JEEP GRAND CHEROKEE 2015 Instructieboek (in Dutch)

Page 171 of 480

4
HET INSTRUMENTENPANEEL
 FUNCTIES VAN HET INSTRUMENTENPANEEL . . . . . . . . . . .170
 INSTRUMENTENGROEP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .171
 BESCHRIJVINGEN INSTRUMENTENGROEP . . . . . . . . . . . .172
 BESTUURDERSINFORMATIEDISPLAY (DID) . . . . . . . . . . . . .178
DID-schermen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .179
 SCHAKELSTANDINDICATIE (GSI) — INDIEN AANWEZIG . . . .180
 Levensduur motorolie resetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . .180
 DID-berichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .181
 Witte indicatoren in DID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .183
 Oranje indicatoren in DID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .184
 Rode indicatoren in DID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .184
 Groene indicatoren in DID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .186
 Selecteerbare menu-items in het DID . . . . . . . . . . . . . . . .186
 Door bestuurder selecteerbare items van Screen Setup
(scherm instellen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .189
 DIESEL-BERICHTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .190
Berichten roetfilter dieselmotor (DPF) . . . . . . . . . . . . . . .190
 AdBlue® waarschuwingsberichten — indien aanwezig . . . . . .191
167

Page 172 of 480

AdBlue® Waarschuwingsberichten voor storingen — indien
aanwezig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .192
 Dieselindicatoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .193
AUDIOSYSTEMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .194
 Uconnect® INSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .194
Toetsen op het front . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .195
 Schermtoetsen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .195
 Door de klant te programmeren functies — Persoonlijke
instellingen Uconnect® 5.0 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .195
Customer Programmable Features (door de klant te programmeren
functies) — Uconnect® 8.4 Settings (instellingen Uconnect® 8.4) . . .205
 Uconnect® RADIO — INDIEN AANWEZIG . . . . . . . . . . . . . . . .218
 BEDIENING iPod®/USB/MP3 — indien aanwezig . . . . . . . . . . . .218
 Uconnect® ENTERTAINMENTSYSTEEM ACHTERIN — INDIEN
AANWEZIG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .218
 Beginnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .218
 Dual Video Screen (systeem met twee videoschermen). . . . . . . .220
 Blu-ray™ Disc-speler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .220
 Games spelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .222
Een dvd/Blu-ray™ disk afspelen via de radio met aanraakscherm . . .222 Belangrijke opmerkingen over het Dual Video Screen-systeem . . .224
 Afstandsbediening Blu-ray™ Disc-speler — indien aanwezig . . . .224
 Batterijen van de afstandsbediening vervangen . . . . . . . . . . . .225
 Gebruik van hoofdtelefoons . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .225
 Bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .226
 Batterijen van de hoofdtelefoon vervangen . . . . . . . . . . . . . . .227
 Levenslange standaardgarantie Unwired® stereohoofdtelefoon . .227
168

Page 173 of 480

AUDIOTOETSEN OP HET STUURWIEL — INDIEN AANWEZIG . . .231Bediening van de radio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .232
 Cd-speler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .232
ONDERHOUD CD’S/DVD’S/BLU-RAY DISCS . . . . . . . . . . . .232
 WERKING VAN DE RADIO EN MOBIELE TELEFOONS . . . . . .233
 KLIMAATREGELING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .233
Algemeen overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .233
 Functies van de klimaatregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . .237
 Automatische temperatuurregeling (ATC) . . . . . . . . . . . . .238
 Aanwijzingen voor bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .239
SNELTIPS VOOR Uconnect® SPRAAKHERKENNING . . . . . . .241
Introductie van Uconnect® . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .241
 Aan de slag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .241
 Belangrijkste gesproken opdrachten . . . . . . . . . . . . . . . .242
 Radio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .243
 Media . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .243
 Phone (telefoon) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .244
 Klimaatregeling (8.4A/8.4AN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .245
 Navigatie (8.4A/8.4AN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .245
 Aanvullende informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .246
169

