JEEP GRAND CHEROKEE 2013 Instructieboek (in Dutch)
Page 31 of 416
Houd een afstandsbediening met Passive En-
try op minder dan 1,5 m van de handgreep van
het bestuurders- of passagiersportier en druk
op de vergrendelknop van de handgreep om
alle vier de portieren te vergrendelen.
OPMERKING:
•Nadat u de knop LOCK hebt ingedrukt,
moet u twee seconden wachten voordat u
de portieren kunt vergrendelen of ont-
grendelen met een Passive Entry-
portierhandgreep. Op deze wijze kunt u
door aan de portiergreep te trekken con-
troleren of de auto is vergrendeld, zonder
dat de auto reageert en de portieren wor-
den ontgrendeld.
• Het Passive Entry-systeem werkt niet als
de batterij van de afstandsbediening leeg
is.
De autoportieren kunnen ook worden vergren-
deld met de vergrendelknop van de RKE-
afstandsbediening of de vergrendelknop aan
de binnenkant van de portieren.RAMEN
Elektrisch bediende ruiten
De schakelaars voor de elektrische raambedie-
ning bevinden zich op het bekledingspaneel
van het bestuurdersportier. Het portier van de
voorpassagier en de achterportieren zijn alle
voorzien van één schakelaar voor het bedienen
van de ramen in deze portieren. Deze raam-
schakelaars werken alleen als de contactscha-
kelaar in de stand ON/RUN of ACC staat.
De schakelaars voor de elektrische raambedie-
ning blijven nog werkzaam tot 10 minuten na- dat het contact is uitgezet. Door het openen
van een voorportier wordt deze functie uitge-
schakeld.
WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen achter in de auto wanneer
de sleutel nog in de contactschakelaar steekt
en verlaat uw auto nooit als de Keyless Enter-
N-Go in de stand ACC of RUN staat. Inzitten-
den, en vooral kinderen zonder begeleider,
kunnen klem komen te zitten in de raamope-
ningen door de ruitschakelaars te bedienen.
Bij een dergelijke beknelling kan ernstig of
dodelijk letsel ontstaan.
Automatisch openen
De schakelaars voor de bediening van de
ramen in de voorportieren hebben beide een
automatische openingsfunctie. Druk de scha-
kelaar voorbij de eerste klikstand en laat deze
los. Het raam gaat automatisch helemaal om-
laag. Druk om de omlaaggaande beweging te
annuleren de schakelaar in de richting voor
omhoog of omlaag en laat deze los.
Schakelaars voor elektrische raambediening
27
Page 32 of 416
Wilt u het raam slechts gedeeltelijk openen,
druk dan de schakelaar in tot aan de eerste
klikstand en laat de schakelaar vervolgens los
als u het raam wilt stoppen.
De schakelaars voor de elektrische raambedie-
ning blijven nog 10 minuten werkzaam nadat
het contact is uitgezet. Door het openen van
een voorportier wordt deze functie uitgescha-
keld.
FunctieAutomatisch omhoog met
obstakeldetectie — alleen voor portieren
van bestuurder en voorpassagier
Trek de raamschakelaar helemaal omhoog
naar het tweede drukpunt en laat de schake-
laar los. Het raam gaat automatisch helemaal
naar boven.
Als u tijdens het gebruik van de automatische
sluitfunctie het raam wilt stoppen voordat het
volledig is gesloten, duwt u de schakelaar kort
omlaag.
Wanneer u het raam gedeeltelijk wilt sluiten
trekt u de raamschakelaar naar het eerste
drukpunt en laat u de schakelaar los wanneer u
het raam wilt laten stoppen. OPMERKING:
Als het raam tijdens het automatisch sluiten
op een obstakel stuit, wordt eerst de bewe-
gingsrichting omgekeerd en komt het raam
vervolgens tot stilstand. Verwijder het ob-
stakel en trek nogmaals aan de schakelaar
om het raam te sluiten. Tijdens het automa-
tisch sluiten kunnen schokken vanwege een
slechte toestand van het wegdek onver-
wachts de automatische omkeringsfunctie
activeren. Als dat gebeurt, trekt u de scha-
kelaar licht omhoog tot aan de eerste klik-
stand en houdt u de schakelaar vast om het
raam handmatig te sluiten.
