JEEP GRAND CHEROKEE 2017 Instructieboek (in Dutch)
Page 141 of 414
• Gordelspanners
• Gespsluitingschakelaar voor veiligheids-
gordels
Als een airbag wordt opgeblazen
De frontairbags zijn zo ontworpen dat ze na
het opblazen onmiddellijk weer leeglopen.
OPMERKING:
De front- en/of zijairbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
• Het materiaal van de airbag kan soms
schaafwonden en/of een rode huid veroor-
zaken bij de inzittenden tijdens het opbla-
zen van de airbags. De schaafwonden lij-
ken op de wonden die u oploopt als u zich
schaaft aan een touw, de vloerbedekking
of op de vloer van een gymnastiekzaal.
Deze schaafwonden worden niet veroor-
zaakt door contact met chemische stoffen.
De schaafwonden zijn niet blijvend en
genezen normaal gesproken snel. Als uwschaafwonden echter na enkele dagen nog
niet zijn genezen of als u last hebt van
blaren, raadpleeg dan onmiddellijk een
arts.
• Wanneer de airbags leeglopen ziet u mo-
gelijk zwevende stofdeeltjes die op rook
lijken. Dit stof is een normaal bijproduct
van het activeringsproces voor het niet-
giftige opblaasgas. Deze zwevende stof-
deeltjes kunnen de huid, ogen, neus of
keel irriteren. Spoel met koud water als u
last hebt van geïrriteerde ogen of huid.
Zorg voor frisse lucht bij neus- of keelirri-
taties. Raadpleeg uw huisarts als de irrita-
tie blijvend is. Als deze deeltjes op uw
kleding terechtkomen, volg dan de gebrui-
kelijke wasvoorschriften van de kledingfa-
brikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags zijn
geactiveerd. Als u dan opnieuw bij een aan-
rijding betrokken raakt, zullen de airbags
geen enkele bescherming bieden.
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en gor-
delspanners hebben geen enkel effect bij
een volgende aanrijding. Laat de airbags,
gordelspanners en het oprolmechanisme
van de veiligheidsgordels onmiddellijk ver-
vangen door een erkende dealer. U dient
ook de controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden te laten nakijken.
OPMERKING:
• De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
• Na ieder ongeval dient de auto onmiddel-
lijk naar een erkende dealer te worden
gebracht.
139
Page 142 of 414
Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing zal de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden, als het
communicatienetwerk en de voeding intact
blijven en afhankelijk van de aard van de
botsing, bepalen of het uitgebreide ongeluk-
kenresponssysteem de volgende functies uit-
voert:
• De brandstoftoevoer naar de motor afslui-
ten.
• De waarschuwingsknipperlichten inscha-
kelen zo lang de accu werkt of totdat op de
knop van de waarschuwingsknipperlichten
wordt gedrukt. De alarmknipperlichten
kunnen worden uitgeschakeld door op de
knop voor alarmknipperlichten te drukken.
• De interieurverlichting inschakelen zolang
de accu werkt.
• De centrale portiervergrendeling ontgren-
delen.
Resetprocedure uitgebreid ongelukkenres-
ponssysteem
Om de functies van het uitgebreide ongeluk-
kenresponssysteem na een incident te reset-
ten, moet u de contactschakelaar van de
stand contact START of ON/RUN in de stand
contact OFF zetten. Controleer zorgvuldig de
auto op brandstoflekkage in de motorruimte
en op de grond in de buurt van de motor-
ruimte en de brandstoftank voordat u het
systeem reset en de motor te star.
Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
• Wijzigingen aan onderdelen van het air-
bagsysteem kunnen tot gevolg hebben
dat het systeem bij een aanrijding niet
functioneert. U kunt letsel oplopen door-
dat de airbag niet werkt en u niet be-
schermt. Breng geen wijzigingen aan de
onderdelen of bedrading aan en plak
nooit badges of stickers op het afdekpa-
neel op het stuur of aan de rechterbo-
venzijde van het instrumentenpaneel.
Breng geen wijzigingen aan in de voor-
WAARSCHUWING!
bumper of de carrosseriestructuur en
monteer geen treden of treeplanken.
• Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de
auto is uitgerust met een airbagsysteem.
