sensor JEEP GRAND CHEROKEE 2010 Instructieboek (in Dutch)

Page 145 of 378


Als het cruisecontrolsysteem wordt uitgescha-
keld en vervolgens weer ingeschakeld, acti-
veert het systeem de laatste instelling van de
bestuurder (ACC of Normale Cruise Control).
Anti-ongevalsysteem Forward
Collision Warning — Indien
aanwezig
Het FCW-systeem (Forward Collision Warning)
waarschuwt de bestuurder voor een mogelijke
aanrijding met het voertuig voor u en raadt de
bestuurder aan actie te ondernemen om een
aanrijding te voorkomen.
Het FCW-systeem overziet de informatie van
de vooruitkijkende sensor, van de elektronische
remregeling EBC (Electronic Brake Controller)
en van de wielsnelheidsensoren om te bereke-
nen of zich het gevaar van een kop-
staartbotsing voordoet. Wanneer het systeem
bepaald heeft dat een kop-staartbotsing waar-
schijnlijk is, wordt een visuele waarschuwing
weergegeven op het elektronisch voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) en klinkt tevens een waar-
schuwingssignaal. Wanneer het systeem be-
paalt dat een aanrijding met het voertuig voor uniet langer waarschijnlijk is, worden de waar-
schuwingen gedeactiveerd.
WAARSCHUWING!
Het FCW-systeem (Forward Collision War-
ning) is niet bedoeld om zelfstandig een aan-
rijding te voorkomen. Het is de verantwoorde-
lijkheid van de bestuurder om het voertuig
door middel van rem- en stuuracties te con-
troleren en een aanrijding te voorkomen. Het
niet opvolgen van deze waarschuwing kan tot
ernstige verwondingen of de dood leiden.
Aanpassen van de FCW-status
(voorwaartse waarschuwingstijd)
De FCW-functie kan ingesteld worden op veraf
of dichtbij en kan worden uitgeschakeld door
de voorwaartse waarschuwingstijd in het elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) aan
te passen. Raadpleeg voor nadere informatie
hoofdstuk
elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC) onder de functies op uw dash-
board . De FCW-status Off, Near of Far (Uit,
Dichtbij of Veraf) wordt weergegeven in het
EVIC.
FCW-melding
Ter illustratie
141

Page 146 of 378


De standaardinstelling van de FCW is “Veraf”,
hierbij waarschuwt het systeem u voor een
mogelijke aanrijding met een voertuig voor u
terwijl u nog op een grotere afstand van dit
voertuig bent. Dit geeft u de langste reactietijd.
Door de FCW-status aan te passen naar “Near
(dichtbij), kan het systeem u waarschuwen
voor een mogelijke aanrijding met het voertuig
voor u terwijl u veel dichter bij dit voertuig bent.
Met deze instelling heeft u minder reactietijd
dan bij de instelling Far (veraf). Hierdoor
bereikt u een meer dynamische rijervaring.
Door de FCW-status te veranderen in “Off” (Uit)
waarschuwt het systeem u niet meer voor een
mogelijke aanrijding met het voertuig voor u.
OPMERKING:
Wanneer de FCW ingesteld is op “Off” (Uit),
wordt de tekst FCW OFF weergegeven in het
EVIC. OPMERKING:

Het systeem onthoudt de laatste door de
bestuurder geactiveerde instelling nadat
de ontsteking wordt uitgeschakeld.
• De FCW reageert niet op onbelangrijke
voorwerpen zoals objecten hoog boven
de weg, weerkaatsingen van de bodem,
objecten welke zich niet in het pad van de
auto bevinden, stationaire voorwerpen
welke ver weg zijn, tegemoetkomend ver-
keer, of voorgaande voertuigen met een
gelijke of hogere snelheid. •
Bij uitschakeling van de FCW en de ACC
wordt het niet beschikbaar zijn via de
onderstaande schermen aangegeven.
Weergegeven waarschuwingen en
onderhoud
Waarschuwing “Clean Radar Sensor In
Front Of Vehicle” (Reinig de radarsensor
aan voorzijde voertuig).
De FCW-waarschuwing “Clean Radar Sensor
In Front Of Vehicle” (Reinig de radarsensor aan
voorzijde voertuig) wordt weergegeven wan-
neer de omstandigheden het functioneren van
het systeem tijdelijk beperken. Dit komt vooral
voor bij slecht zicht, zoals tijden sneeuwval of
zware regenbuien. Het FCW-systeem kan ook
tijdelijk geblindeerd worden door vervuiling
door modder, stof of ijs. In dergelijke gevallen
zal de waarschuwing “Clean Radar Sensor In
Front Of Vehicle” (Reinig de radarsensor aan
voorzijde voertuig) op het EVIC verschijnen en
het systeem zal uitschakelen.
FCW Off Voorbeeld
142

