JEEP GRAND CHEROKEE 2013 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2013, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2013Pages: 416, PDF Size: 3.2 MB
Page 51 of 416

Sensoren en regelknoppen voor
activering van de airbags
Beschermingssysteem voor de inzittenden
(ORC)
HetBeschermingssysteem voor de inzitten-
den (ORC) maakt deel uit van een voorge-
schreven veiligheidssysteem dat vereist wordt
voor dit voertuig.
Het ORC bepaalt of het nodig is de voor- en/of
zijairbags op te blazen bij een frontale of zij-
waartse botsing. Op basis van de signalen van
de botsingsensoren en afhankelijk van het type
botsing activeert een centraal elektronisch be-
schermingssysteem voor de inzittenden (ORC)
de geavanceerde voorairbags, de extra knie-
airbag aan bestuurderszijde, de extra gordijn-
zijairbag en de extra zijairbags in de voorstoe-
len, alsmede de gordelspanners voorin.
De geavanceerde voorairbags en de knieair-
bag aan bestuurderszijde zijn ontworpen om
naast de veiligheidsgordels bij bepaalde fron-
tale aanrijdingen afhankelijk van de ernst en de
aard extra bescherming te bieden. Geavan- ceerde voorairbags zijn niet bedoeld om het
risico van letsel te verlagen bij botsingen van
achteren of van opzij.De geavanceerde voorairbags en de knieairbag
aan bestuurderszijde worden niet bij alle frontale
botsingen geactiveerd. Dit geldt ook voor som-
mige frontale botsingen die ernstige schade aan
het voertuig tot gevolg hebben, zoals bepaalde
aanrijdingen tegen palen, aanrijdingen waarbij
de auto onder een vrachtwagen terechtkomt en
aanrijdingen onder een hoek. Daarentegen kun-
nen de geavanceerde voorairbags, afhankelijk
van de aard van de botsing en de plaats waar de
auto wordt geraakt, opgeblazen worden bij aan-
rijdingen die geringe schade aan de voorkant
van het voertuig tot gevolg hebben, maar die
aanvankelijk een grote afname van de snelheid
veroorzaken.
De zijairbags worden niet opgeblazen bij alle
zijdelingse botsingen. Het opblazen van de
zijairbags is afhankelijk van de ernst en aard
van de aanrijding.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig meten, zijn de snelheid van het voer-
tuig en de schade op zichzelf geen goedeindicatoren voor de noodzaak van het wel of
niet opblazen van een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen nood-
zakelijk voor uw bescherming en om uw li-
chaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
Het beschermingssysteem voor de inzittenden
(ORC) bewaakt de inzetbaarheid van de elek-
tronische onderdelen van het airbagsysteem
wanneer de contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat. Als de contactsleutel
zich in de stand LOCK of ACC bevindt of niet in
de contactschakelaar steekt, is het airbagsys-
teem niet actief en kunnen de airbags niet
worden opgeblazen.
Het ORC beschikt over een reservevoeding die
de airbags kan ontvouwen, zelfs als de accu
leeg is of wordt losgekoppeld voordat de air-
bags worden geactiveerd.
Wanneer de contactschakelaar de
eerste keer naar de stand ON/RUN
wordt gedraaid, laat het ORC ook
gedurende circa vier tot acht se-
conden het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem in het in-
47
Page 52 of 416

strumentenpaneel branden voor een zelftest.
Na de zelftest gaat het lampje uit. Als het ORC
een storing in het systeem detecteert, gaat het
waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
knipperen of constant branden. Een enkel ge-
luidssignaal klinkt als het lampje gaat branden
na de eerste keer starten.
Het ORC bevat ook diagnosefuncties die het
waarschuwingslampje voor het airbagsysteem in
het instrumentenpaneel laten branden wanneer
een storing wordt geconstateerd die het airbag-
systeem zou kunnen beïnvloeden. De diagnose
meldt eveneens de aard van het defect.
WAARSCHUWING!
