JEEP GRAND CHEROKEE 2013 Instructieboek (in Dutch)

Page 291 of 420

Voer de onderhoudswerkzaamheden uit die in
het"Onderhoudsschema" zijn vermeld. Zie het
"Onderhoudsschema" voor de juiste onder-
houdsintervallen. Overschrijdt bij het rijden met
een aanhanger nooit de maximaal toelaatbare
asbelasting of het maximaal toelaatbare trein-
gewicht.
WAARSCHUWING!
Het rijden met een te zware aanhanger kan
aanrijdingen tot gevolg hebben. Volg de on-
derstaande richtlijnen om uw aanhanger zo
veilig mogelijk te trekken:
• Zorg dat de lading stevig is vastgezet en
tijdens het rijden niet kan schuiven. Als u
de lading niet goed vastzet, kunnen tijdens
het rijden onbeheersbare veranderingen in
de gewichtsverdeling optreden. U zou de
macht over het stuur kunnen verliezen en
een aanrijding kunnen veroorzaken.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Als u lading vervoert of een aanhanger
trekt, belaad de auto of de aanhanger dan
nooit te zwaar. Overbelading kan ertoe
leiden dat u de macht over het stuur ver-
liest, tot slechte prestaties of beschadiging
van remmen, as, motor, transmissie, stuur-
inrichting, ophanging, chassis of banden.
• Breng altijd veiligheidskettingen aan tus-
sen uw auto en de aanhanger. Maak de
kettingen altijd vast aan de daarvoor be-
stemde bevestigingspunten op de trek-
haak. Voer de kettingen kruiselings onder
de dissel door en zorg voor voldoende
speling voor het nemen van bochten.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Parkeer een auto met aanhanger nooit op
een helling. Als u een auto met aanhanger
parkeert, trek dan altijd de handrem aan.
Zet de versnellingsbak van de auto in de
stand PARK. Bij auto’s met vierwielaandrij-
ving moet u zorgen dat de tussenbak niet
in de stand NEUTRAL staat. Plaats altijd
blokken voor de wielen van de aanhanger.
• Overschrijd nooit het GCWR.
• Het totale gewicht moet worden ver-
deeld over de auto en de aanhanger,
zodat de volgende vier waarden niet
worden overschreden:
1. Maximaal toelaatbaar totaalgewicht
2. GTW
3. GAWR
4. Disselgewichtwaarde van de aanhanger voor de gebruikte trekhaak.
287

Page 292 of 420

Vereisten voor het trekken van een
aanhanger – banden
•Voor de veiligheid en goede rijeigenschap-
pen is een juiste bandenspanning absoluut
noodzakelijk. Zie "Banden – algemene Infor-
matie" in"Starten en rijden" voor de juiste
procedures voor het op spanning brengen
van de banden.
• Controleer de spanning van de banden van
de aanhanger voordat u de aanhanger
gebruikt.
• Controleer de banden op slijtage of zichtbare
beschadigingen voordat u de aanhanger ge-
bruikt. Zie "Banden – Algemene Informatie"
onder "Starten en rijden" voor de juiste
controleprocedure.
• Zie voor het verwisselen van banden het
gedeelte "Banden – algemene informatie" in
"Starten en bedienen" voor de juiste proce-
dures bij het verwisselen van banden. Het
vervangen van banden door exemplaren met
een hogere belastingscapaciteit leidt niet tot
verhoging van de GVWR- en GAWR-limieten
van de auto. Vereisten voor het trekken van een
aanhanger – aanhangerremmen

Sluit het hydraulische remsysteem of va-
cuümsysteem van uw auto nietaan op dat
van de aanhanger. Dit kan leiden tot onjuist
remgedrag en lichamelijk letsel.
• Voor het trekken van een aanhanger met
elektronisch geregelde remmen is een elek-
tronische remregelmodule voor de aanhan-
ger vereist. Bij het trekken van een aanhan-
ger met hydraulisch geregelde remmen is
geen elektronische remregelmodule voor de
aanhanger vereist.
• Aanhangwagenremmen worden aanbevolen
voor aanhangwagens van meer dan 454 kg
(1.000 lbs) en zijn verplicht op aanhangwa-
gens van meer dan 750 kg (1.654 lbs).WAARSCHUWING!
•Sluit de remmen van de aanhanger niet
aan op de hydraulische remleidingen van
uw auto. Dit kan leiden tot overbelasting
en uitval van het remsysteem. Dan kan het
voorkomen dat u niet kunt remmen wan-
neer dit nodig is en zo een ongeval veroor-
zaakt.
• Bij het trekken van een aanhanger moet u
rekening houden met een langere rem-
weg. Bij het trekken van een aanhanger
dient u extra afstand te bewaren tot het
voorliggende voertuig. Een te kleine af-
stand tot uw voorganger kan leiden tot een
ongeval.
Vereisten voor het trekken van een
aanhanger – verlichting en bedrading
Ongeacht het formaat van de aanhanger moet
deze voor de rijveiligheid zijn voorzien van
remlichten, richtingaanwijzers en een mistach-
terlicht.
288