Page 174 of 480

FUNCTIES VAN HET INSTRUMENTENPANEEL1 — Luchtrooster6 — Onderste rij schakelaars11 — Motorkapontgrendeling
2 — Instrumentengroep 7 — Schakelaar waarschuwingsknipperlichten 12 — Ontgrendelknop voor brandstofvulklep
3 — Radio 8 - Opbergruimte (SD-kaart, AUX, USB-mediahub) 13 — Koplampschakelaar
4 — Handschoenenkastje 9 — ESP-knop14 — Dimschakelaar
5 — Toetsen klimaatregeling 10 — Contactschakelaar170

Page 175 of 480

INSTRUMENTENGROEP
171

Page 176 of 480

BESCHRIJVINGEN
INSTRUMENTENGROEP1. Toerenteller
Geeft het toerental weer in omwentelingen per
minuut (omw. x 1000).
2. Waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels Dit lampje gaat ter controle vier tot
acht seconden
branden nadat u de
contactschakelaar de eerste keer in de
stand ON/RUN hebt gezet. Als tijdens
deze gloeilampcontrole de veiligheidsgordel
voor de bestuurder niet is vastgegespt, hoort u
een geluidssignaal. Als de veligheidsgordel van
de bestuurder of de voorpassagier ook na de
gloeilampcontrole of tijdens het rijden nog is
losgegespt, gaat het controlelampje voor de
veiligheidsgordels knipperen of continu bran-
den. Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssys-
temen voor inzittenden" in het hoofdstuk"Uw
auto" voor informatie hierover. 3.
Controlelampje antiblokkeersysteem (ABS)
Dit lampje is een indicator van het
ABS-systeem. Het lampje gaat
branden wanneer u de contact-
schakelaar in de stand ON/RUN
zet en kan daarna nog vier secon-
den blijven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden blijft of
gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet functioneert
en dat onderhoud noodzakelijk is. Het conven-
tionele remsysteem zal echter normaal functio-
neren, zolang het waarschuwingslampje voor
het remsysteem niet brandt.
Wanneer het ABS-lampje brandt, moet u het
remsysteem zo spoedig mogelijk laten contro-
leren om de werking van het ABS-systeem te
herstellen. Wanneer het ABS-lampje niet gaat
branden als de contactschakelaar in de stand
ON/RUN wordt gezet, moet het lampje worden
gecontroleerd door een erkende dealer. 4. Controlelampje grootlicht
Geeft aan dat grootlicht is ingeschakeld.
5. Indicatielampje mistlampen vóór — in-
dien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer de
mistlampen vóór
zijn ingeschakeld.
6. Linksboven selecteerbaar in DID
In dit gedeelte van de instrumentengroep wordt
selecteerbare informatie zoals kompas, buiten-
temperatuur, etc. weergegeven. Raadpleeg de
paragraaf "Bestuurdersinformatiedisplay (DID))"
in dit hoofdstuk voor meer informatie hierover.7. Controlelampje richtingaanwijzer
De pijltjes knipperen gelijktijdig met
de richtingaanwijzers aan de buiten-
zijde van het voertuig nadat u de
richtingaanwijzerhendel hebt be-
diend. Er klinkt een geluidssignaal
en er wordt een melding weergegeven op het DID
als de richtingaanwijzer langer dan 1,6 km (1 mijl)
ingeschakeld blijft.
172