• Probeer geen onderdelen van het airbag-
systeem te wijzigen. De airbag kan per
ongeluk worden opgeblazen of werkt mo-
gelijk niet goed meer als deze is gewij-
zigd. Breng de auto naar een erkende
dealer voor onderhoud aan het airbag-
systeem. Breng de auto naar een er-
kende dealer als onderhoud nodig is aan
de autostoel, waaronder het afdekpaneel
en het kussen (ook voor het verwijderen
of losdraaien/aantrekken van stoelbou-
ten). Er mogen uitsluitend door de fabri-
kant goedgekeurde stoelaccessoires
worden gebruikt. Neem contact op met
een erkende dealer als het airbagsys-
teem moet worden aangepast aan perso-
nen met een handicap.
VEILIGHEID
140
Page 143 of 414
Event Data Recorder (EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recoder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die dui-
delijk maken hoe een voertuigsysteem zich
heeft gedragen bij aanrijdingen of bijna-
aanrijdingen, zoals de activering van airbags
of een botsing tegen een obstakel. De EDR is
ontworpen om kortstondig, meestal 30 se-
conden of korter, gegevens te registreren die
verband houden met de dynamiek en veilig-
heidssystemen van de auto. De EDR in deze
auto is ontworpen om gegevens te registreren
die onder meer antwoord geven op de vol-
gende vragen:
• Hoe hebben diverse systemen in uw auto
zich gedragen?
• Waren de veiligheidsgordels van de be-
stuurder en passagier vastgegespt?
• Hoe ver (indien van toepassing) trapte de
bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
• Hoe snel reed de auto?
• Deze gegevens kunnen bijdragen aan een
beter inzicht in de omstandigheden waar-
onder botsingen en letsel ontstaan.OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitsluitend bij wer-
kelijke ongevalsituaties. Onder normale
rijomstandigheden registreert de EDR geen
gegevens en er worden geen persoonlijke ge-
gevens, zoals naam, geslacht, leeftijd en on-
gevallocatie geregistreerd. Het is echter wel
mogelijk dat anderen, bijvoorbeeld de politie,
de EDR-gegevens combineren met de per-
soonsgegevens die standaard worden opge-
vraagd na ongevallen.
Voor het uitlezen van de geregistreerde EDR-
gegevens is toegang tot de auto of de EDR en
speciale apparatuur nodig. Naast de fabri-
kant van de auto kunnen ook anderen die over
deze speciale apparatuur beschikken, zoals
de politie, de EDR-gegevens lezen indien zij
toegang hebben tot de auto of de EDR.
Kinderzitjes — Kinderen veilig vervoeren
Iedereen in uw auto moet altijd een veilig-
heidsgordel dragen, ook baby's en kinderen.
EG-richtlijn 2003/20/EG vereist het gebruik
van kinderzitjes in alle landen binnen de EU.
Waarschuwingslabel op zonneklep
voorpassagier
141
Page 144 of 414
Kinderen kleiner dan 1,5 meter en 12 jaar of
jonger moeten altijd goed vastgegespt op de
achterbank zitten, indien aanwezig. Statis-
tieken tonen aan dat kinderen beter be-
schermd zijn wanneer ze op de achterbank
zijn vastgegespt en niet op de voorstoelen.
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
• Gebruik alleen een tegen de rijrichting
in geplaatst kinderzitje in een auto met
achterbank.
• Als de frontairbag aan de passagiers-
zijde wordt opgeblazen, kan een kind
van 12 of jonger, maar ook een kind in
een kinderzitje tegen de rijrichting in,
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
• Bij een aanrijding kan een niet-
vastgegespt kind als een projectiel naar
voren worden geslingerd. Bij een aanrij-
ding kan zo veel kracht nodig zijn om
een baby op uw schoot te houden dat u
WAARSCHUWING!
het kind onmogelijk kunt vasthouden,
hoe sterk u ook bent. De baby en andere
inzittenden kunnen zo ernstig gewond
raken. Voor elk kind in uw auto moet u
het bijbehorende kinderzitje gebruiken,
overeenkomend met de grootte van het
kind.