Page 147 of 378


Waarschuwing FCW niet beschikbaar
Wanneer het systeem uitschakelt en op het
EVIC verschijnt de waarschuwing ACC/FCW
Unavailable, Vehicle System Error” (ACC/FCW
niet beschikbaar, storing voertuigsysteem) is er
wellicht sprake van een tijdelijke storing waar-
door de FCW-functie wordt beperkt. Hoewel
het voertuig onder normale omstandigheden
nog steeds bestuurbaar is, zal de FCW tijdelijk
niet beschikbaar zijn. Als dit gebeurt, kunt u
proberen de FCW later weer in werking te
stellen nadat u het contact uit en weer aan
heeft gezet. Als het probleem aanhoudt, ga
dan naar uw erkende dealer.
Waarschuwing onderhoud FCW
Wanneer het systeem uitschakelt en het EVIC
de melding “ACC/FCW Unavailable Service
Radar Sensor” (ACC/FCW niet beschikbaar
onderhoud radarsensor) weergeeft, is dit een
indicatie voor een interne systeemstoring. Hoe-
wel het voertuig onder normale omstandighe-
den nog steeds bestuurbaar is, dient u het
systeem te laten controleren door een erkend
dealer.
PARKSENSEPARKEERHULP —
INDIEN AANWEZIG
Het ParkSense parkeerhulpsysteem geeft tij-
dens het achter- of vooruit rijden, bijv. bij het
inparkeren, visuele en hoorbare indicaties van
de afstand tussen de achter- en/of voorbum-
perpanelen en een gedetecteerd obstakel. Zie
de voorzorgsmaatregelen voor gebruik van het
ParkSense -systeem voor de beperkingen van
dit systeem en aanbevelingen. Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN draait, wordt door ParkSense
auto-
matisch de systeemstatus (actief of inactief)
hersteld die actief was voordat het contact
werd uitgeschakeld. De parkeerhulp kan uit-
sluitend worden geactiveerd wanneer de scha-
kelhendel in de stand REVERSE (achteruit) of
DRIVE (rijden) staat.
Wanneer ParkSense bij een van deze standen
van de schakelhendel wordt ingeschakeld,
blijft het systeem actief totdat de rijsnelheid is
toegenomen tot ongeveer 18 km/h of meer. Het
systeem wordt weer actief wanneer de rijsnel-
heid is afgenomen tot minder dan ongeveer
16 km/h.
ParkSense -sensorsDe vier ParkSense -sensoren, in de paneel/
bumper achter, bewaken het gebied achter de
auto dat binnen de zichtsafstand van de sen-
sors valt. De sensors kunnen in horizontale
richting obstakels op een afstand van onge-
veer 30 tot 200 cm van het achterpaneel/de
achterbumper detecteren, afhankelijk van de
plaats, het type en de richting van het obstakel.
Waarschuwing ACC/FCW niet beschikbaar
143

Page 148 of 378


De zes ParkSensesensoren, gemonteerd in
het voorpaneel/de voorbumper, bewaken het
gebied voor de auto dat binnen het sensorbe-
reik valt. De sensoren kunnen in horizontale
richting obstakels op een afstand van onge-
veer 30 tot 120 cm van het voorpaneel/de
voorbumper detecteren, afhankelijk van de
plaats, het type en de richting van het obstakel.
Waarschuwingsdisplay van
ParkSense 
Het ParkSense waarschuwingsdisplay ver-
schijnt alleen, wanneer Sound and Display 
(Geluid en weergave) wordt geselecteerd in
het deel met door de klant te programmeren
functies van het Elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC). Voor meer informatie raad-
pleegt u Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Persoonlijke Instellingen (door de
klant te programmeren functies) in De func-
ties op uw dashboard . Het ParkSense - waarschuwingsscherm bevindt zich op het
EVIC-scherm op de instrumentengroep. Het
geeft zowel zichtbare als hoorbare waarschu-
wingen weer om de afstand tussen het
achterpaneel/de achterbumper of het
voorpaneel/de voorbumper en het gedetec-
teerde obstakel aan te geven.
Display van ParkSense
Het waarschuwingsdisplay schakelt IN en
geeft de actuele systeemstatus weer wanneer
het voertuig in de stand REVERSE (achteruit) of
in DRIVE (rijden) is en een obstakel is waarge-
nomen.
Display parkeerhulpParkeerhulp aan
144