Wanneer u een airbag-waarschuwingslampje
op uw instrumentenpaneel negeert, kan dat
betekenen dat de airbags u bij een aanrijding
niet beschermen. Als het lampje niet gaat
branden als u de contactsleutel omdraait, blijft
branden nadat u de auto hebt gestart of gaat
branden tijdens het rijden, moet u het airbag-
systeem onmiddellijk laten controleren door
een erkende dealer.Opblaasmodules voor de geavanceerde
voorairbag aan bestuurders- en
passagierszijde
De opblaasmodules voor de geavanceerde
voorairbags aan bestuurders- en passagiers-
zijde bevinden zich in het midden van het
stuurwiel en aan de rechterzijde van het instru-
mentenpaneel. Het ORC zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een botsing
wordt gedetecteerd waarbij de geavanceerde
voorairbags moeten worden geactiveerd. Er
ontwikkelt zich een grote hoeveelheid niet-giftig
gas om de geavanceerde voorairbags op te
blazen. De airbags kunnen in verschillende
mate worden opgeblazen, afhankelijk van de
aard en ernst van de botsing. Het afdekpaneel
op de stuurwielnaaf en op de bovenzijde van
het dashboard komen los en klappen opzij
terwijl de airbags volledig worden opgeblazen.
Het volledig opblazen van de airbags duurt
circa 50 tot 70 milliseconden. Dit is ongeveer
de helft van de tijd die nodig is om met uw ogen
te knipperen. De airbags lopen vervolgens snel
leeg terwijl ze de bestuurder en de voorpassa-
gier nog bescherming bieden.
Het gas in de geavanceerde voorairbag wordt
afgevoerd via de ventilatieopeningen in de zij-
kanten van de airbag. Op deze wijze belemme-
ren de airbags de besturing van de auto niet.
Opblaasmodule voor de extra knieairbag
aan bestuurderszijde
De opblaasmodule van de extra knieairbag
aan bestuurderszijde bevindt zich onder de
stuurkolom achter de bekleding van het instru-
mentenpaneel. Het ORC zendt een signaal
naar de opblaasmodule wanneer een botsing
wordt gedetecteerd waarbij de airbag moet
worden geactiveerd. Een grote hoeveelheid
niet-giftig gas wordt gegenereerd om de knie-
airbag aan bestuurderszijde op te blazen. De
bekledingpanelen komen los en klappen opzij
om de airbag volledig te kunnen opblazen. Het
volledig opblazen van de airbag duurt circa 15
tot 20 milliseconden.
Opblaasmodules voor de extra zijairbag in
de voorstoel
De extra zijairbags in de voorstoelen worden
uitsluitend bij bepaalde zijdelingse botsingen
geactiveerd.
48
Page 53 of 416

Het ORC bepaalt op basis van de aard en ernst
van een zijdelingse botsing of de zijairbags
moeten worden opgeblazen.
Naargelang de ernst en de aard van de botsing
kan het opblaasmechanisme van de zijairbag
aan de zijde van de botsing geactiveerd wor-
den, waardoor een hoeveelheid niet-giftig gas
vrijkomt. De zich opblazende zij-airbag komt
via de voegnaad in de stoel naar buiten in de
ruimte tussen de inzittende en het portier. De
zij-airbag worden volledig opgeblazen in onge-
veer 10 milliseconden. De zijairbag wordt zo
snel en krachtig opgeblazen dat u gewond
kunt raken wanneer u niet goed in de stoel zit,
of wanneer zich voorwerpen bevinden in de
ruimte waar de airbag zich ontvouwt. Dat geldt
vooral voor kinderen.
Opblaasmodules voor de extra
gordijn-zijairbag
Tijdens botsingen waarbij de inwerking beperkt
blijft tot een bepaalde zone aan de zijkant van het
voertuig, zal het ORC mogelijk de extra gordijn-
zijairbags opblazen. Dit is afhankelijk van de
kracht en de aard van de botsing. In deze
gevallen blaast het ORC alleen de gordijn-
zijairbag op aan de kant van de botsing.
Er ontwikkelt zich een grote hoeveelheid niet-
giftig gas om de gordijn-zijairbag op te blazen.