WAARSCHUWING!
De obstakeldetectie wordt uitgeschakeld wan-
neer het raam bijna gesloten is. Zorg dat alle
eventuele objecten uit de opening zijn verwij-
derd voordat u het raam sluit.
Automatische sluitingsfunctie resetten
Als de automatische sluitingsfunctie niet meer
werkt, moet de functie mogelijk worden gere-
set. De automatische sluitingsfunctie opnieuw
instellen:
1. Trek de schakelaar van de ruitbediening
helemaal omhoog tot de ruit helemaal gesloten
is en houd de schakelaar dan nog twee secon-
den langer vast.
2. Duw de schakelaar van de ruitbediening
helemaal omlaag tot de ruit helemaal geopend
is en houd de schakelaar dan nog twee secon-
den langer vast.
Raamblokkeerschakelaar
Met de raamblokkeerschakelaar op het be-
stuurdersportier kunt u de raamschakelaars op
de achterportieren blokkeren. Druk op de
raamblokkeerschakelaar als u de raamschake-
laars voor de achterportieren wilt blokkeren.
Druk nogmaals op de raamblokkeerschakelaar
als u de raamschakelaars voor de overige
portieren weer wilt activeren.
28
Page 33 of 416
Rijwinddruk
Rijwinddruk kan worden beschreven als het
gevoel van druk op de oren, vergelijkbaar met
het akoestisch effect van helikoptergeluid. U
merkt in uw auto dit rijwindeffect soms op terwijl
de ramen open zijn, of met het schuifdak
(indien aanwezig) in sommige open of gedeel-
telijk open standen. Dit is normaal en het effect
kunt u tenietdoen. Als u rijwinddruk bemerkt
terwijl het schuifdak openstaat, verstelt u de
schuifdakopening om het effect te verminde-
ren.
ACHTERKLEPU opent de achterklep door aan de handgreep
te trekken en vervolgens de achterklep om-
hoog te brengen. De achterklep kan niet wor-
den ontgrendeld door de portieren handmatig
te ontgrendelen met de vergrendelknop of met
een sleutel in de slotcilinder.WAARSCHUWING!
Wanneer u met geopende achterklep rijdt,
kunnen giftige uitlaatgassen in het interieur
gezogen worden. Deze gassen kunnen scha-
delijk zijn voor u of uw passagiers. Houd de
achterklep dicht terwijl u rijdt.
Openslaande achterruitWanneer de achterklep wordt ontgrendeld, is
tegelijk ook de openslaande achterruit ontgren-
deld. U opent de openslaande achterruit door
de raamschakelaar op de achterklep omhoog
te drukken.
Raamblokkeerschakelaar
Achterklep ontgrendelen
29
Page 34 of 416
OPMERKING:
De openslaande achterruit kan niet worden
geopend als de achterklep openstaat.
Als de openslaande achterruit geopend is, is
de elektrische aansluiting naar de achterruit-
wisser onderbroken, zodat de achterruitwisser
dan niet in werking treedt.
OPMERKING:
Als zich een storing voordoet aan het ach-
terklepslot, beschikt de achterklep over een
noodontgrendeling om deze dan toch te
kunnen openen. Deze noodontgrendelingvoor de achterklep is toegankelijk via een
afdekpaneeltje in de achterklepbekleding.
WAARSCHUWING!
Wanneer u met een geopende openslaande
achterruit rijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in
het interieur gezogen worden. Deze gassen
kunnen schadelijk zijn voor u of uw passa-
giers. Houd de openslaande achterruit dicht
wanneer u met de auto rijdt.