Page 293 of 420

De trekhaakset bevat een kabelbundel met 13
pennen. Gebruik een door de fabriek goedge-
keurde kabelboom en stekker.
OPMERKING:
Probeer niet de bedrading van de auto door
splitsing te verbinden met die van de aan-
hanger.
De elektrische aansluitingen zijn compleet; u
hoeft alleen de kabelbundel aan te sluiten op de
stekker van de aanhanger.Aantal
pennen Functie Kleur
draad
1 Linkerrichting- aanwijzer Zwart/wit
2 Mistachterlicht Wit
3
aAarde/
gemeen-
schappelijke
retourlijn voor contacten
(pennen) 1 en 2en4t/m8 Bruin
4 Rechterrich- tingaanwijzer Zwart/
groen
5 Parkeerlicht rechtsachter,
zijmarkerings- verlichting en verlichting
kentekenplaat achter.
b
Groen/rood
6 Remlichten Zwart/rood
Aantal
pennen Functie Kleur
draad
7 Parkeerlicht linksachter,
zijmarkerings- verlichting en verlichting
kentekenplaat achter.
b
Groen/zwart
8 Achteruitrij- lichten Blauw/rood
9 Permanente voeding(+12V) Rood
10 Voeding gere- geld door
contactscha-
kelaar (+12V) Geel
11
aRetourlijn
voor contact (pen) 10 Geel/bruin
13-pens connector
289

Page 294 of 420

Aantal
pennen Functie Kleur
draad
12 Reserve voor latere toewij-zing –
13
aRetourlijn
voor contact (pen) 9 Rood/bruin
OPMERKING:
De toewijzing van pen 12 is veranderd
van Code voor gekoppelde aanhanger 
in Reserve voor latere toewijzing .
aDe drie retourcircuits mogen niet elek-
trisch in de aanhanger worden aangesloten.
bDe verlichting van de kentekenplaat ach-
ter wordt zo aangesloten dat geen enkele
lamp van de verlichting een aansluiting
deelt met pen 5 en 7.
Tips voor het trekken van een
aanhanger
Oefen, voordat u met de aanhanger de weg op
gaat, het nemen van bochten, remmen en ach-
teruitrijden met de aanhanger in een gebied
zonder druk verkeer.
Automatische versnellingsbak
U kunt de stand DRIVE gebruiken bij het trek-
ken van een aanhanger. De regeling van de
versnellingsbak is voorzien van een rijstrategie
om veelvuldig schakelen bij het trekken van een
aanhanger te voorkomen. Wanneer in DRIVE
echter vaak wordt geschakeld, kunt u de scha-
kelflippers gebruiken om handmatig terug te
schakelen naar een lagere versnelling.
OPMERKING:
Het kiezen van een lagere versnelling bij
gebruik van de auto onder zware belasting
zal de prestaties verbeteren en de levens-
duur van de transmissie verlengen, doordat
overmatig schakelen en het opbouwen van
hitte worden beperkt. Hierdoor zal ook de
motorremwerking worden verbeterd. Schakelflipper-modus

Kies bij het gebruik van de schakelflippers de
hoogste versnelling die voldoende vermogen
oplevert en waarmee veelvuldig terugscha-
kelen wordt voorkomen. Selecteer bijvoor-
beeld "5"als de gewenste snelheid kan wor-
den aangehouden. Selecteer indien nodig
"4" of"3" om de gewenste snelheid aan te
houden.
• Vermijd lang rijden bij hoge toerentallen om
oververhitting te voorkomen. Verlaag, indien
nodig, de snelheid om lang rijden met hoge
toerentallen te voorkomen. U kunt opschake-
len of de rijsnelheid weer verhogen wanneer
de helling en het verkeer dit toelaat.
Elektronische snelheidsregeling—indien
aanwezig
• Gebruik de cruisecontrol niet in heuvelachtig
terrein of met een zware belading.
• Als de rijsnelheid bij gebruik van de snel-
heidsregeling regelmatig daalt met meer dan
16 km/u, schakel het systeem dan uit totdat u
weer een kruissnelheid kunt aanhouden.
290