De gordijn-zijairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt het zijraam. De
airbag wordt in circa 30 milliseconden opgebla-
zen (ongeveer een kwart van de tijd die nodig is
om met de ogen te knipperen). Dit gebeurt met
zoveel kracht dat u letsel kunt oplopen als u niet
correct op uw stoel zit en/of uw gordel niet
(correct) heeft vastgemaakt of als de gordijn-
zijairbag bij het opblazen een voorwerp in uw
richting wegdrukt. Dat geldt vooral voor kinde-
ren. De gordijn-zijairbag is in opgeblazen toe-
stand slechts ongeveer 9 cm dik.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig schatten, zijn de snelheid van het
voertuig en de schade geen goede indicatoren
voor de noodzaak van het wel of niet opblazen
van een airbag.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop slaat,
kunnen de gordelspanners en/of de extra
zijairbags in de voorstoelen en de extra
gordijn-zijairbags worden geactiveerd aan
beide zijden van de auto.Sensors frontale en zijbotsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen kunnen de
botsingsensors het ORC helpen bij het bepalen
van de juiste reactie op de botsingen.
Verbeterd ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opblazen van de
airbags zal het ORC, als het communicatienet-
werk en de voeding intact blijven en afhankelijk
van de aard van de botsing, bepalen of het
geavanceerde ongelukkenresponssysteem de
volgende functies uitvoert:
•
De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
• De alarmknipperlichten laten knipperen zo-
lang er accuspanning is of tot het contact
wordt verbroken met de contactsleutel .
• De binnenverlichting inschakelen zolang de
accu werkt of totdat de contactsleutel wordt
verwijderd.
• De deuren automatisch ontgrendelen.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde voorairbags
is zodanig uitgevoerd, dat deze airbags na het
opblazen onmiddellijk leeglopen.
49
Page 54 of 416

OPMERKING:
De voor- en/of zijairbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
•Het nylon van de airbag kan soms schaaf-
wonden en/of een rode huid veroorzaken bij
de bestuurder en de voorpassagier tijdens
het opblazen van de airbags. De schaafwon-
den lijken op de wonden die u oploopt als u
zich schaaft aan een touw, de vloerbedek-
king of op de vloer van een gymnastiekzaal.
Deze schaafwonden worden niet veroor-
zaakt door contact met chemische produc-
ten. De schaafwonden zijn niet blijvend en
genezen normaal gesproken snel. Als uw
schaafwonden echter na enkele dagen nog
niet zijn genezen of als u last hebt van
blaren, ga dan onmiddellijk naar uw huisarts.
•
Terwijl de airbags leeglopen ziet u misschien
rondvliegende stofdeeltjes die op rook lijken.
Dit stof is een normaal bijproduct van het
activeringsproces voor het niet-giftige opblaas-
gas. Deze rondzwevende stofdeeltjes kunnen de huid, ogen, neus of keel irriteren. Spoel met
koud water als u last hebt van geïrriteerde ogen
of huid. Zorg voor frisse lucht bij neus- of
keelirritaties. Raadpleeg uw huisarts als de
irritatie zich blijft voordoen. Als deze deeltjes
op uw kleding terechtkomen, volg dan de ge-
bruikelijke wasvoorschriften van de kledingfa-
brikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags opgebla-
zen zijn geweest. Als u opnieuw bij een aanrij-
ding betrokken raakt, zullen de airbags geen
enkele bescherming bieden.
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en gor-
delspanners hebben geen enkel effect bij een
volgende aanrijding. Laat de airbags, gor-
delspanners en rolautomaat van de veilig-
heidsgordels voorin onmiddellijk vervangen
door een erkende dealer. U moet ook het
ORC-systeem laten nakijken.
Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
•
Wijzigingen aan delen van het airbagsys-
teem kunnen tot gevolg hebben dat het
systeem bij een aanrijding niet functioneert.
U kunt gewond raken doordat de airbag
niet werkt en u niet beschermt. Breng geen
wijzigingen aan de onderdelen of bedra-
ding aan en plak nooit emblemen of stic-
kers op het afdekpaneel op het stuur of aan
de rechterzijde van het instrumentenpa-
neel. Breng geen wijzigingen aan op de
voorbumper of de carrosseriestructuur en
monteer geen los verkrijgbare treeplanken.
• Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de auto
is uitgerust met airbags.