Page 177 of 480

OPMERKING:
Wanneer een van de controlelampjes snel
knippert, controleer dan aan de buitenzijde
van de auto of een lamp defect is.
8. Snelheidsmeter
Geeft de voertuigsnelheid aan.
9. Rechtsboven selecteerbaar in DIDIn dit gedeelte van de instrumentengroep wordt
selecteerbare informatie zoals kompas, buiten-
temperatuur, etc. weergegeven. Raadpleeg de
paragraaf"Bestuurdersinformatiedisplay (DID))"
in dit hoofdstuk voor meer informatie hierover.10. Storingslampje
Het storingslampje maakt deel uit van
het boorddiagnosesysteem
(OBD III)
dat de regeling van de motor en de
automatische versnellingsbak contro-
leert. Het lampje gaat branden als de contact-
schakelaar in de stand ON/RUN wordt gezet,
voordat de motor start. Als het lampje niet gaat
branden wanneer u de contactschakelaar van
OFF naar ON/RUN draait, laat uw auto dan
direct controleren op storingen. Door sommige oorzaken, slechte brandstof-
kwaliteit, enz., kan het lampje gaan branden
nadat de motor is gestart. Als het lampje blijft
branden tijdens enkele normale ritten, is onder-
houd van uw auto noodzakelijk. In de meeste
gevallen kan dan normaal met de auto worden
gereden en is slepen niet noodzakelijk.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een brandend
storingslampje, kan het motorregelsysteem
beschadigd raken. Het kan ook van invloed
zijn op het brandstofverbruik en het rijge-
drag. Als het lampje knippert, zal de kataly-
sator vrij snel ernstig defect raken en zal het
motorvermogen afnemen. Raadpleeg dan
onmiddellijk uw dealer.WAARSCHUWING!Een niet goed werkende katalysator, zoals
hierboven beschreven, kan warmer worden
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
dan een katalysator die wel goed werkt. Hier-
door kan brand ontstaan als u langzaam rijdt of
de auto op brandbaar materiaal parkeert, zo-
als droge planten, hout, karton enz. Dit ernstig
of zelfs dodelijk letsel tot gevolg hebben voor
de bestuurder, de passagiers of anderen.11. Achtermistlampen
Dit lampje gaat branden wanneer de
mistachterlichten zijn
ingeschakeld.
12. Temperatuurmeter
De temperatuurmeter geeft de temperatuur van de
koelvloeistof aan. Als de meternaald het normale
aanwijst, werkt het koelsysteem naar behoren.De meternaald geeft vaak een hogere tempe-
ratuur aan tijdens het rijden bij warm weer, op
hellingen, of met aanhanger. De bovenlimiet
van het normale temperatuurbereik mag niet
wordt overschreden.
173

Page 178 of 480

LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koelsys-
teem, kan schade aan de auto ontstaan.
Wanneer de temperatuurmeter in de"H"-
zone staat, zet dan de auto veilig stil aan de
kant van de weg. Laat de auto met uitge-
schakelde airco stationair draaien tot de me-
ternaald weer in het normale bereik staat. Als
de meternaald op "H"blijft staan en u onon-
derbroken geluidssignalen hoort, zet de mo-
tor dan direct af en neem contact op met een
erkende dealer voor service.WAARSCHUWING!
Een te warm koelsysteem is gevaarlijk. Hete
koelvloeistof en stoom uit de radiateur kun-
nen ernstige brandwonden veroorzaken. Bel
een erkende dealer voor service wanneer de
motor van uw auto oververhit is. Als u besluit
zelf onder de motorkap te kijken, raadpleeg
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
dan het hoofdstuk "Onderhoud van uw auto".
Volg de waarschuwingen in het hoofdstuk
"Vuldop van het koelsysteem".
13. Waarschuwingslampje voor het remsys-
teem Dit lampje geeft verschillende func-
ties van
het remsysteem aan, zoals
het remvloeistofpeil en het aantrek-
ken van de handrem. Als het waar-
schuwingslampje voor het remsys-
teem gaat branden, is het mogelijk dat de
handrem is aangetrokken, het vloeistofpeil in
het remvloeistofreservoir te laag is of dat zich
een probleem voordoet in het reservoir van het
ABS-systeem.
Als het lampje blijft branden wanneer de handrem
niet is aangetrokken en het remvloeistofpeil in het
reservoir van de hoofdremcilinder zich ter hoogte
van het Full-merkteken bevindt, kan er sprake zijn
van een storing in het hydraulische remcircuit of is
er een probleem met de rembekrachtiging gede-
tecteerd door het ABS-systeem / elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP). In dat geval blijft
het lampje branden tot de oorzaak is verholpen.
Als het probleem verband houdt met de rembe-
krachtiging, zal de ABS-pomp actief zijn tijdens
het remmen en voelt u mogelijk een trilling in het
rempedaal.
De dubbel uitgevoerde remcircuits zorgen voor
reserve-remvermogen als ergens een storing
optreedt in het hydraulisch systeem. Als er in
één helft van het dubbele remsysteem sprake is
van lekkage, geeft het waarschuwingslampje
voor het remsysteem dit aan; het lampje gaat
branden wanneer het remvloeistofpeil in de
hoofdcilinder is gedaald tot onder een bepaald
niveau.
Het lampje blijft branden tot de oorzaak is
verholpen.
OPMERKING:
Het lampje kan bij het nemen van een
scherpe bocht even knipperen, doordat dan
het vloeistofpeil verandert. Breng de auto
naar de dealer voor onderhoud en laat het
remvloeistofpeil controleren.
174

