ESP JEEP GRAND CHEROKEE 2013 Instructieboek (in Dutch)
Page 262 of 420
OPMERKING:Om de trekkracht tijdens het rijden met
sneeuwkettingen of bij het wegrijden in diepe
sneeuw, zand of grind te verbeteren, is het
raadzaam de functiePartial Off(gedeeltelijk
uit) in te schakelen door kort op de schakelaar
ESP uit te drukken. Wanneer er geen reden
meer is om de functie Partial Off(gedeeltelijk
uit) te gebruiken, drukt u kort op de schake-
laar ESP Uit om ESP weer in te schakelen. Dit
is ook mogelijk tijdens het rijden.
WAARSCHUWING!
• Wanneer ESP in de stand "Gedeeltelijk uit"
staat, wordt de ASR-functie van ESP uit-
geschakeld (behalve de slipbeperking die
is beschreven de paragraaf over ASR) en
brandt het indicatielampje "ESP uit". Wan-
neer ESP in de stand "Gedeeltelijk uit"
staat, wordt de functie voor het verminde-
ren van het motorvermogen van ASR uit-
geschakeld en neemt de verbeterde voer-
tuigstabiliteit die het ESP-systeem biedt af.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Trailer Sway control (TSC) is uitgescha-
keld wanneer het ESP-systeem in de
stand "Partial Off" (Gedeeltelijk uit) staat.
Groep 4WD LOW
Gedeeltelijk uitgeschakeld
Dit is de normale bedrijfsmodus van ESP in de
groep 4WD LOW. Als de auto wordt gestart in
de groep 4WD LOW of als de tussenbak (indien
aanwezig) wordt geschakeld van de groep 4WD
HIGH of NEUTRAL naar groep 4WD LOW,
bevindt het ESP-systeem zich in de modus
"Partial Off" (Gedeeltelijk uit).
Antislingerregeling (ASR)ASR maakt gebruik van sensoren in de auto die
het gevaarlijk slingeren van de aanhanger de-
tecteren. ASR neemt de nodige maatregelen
om het slingeren te stoppen. Het systeem kan
het motorvermogen verlagen en de betreffende
wielen afremmen om het slingeren tegen te
gaan. ASR wordt automatisch ingeschakeld
wanneer een gevaarlijk slingerende aanhanger
wordt gedetecteerd. De bestuurder hoeft niets te doen. ASR is niet in staat om het slingeren
van alle aanhangers te stoppen. Ga tijdens het
trekken van een aanhanger altijd voorzichtig te
werk en volg de aanbevelingen voor het dissel-
gewicht van de aanhanger. Raadpleeg “Trek-
ken van een aanhanger” bij “Starten en rijden”
voor meer informatie. Wanneer ASR is inge-
schakeld, knippert het controle-/storingslampje
ESP, wordt het motorvermogen verlaagd en
voelt u dat de wielen afzonderlijk worden afge-
remd om te proberen het slingeren van de
aanhanger te stoppen. Als het ESP-systeem in
de stand
"Partial Off" (gedeeltelijk uit) staat, is
ASR uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Als TSC tijdens het rijden wordt geactiveerd,
rem dan af, zet de auto zo snel mogelijk op
een veilige plaats aan de kant en verdeel de
lading van de aanhanger opnieuw om het
slingeren tegen te gaan.
Hill Start Assist (HSA)Het HSA-systeem is bedoeld om de bestuurder
te helpen bij het wegrijden vanuit stilstand op
258
Page 267 of 420
heid boven 20 mph wordt gehouden. Zodra de
voertuigsnelheid onder de 32 km/u daalt, wordt
de HDC-functie automatisch hervat en keert de
voertuigsnelheid terug naar de ingestelde snel-
heid. Als de rijsnelheid hoger wordt dan 40 mph,
wordt HDC onmiddellijk uitgeschakeld. Als het
bestuurdersportier open staat, de handrem ge-
activeerd is, of de auto niet in 4WD Low staat,
wordt SSC uitgeschakeld.