Elektrisch bediende achterklep -
indien aanwezig
De elektrisch bediende achterklep
kan worden geopend door aan de
handgreep van de achterklep te
trekken of de toets LIFTGATE op
de afstandsbediening in te druk-
ken. Druk binnen vijf seconden
twee keer op de ACHTERKLEP-knop op de
afstandsbediening om de elektrisch bediende
achterklep te openen. Nadat de achterklep is
geopend, kunt u deze sluiten door nogmaals
twee keer binnen vijf seconden op de toets
LIFTGATE te drukken. U kunt de elektrisch bediende achterklep ook
openen en sluiten door op de LIFTGATE-knop
te drukken die zich op de dakconsole voorin
bevindt, of alleen sluiten door op de LIFTGATE-
knop te drukken die zich op de sierrand links-
achter, naast de achterklep bevindt. Als u één
keer drukt op de LIFTGATE-knop die zich op de
sierrand linksachter, naast de achterklep be-
vindt, wordt de achterklep gesloten. Met deze
knop kunt u de achterklep echter niet openen.
Om de elektrisch bediende achterklep hand-
matig te openen, trekt u eenmaal aan de hand-
greep van de achterklep om de stroom in te
schakelen en trekt u vervolgens een tweede
keer om de achterklep in de handmatige mo-
dus te zetten.
Als u de LIFTGATE-knop op de afstandsbedie-
ning twee keer indrukt, gaan de richtingaanwij-
zers twee keer knipperen om aan te duiden dat
de achterklep wordt geopend of gesloten (als
de functie Lampen knipperen bij vergrendelen
is ingeschakeld op de EVIC) en het geluidssig-
naal van de achterklep is hoorbaar. Raadpleeg
voor meer informatie
Persoonlijke instellingenOpenslaande achterruit ontgrendelen
30
Page 35 of 416
(systeeminstellingen)/Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)inFuncties van het
instrumentenpaneel.
OPMERKING:
Ingeval er een elektrisch defect optreedt,
kan de noodontgrendeling worden gebruikt
om de achterklep te openen. Deze noodont-
grendeling voor de achterklep is toeganke-
lijk via een afdekpaneeltje in de achterklep-
bekleding.
WAARSCHUWING!
Tijdens het elektrisch bedienen kan letsel of
materiële schade ontstaan. Zorg ervoor dat
de baan van de elektrisch bediende achter-
klep vrij is van obstakels. Controleer vóór u
wegrijdt of de achterklep is gesloten en ver-
grendeld.
OPMERKING:
• De elektrisch bediende achterklep werkt
niet als de openslaande achterruit is ge-
opend. •
De toetsen voor de elektrisch bediende
achterklep werken niet als het voertuig in
een versnelling staat of als de snelheid
meer dan 0 km/uur bedraagt.
• De elektrisch bediende achterklep werkt
niet bij minder dan 30°C of meer dan
65°C. Verwijder eventueel sneeuw of ijs
van de achterklep voordat u een elektri-
sche achterklepschakelaar indrukt.
• Wanneer een of ander obstakel de elek-
trisch bediende achterklep hindert bij het
openen of sluiten, beweegt de achterklep
automatisch in omgekeerde richting, als
er tenminste voldoende weerstand was.
• Aan de zijkanten van de achterklepope-
ning zijn beknellingsensors aangebracht.
Wanneer deze strips ergens iets worden
aangedrukt, beweegt de achterklep terug
naar de open stand.
• De toets voor het sluiten van de achter-
klep, die zich op de sierrand linksachter
naast de achterklep bevindt, werkt alleen
wanneer de elektrische achterklep volle-
dig is geopend. Als de achterklep niet
volledig opent, drukt u op de Achterklep-
knop op de sleutelhouder om de achter- klep volledig te openen. Druk vervolgens
nogmaals op de knop om de achterklep te
sluiten.
• Als er aan de achterklephendel wordt ge-
trokken, terwijl de achterklep aan het slui-
ten is, gaat de achterklep weer helemaal
open.