Er zijn verschillende typen kinderzitjes in
verschillende maten verkrijgbaar, van zitjes
voor baby’s tot oudere kinderen die bijna
groot genoeg zijn om een veiligheidsgordel
voor volwassenen te dragen. Kinderen moe-
ten zo lang mogelijk worden vervoerd in een
tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje;
dit is de positie waarin het kind het best
beschermd is in geval van een botsing. Lees
altijd de handleiding van het kinderzitje om
te controleren of het geschikt is voor het kind.
Lees aandachtig alle instructies en waar-
schuwingen door in de gebruikershandlei-
ding van het kinderzitje en op alle stickers die
zijn bevestigd aan het kinderzitje, en neem ze
in acht.In Europa zijn de regels voor kinderzitjes
vastgelegd in de norm ECE R44 waarin ze in
vijf gewichtsklassen zijn onderverdeeld:
Groepen kinderzitjes Gewichtsklasse
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15-25 kg
Groep 3 22-36 kg
Controleer de sticker van uw kinderzitje. Alle
goedgekeurde kinderzitjes moeten voorzien
zijn een datum van de type-goedkeuring en
de controlemarkering op de sticker. De stic-
ker moet permanent op het kinderzitje zijn
bevestigd. U mag deze sticker niet van het
kinderzitje verwijderen.
WAARSCHUWING!
Zeer gevaarlijk! Plaats een naar achter
gericht kinderzitje niet voor een actieve
airbag. Lees ook de informatiestickers op
de zonneklep en het portiersluitvlak. Acti-
vering van de airbag bij een ongeval kan
leiden tot dodelijk letsel aan de baby,
VEILIGHEID
142
Page 145 of 414
WAARSCHUWING!
ongeacht de ernst van de botsing. Wij
raden u aan kinderen altijd in een kinder-
zitje op de achterbank te voeren, de best
beschermde positie in het geval van een
aanrijding.
"Universele" kinderzitjes
• De afbeeldingen in de volgende paragra-
fen zijn voorbeelden van elk type univer-
seel kinderzitje. Kenmerkende installaties
worden getoond. Installeer altijd uw kin-
derzitje volgens de aanwijzingen van de
fabrikant van het kinderzitje, die meegele-
verd moeten zijn met dit type veiligheids-
systeem.
• Zie de paragraaf "Kinderzitjes installeren
met de veiligheidsgordels" voor de stappen
om de veiligheidsgordel over het kinder-
zitje vast te maken.
• Kinderzitjes met ISOFIX-ankerpunten zijn
beschikbaar om het kinderzitje in de auto
te installeren zonder de veiligheidsgordels
van de auto gebruiken.
klasse 0 en 0+
Veiligheidsdeskundigen raden aan om kinde-
ren zo lang mogelijk tegen de rijrichting in
gericht in het voertuig te vervoeren. Kinderen
tot 13 kg moeten worden vastgegespt in een
naar achteren gericht kinderzitje, zoals afge-
beeld op afbeelding A. Dit type kinderzitje
ondersteunt het hoofd van het kind en oefent
geen kracht uit op de nek bij een plotselinge
vertraging of botsing.Het naar achteren gerichte kinderzitje wordt
tegengehouden door de veiligheidsgordels
van het voertuig, zoals weergegeven op afb.
A. Het kinderzitje beschermt het kind met
zijn eigen vierpuntsgordel.
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit een naar achter gericht kin-
derzitje voor een airbag. Als de frontair-
bag aan de passagierszijde wordt opge-
blazen, kan een kind van 12 of jonger,
maar ook een kind in een kinderzitje
tegen de rijrichting in, ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
• Gebruik alleen een tegen de rijrichting in
geplaatst kinderzitje in een auto met
achterbank.
Afb. A
143
Page 146 of 414
Groep 1
Kinderen met een gewicht tussen 9 kg en
18 kg kunnen worden vervoerd in een naar
voren gericht zitje van klasse 1, zoals afge-
beeld in afb. B. Dit type kinderzitje is ge-
schikt voor oudere kinderen die te groot zijn
voor een kinderzitje van klasse 0 of 0+.
Groep 2
Kinderen met een gewicht van 15 kg tot
25 kg die te groot zijn voor kinderzitjes van
klasse 1, kunnen gebruik maken van een
kinderzitje van klasse 2.