(Vervolgd)
50
Page 55 of 416

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Probeer geen enkel onderdeel van het airbag-
systeem te wijzigen. De airbag kan per ongeluk
worden opgeblazen of werkt mogelijk niet goed
meer als deze wordt gewijzigd. Breng de auto
naar een erkende dealer voor onderhoud aan
het airbagsysteem. Breng de auto naar een
erkende dealer als onderhoud nodig is aan de
autostoel, waaronder het afdekpaneel en het
kussen (ook voor het verwijderen of losser/
strakker maken van de bevestigingsbouten).
Er mogen alleen door de fabrikant goedge-
keurde stoelaccessoires worden gebruikt.
Neem contact op met een erkende dealer als
het airbagsysteem moet worden aangepast
voor personen met een handicap.
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
De airbags moeten bedrijfsklaar
zijn om bij een aanrijding onmid-
dellijk op te blazen en u te be-
schermen. Het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem controleert de interne circuits en de bedrading
verbonden met elektrische componenten van
het airbagsysteem. Het airbagsysteem is on-
derhoudsvrij. Laat het systeem echter onmid-
dellijk controleren door een erkende dealer als
zich het volgende voordoet:
•
Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat niet vier tot acht seconden
branden nadat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem blijft branden na de periode van
vier tot acht seconden.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat af en toe branden of blijft
branden tijdens het rijden.
OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of an-
dere meters voor motorfuncties niet werken,
is het mogelijk dat het beschermingssys-
teem voor de inzittenden ook niet werkt. Het
kan zijn dat de airbags niet gereed zijn om u
te beschermen. Controleer onmiddellijk de
zekeringen op doorgeslagen zekeringen.
Raadpleeg het label aan de binnenkant van het deksel van het zekeringenblok voor de
juiste airbagzekeringen. Laat uw erkende
dealer controleren of de zekering nog goed
is.
EDR (Event Data Recorder,
Gebeurtenisrecorder)
Deze auto is uitgerust met een gebeurtenisre-
corder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die dui-
delijk maken hoe een voertuigsysteem zich
heeft gedragen in bepaalde ongevals- of ge-
lijksoortige situaties, zoals de activering van
een airbag of een botsing tegen een obstakel.
De EDR is ontworpen om kortstondig, meestal
30 seconden of minder, gegevens te registre-
ren die verband houden met de dynamiek en
veiligheidssystemen van de auto. De EDR in
deze auto is ontworpen om onder andere de
volgende gegevens te registreren:
•
Hoe hebben diverse systemen in uw auto
zich gedragen?
• Waren de veiligheidsgordels van de bestuur-
der en passagier vastgegespt?
• Hoe ver (indien van toepassing) trapte de
bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
51
Page 56 of 416

•Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen tot een beter
inzicht in de omstandigheden waarin botsingen
en letsel ontstaan.
OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitsluitend tij-
dens extreme ongevalsituaties geregis-
treerd. Onder normale rijomstandigheden
registreert de EDR geen privé- of overige
gegevens, zoals naam, geslacht, leeftijd en
ongevallocatie. Het is echter wel mogelijk
dat anderen, bijvoorbeeld de politie, de
EDR-gegevens combineren met de per-
soonsgegevens die standaard worden op-
gevraagd na ongevallen.
Voor het uitlezen van de geregistreerde EDR-
gegevens is zowel toegang tot de auto als
speciale apparatuur nodig. Naast de fabrikant
van de auto kunnen ook anderen die over deze
speciale apparatuur beschikken, zoals de po-
litie, de EDR-gegevens lezen indien zij toegang
hebben tot de auto of de EDR.Veiligheidssystemen voor kinderenIedereen in uw auto moet altijd een autogordel
dragen, ook baby’s en kinderen.
Ge-
wichts- klasse Stoelstand (of
andere plaats)
Voor- stoelpas- sa-
giers- zijde Ach-
ter
bui-
ten-
zijde Ach-
ter
mid- den Tweede
zitrij
buiten- zijde Tweede
zitrij
mid- den
Groep
0 - tot
10 kg X U U N.v.t. N.v.t.
Group
0+ - tot
13 kg X U U N.v.t. N.v.t.
Groep
1-9
tot
18 kg X U U N.v.t. N.v.t.