• Als er aan de achterklephendel wordt ge-
trokken, terwijl de achterklep zich opent,
wordt de aandrijving van de achterklep
uitgeschakeld en kan deze handmatig
worden bediend.
• Als de elektrische achterklep binnen één
beweging meerdere keren op een obsta-
kel stuit, stopt het systeem automatisch
en moet u de klep handmatig openen of
sluiten.
• Als de achterklep op uw voertuig elek-
trisch sluit en u schakelt in de eerste
versnelling, dan sluit de achterklep zich
volledig. Maar als het voertuig beweegt,
wordt er wellicht een hindernis opge-
merkt.
31
Page 36 of 416
WAARSCHUWING!
•Wanneer u met geopende achterklep rijdt,
kunnen giftige uitlaatgassen in het interieur
gezogen worden. Deze gassen kunnen
schadelijk zijn voor u of uw passagiers.
Houd de achterklep dicht terwijl u rijdt.
• Wanneer u toch met open achterklep moet
rijden, zorg dan dat alle ramen gesloten zijn
en dat de aanjager van de airco op de
hoogste stand staat. Schakel de circulatie-
stand niet in.
In de openstand wordt de achterklep onder-
steund door gasveersteunen. De gasdruk in
deze steunen daalt echter bij koud weer en dan
moet u mogelijk ook zelf iets ondersteunen bij
het openen van de achterklep.
VEILIGHEIDSGORDELSYSTEMENEen zeer belangrijke veiligheidsvoorziening in
uw auto is het beveiligingssysteem voor de
inzittenden:
• Driepuntsgordels voor alle passagiers •
Geavanceerde voorairbags voor de bestuur-
der en voorpassagier
• Extra actieve hoofdsteunen (AHR) op de
bovenkant van de voorstoelen (geïntegreerd
in de hoofdsteun)
• Extra knieairbag aan bestuurderszijde
• Extra gordijn-zijairbags (SABIC) voor de be-
stuurder en de passagiers die naast een
raam zitten
• Extra zijairbags in de voorstoelen (SAB)
• Een krachtabsorberende stuurkolom en
stuur.
• Kniebescherming/-blokkering voorpassa-
giers
• De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
gordelspanners, die de inzittenden betere
bescherming bieden, doordat tijdens aanrij-
dingen de door inzittenden uitgeoefende
krachten gecontroleerd worden opgevan-
gen.
• Alle veiligheidsgordels (behalve die van de
bestuurder en de voorpassagier) hebben
een automatisch vergrendelintrekmecha- nisme (ALR) dat de veiligheidsgordel op zijn
plaats vergrendelt door de riem helemaal uit
te trekken en vervolgens de riem op de
gewenste lengte aan te passen om een
kinderzitje te bevestigen of een groot voor-
werp op de stoel vast te maken — indien
aanwezig
Als u kinderen vervoert die te klein zijn voor de
normale veiligheidsgordels, kunt u de veilig-
heidsgordels of de ISOFIX-voorziening ook ge-
bruiken om baby- en kinderzitjes te bevestigen.
Raadpleeg ISOFIX — Bevestigingssysteem
voor kinderzitjes voor meer informatie.
OPMERKING:
Het opblaasmechanisme van de geavan-
ceerde voorairbags wordt in meerdere sta-
dia geactiveerd. De airbag kan zo meer of
minder krachtig worden opgeblazen, afhan-
kelijk van de ernst en aard van de aanrijding.
Lees de informatie in dit hoofdstuk aandachtig
door. Hier wordt uitgelegd hoe u het beveili-
gingssysteem voor inzittenden op de juiste
wijze gebruikt om uw passagiers en uzelf opti-
maal te beschermen.
32
Page 37 of 416
WAARSCHUWING!
Bij een ongeval bestaat het risico dat u en uw
passagiers aanmerkelijk ernstiger letsel oplo-
pen wanneer de veiligheidsgordels niet op de
juiste wijze worden gedragen. U kunt in aan-
raking komen met de binnenkant van uw auto
of met andere passagiers of u kunt uit de auto
worden geslingerd. Zorg altijd dat u en uw
passagiers in uw auto de autogordels op de
juiste wijze dragen.