Controle-/storingslampje ESP en
indicatielampje ESP UIT
Het controle-/storingslampje van
het elektronisch stabiliteitsregel-
systeem (ESP) in de instrumenten-
groep gaat branden wanneer de
contactschakelaar in de stand ON
wordt gezet. Als de motor draait,
behoort dit lampje uit te gaan. Wanneer
controle-/storingslampje ESP continu blijft bran-
den terwijl de motor draait, is een storing gede-
tecteerd in het ESP-systeem. Als het lampje
blijft branden nadat er verschillende keren is
gestart en u meerdere kilometers hebt gereden
met een snelheid hoger dan 48 km/u (30 mph), dient u zo snel mogelijk contact op te nemen
met uw erkende dealer om het probleem te
laten opsporen en verhelpen.
Het controle-/storingslampje ESP (in de instru-
mentengroep) begint te knipperen zodra de
banden grip verliezen en het ESP-systeem
wordt geactiveerd. Het controle-/storingslampje
ESP knippert ook wanneer het ASR-systeem
actief is. Als het controle-/storingslampje ESP
gaat knipperen tijdens het optrekken, neem dan
gas terug en rijd verder terwijl u zo min mogelijk
gas geeft. Pas uw snelheid en rijstijl altijd aan
de toestand van het wegdek aan.
OPMERKING:
•
Telkens wanneer de contactschakelaar in
de stand ON wordt gezet, wordt het ESP-
systeem ingeschakeld, ook wanneer dit
eerder werd uitgeschakeld.
• Het ESP-systeem maakt zoemende of
klikkende geluiden wanneer het actief is.
Dit is normaal. De geluiden houden op
wanneer ESP inactief wordt na de ma-
noeuvre die de activering van het ESP-
systeem heeft veroorzaakt. Het controlelampje
"ESP uit"geeft
aan dat het elektronische stabili-
teitsregelsysteem (ESP) gedeelte-
lijk is uitgeschakeld
BANDEN — ALGEMENE
INFORMATIE
BandenspanningVoor de veiligheid en goede rijeigenschappen is
een juiste bandenspanning absoluut noodzake-
lijk. Als de bandenspanning niet juist is, heeft dit
de onderstaande gevolgen:
Veiligheid
WAARSCHUWING!
• Een onjuiste bandenspanning is gevaarlijk
en kan leiden tot ongelukken.
• Bij een te lage bandenspanning veert de
band te veel in en kan de band te warm
worden en lek raken.
(Vervolgd)
263
Page 312 of 420
OPMERKING:Druk, indien nodig, voordat u de auto heen en
weer beweegt eerst op de toetsESP Offom
het elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP)
in de stand Partial Off(Gedeeltelijk uit) te
zetten. Raadpleeg de paragraaf Elektronische
remregeling in het hoofdstuk Starten en rij-
den voor meer informatie hierover. Als de auto
is losgekomen, drukt u nogmaals op de toets
ESP Off om de stand ESP Onte herstellen.
LET OP!
Het overmatig laten oplopen van het toeren-
tal van de motor of het laten doorslippen van
de wielen kan leiden tot oververhitting en
beschadiging van de versnellingsbak. Laat
de motor ten minste één minuut stationair
draaien met de versnellingsbak in de stand
NEUTRAL telkens nadat de auto vijf keer
heen en weer is bewogen. Zo voorkomt u
oververhitting en vermindert u het risico op
schade aan de versnellingsbak bij langdu-
rige pogingen om de auto vrij te krijgen.
LET OP!
•Wanneer u een vastzittende auto heen en
weer beweegt door snel te schakelen tus-
sen DRIVE en REVERSE, mogen de wie-
len nooit sneller doorslippen dan 24 km/u
(15 mph), omdat anders schade kan ont-
staan aan de aandrijflijn.
• Het overmatig laten oplopen van het toe-
rental van de motor of het te snel laten
doorslippen van de wielen kan leiden tot
oververhitting en beschadiging van de ver-
snellingsbak. Ook kunnen de banden be-
schadigd raken. Laat de wielen niet met
meer dan 48 km/h (30 mph) doorslippen
(de transmissie schakelt niet op).