Page 179 of 480

Als een storing van het remsysteem wordt
aangegeven, laat de auto dan onmiddellijk re-
pareren.WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het rode waarschu-
wingslampje voor het remsysteem brandt, is
gevaarlijk. Een deel van het remsysteem is
mogelijk defect. De remweg wordt dan lan-
ger. U kunt een aanrijding veroorzaken. Laat
de auto onmiddellijk controleren.
Auto’s die met een ABS-systeem zijn uitgerust,
beschikken ook over elektronische remkracht-
verdeling (EBD). Bij een storing van EBD, gaat
het waarschuwingslampje voor het remsysteem
branden, samen met het ABS-lampje. Het ABS-
systeem moet dan onmiddellijk worden gerepa-
reerd.
U kunt de werking van het waarschuwings-
lampje voor het remsysteem controleren door
de contactschakelaar van de stand OFF in de
stand ON/RUN te zetten. Het lampje moet dan
gedurende ongeveer twee seconden branden. Het lampje moet vervolgens doven, tenzij de
handrem is aangetrokken of een storing van het
remsysteem is gedetecteerd. Als het lampje niet
gaat branden, moet u het lampje door een
erkende dealer laten controleren.
Het lampje gaat ook branden als de handrem
wordt aangetrokken wanneer de contactscha-
kelaar in de stand ON/RUN staat.
OPMERKING:
Dit lampje geeft dan alleen aan dat de hand-
rem is aangetrokken. Het geeft niet aan hoe
krachtig de handrem is aangetrokken.
14.
Brandstofmeter/brandstofvulklepindicatie
Het symbool van de brandstofpomp wijst naar
de zijde van het voertuig waar de brandstoftank
is aangebracht. Wanneer de contactschakelaar
in de stand ON/RUN staat, toont de meternaald
het brandstofpeil in de tank.
15. Bandenspanningslampje
Alle banden, ook de reserveband
(indienaanwezig)

moeten elke
maand worden gecontroleerd wan-
neer ze koud zijn en opgepompt tot de bandenspanning die door de fabrikant wordt
aanbevolen op de bandenspanningssticker.
(Als uw voertuig banden heeft met een andere
maat dan wordt aangegeven op de banden-
spanningssticker, moet u de juiste bandenspan-
ning voor die banden achterhalen.)
Als extra veiligheidsvoorziening is uw auto uit-
gerust met een bandenspanningscontrolesys-
teem, dat ervoor zorgt dat het bandenspan-
ningslampje gaat branden wanneer de
spanning van een of meer banden veel te laag
is. Als het bandenspanningslampje gaat bran-
den, moet u zo snel mogelijk stoppen en uw
banden controleren en deze tot de juiste ban-
denspanning oppompen. Als u met een veel te
lage bandenspanning rijdt, raakt de band over-
verhit en kan de band defect raken. Een te lage
bandenspanning verhoogt ook het brandstof-
verbruik, vermindert de levensduur van de band
en kan het rij- en remgedrag van de auto
nadelig beïnvloeden.
Het bandenspanningscontrolesysteem is geen
vervanging voor juist onderhoud van uw ban-
den. Het is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de juiste bandenspanning te
handhaven, zelfs wanneer de bandenspanning
175