Groep
II en III
-15tot
36 kg X U U N.v.t. N.v.t. Legenda voor letters in het schema hierboven:
U = Geschikt voor
universelekinderzitjes,
goedgekeurd voor gebruik in deze
leeftijdsgroep/gewichtsklasse.
UF = Geschikt voor in vooruitrichting ge-
plaatste universele kinderzitjes, goedgekeurd
voor deze gewichtsklasse.
L = Geschikt voor speciale kinderzitjes vermeld
op de bijgevoegde lijst. Deze kinderzitjes kun-
nen behoren tot de categorieën specifiek voer-
tuig, beperkt gebruik ofsemi-universeel.
B = Ingebouwd kinderzitje goedgekeurd voor
leeftijdsgroep/gewichtsklasse.
X = Zitpositie niet geschikt voor kinderen in
deze leeftijdsgroep/gewichtsklasse.
52
Page 57 of 416

Tabel ISOFIX-posities voor het voertuig
Gewichtsklasse Grootte-
klasse Bevestiging Voorstoel pas-
sagierszijde Achter buiten-
zijde rechts/ links Achter midden
Tweede zitrij
buitenzijde Tweede zitrij
midden Andere plaat-
sen
Draagbare wieg F ISO/L1
XXXN.v.t. N.v.t.N.v.t.
G ISO/L2 XXXN.v.t. N.v.t.N.v.t.
(1) XN.v.t. XN.v.t. N.v.t.N.v.t.
0 — tot 10 kg E ISO/R1
X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t.N.v.t.
(1) XN.v.t. XN.v.t. N.v.t.N.v.t.
0+ — tot 13 kg E ISO/R1
X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t.N.v.t.
D ISO/R2 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t.N.v.t.
C ISO/R3 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t.N.v.t.
(1) XXXN.v.t. N.v.t.N.v.t.
I – 9 tot 18 kg D ISO/R2
X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t.N.v.t.
C ISO/R3 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t.N.v.t.
B ISO/F2 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t.N.v.t.
B1 ISO/F2X X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t.N.v.t.
A ISO/F3 X1UF/1UF XN.v.t. N.v.t.N.v.t.
(1) XN.v.t. XN.v.t. N.v.t.N.v.t.
II – 15 tot 25 kg (1)XN.v.t. XN.v.t. N.v.t.N.v.t.
III – 22 tot 36 kg (1)XN.v.t. XN.v.t. N.v.t.N.v.t.
53
Page 58 of 416

Legenda voor letters in het schema hierboven:
(1) Voor de CRS die geen ISO/XX -identificatie
hebben (A tot G) voor de geldende gewichts-
klasse moet de autofabrikant het bescher-
mingssysteem voor kinderen van ISOFIX dat
specifiek voor dat voertuig is bedoeld aanbe-
velen voor elke positie.
1UF = Geschikt voor voorwaarts gerichte
ISOFIX-beschermingssystemen voor kinderen
uit deuniversele klasse die is goedgekeurd
voor gebruik bij deze gewichtsklasse.
IL = geschikt voor bepaalde ISOFIX-
beschermingssystemen voor kinderen (CRS),
zoals vermeld in de bijgevoegde lijst. Deze
ISOFIX-kinderzitjes vallen onder de catego-
rieën van bepaald voertuig, beperktof
semi-universeel.
X = ISOFIX-positie niet geschikt voor ISOFIX
-kinderbeveiligingssystemen in deze gewichts-
klasse en/of voor deze grootte.
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten goed
vastgegespt op de achterbank plaatsnemen
(als dat mogelijk is). Statistieken tonen aan dat kinderen veiliger zijn wanneer ze op de achter-
ste zitplaatsen zijn vastgegespt (en niet op de
voorstoelen).
Er zijn verschillende typen kinderzitjes in ver-
schillende maten verkrijgbaar, van zitjes voor
pasgeboren baby’s tot oudere kinderen die al
bijna groot genoeg zijn om een autogordel voor
volwassenen te dragen. Controleer altijd de
handleiding bij het kinderzitje, zodat u zeker
weet dat het zitje voor uw kind geschikt is.
Gebruik het juiste veiligheidssysteem voor uw
kind.
WAARSCHUWING!