Page 151 of 378


Het ParkSensesysteem gebruikt vier senso-
ren in de achterbumper om voorwerpen waar te
nemen tot op 200 cm afstand van het bumper-
oppervlak. Het ParkSense systeem gebruikt
zes sensoren in de voorbumper om voorwer-
pen waar te nemen tot op 120 cm afstand van
het bumperoppervlak. Het display bovenin het
EVIC in de instrumentengroep geeft zowel met
optische signalen als met geluidssignalen de
afstand tot het object aan.
Onderhoud van de ParkSense 
parkeerhulp
Wanneer de ParkSense parkeerhulp in storing
is, zal de instrumentengroep elke keer dat de
auto gestart wordt een enkel geluidssignaal
afgeven. De instrumentengroep geeft de mel-
ding “REAR SENSOR BLINDED” (sensor ach-
ter geblindeerd) weer, wanneer de sensor(en)
aan de achterzijde geblokkeerd worden door
sneeuw, modder of ijs en het voertuig in RE-
VERSE (achteruit) of DRIVE (rijden) geschakeld
is.
De instrumentengroep geeft de melding
“CLEAN PARK ASSIST SENSORS” (reinig de
parkeerhulpsensoren) weer, wanneer een of meerdere sensor(en) geblokkeerd wordt(wor-
den) door sneeuw, modder of ijs en het voer-
tuig in REVERSE (achteruit) of DRIVE (rijden)
geschakeld is. De instrumentengroep geeft de
melding “SERVICE PARK ASSIST SYSTEM”
(onderhoud parkeerhulp) wanneer een of
meerdere sensoren achter of voor beschadigd
zijn en onderhoud nodig hebben. Wanneer de
schakelhendel in de stand REVERSE (achter-
uit) of DRIVE (rijden) staat en het systeem een
storing ontdekt, geeft het EVIC de melding
“CLEAN PARK ASSIST SENSORS” (reinig par-
keerhulpsensoren) of “SERVICE PARK ASSIST
SYSTEM” (onderhoud parkeerhulpsysteem)
zolang het voertuig in REVERSE staat of in
DRIVE (en langzamer rijdt dan 18 km/h). In dat
geval werkt de parkeerhulp niet. Voor meer
informatie raadpleegt u het
Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC) in De functies
op uw dashboard .
Wanneer de melding “CLEAN PARK ASSIST
SENSORS” (reinig parkeerhulpsensoren) op
het EVIC (elektronisch voertuiginformatiecen-
trum) verschijnt, terwijl het achterpaneel/de
achterbumper of het voorpaneel/de voorbum-
per schoon is en vrij van sneeuw, modder, ijs of andere obstructies, dient u contact op te ne-
men met een erkend dealer. Wanneer de mel-
ding “SERVICE PARK ASSIST SYSTEM” (onder-
houd parkeerhulpsysteem) in het EVIC
verschijnt, dient u contact op te nemen met een
erkend dealer.
Reinigen van het ParkSense

systeem
Reinig de sensors van de parkeerhulp met
water, een schoonmaakmiddel voor auto’s en
een zachte doek. Gebruik geen ruwe of harde
doek. Steek geen voorwerpen in de sensors en
bekras deze niet. Hierdoor kunnen de sensors
beschadigd raken.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik
van de parkeerhulp
OPMERKING:
• Houd de voor- en achterbumper vrij van
sneeuw, ijs, modder, stof en vuil om te
zorgen dat het ParkSense systeem altijd
correct werkt.
• Drilboren, grote vrachtwagens en andere
bronnen van trillingen kunnen de werking
van het systeem nadelig beïnvloeden.
147