Page 295 of 420

•Gebruik de cruisecontrol in vlak terrein en bij
lichte belading om de brandstofzuinigheid te
verbeteren.
Koelsysteem
Doe het volgende om het risico op oververhit-
ting van de motor of de versnellingsbak te
beperken:
Rijden in stadsverkeer
Als u regelmatig kort stilstaat, zet dan de ver-
snellingsbak in de stand NEUTRAL en verhoog
het stationaire motortoerental.
Rijden op de grote weg
Minder snelheid.
Airconditioning
Schakel deze tijdelijk uit. Bevestigingspunten trekhaak
Uw auto vergt extra uitrusting om veilig en
efficiënt een aanhanger te kunnen trekken. De
trekhaak moet aan uw auto worden bevestigd
met behulp van de speciale bevestigingspunten
aan het autochassis. In de volgende afbeelding
ziet u de correcte bevestigingspunten. Ook an-
dere uitrusting, zoals aanhangerstabilisatoren,
hulpremmen, gewichtverdeelsystemen en extra
brede spiegels, is mogelijk verplicht of wordt
aanbevolen.Bevestigingspunten voor trekhaak en
overhanglengte
Vaste, afneembareen intrekbare trek- haak
A 565 mm (1,85 ft)
B 636 mm (2,09 ft)
C 707 mm (2,32 ft)
D 733 mm (2,4 ft)
E 494 mm (1,62 ft)
F 447 mm (1,47 ft)
291

Page 296 of 420

DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER
Slepen van deze auto achter een ander voertuig
SleepmethodeWielen van de grondUitvoeringen met tweewielaan-
drijving Uitvoeringen met vierwielaan-
drijving
Slepen met alle wielen op de grond GEEN
NIET TOEGESTAAN Zie instructies
•Versnellingsbak in PARK•Tussenbak in NEUTRAL (N)•Slepen in voorwaartse richting
Slepen met behulp van dolly Voor
NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Achter OK NIET TOEGESTAAN
Op aanhanger ALLE OK OK
OPMERKING:
Auto’s uitgerust met Quadra-Lift ™ moeten
in de Transportstand worden gezet voordat
de auto wordt vastgemaakt (aan de carros-
serie) op een aanhanger op autoambulance.
Raadpleeg voor meer informatie “Quadra-
Lift™ – indien aanwezig” in “Starten en
rijden”. Als de auto niet in de transportmo-
dus kan worden gezet (bijvoorbeeld omdat
de motor niet kan draaien), moeten de sjor- banden worden vastgemaakt aan de assen
(niet aan de carrosserie). Als u deze aanwij-
zingen niet opvolgt, kunnen er storingsco-
des worden aangemaakt en/of worden de
sjorhaken mogelijk niet strak genoeg beves-
tigd.
Slepen achter een camper –
modellen met tweewielaandrijving
Deze auto NIET slepen met alle vier de
wielen op de grond. Dit zal beschadiging
van de aandrijflijn veroorzaken.
Slepen achter een camper (voor modellen met
tweewielaandrijving) is ALLEEN toegestaan als
de achterwielen van de grond zijn. Dit kan met
292