Zoals weergegeven in afb. C, zorgt het kinder-
zitje van klasse 2 ervoor dat de positie van het
kind juist is ten aanzien van de veiligheids-
gordel, zodat de schoudergordel over de borst
van het kind loopt en niet over zijn nek en
zodat de heupgordel strak over het bekken
loopt en niet over de buik.
Groep 3
Kinderen met een gewicht van 22 kg tot
36 kg die lang genoeg zijn om een veilig-
heidsgordel voor volwassenen te gebruiken,
kunnen gebruik maken van een kinderzitje
van klasse 3. Kinderzitjes van klasse 3 zorgen
ervoor dat de heupgordel op het bekken van
het kind rust. Het kind moet lang genoeg zijn,
zodat de schouderriem over zijn borst valt en
niet over zijn nek.
Afb. D toont een voorbeeld van een kinder-
zitje van groep 3 waarin het kind op de juiste
manier op de achterbank zit.
Afb. BAfb. CAfb. D
VEILIGHEID
144
Page 147 of 414
WAARSCHUWING!
• Kinder- of babyzitjes verliezen hun wer-
king wanneer ze onjuist zijn aange-
bracht. Het kan losschieten bij een aan-
rijding. Het kind kan daardoor ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen. Volg
daarom bij het aanbrengen van een kin-
derzitje nauwgezet de aanwijzingen van
de fabrikant.
• Nadat een kinderzitje in het voertuig is
gemonteerd, zet de autostoel niet naar
voren of naar achteren, omdat hierdoor
de bevestigingen van het kinderzitje los
kunnen raken. Verwijder het kinderzitje
voordat de stand van de autostoel wordt
versteld. Wanneer de autostoel is afge-
steld, brengt u het kinderzitje weer aan.
• Wanneer u het kinderzitje niet gebruikt,
zet u het vast met de veiligheidsgordel of
de ISOFIX-ankerpunten, of haalt u het
kinderzitje uit de auto. Laat het zitje
nooit los in de auto liggen. Bij een nood-
stop of ongeval kan het zitje de inzitten-
den of de rugleuningen van de stoelen
raken en ernstig letsel veroorzaken.
145
Page 148 of 414
Geschiktheid van passagiersstoelen voor
universeel gebruik van kinderzitjes
In de volgende tabel is de geschiktheid, vol-
gens de Europese richtlijn 2000/3/EG, van
iedere positie van de passagiersstoel voor het
aanbrengen van universele kinderzitjes afge-
beeld:
GewichtsklasseTabel voor het plaatsen van universeel kinderzitje (of andere plaats)
Voorstoel passagierszijde Achterbank buitenzijde Achterbank midden
Groep 0 - tot 10 kg X U U
Groep 0+ - tot 13 kg X U U
Groep1-9tot18kg X U U
Groep 2 en3-15tot36kg X U U
Legenda voor letters in bovenstaande tabel:
• U = Geschikt voor universele kinderzitjes,
goedgekeurd voor het gewicht.
• UF = Geschikt voor in de rijrichting ge-
plaatste universele kinderzitjes, goedge-
keurd voor deze gewichtsklasse.• L = Geschikt voor speciale kinderzitjes,
vermeld in de bijgevoegde lijst. Deze kin-
derzitjes kunnen behoren tot de catego-
rieën "specifiek voertuig", "beperkt ge-
bruik" of "semi-universeel".
• B = Ingebouwd kinderzitje goedgekeurd
voor de gewichtsklasse.
• X = Zitpositie niet geschikt voor kinderen
in deze gewichtsklasse.
VEILIGHEID
146
Page 149 of 414
Veiligheidsgordels voor oudere kinderen
Kinderen langer dan 1,50 m mogen veilig-
heidsgordels gebruiken in plaats van kinder-
zitjes.
Gebruik deze eenvoudige test van 5 stappen
om te bepalen of de gordel het kind goed past
of nog niet en er een kinderzitje van groep
2 of 3 moet worden gebruikt om de veilig-
heidsgordel beter passend te maken:
1. Kan het kind helemaal naar achteren te-
gen de achterkant van de stoel zitten?
2. Buigen de knieën van het kind comforta-
bel over de voorkant van de stoel - terwijl
het nog steeds helemaal naar achteren
zit?