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is ge-
vaarlijk. De krachten die vrijkomen bij te
hoge wielsnelheden kunnen de banden en
assen, zelfs onherstelbaar, beschadigen. Er
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
kan een band exploderen, waardoor iemand
gewond kan raken. Laat de wielen van uw
auto niet met een hogere snelheid dan
48 km/u (30 mph) of langer dan 30 seconden
continu doorslippen. Zorg er ook voor dat er
geen personen aanwezig zijn in de nabijheid
van een doorslippend wiel, ongeacht de
snelheid waarmee het wiel ronddraait.
SLEEPOGEN
Uw auto is zowel aan de voor- als achterzijde
uitgerust met sleepogen.
LET OP!
De sleepogen zijn uitsluitend bedoeld voor
noodsituaties, om een voertuig dat van de
weg is geraakt vrij te krijgen. Gebruik de
sleepogen niet voor het aankoppelen aan
een afsleepwagen of om op de auto op de
weg te slepen. U kunt uw auto anders be-
(Vervolgd)
308
Page 324 of 420
BOORDDIAGNOSESYSTEEM
(OBD II)
Uw auto is uitgerust met een geavanceerd
diagnosesysteem genaamd OBD II (On-Board
Diagnostic). Dit systeem bewaakt de regelsys-
temen voor uitlaatgasemissie, de motor en de
automatische versnellingsbak. Als deze syste-
men correct werken, zal uw auto uitstekende
prestaties leveren, brandstof besparen en lage
emissiewaarden hebben die aan de strengste
eisen voldoen.
Als een van deze systemen onderhoud nodig
heeft, zorgt OBD II ervoor dat het storings-
lampje gaat branden. Daarnaast slaat het sys-
teem diagnostische codes en andere gegevens
op die monteurs kunnen helpen bij het uitvoe-
ren van reparaties. Hoewel u dan meestal nog
met de auto kunt rijden en niet gesleept hoeft te
worden, dient u toch zo spoedig mogelijk uw
erkende dealer te bezoeken voor service.
LET OP!
•Als u lange tijd blijft rijden met een bran-
dend storingslampje (MIL), kan het emis-
sieregelsysteem verder beschadigd raken.
Bovendien zal de motor meer verbruiken
en niet optimaal bestuurbaar zijn. De auto
vereist onderhoud om emissietests te kun-
nen uitvoeren.
• Als het lampje knippert wanneer de motor
draait, zal de katalysator vrij snel ernstig
defect raken en zal het motorvermogen
afnemen. Raadpleeg dan onmiddellijk uw
dealer.
VERVANGENDE ONDERDELEN
Het gebruik van originele MOPAR® onderdelen
voor normaal/periodiek onderhoud en voor re-
paraties wordt ten zeerste aanbevolen om ze-
ker te zijn van de gespecificeerde prestaties.
Schade en storingen die worden veroorzaakt door
het gebruik van andere dan originele MOPAR®
onderdelen voor onderhoud en reparaties worden
niet gedekt door de garantie van de fabrikant.
ONDERHOUDSPROCEDURES
De volgende pagina’s bevatten de vereiste
onderhoudswerkzaamheden zoals vastgesteld
door de fabrikant van uw auto.
Naast de onderhoudsaspecten die worden ver-
meld in het onderhoudsschema zijn er mogelijk
ook andere componenten die op een later tijd-
stip onderhoud vereisen of vervangen moeten
worden.
320
Page 333 of 420
LET OP!
•Vanwege de katalysator mag uitsluitend
loodvrije benzine worden getankt. Door
gelode benzine verliest de katalysator zijn
regelende werking voor de uitlaatgassen
en kunnen de motorprestaties aanzienlijk
afnemen met ernstige motorschade tot ge-
volg.
• De katalysator kan worden beschadigd als
u de auto niet in goede conditie houdt. Bij
een motorstoring, vooral bij het overslaan
van de motor of duidelijke vermogensver-
liezen, moet u de auto meteen laten repa-
reren. Als u doorrijdt met een ernstige
storing kan de katalysator oververhit raken
waardoor deze en de auto beschadigd
raken.