Page 297 of 420

behulp van een dolly of een aanhanger plaats-
vinden. Volg de volgende procedure wanneer u
een dolly gebruikt:
1. Bevestig de dolly correct aan het slepende
voertuig, volg de instructies van de fabrikant
van de dolly.
2. Rijd de achterwielen op de dolly.
3. Trek de handrem stevig aan. Schakel naar
PARK.
4. Draai de contactsleutel in de stand OFF.
5. Zet de achterwielen stevig op de dolly vast,
volg de instructies van de fabrikant van de dolly.
6. Breng een geschikte klem aan, die is ont-
worpen voor het slepen, om de voorwielen vast
te zetten in de stand recht vooruit.
LET OP!
Slepen met de achterwielen op de grond
veroorzaakt ernstige schade aan de versnel-
lingsbak. Beschadigingen, veroorzaakt door
onjuist slepen, vallen niet onder de garantie
van de auto.
Slepen achter een camper –
Quadra–Trac II® /Quadra–Drive® II
modellen met vierwielaandrijving
Bij slepen achter een camper moet de tussen-
bak in de stand NEUTRAL (N) en de versnel-
lingsbak in de stand PARK (P) worden gescha-
keld. De selectieknop NEUTRAL (N) bevindt
zich tegenover de tussenbakschakelaar. De
tussenbak kan in en uit de NEUTRAL (N) wor-
den geschakeld vanuit iedere modusstand van
de tussenbakschakelaar.
LET OP!
•Voertuigen met vierwielaandrijving NIET
slepen met een dolly. Bij slepen achter een
camper met behulp van een dolly ontstaat
inwendige schade aan de versnellingsbak
of tussenbak.
• Sleep alleen in voorwaartse richting. Ach-
terwaarts slepen van dit voertuig kan ern-
stige schade aan de tussenbak veroorza-
ken.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
•Bij slepen achter een camper moet de
versnellingsbak in de stand PARK worden
geschakeld.
• Voer vóór slepen achter een camper de
procedure onder "Naar neutraalstand (N)
schakelen" uit, om er zeker van te zijn dat
de tussenbak in de neutraalstand (N)
staat. Anders ontstaat inwendige schade.
• Als u deze procedures niet opvolgt, kan
ernstige schade aan de versnellingsbak
en/of de tussenbak ontstaan. Beschadigin-
gen, veroorzaakt door onjuist slepen, val-
len niet onder de garantie van de auto.
• Gebruik geen aan de bumper bevestigde
trekstangen op het voertuig. Hierdoor
wordt de bumperbalk beschadigd.
293

Page 298 of 420

Naar de NEUTRAAL (N)-stand schakelen
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
(N) staat en de handrem niet helemaal is
aangetrokken, kunnen u of anderen (dode-
lijk) gewond raken. In de NEUTRAL-stand
(N) van de tussenbak wordt het contact met
de aandrijflijn van zowel de aandrijfas voor
als achter verbroken, zodat de auto in bewe-
ging kan komen, zelfs als de versnellingsbak
in de stand PARK is gezet. De handrem
moet altijd aangetrokken zijn als de bestuur-
der niet in de auto zit.
Gebruik de volgende procedure om uw voertuig
voor te bereiden op slepen achter een camper.
LET OP!
Deze stappen moeten worden opgevolgd,
om er zeker van te zijn dat de tussenbak in
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
de neutraalstand (N) staat alvorens het voer-
tuig achter een camper wordt gesleept, om
schade aan inwendige onderdelen te voor-
komen.
1. Breng het voertuig volledig tot stilstand, ter-
wijl de motor draait.
2. Houd het rempedaal ingetrapt.
3. Schakel naar NEUTRAAL.
4. Als het voertuig is uitgerust met Quadra-Lift
™ luchtvering, controleert u of het voertuig op
de normale rijhoogte is ingesteld.
5. Gebruik een balpen of soortgelijk voorwerp
en houdt daarmee gedurende vier seconden de
verzonken knop NEUTRAL (N) van de tussen-
bak (bevindt zich bij de modusschakelaar) inge-
drukt. Het lampje achter het N-symbool gaat
knipperen om aan te geven dat wordt gescha-
keld. Het lampje stopt met knipperen (en blijft
branden) nadat het schakelen naar NEUTRAAL
(N) voltooid is. Het bericht “VIERWIELAAN-
DRIJFSYSTEEM IN NEUTRAAL” verschijnt op het EVIC (elektronisch voertuiginformatiecen-
trum). Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) "in het hoofd-
stuk "Het instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
6. Nadat het schakelen voltooid is en het NEU-
TRAAL (N)-lampje blijft branden, laat u de NEU-
TRAAL (N)-knop los.
7. Schakel naar REVERSE.
8. Laat het rempedaal gedurende vijf seconden
los en zorg ervoor dat de auto niet gaat rollen.
NEUTRAAL (N)-schakelaar
294

Page 299 of 420

9. Schakel de transmissie weer naar de stand
NEUTRAL.
10. Met de transmissie en de tussenbak in de
stand NEUTRAL, houdt u de knop START/
STOP ingedrukt totdat de motor wordt uitge-
schakeld. Door het uitschakelen van de motor
wordt de transmissie automatisch in de stand
PARK gezet.
11. Druk, indien nodig, opnieuw op de knop
STOP/START (zonder het rempedaal in te trap-
pen) om de contactschakelaar in de stand OFF
te draaien.
12. Trek de handrem stevig aan.
13. Bevestig het voertuig aan het slepend voer-
tuig met een geschikte trekhaak.
14. Zet de handrem vrij.OPMERKING:

Stappen 1 tot en met 4 zijn voorwaarden
waaraan moet worden voldaan voordat op
de NEUTRAAL (N)-knop wordt gedrukt, en
waaraan moet blijven worden voldaan tot-
dat het schakelen is voltooid. Als aan een
van deze voorwaarden niet wordt voldaan
voordat op de knop NEUTRAL (N) wordt
gedrukt of er niet meer aan wordt voldaan
tijdens het schakelen, zal het lampje NEU-
TRAL (N) onophoudelijk blijven knipperen
totdat aan alle voorwaarden is voldaan of
totdat de knop NEUTRAL (N) wordt losge-
laten.

De contactschakelaar moet in de stand ON/
RUN voordat kan worden geschakeld en
schakelstand-indicatielampjes kunnen wer-
ken. Als het contact niet in de stand ON/RUN
staat, zal het schakelen niet worden uitge-
voerd en zullen geen schakelstand-
indicatielampjes branden of knipperen.
• Een knipperend indicatielampje van de
NEUTRAAL (N)-stand geeft aan dat niet
aan de voorwaarden voor schakelen is
voldaan.
• Als de auto is uitgerust met Quadra-Lift
™ luchtvering, moet de motor worden
gestart en minimaal 60 seconden draaien
(met alle portieren gesloten) ten minste
één keer per 24 uur. Deze procedure zorgt
ervoor dat de luchtvering de rijhoogte van
het voertuig kan aanpassen om de effec-
ten van temperatuurschommelingen te
compenseren.
Uit de stand NEUTRAL (N) schakelen
Gebruik de volgende procedure om uw voertuig
voor te bereiden op normaal gebruik.
1. Breng de auto volledig tot stilstand en laat
hem gekoppeld aan het slepend voertuig.
2. Trek de handrem stevig aan.
3. Start de motor.
4. Houd het rempedaal ingetrapt.
5. Schakel naar NEUTRAL.
295

Page 300 of 420

6. Gebruik een balpen of soortgelijk voorwerp
en houdt daarmee gedurende één seconde de
verzonken knop NEUTRAL (N) van de tussen-
bak (bevindt zich bij de modusschakelaar) inge-
drukt.
7. Wanneer het NEUTRAL (N)-lampje uitgaat,
laat u de NEUTRAL (N)-knop los.
8. Nadat de NEUTRAL (N)-knop is losgelaten,
schakelt de tussenbak over naar de stand aan-
gegeven door de modusschakelaar.
9. Schakel naar PARK. Zet de motor af.
10. Laat het rempedaal los.11. Koppel het voertuig los van het slepend
voertuig.
12. Start de motor.
13. Houd het rempedaal ingetrapt.
14. Zet de handrem vrij.
15. Schakel de transmissie naar DRIVE, laat
het rempedaal los, en controleer of het voertuig
normaal werkt.
OPMERKING:

Stappen 1 tot en met 5 zijn voorwaarden
waaraan moet worden voldaan voordat op
de NEUTRAL (N)-knop wordt gedrukt, en
waaraan moet blijven worden voldaan tot-
dat het schakelen is voltooid. Als aan een
van deze voorwaarden niet wordt voldaan
voordat op de NEUTRAL (N)-knop wordt
gedrukt of niet meer aan wordt voldaan
tijdens het schakelen, zal het NEUTRAL
(N)-lampje onophoudelijk blijven knippe-
ren totdat aan alle voorwaarden is vol-
daan of totdat de NEUTRAL (N)-knop
wordt losgelaten. •
De contactschakelaar moet in de stand
ON/RUN voordat kan worden geschakeld
en schakelstand-indicatielampjes kunnen
werken. Als het contact niet in de stand
ON/RUN staat, zal het schakelen niet
worden uitgevoerd en zullen geen
schakelstand-indicatielampjes branden
of knipperen.
• Een knipperend indicatielampje van de
NEUTRAL (N)-stand geeft aan dat niet aan
de voorwaarden voor schakelen is
voldaan.
Schakelaar NEUTRAL (N)
296

Page:   < prev 1-10 ... 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 331-340 ... 420 next >