3. Loopt de schoudergordel over de schouder
van het kind tussen de nek en de arm in?
4. Bevindt het heupgedeelte van de veilig-
heidsgordel zich zo laag mogelijk, en raakt
het de dijbenen van het kind en niet de
maag?
5. Kan het kind gedurende de hele reis in
deze houding blijven zitten?Als het antwoord op een van deze vragen
"nee" is, moet het kind nog een kinderzitje
van groep 2 of 3 gebruiken in deze auto. Als
het kind de driepuntsgordel gebruikt, moet u
regelmatig controleren of de gordel goed past
en moet u controleren of veiligheidsgordel
goed is vastgegespt. Door de bewegingen van
het kind kan de gordel een foutieve positie
aannemen. Als de schoudergordel het gezicht
of de hals raakt, plaats het kind dan verder
naar het midden van de auto, of gebruik een
zitverhoger om te zorgen dat de veiligheids-
gordel goed op het lichaam van het kind rust.
WAARSCHUWING!
Sta nooit toe dat een kind de schoudergor-
del onder de arm door of achter de rug
langs draagt. Bij een botsing beschermt de
schoudergordel een kind niet op de juiste
wijze, wat kan resulteren in ernstig letsel
of zelfs de dood tot gevolg hebben. Een
kind dient altijd zowel het heup- als het
schoudergedeelte van de veiligheidsgordel
correct te dragen.
ISOFIX-systeem voor kinderzitjes
Uw auto is uitgerust met het zogeheten
ISOFIX-bevestigingssysteem voor kinderzitjes.
Met dit systeem kunnen ISOFIX-kinderzitjes
worden geïnstalleerd zonder gebruik van de
veiligheidsgordels. Het ISOFIX-systeem is uit-
gerust met twee lage ankerpunten, die zich aan
de achterzijde van de zitting bevinden, op het
punt waar deze samenkomt met de rugleuning,
en een bovenste ankerpunt achter de zitplaats.
Afb. E
147
Page 150 of 414
Een voorbeeld van een universeel ISOFIX-
kinderzitje voor gewichtsgroep 1 wordt getoond
in afb. E. ISOFIX-kinderzitjes zijn ook beschik-
baar in andere gewichtsgroepen.
Zoeken van de ISOFIX-ankerpunten
De lage verankeringspunten zijn ronde stan-
gen aan de achterzijde van de zitting tegen de
rugleuning, onder de ankerpuntsymbolen op
de rugleuning. Deze zijn nog net zichtbaar
wanneer u tegen de zitting steunt om het
kinderzitje te installeren. U voelt deze stan-
gen wanneer u met uw vinger langs de rand
gaat waar rugleuning en zitting samenkomen.
Ankerpunten zoeken
Er zijn ankerpunten voor de bovenste beves-
tigingsbanden achter elke zitplaats op de
achterbank, op de rugleuning. Om hier bij te
komen, moet u het vloerpaneel met tapijt uit
de rugleuning van de zitting verwijderen. De
ankerpunten voor de bovenste bevestigings-
banden zijn nu zichtbaar.
ISOFIX-kinderzitjes worden uitgerust met een
stijve stang aan elke kant. Ze zijn allebei voor-
zien van een koppelstuk voor bevestiging van
het onderste ankerpunt en een manier om de
aansluiting op het ankerpunt strak te trekken.
In de rijrichting geplaatste kinderzitjes en som-
mige tegen de rijrichting in geplaatste kinder-
zitjes zijn mogelijk ook voorzien van een beves-
tigingsband. De bevestigingsband heeft een
haak aan het uiteinde om aan het bovenste
ankerpunt te bevestigen en een manier om de
riem strak te trekken nadat deze aan het anker-
punt is bevestigd.
ISOFIX middelste zitplaats
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit een kinderzitje in het mid-
den met behulp van het ISOFIX-
systeem. Deze stand is voor geen enkel
type ISOFIX-kinderzitje goedgekeurd.
• Breng uw ISOFIX-kinderzitje niet aan
met behulp van het middelste veranke-
ringspunt. Gebruik de veiligheidsgordel
om een kinderzitje te bevestigen op de
middelste stoel.
Onderste ankerpunten achterbank
Ankerpunten voor bevestigingsbanden
VEILIGHEID
148