Page 180 of 480

nog niet het lage niveau heeft bereikt waarbij
het bandenspanningslampje gaat branden.
Uw voertuig is ook uitgerust met een controle-
lampje voor storingen van het bandenspan-
ningscontrolesysteem, dat gaat branden wan-
neer het systeem niet goed werkt. Het
controlelampje voor storingen van het banden-
spanningscontrolesysteem werkt in combinatie
met het bandenspanningslampje. Als het sys-
teem een storing detecteert, knippert het lampje
gedurende ongeveer één minuut, waarna het
continu gaat branden. Zolang er sprake van een
storing is, wordt deze reeks telkens herhaald
wanneer de auto wordt gestart. Als het storings-
lampje brandt, is het mogelijk dat lage banden-
spanning niet wordt gedetecteerd of gemeld.
Storingen van het bandenspanningscontrole-
systeem kunnen optreden om verschillende re-
denen, waaronder de installatie van vervan-
gende of alternatieve banden of wielen.
Controleer altijd het controlelampje voor storin-
gen van het bandenspanningscontrolesysteem
nadat een of meer banden of wielen van het
voertuig zijn vervangen om er zeker van te zijn
dat de vervangende of alternatieve banden en
wielen de juiste werking van het bandenspan-
ningscontrolesysteem niet verhinderen.
LET OP!
Het bandenspanningscontrolesysteem is ge-
optimaliseerd voor de originele banden en
wielen. De bandenspanning en waarschu-
wing van het bandenspanningscontrolesys-
teem zijn ingesteld voor de bandenmaat van
uw auto. Het gebruik van vervangende on-
derdelen met een andere maat, type en/of
stijl kan leiden tot een ongewenste werking
van het systeem of schade aan de sensoren.
Door het gebruik van niet-originele wielen
kunnen de sensoren beschadigd raken. Ge-
bruik geen bandenafdichtingsmiddelen uit
blik of balansgewichten als de auto is uitge-
rust met een bandenspanningscontrolesys-
teem, omdat dit schade aan de sensoren kan
veroorzaken.
16. Bestuurdersinformatiedisplay (DID)
De kilometerteller geeft het aantal kilometers
aan dat
de auto in totaal heeft gereden.
In de juiste omstandigheden verschijnen op dit
scherm de berichten van het bestuurdersinfor- matiedisplay (DID). Raadpleeg de paragraaf
"Bestuurdersinformatiedisplay
"van uw gebrui-
kershandleiding voor meer informatie hierover.
17. Selecteerbaar DID-menu
In dit deel van de instrumentengroep wordt het
selecteerbare DID-menu

weergegeven. Raad-
pleeg de paragraaf ""Bestuurdersinformatiedis-
play (DID)" in dit hoofdstuk voor meer informatie
hierover.
18. Waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem Het lampje gaat ter controle vier tot
achtseconden

branden nadat u de
contactschakelaar voor de eerste
keer in de stand ON/RUN hebt
gezet. Wanneer het lampje niet
brandt tijdens het starten, blijft branden of gaat
branden tijdens het rijden, moet het systeem zo
snel mogelijk door een erkende dealer worden
nagekeken. Voor meer informatie, raadpleeg de
paragraaf "Beveiligingssystemen voor inzitten-
den" in het hoofdstuk "Uw auto"van uw
gebruikershandleiding.
176

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 480 next >