........284
Indicatielampje grootlicht ........173Indicator regeling neergaande
helling
..................173
Instapverlichting .............17
Kaartleeslampjes ..........
120,151
Koplampen ...............322
Koplampen aan met ruitenwisser . . . 116
Make-upspiegeltje ............73
Mistlampen .......... 119,173,322
Onderhoud ...............322
Reserve .................323
Richtingaanwijzer .....62,115,322,323
Service Engine Soon
(storingslampje) .............172
Service, achter .............323
Sleep-/aanhangerindicator .......173
SmartBeams ...............116
Storingslampje (motorcontrole) ....172
Tractiecontrole ..............252
Vervangen ................322
Waarschuwing brandstofniveau ....185
Waarschuwing rembekrachtiging . . . 252
Waarschuwing remmen .........175
Waarschuwing veiligheidsgordel ....175
Zekeringen ................317
Lampjes vervangen ..........321,322
Lampjes, vervanging ............62
367