Page 152 of 378


•Wanneer u de ParkSense parkeerhulp
uitschakelt, toont de instrumentengroep
de melding PARK ASSIST OFF (parkeer-
hulp uitgeschakeld). ParkSense blijft uit-
geschakeld, ook wanneer u de contact-
schakelaar aanzet, totdat u de
parkeerhulp opnieuw inschakelt.
• Wanneer u, met uitgeschakelde Park-
Sense , de schakelhendel in stand RE-
VERSE (achteruit) of DRIVE (rijden) zet,
zal de instrumentengroep de melding
“PARK ASSIST OFF” (parkeerhulp uitge-
schakeld) weergeven zolang het voertuig
in REVERSE staat of in DRIVE en langza-
mer rijdt dan 18 km/h.
• Als de parkeerhulp ingeschakeld is wordt
de radio gedempt wanneer er een geluids-
signaal klinkt.
• Reinig alle sensors van de parkeerhulp
regelmatig, maar let daarbij op dat u geen
krassen of schade toebrengt. De sensors
mogen niet bedekt raken met ijs, sneeuw,
modder, vuil of afval. Verontreiniging van
de sensors kan leiden tot een slechte
systeemwerking. Mogelijk zal de Park-
Sense parkeerhulp hierdoor obstakels voor of achter de bumper niet waarne-
men, of het systeem kan een foutieve
melding geven van een voorwerp voor of
achter de bumper.
• Voorwerpen zoals fietsendragers, trekha-
ken, etc. mogen tijdens het rijden niet
binnen 30 cm van het achterpaneel/de
achterbumper geplaatst zijn. Als dit wel
het geval is, zal het systeem een nabijge-
legen voorwerp mogelijk interpreteren als
sensorprobleem en de melding SERVICE
PARK ASSIST SYSTEM (parkeerhulpsys-
teem laten nakijken) tonen in het instru-
mentenpaneel.
LET OP!
• De parkeerhulp is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is niet in
staat ieder voorwerp, inclusief kleine obsta-
kels, waar te nemen. Stoepranden kunnen
tijdelijk of helemaal niet worden gedetec-
teerd. Op kleine afstanden worden obsta-
kels boven of onder de sensors niet gede-
tecteerd.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
• Bij gebruik van ParkSense moet u lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer een obstakel wordt gedetecteerd.
Het is raadzaam om tijdens het achteruit-
rijden over uw schouder te kijken, ook
wanneer u gebruik maakt van ParkSense .
WAARSCHUWING!
• Bestuurders moeten altijd voorzichtig ach-
teruit rijden, ook wanneer gebruik gemaakt
wordt van de ParkSense parkeerhulp.
Controleer het gebied achter de auto altijd
zorgvuldig, kijk naar achteren en wees be-
dacht op voetgangers, dieren, andere voer-
tuigen, obstakels en dode hoeken. U bent
verantwoordelijk voor de veiligheid en dient
uw aandacht voortdurend bij de omgeving
te houden. Anders bestaat er een risico op
ernstig of dodelijk letsel.
(Vervolgd)
148

Page 153 of 378


WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Het wordt sterk aanbevolen om, voordat u
de ParkSense parkeerhulp gaat gebrui-
ken, de trekhaak van de auto te verwijde-
ren als de auto niet voor trekken wordt
gebruikt. Als u dit niet doet, kan persoonlijk
letsel of schade aan voertuigen ontstaan
doordat de trekhaak zich veel dichter bij het
obstakel bevindt dan de achterbumper als
het waarschuwingsdisplay de knipperende
boog laat zien en de aanhoudende toon
laat horen. Afhankelijk van de afmetingen
en vorm van de trekhaak is het ook moge-
lijk dat de sensors de trekhaak detecteren
en abusievelijk aangeven dat er een obsta-
kel achter de auto aanwezig is.ACHTERUITRIJCAMERA
(PARKVIEW ) — INDIEN AANWEZIG
Uw auto is mogelijk voorzien van een Park-
View achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het
gebied achter de auto op het scherm zien
wanneer de schakelhendel in de stand RE-
VERSE (achteruit) wordt gezet. Het beeld wordt
weergegeven op het navigatie-/multimedia-
radioscherm samen met de waarschuwing
 check entire surroundings (let op de gehele
omgeving) aan de bovenkant van het scherm.
Na vijf seconden verdwijnt deze opmerking. De
ParkView camera bevindt zich aan de achter-
zijde van het voertuig boven de kentekenplaat.
Als u uit de achteruitversnelling schakelt, wordt
de achteruitrijcamera uitgeschakeld en ver-
schijnt het navigatie- of audioscherm. Indien getoond, geven statische rasterlijnen de
breedte van het voertuig aan, terwijl een onder-
broken centerlijn de middellijn van het voertuig
aangeeft. Deze lijnen kunnen bijv. van dienst
zijn bij het uitlijnen van het voertuig voor een
aanhanger. De statische rasterlijnen geven ver-
schillende zones aan waarmee u de afstand tot
de achterzijde van het voertuig kunt inschatten.
De onderstaande tabel geeft bij benadering de
afstanden weer voor elk van deze zones:
Zone Afstand tot de achterzijde van het voertuig
Rood 0 - 30 cm
Geel 30 c m-1m
Groen 1 m of meer
149