Onder normale bedrijfsomstandigheden heeft
de katalysator geen onderhoud nodig. Het is
echter van belang dat de dealer de motorafstel-
lingen regelmatig optimaliseert om zo schade
aan de katalysator te voorkomen. OPMERKING:
Opzettelijk knoeien aan het uitlaatgasregel-
systeem is strafbaar en kan leiden tot straf-
rechtelijke vervolging.
In uitzonderlijke situaties (bij zeer ernstige mo-
torschade) kan een doordringende geur duiden
op een ernstige en abnormale oververhitting
van de katalysator. Als dit zich voordoet, breng
dan de auto tot stilstand, zet de motor af en laat
hem afkoelen. Laat onmiddellijk daarna onder-
houdswerkzaamheden uitvoeren, met inbegrip
van het afstellen van de motor volgens specifi-
caties van de fabrikant.
Houd rekening met het volgende om mogelijke
schade aan de katalysator tot een minimum te
beperken:
•
U mag nooit de motor uitzetten of het contact
uitschakelen tijdens het rijden en wanneer de
versnellingsbak in een versnelling is gescha-
keld.
• Probeer de auto niet te starten door deze te
duwen of te slepen.
• Laat de motor niet stationair draaien als een
of meerdere bougies zijn losgekoppeld of verwijderd, bijvoorbeeld tijdens diag-
nosetests, of gedurende langere perioden
waarbij de motor zeer onregelmatig stationair
draait of sprake is van afwijkende
bedrijfsomstandigheden.
Koelsysteem
WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit de
radiateur kunnen ernstige brandwonden ver-
oorzaken. Als u stoom van onder de motor-
kap hoort of ziet komen, mag u de motorkap
pas openen nadat de radiateur voldoende is
afgekoeld. Open nooit de vuldop van het
koelsysteem als de radiateur of het koel-
vloeistofreservoir heet is.
Motorkoelvloeistofcontroles
Controleer de koelvloeistof (antivries) elk jaar
(bij voorkeur voordat de vorst invalt). Als de
koelvloeistof (antivries) vuil is, moet het sys-
teem worden afgetapt en doorgespoeld en
daarna met verse OAT-koelvloeistof (conform
MS-12106) door een erkende dealer worden 329
Page 334 of 420
gevuld. Controleer of de voorzijde van de airco-
condensor vrij is van insectenresten, bladeren,
enz. Spuit de voorzijde van de condensor indien
nodig voorzichtig verticaal vanaf de bovenkant
schoon met een tuinslang.
Controleer de slangen van het motorkoelsys-
teem op broos rubber, barsten, scheuren, insnij-
dingen en vloeistofdichte aansluiting aan
koelvloeistofreservoir- en radiateurzijde. Con-
troleer het hele systeem op lekkage.
Controleer, wanneer de motor op bedrijfstem-
peratuur is (maar niet draait), of de vuldop van
het koelsysteem luchtdicht afsluit door een
kleine hoeveelheid koelvloeistof (antivries) via
de aftapopening van de radiateur te laten uit-
stromen. Als de dop goed afsluit, begint de
koelvloeistof (antivries) uit het koelvloeistofre-
servoir te stromen. VERWIJDER DE RADIA-
TEURDOP NIET ALS HET KOELSYSTEEM
HEET IS.
Koelsysteem – aftappen, spoelen en
bijvullen
Reinig en spoel het koelsysteem met OAT-
koelvloeistof (antivries) die voldoet aan deChrysler-materiaalnorm MS-12106 als de koel-
vloeistof (antivries) vuil is of zichtbaar bezinksel
bevat.
Raadpleeg het hoofdstuk
"Onderhouds-
schema" voor de juiste onderhoudsintervallen.
Keuze van koelvloeistof
Raadpleeg de paragraaf "Vloeistoffen, smeer-
middelen en originele onderdelen "in "Onder-
houd van uw auto" voor meer informatie hier-
over.
LET OP!