Gesp de autogordel altijd aan, ook tijdens korte
ritten, ook al bent u een ervaren bestuurder.
Een andere bestuurder kan fouten maken en
een ongeval veroorzaken waarbij u betrokken
raakt. Dit kan ver van huis gebeuren, maar ook
bij u in de straat. Onderzoek heeft aangetoond dat autogordels
levens redden en bij ongevallen de zwaarte
van letsels kunnen verminderen. Zeer ernstig
letsel komt voor als personen uit de auto wor-
den geslingerd. Autogordels voorkomen dit en
verminderen de kans op letsel door aanraking
met de binnenkant van de auto. Iedere inzit-
tende van een motorvoertuig hoort te allen tijde
een autogordel te dragen.
DriepuntsgordelsAlle zitplaatsen in uw auto zijn uitgerust met
driepuntsgordels. Het rolmechanisme van de
autogordels blokkeert alleen bij zeer abrupt
stoppen of ongevallen. Daardoor kan het
schoudergedeelte van de gordel onder nor-
male omstandigheden vrij bewegen. Bij onge-
vallen zal de gordel echter blokkeren en het
risico verkleinen dat u hard in aanraking komt
met het interieur van de auto of uit de auto
wordt geslingerd.
WAARSCHUWING!
•
Het foutief gebruik van de autogordel is
gevaarlijk. Autogordels zijn zo ontworpen
dat ze over het zwaardere beendergestel
van het lichaam heen gedragen worden.
Dit zijn de sterkste lichaamsdelen, die het
beste in staat zijn om de vrijkomende
krachten bij een ongeval op te vangen. Als
uw autogordel niet op de juiste plaatsen om
uw lichaam sluit, kan bij ongevallen de
zwaarte van uw letsel aanmerkelijk toene-
men. U kunt inwendig letsel oplopen of
gedeeltelijk onder de autogordel vandaan
glijden. Volg deze instructies om uw auto-
gordel veilig te dragen en uw passagiers te
beschermen.
(Vervolgd)
33
Page 38 of 416
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Twee inzittenden mogen nooit tegelijkertijd
van één enkele autogordel gebruikmaken.
Deze twee personen kunnen tijdens een
ongeval met een klap tegen elkaar komen
en elkaar zo ernstig verwonden. Gebruik
nooit een driepuntsgordel of een heupgor-
del voor meer dan één persoon, ook niet
samen met kleine kinderen.
• Het is gevaarlijk om tijdens het rijden per-
sonen te vervoeren in de bagageruimte,
zowel binnen als buiten de auto. Bij een
ongeval lopen personen in de bagage-
ruimte een groter risico op ernstig of dode-
lijk letsel.
• Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen en
autogordels.
• Zorg dat iedereen in uw auto een stoel
heeft en de autogordel op de juiste wijze
heeft omgedaan.Gebruiksinstructies voor
driepuntsgordels
1. Stap in de auto en sluit het portier. Ga
achterover zitten en stel de stoel in.
2. De gesp van de autogordel bevindt zich
boven de rugleuning van uw stoel. Pak de
gordelgesp en trek de autogordel uit. Schuif de
gesp zo ver als nodig is over de gordelband,
zodat de autogordel over uw heupen valt. 3. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u
de gesp in de gespsluiting tot u een ’klik’ hoort.
WAARSCHUWING!
•
Een autogordel waarvan de gesp in de
verkeerde sluiting is bevestigd, biedt onvol-
doende bescherming. Het heupgedeelte
valt dan mogelijk te hoog over uw lichaam,
waardoor inwendig letsel kan worden ver-
oorzaakt. Gesp uw autogordel altijd vast in
de sluiting pal naast u.