Bij een aanrijding kan een niet-vastgegespt
kind of zelfs een baby als een projectiel naar
voren worden geslingerd. De kracht om bij-
voorbeeld een baby op uw schoot te houden
kan dan zo groot worden dat u het kind niet
kunt vasthouden, hoe sterk u ook bent. De
baby en andere inzittenden kunnen zo ernstig
gewond raken. Voor elk kind in uw auto moet
u het bijbehorende kinderzitje gebruiken,
overeenkomend met de grootte van het kind.Baby- en kinderzitjes
Veiligheidsdeskundigen adviseren om kinde-
ren achterstevoren mee te laten rijden tot ze
twee jaar oud zijn of te groot of zwaar zijn
geworden voor hun achterstevoren geplaatste
kinderzitje. Twee soorten kinderzitjes kunnen
achterstevoren worden gebruikt: babydraagzit-
jes en ’aanpasbare’ kinderzitjes.
Het babydraagzitje mag u uitsluitend achter-
stevoren in de auto plaatsen. Dit wordt aanbe-
volen voor kinderen vanaf hun geboorte tot ze
te groot of zwaar zijn geworden voor het kin-
derzitje. ’Aanpasbare’ kinderzitjes gebruikt u in
de auto ofwel achterstevoren of voorwaarts
gericht. ’Aanpasbare’ kinderzitjes hebben vaak
een hogere gewichtslimiet wanneer ze achter-
stevoren zijn gericht dan reguliere kinderzitjes.
Daarom kunnen ze, achterstevoren geplaatst,
worden gebruikt voor kinderen die uit hun re-
guliere kinderzitje zijn gegroeid, maar nog
geen twee jaar oud zijn. Kinderen moeten ach-
terstevoren blijven zitten tot ze het maximaal
toegestane gewicht of de maximaal toegestane
lengte hebben bereikt voor het ’aanpasbare’
kinderzitje. Beide typen kinderzitjes zet u in de
auto vast met een driepuntsgordel of het
54
Page 59 of 416

ISOFIX-bevestigingssysteem van het kinder-
zitje. Raadpleeg “ISOFIX — Bevestigingssys-
teem voor kinderzitjes”.
Bij gebruik van bepaalde kinderzitjes met stijve
ISOFIX-bevestigingen en voetsteunen die op
de vloer van de auto rusten, dient voorafgaand
aan het installeren de vloermat te worden ver-
wijderd voor een veilige bevestiging. Raad-
pleeg de handleiding bij het kinderzitje voor
meer informatie.
WAARSCHUWING!
•Achterwaarts gerichte kinderzitjes mogen
uitsluitend op de voorstoel van een auto
met passagiersairbag worden geplaatst als
deze airbag is uitgeschakeld. Bij opblazen
kan de airbag anders ernstig en zelfs do-
delijk letsel toebrengen aan de baby.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Een foutief aangebracht kinder- of baby-
zitje kan op het kritieke ogenblik dienst
weigeren. Het kan losschieten bij een aan-
rijding. Het kind kan zo ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen. Volg daarom bij de
bevestiging van een kinderzitje de aanwij-
zingen van de fabrikant nauwgezet op.
• Een achterstevoren te bevestigen babyzitje
mag u alleen gebruiken op de achterbank.
In een achterstevoren te bevestigen baby-
zitje kan de baby ernstig of zelfs dodelijk
gewond raken wanneer u het zitje op de
voorstoel heeft gezet en dan de passagier-
sairbag wordt opgeblazen.
Enkele tips om uw kinderzitje optimaal te ge-
bruiken:
• Controleer voor de aanschaf van een kinder-
zitje of op een sticker is vermeld dat het zitje
voldoet aan alle van toepassing zijnde vei-
ligheidsnormen. Chrysler Group LLC raadt aan om, voordat u een kinderzitje aanschaft,
dit eerst te testen in de auto op de stoel(en)
die u gaat gebruiken.
• Het kinderzitje moet zijn afgestemd op het
gewicht en de lengte van uw kind. Contro-
leer de sticker op het zitje en let op de
grenswaarden voor gewicht en lengte.
• Volg nauwkeurig de instructies op van de
fabrikant wanneer u een kinderzitje instal-
leert. Als u het zitje niet op de juiste wijze
installeert, functioneert het misschien niet
juist wanneer dat nodig is.