•
Het mengen van koelvloeistof (antivries) met
andere dan de gespecificeerde OAT-
koelvloeistof/-antivries (Organic Additive
Technology) kan beschadiging van de motor
veroorzaken en de bescherming tegen roest
verminderen. OAT-motorkoelvloeistof (Or-
ganic Additive Technology) is anders dan
HOAT-koelvloeistof (antivries) (Hybrid Orga-
nic Additive Technology) of andere "univer-
sele" koelvloeistof (antivries) en de mag hier
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
niet mee worden vermengd. Als u in een
noodsituatie een andere koelvloeistof (anti-
vries) aan het koelsysteem hebt toegevoegd
dan wordt voorgeschreven, moet het koel-
systeem zo snel mogelijk worden doorge-
spoeld met OAT-koelvloeistof en moet de
vloeistof worden vervangen door de voorge-
schreven OAT-motorkoelvloeistof (anti-
vries).
•Gebruik geen koelvloeistoffen (antivries)
op basis van alleen water of alcohol. Ge-
bruik geen anticorrosieadditieven of an-
dere corrosiewerende middelen, omdat
deze producten mogelijk niet geschikt zijn
voor de koelvloeistof en de radiator kun-
nen verstoppen.
• Deze auto is niet ontworpen voor het ge-
bruik van koelvloeistoffen (antivries) op
basis van propyleenglycol. Het gebruik
van koelvloeistoffen (antivries) op basis
van propyleenglycol wordt afgeraden.
330
Page 336 of 420
Afvoeren van afgewerkte koelvloeistof
Afgewerkte koelvloeistof (antivries) op basis
van ethyleenglycol is een afvalstof die conform
de milieuvoorschriften moet worden afgevoerd.
Raadpleeg de gemeentelijke instanties over de
juiste wijze van afvoeren. Om inslikken door
kinderen of dieren te voorkomen, dient u koel-
vloeistof (antivries) met ethyleenglycol nooit in
open reservoirs te bewaren. Laat de vloeistof
ook nooit in plassen op de grond terechtkomen.
Schakel onmiddellijk medische hulp in als een
kind of huisdier koelvloeistof heeft ingeslikt.
Verwijder gemorste vloeistof onmiddellijk.
Koelvloeistofpeil
Aan het koelvloeistofreservoir kunt u snel en
duidelijk controleren of er voldoende koelvloei-
stof in het koelsysteem aanwezig is. Bij uitge-
schakelde en koude motor moet het peil van de
motorkoelvloeistof (antivries) in het expansiere-
servoir tussen het minimum- en maximumpeil
op het reservoir liggen.
Omdat de radiateur normaal gesproken volledig
gevuld blijft, is het niet nodig de radiateurdop te
verwijderen, tenzij u de koelvloeistof (antivries)
wilt controleren op vriespunt of wilt verversen.
Maak uw monteur hierop attent. Zolang debedrijfstemperatuur van de motor in orde is,
hoeft u het koelvloeistofreservoir slechts een-
maal per maand te controleren.
Als de koelvloeistof (antivries) moet worden
bijgevuld, mag alleen OAT-koelvloeistof die vol-
doet aan de Chrysler-materiaalnorm MS-12106
aan het koelvloeistofreservoir worden toege-
voegd. Vul nooit te veel vloeistof bij.
Belangrijk
OPMERKING:
Wanneer u na enkele kilometers rijden de
auto stilzet, kunt u waterdamp zien opstij-
gen vanuit de voorzijde van het motorcom-
partiment. Dit is meestal het gevolg van een
hoge luchtvochtigheid, of van regen of
sneeuw die op de radiateur is achtergeble-
ven en verdampt wanneer de thermostaat-
klep opengaat, zodat er hete motorkoelvloei-
stof (antivries) in de radiateur kan stromen.
Wanneer bij een inspectie van het motorcom-
partiment blijkt dat de radiateur en de slangen
geen defecten vertonen, kunt u gerust met de
auto gaan rijden. De damp zal snel verdwijnen.