(Vervolgd)
Gesp
Gesp in sluiting
34
Page 39 of 416
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Een te losse autogordel biedt onvoldoende
bescherming. Tijdens een noodstop kunt u
te ver naar voren bewegen, zodat er een
grotere kans is op letsel. Zorg dat de auto-
gordel nauw aansluit.
• Het is gevaarlijk een autogordel onder de
arm door te dragen. Uw lichaam kan bij een
ongeval hard in aanraking komen met het
interieur van de auto, waardoor het risico
van hoofd- en nekletsel toeneemt. Een
gordel die onder de arm wordt gedragen,
kan inwendig letsel veroorzaken. De rib-
benkast is niet zo sterk als de schouders.
Draag de gordel altijd over uw schouder,
zodat het sterkste beendergestel van uw
lichaam de kracht absorbeert bij een aan-
rijding.
(Vervolgd)WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Een schoudergordel die achter uw rug is
geplaatst, biedt geen enkele bescherming
bij een ongeval. Als u de schoudergordel
niet draagt, zult u bij een aanrijding gemak-
kelijk hoofdletsel oplopen. Het heup- en
schoudergedeelte van de gordel behoren
samen te worden gebruikt.
4. Leg de heupgordel over uw dijen, onder de
buik. Om een losse heupgordel strak te trek-
ken, moet u het schoudergedeelte van de
gordel aantrekken. Om een te strakke heupgor-
del losser te maken, kantelt u de gesp en trekt
u aan de heupgordel. Een nauw aansluitende
autogordel verkleint het risico dat u onder de
gordel doorglijdt bij een ongeval.WAARSCHUWING!
• Een heupgordel die te hoog wordt gedra-
gen, kan het risico van letsel bij een onge-
val vergroten. De krachten op de gordel
worden dan niet opgenomen via de sterke
heupbeenderen en het bekken, maar via
de buik. Draag altijd de heupgordel zo laag
mogelijk en zorg dat de gordel nauw aan-
sluit.
• Een gedraaid zittende gordel kan u niet de
juiste bescherming bieden. Bij een aanrij-
ding kan de gordel dan zelfs snijwonden
veroorzaken. Controleer of de gordel recht
loopt. Als u een van de gordels in uw auto
niet meer recht krijgt, dient u onmiddellijk
naar uw erkende dealer te gaan om het
euvel te laten verhelpen.
35
Page 40 of 416
5. Haal de schoudergordel zo over uw borst-
kas dat deze comfortabel zit en niet tegen de
hals rust. De rolautomaat spant de gordel au-
tomatisch aan.
6. Om de gordel los te maken drukt u op de
rode knop op de gespsluiting. De gordel rolt
automatisch op tot de beginpositie. Zo nodig
schuift u de gesp terug over de gordel om deze
volledig te laten oprollen.WAARSCHUWING!
Een gerafelde of gedraaid zittende gordel kan
bij een ongeval scheuren, waardoor u niet
langer beschermd bent. Controleer de auto-
gordels van tijd tot tijd op scheuren, rafels en
losse delen. Laat beschadigde onderdelen
direct vervangen. Probeer niet zelf de gordels
aan te passen of uit elkaar te halen. Autogor-
dels moeten na een aanrijding direct worden
vervangen als beschadigingen zijn ontstaan
(sluiting of gesp verbogen, scheurtjes en ra-
fels, enz.).Corrigeren van gedraaide
driepuntsgordel
Gebruik de volgende methode om een ge-
draaide driepuntsgordel te ontwarren.
1. Breng de gordelgesp zo dicht mogelijk naar
het ankerpunt toe.
2. Pak de gordelband op ongeveer 15 tot
30 cm boven de gesp vast en draai deze 180°
om een vouw te maken die direct boven de
gesp begint.
3. Schuif de gesp naar boven over de dubbel-
gevouwen gordel. Het gevouwen gordelge-
deelte moet door de sleuf gaan aan de boven-
zijde van de gesp.
4. Schuif de gesp verder naar boven tot het
gevouwen gordelgedeelte vrijkomt.
Losse gordel straktrekken
36