Page 179 of 378


LET OP!
Het TPM-systeem is geoptimaliseerd voor de
standaard geleverde banden en wielen.
TPMS-druk en -waarschuwing zijn ingesteld
op de bandenmaat waarmee uw auto is uitge-
rust. Het gebruik van vervangingsonderdelen
van een afwijkend formaat of type kan leiden
tot een onjuiste systeemwerking of sensor-
schade. Wielen van andere makelij kunnen
schade aan de sensors veroorzaken. Gebruik
geen bandafdichtmiddel uit blik of balanceer-
loodjes als uw auto is voorzien van een
TPMS-systeem, hierdoor kunnen de sensors
beschadigd raken.
12. Controlelampje contourverlichting —
indien aanwezig Dit lampje gaat branden wanneer
het stadslicht of de koplampen
aanstaan. 13. Controlelampje autogordel
Wanneer het contact de eerste keer in
de stand ON/RUN wordt gedraaid, zal
dit lampje vier tot acht seconden bran-
den om de werking van de gloeilamp
te testen. Wanneer tijdens deze test de auto-
gordel voor de bestuurdersstoel of de bijrijder-
stoel wordt losgegespt, hoort u een geluidssig-
naal. Als de gordel ook na de gloeilamptest of
tijdens het rijden nog is losgegespt, gaat het
waarschuwingslampje voor de autogordel
knipperen of blijft continu branden. Raadpleeg
 Gordelsystemen in Wat u moet weten voordat
u de auto start voor meer informatie.
14. Waarschuwingslampje remsysteem
Dit lampje controleert verschil-
lende functies van het remsysteem,
zoals het remvloeistofpeil en het
aantrekken van de parkeerrem. Als
het waarschuwingslampje van het
remsysteem gaat branden, is het
mogelijk dat de handrem is aangetrokken, het
vloeistofpeil in het remvloeistofreservoir te laag
is of dat zich een probleem voordoet in het
reservoir van het antiblokkeersysteem.
Als het lampje blijft branden wanneer de hand-
rem niet is aangetrokken en het remvloeistof-
peil in het reservoir van de hoofdremcilinder
zich ter hoogte van het merkteken FULL be-
vindt, kan er sprake zijn van een storing in het
hydraulisch remcircuit of is er een probleem
met de rembekrachtiging gedetecteerd door
het antiblokkeersysteem (ABS)/elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP). In dat geval blijft
het lampje branden tot de oorzaak is verhol-
pen. Als het probleem verband houdt met de
rembekrachtiging, zal de ABS-pomp actief zijn
tijdens het remmen en voelt u mogelijk een
trilling in het rempedaal.
De dubbel uitgevoerde remcircuits zorgen voor
reserveremcapaciteit als ergens een storing
optreedt in het hydraulisch systeem. Als er in
één helft van het dubbele remsysteem een lek
optreedt, geeft het remwaarschuwingslampje
dit aan; het lampje gaat branden wanneer het
remvloeistofpeil in de hoofdremcilinder is ge-
daald beneden een bepaald peil.
Het lampje blijft branden tot de oorzaak is
verholpen.
175