•
Vul niet te veel koelvloeistof bij in het expan-
siereservoir. •
Controleer het vriespunt van de koelvloeistof
in de radiateur en het expansiereservoir. Als
de motorkoelvloeistof (antivries) moet wor-
den bijgevuld, moet ook de inhoud van het
expansiereservoir worden beschermd tegen
bevriezing.
•
Als vaak motorkoelvloeistof (antivries) moet
worden aangevuld, moet het systeem met een
druktest op lekkage worden gecontroleerd.
•Zorg altijd voor een concentratie van minimaal
50% OAT-koelvloeistof (conform MS-12106) en
gedistilleerd water voor optimale corrosiebe-
scherming van de aluminium onderdelen van de
motor.
• Zorg ervoor dat de overloopslangen van het
expansiereservoir niet geknikt of geblok-
keerd zijn.
• Houd de voorzijde van de radiateur schoon.
Als uw auto is uitgerust met airconditioning,
houd dan de voorzijde van de condensor
schoon.
• Vervang nooit de thermostaat door een
zomer- of wintertype. Wanneer vervanging
332
Page 340 of 420
OPMERKING:
Er mogen geen chemicaliën door de ver-
snellingsbak worden gespoeld; uitsluitend
het goedgekeurde smeermiddel mag wor-
den gebruikt.
LET OP!
Wanneer u een andere transmissievloeistof
gebruikt dan wordt aanbevolen door de fa-
brikant, kan daardoor de schakelwerking van
de versnellingsbak afnemen en/of grijpt de
koppelomvormer schokkend aan. Raad-
pleeg de paragraaf"Vloeistoffen, smeermid-
delen en originele onderdelen "in "Onder-
houd van uw auto" voor de specificaties van
vloeistoffen.
Speciale additieven
De fabrikant raadt het gebruik van speciale
additieven in de transmissievloeistof ten zeer-
ste af.
Automatische transmissievloeistof (ATF) is een
geavanceerd en hoogwaardig product waarvan
de prestaties door additieven nadelig kunnen worden beïnvloed. Daarom raden we u aan
geen additieven aan de transmissievloeistof toe
te voegen. De enige uitzondering op deze regel
vormt het toevoegen van speciale kleurstof om
lekkage op te sporen. Gebruik geen vloeibare
afdichtmiddelen, aangezien deze juist schade
aan afdichtingen kunnen toebrengen.
LET OP!
Spoel de versnellingsbak niet met chemica-
liën, omdat deze de versnellingsbak kunnen
beschadigen. Dergelijke schade wordt niet
gedekt door de standaardgarantie.
Vloeistofpeil controleren
De vloeistof is in de fabriek op het juiste peil
gebracht en vereist onder normale gebruiks-
omstandigheden geen aanpassingen. Het is
niet nodig om het vloeistofpeil regelmatig te
controleren, en om die reden is geen peilstok
aanwezig. Uw erkende dealer kan het transmis-
sievloeistofpeil controleren met behulp van spe-
ciaal gereedschap.
Als u merkt dat er sprake is van vloeistoflekkage
of een defect in de versnellingsbak, neemt u onmiddellijk contact op met een erkende dealer
om het transmissievloeistofpeil te laten contro-
leren. Als het voertuig wordt gebruikt met een
verkeerd vloeistofpeil, kan ernstige schade aan
de automatische versnellingsbak worden toe-
gebracht.LET OP!
•
Als echter een vloeistoflek in de versnel-
lingsbak optreedt, breng dan onmiddellijk
een bezoek aan uw erkende dealer. An-
ders kan de versnellingsbak ernstig be-
schadigd raken. Uw erkende dealer be-
schikt over het juiste gereedschap om het
vloeistofpeil nauwkeurig bij te vullen.
Vloeistof verversen en filter vervangen
Onder normale bedrijfsomstandigheden zal de
in de fabriek toegevoegde vloeistof voor vol-
doende smering zorgen gedurende de gehele
levensduur van het voertuig.
Regelmatig verversen van de vloeistof en ver-
vangen van het filter is niet nodig. Echter,
ververs de vloeistof en vervang het filter als de
336
Page 341 of 420
vloeistof vervuild is (met water, enz.), of nadat
de transmissie om een of andere reden gede-
monteerd is geweest.