• Zet het kind in het zitje zoals de fabrikant dit
aangeeft.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het baby- of kinderzitje niet ge-
bruikt, zet dit dan vast met de autogordel of
verwijder het uit de auto. Laat het zitje nooit
los in de auto liggen. Bij een noodstop of
ongeval kan het zitje de inzittenden of de
stoelrugleuningen raken en ernstig letsel ver-
oorzaken.
55
Page 60 of 416

Oudere kinderen en kinderzitjes
Kinderen die twee jaar oud zijn of die uit hun
’aanpasbare’ achterstevoren geplaatste kinder-
zitje zijn gegroeid, mogen met hun gezicht naar
voren in de auto zitten. Naar voren gerichte
kinderzitjes en ’aanpasbare’ kinderzitjes ge-
bruikt in de voorwaartse richting zijn voor kin-
deren die ouder zijn dan twee jaar of die te
zwaar of te groot zijn geworden voor hun acht-
stevoren geplaatste ’aanpasbare’ kinderzitje.
Kinderen moeten zo lang mogelijk in een voor-
waarts gericht kinderzitje blijven zitten en een
tuigje dragen, tot ze het maximaal toegestane
gewicht of de maximaal toegestane lengte voor
het kinderzitje hebben bereikt. Deze typen kin-
derzitjes zet u tevens in de auto vast met een
driepuntsgordel of het ISOFIX-
bevestigingssysteem van het kinderzitje. Raad-
pleeg “ISOFIX — Bevestigingssysteem voor
kinderzitjes”.
Alle kinderen die te zwaar of te groot zijn voor
het voorwaarts gerichte kinderzitje, moeten een
zitverhoger gebruiken tot de veiligheidsgordel
van de auto goed past. Als het kind met de rug
tegen de rugleuning op de zitting zit en de
knieën niet kan buigen om de benen te latenafhangen, moet het kind een verhogingszitje
met gordelbevestiging gebruiken. Het kind en
het verhogingszitje met gordelbevestiging wor-
den bevestigd met behulp van de driepunts-
gordel.
Kinderen die te groot zijn voor een
verhogingszitje
Grote kinderen die gemakkelijk een schouder-
gordel dragen en zo lange benen hebben dat
deze vanaf de knie omlaag hangen als ze met
de rug tegen de rugleuning steunen, moeten
de driepuntsgordels gebruiken en op de ach-
terbank plaatsnemen.
•
Zorg dat het kind rechtop in de stoel zit.
• Leg de heupgordel laag over de heupen en
trek de gordel zo strak mogelijk aan.
•
Controleer regelmatig of de autogordel goed
past. Door de bewegingen van het kind kan de
autogordel een foutieve positie aannemen.
• Als de schoudergordel het gezicht of de hals
raakt, plaats het kind dan verder naar het
midden van de auto toe. Sta nooit toe dat
een kind de schoudergordel onder de arm
door of achter de rug langs draagt. ISOFIX — Bevestigingssysteem voor
kinderzitjes
De achterbank van uw auto is uitgerust met het
zogeheten ISOFIX-bevestigingssysteem voor
kinderzitjes. Met het ISOFIX--systeem kunnen
kinderzitjes worden geïnstalleerd zonder ge-
bruik te maken van de autogordels. Hierbij
wordt het kinderzitje aan de carrosserie beves-
tigd met ankerpunten onder en ankerbanden
boven.
Er zijn nu ISOFIX--compatibele kinderzitjes ver-
krijgbaar. Kinderzitjes voorzien van ankerban-
den en haken voor bevestiging aan de boven-
ste ankerbanden zijn al langere tijd leverbaar.
Maak vooral gebruik van alle beschikbare mo-
gelijkheden om uw kinderzitje stevig in een
auto te bevestigen.
OPMERKING:
Wanneer u het ISOFIX-bevestigingssysteem
gebruikt om een kinderzitje te installeren,
moet u ervoor zorgen dat alle veiligheids-
gordels die op dat moment niet worden
gebruikt, buiten het bereik van kinderen
worden gehouden. Vertel alle kinderen in het
voertuig dat een veiligheidsgordel geen
56