Page 183 of 378


ToetsOMHOOG 
Druk de toets OMHOOG en laat
deze weer los om omhoog te bla-
deren door de hoofdmenu’s
(Brandstofverbruik, Voertuiginfor-
matie, Bandenspanning, Cruise-
control, Systeeminstellingen) en
de submenu’s.
Toets OMLAAG 
Druk de toets OMLAAG en laat
deze weer los om omlaag te bla-
deren door de hoofdmenu’s en de
submenu’s.
Toets SELECTEREN 
Druk de toets SELECTEREN en
laat deze weer los voor toegang tot
hoofdmenu’s, submenu’s of per-
soonlijke instellingen in het menu
Instellingen. Druk de toets SE-
LECTEREN en houd deze inge-
drukt om functies te resetten. Toets
TERUG 
Druk de toets TERUG om terug te
gaan naar een voorgaand menu of
submenu.
Beeldschermweergaven
Elektronisch
Voertuiginformatiesysteem (EVIC)
Onder de juiste omstandigheden geeft het
EVIC de volgende berichten weer:
• Service Tire Pressure System (Onderhoud
bandenspanningsysteem)
• Service Park Assist System (Parkeerhulp la-
ten nakijken)
• Park Assist System Blinded (Parkeerhulp
geblindeerd)
• Park Assist Disabled (Parkeerhulp uitge-
schakeld)
• Front Sensor Blinded (Sensor voor geblin-
deerd)
• Rear Sensor Blinded (Sensor achter ge-
blindeerd) •
Keyfob Battery Low (Batterij sleutelhanger
bijna leeg)
• Liftglass Open (Klapraam open)
• Left front turn signal lamp out (Linker rich-
tingaanwijzer voor kapot)
• Right front turn signal lamp out (Rechter
richtingaanwijzer voor kapot)
• Left rear turn signal lamp out (Linker rich-
tingaanwijzer achter kapot)
• Right rear turn signal lamp out (Rechter
richtingaanwijzer achter kapot)
• Check Tire Pressure (Controleer banden-
spanning)
• ESC System Off (ESC-systeem uitgescha-
keld)
• Service blind spot system (Onderhoud do-
dehoeksysteem)
• Blind spot detection unavailable (Dode-
hoekdetectie niet beschikbaar)
• Blind spot system off (Dodehoeksysteem
uitgeschakeld)
179

Page 184 of 378


•Blind spot system off (Dodehoeksysteem
niet beschikbaar sensor geblokkeerd)
• Blind spot system unavailable astronomy
zone (Dodehoeksysteem niet beschikbaar
luchthavengebied) — Wanneer de dode-
hoekmodule een verkeerstoren waarneemt
op dezelfde frequentie welke door zijn wer-
king gestoord zou kunnen worden, zal deze
automatisch het dodehoeksysteem uitscha-
kelen.
• Normal Cruise Ready (Normale cruisecontrol
gereed) — Melding dat de normale cruise-
control beschikbaar is na uitschakeling van
de adaptieve cruisecontrol (ACC). Raad-
pleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)” on-
der “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• Adaptive Cruise Off (Cruisecontrol uitge-
schakeld) — Wanneer de adaptieve cruise-
control (ACC) is uitgeschakeld. Raadpleeg
“Adaptieve cruisecontrol (ACC)” onder “De
functies van uw voertuig (indien aanwezig).
• ACC Ready (ACC gereed) — Als het ACC-
systeem geactiveerd wordt. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)” onder “De
functies van uw voertuig (indien aanwezig).
• ACC Set (ACC ingesteld) — Na instellen
gewenste snelheid op het ACC-systeem.
Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)”
onder “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• ACC Cancelled (ACC uitgeschakeld) —
Voor het uitschakelen van het ACC-systeem.
Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)”
onder “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• Sensed Vehicle Indicator (Indicatie van ge-
detecteerd voertuig) — Het systeem detec-
teert een langzamer rijdend voertuig op de-
zelfde rijstrook. Raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van
uw voertuig (indien aanwezig).
• Driver Override (Uitschakeling door bestuur-
der) — Als u het gaspedaal indrukt nadat de
gewenste snelheid op het ACC-systeem is
ingesteld. Raadpleeg “Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)” onder “De functies van uw voer-
tuig (indien aanwezig). •
Distance Set (Afstand ingesteld) — Nadat
de gewenste volgafstand op het ACC is
ingesteld verschijnt dit bericht kortstondig.
Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol (ACC)”
onder “De functies van uw voertuig (indien
aanwezig).
• Brake (Remmen) — Dit bericht knippert op
het scherm en er klinkt een geluidssignaal
wanneer het ACC-systeem voorziet dat de
maximale remvertraging niet voldoende is
om de ingestelde volgafstand te handhaven.
Het ACC-systeem blijft intussen de maxi-
male remvertraging uitvoeren. U dient dan
onmiddellijk de remmen te bedienen om een
veilige afstand tot uw voorligger te handha-
ven. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol
(ACC)” onder “De functies van uw voertuig
(indien aanwezig).
• Clean Radar Sensor in the Front of Vehicle 
(Reinig de radarsensor aan de voorzijde van
het voertuig) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt als gevolg van beperkende om-
standigheden. Raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van
uw voertuig (indien aanwezig).
180

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 next >