Verzorging van de auto en
bescherming tegen roest
Carrosserie en lak beschermen tegen roest
De aandacht die aan de carrosserie moet wor-
den besteed is sterk afhankelijk van de weer-
sinvloeden en het gebruik van de auto. Strooi-
zout in de winter en chemische producten die in
andere seizoenen op bomen en in wegbermen
gespoten worden, hebben een sterk corrosieve
invloed op de carrosserie.
De onderstaande onderhoudsadviezen helpen
om de carrosserie van uw auto gedurende
lange tijd in optimale conditie te houden.
Oorzaken van corrosie
Corrosie ontstaat als de lak en beschermende
coatings op uw auto zijn aangetast of loslaten.
De meest voorkomende oorzaken zijn:
•Strooizout, vuil en achterblijven van vocht.
• Steenslag. •
Insectenresten, boomvocht en teer.
• Zilte lucht in kuststreken.
• Zure regen en industriële vervuiling.
Wassen
• Was uw auto regelmatig. Was uw auto altijd
in de schaduw met MOPAR® Car Wash of
een milde autoshampoo en spoel de panelen
volledig af met schoon water.
• Als insecten, teer of andere kleine verontrei-
nigingen zich op uw auto hebben verzameld,
gebruik dan MOPAR® Super Kleen Bug and
Tar Remover om deze te verwijderen.
•
Gebruik een hoogwaardige was zoals MOPAR®
Cleaner Wax om aanslag en vlekken te verwij-
deren en de laklaag te beschermen. Zorg dat u
geen krassen maakt op de lak.
• Gebruik geen schurende producten en po-
lijstmiddelen die de glans of de dikte van de
laklaag kunnen aantasten.
LET OP!
•Gebruik nooit schurende of sterke reini-
gingsmiddelen zoals staalwol of schuur-
poeder. Deze veroorzaken krassen op het
metaal en de lak.
•
Het gebruik van een hogedrukreiniger met
een druk van meer dan 1.200 psi (8 274 kPa)
kan de lak en eventuele stickers beschadi-
gen.
Speciale verzorging
• Spuit de onderzijde van de auto regelmatig
schoon (minstens één keer per maand) wan-
neer u op bepekelde of stoffige wegen of in
kuststreken rijdt.
• Het is belangrijk dat de afvoeropeningen
onder in de portieren, in de dorpellijsten en in
de bagageruimte open worden gehouden.
• Als u steenslag of krassen in de lak bespeurt,
werk dergelijke plekken dan meteen bij. Voor
de kosten van dergelijke reparaties is de
eigenaar van de auto verantwoordelijk.
337
Page 344 of 420
Laat de gordels vervangen wanneer ze rafels of
slijtplekken vertonen of wanneer de gespsluitin-
gen niet goed functioneren.
ZEKERINGEN
STROOMVERDEELKASTDe stroomverdeelkast bevindt zich in de motor-
ruimte in de buurt van de accu. Deze kast bevat
patroonzekeringen, microzekeringen, relais en
stroomonderbrekers. Mogelijk is een beschrij-ving van iedere zekering en van ieder onder-
deel op de binnenste kap gestempeld. Anders is
de locatie van iedere zekering op de binnenste
kap gestempeld, in overeenstemming met de
volgende tabel.
Locatie
Patroonzekering Microzekering Omschrijving
F03 60 A geel Koelventilator
F05 40 A groen Compressor van de luchtvering, indien aanwezig
F06 40 A groen Pomp van antiblokkeerremmen/elektronische stabiliteitssys-
teem
F07 40 A groen Elektromagneet startmotor
F08 40 A groen Emissiesensoren (alleen dieselmotor)
F09 40 A groen Dieselbrandstofverwarming (alleen dieselmotor)
F10 40 A groen Carrosserie-controller/buitenverlichting 2
F11 30 A roze Elektrische rem van trekhaak - Indien aanwezig
Stroomverdeelkast
340