JEEP GRAND CHEROKEE 2017 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2017, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2017Pages: 414, PDF Size: 6.11 MB
Page 171 of 414

(AutoStick) staat (naast de stand DRIVE) of
door kort op de schakelflippers (+/-) te druk-
ken, kunt u handmatig de versnelling selec-
teren en wordt de huidige versnelling in de
instrumentengroep weergegeven.
OPMERKING:
Als de schakelhendel niet in de stand PARK,
REVERSE of NEUTRAL kan worden gezet
(indien naar voren gedrukt), dan bevindt deze
zich waarschijnlijk in de stand AutoStick (+/-)
(naast de stand DRIVE). In de AutoStick-
modus wordt de versnelling (1, 2, 3 enz.)
weergegeven in de instrumentengroep. Zet de
schakelhendel naar rechts (in de stand
DRIVE [D]) voor toegang tot PARK, REVERSE
en NEUTRAL.
AutoStick
AutoStick is een interactieve functie, die
handmatig schakelen mogelijk maakt waar-
door u meer controle over de auto krijgt. Met
AutoStick kunt u maximaal remmen op de
motor, ongewenst op- of terugschakelen voor-
komen en de prestaties van de auto verbete-
ren. Met dit systeem heeft u ook meer con-
trole over de auto bij het inhalen, bij hetrijden in de stad, bij glad wegdek, in de
bergen, het trekken van een aanhangwagen
en vele andere situaties.
Bediening
Om de AutoStick-modus te activeren, zet u
de schakelhendel in de stand MANUAL (M)
(naast de stand DRIVE), of drukt u kort op
een van de schakelflippers op het stuur. Als u
kort op de schakelflipper (-) drukt om de
AutoStick-modus te activeren, schakelt de
versnellingsbak terug naar een versnelling
lager, terwijl bij kort drukken op (+) om de
AutoStick-modus te activeren de huidige ver-
snelling behouden blijft. De huidige versnel-
ling wordt weergegeven in de instrumenten-
groep. In de modus AutoStick kunt u de
schakelhendel (in de stand MANUAL) of de
schakelflippers gebruiken om handmatig teschakelen. Als u de schakelhendel naar voren
(-) tikt terwijl deze in de MANUAL (M) staat,
of als u kort op de schakelflipper (-) op het
stuur drukt, schakelt de transmissie naar de
eerstvolgende lagere versnelling. Als u de
hendel naar achteren (+) tikt (of als u kort op
de schakelflipper (+) drukt), wordt opgescha-
keld.
OPMERKING:
De schakelhendels kunnen worden uitge-
schakeld (of naar wens opnieuw worden inge-
schakeld) met de persoonlijke instellingen
van Uconnect, of, bij SRT-modellen, met be-
hulp van rijmodi.
In de modus AutoStick schakelt de versnel-
lingsbak op of terug als de bestuurder hand-
matig (+/-) kiest (met de schakelhendel of de
schakelflippers), tenzij dit leidt tot stotteren
of een te hoog toerental van de motor. De
versnellingsbak blijft in de gekozen versnel-
ling totdat naar een hogere of lagere versnel-
ling wordt geschakeld, met uitzondering van
de onderstaande situaties.
Schakelflippers
169
Page 172 of 414

• De versnellingsbak schakelt automatisch
terug als de snelheid van de auto afneemt
(om stotteren van de motor te voorkomen),
waarbij de huidige versnelling wordt aan-
gegeven.
• De versnellingsbak schakelt automatisch
terug naar de eerste versnelling wanneer
de auto tot stilstand komt. Na stilstand
moet de bestuurder handmatig opschake-
len (+) tijdens het optrekken.
• U kunt vanuit stilstand wegrijden in de
eerste of tweede versnelling (of de derde
versnelling in de groep 4LO, de stand
sneeuw of de stand zand). Als u kort op (+)
drukt (bij stilstand) kunt u wegrijden in de
tweede versnelling. Wegrijden in de
tweede of derde versnelling kan zinvol zijn
als het wegdek glad is door sneeuw of ijs.
• Als door terugschakelen het maximum
motortoerental wordt overschreden, vindt
het terugschakelen niet plaats.• Wanneer de voertuigsnelheid te laag is,
negeert het systeem alle opschakelpogin-
gen.
• Als u de schakelflipper (-) ingedrukt houdt
of de schakelhendel in de stand (-) houdt,
wordt voortdurend teruggeschakeld naar
de laagst mogelijke versnelling bij de hui-
dige snelheid.
• Het schakelen van de transmissie valt
meer op als AutoStick is ingeschakeld.
• Het systeem kan terugkeren naar de auto-
matische schakelmodus als een storing of
oververhitting wordt gedetecteerd.
OPMERKING:
Wanneer Selec-Speed of de afdalingsregeling
(HDC) is ingeschakeld, is de AutoStick niet
actief.U kunt de AutoStick uitschakelen door de
schakelhendel terug te zetten in de stand
DRIVE of door de schakelflipper (+) inge-
drukt te houden (als de schakelhendel al in
de stand DRIVE staat) totdat opnieuw de
indicatie "D" wordt weergegeven in de instru-
mentengroep. U kunt AutoStick op elk mo-
ment in- of uitschakelen zonder dat u uw voet
van het gaspedaal hoeft te nemen.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. De aangedreven wie-
len kunnen hun grip verliezen, waardoor
de auto in een slip kan raken, wat een
aanrijding of persoonlijk letsel tot gevolg
kan hebben.
STARTEN EN RIJDEN
170
Page 173 of 414

SPORTMODUS — INDIEN
AANWEZIG
Uw auto is uitgerust met een Sportmodus-
functie. Deze modus is een instelling van de
configuratie voor sportief rijgedrag. De motor,
transmissie en stuurinrichting worden alle-
maal insteld op SPORT. De Sportmodus zorgt
voor betere gaspedaalrespons en aangepast
schakelen voor een betere rijbeleving enmaximaal stuurgevoel. Deze modus kan wor-
den in- en uitgeschakeld door op de knop
Sport op de rij schakelaars op het instrumen-
tenpaneel te drukken.
WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac I —
indien aanwezig
De Quadra-Trac I is een tussenbak met één
groep (alleen hoge gearing), die zorgt voor
handige permanente vierwielaandrijving. Ver-
eist geen handelingen van de bestuurder. Het
Brake Traction Control (BTC) systeem, dat
een combinatie is van het standaard ABS en
traction control, biedt weerstand aan een wiel
dat doorslipt waardoor extra koppel wordt
gestuurd naar de wielen met tractie.
OPMERKING:
Het Quadra-Trac I systeem niet geschikt is voor
omstandigheden waarin de groep 4WD LOW
wordt aanbevolen. Raadpleeg de paragraaf
"Tips voor terreinrijden" in het hoofdstuk "Star-
ten en rijden" voor meer informatie hierover.
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac II —
indien aanwezig
De Quadra-Trac II tussenbak is volautoma-
tisch in de 4WD AUTO-modus voor normaal
rijden. De Quadra-Trac II tussenbak heeft
drie standen:
• 4WD HI
• NEUTRAL
• 4WD LOW
Deze tussenbak is volautomatisch in de 4WD
HI-modus.
Als extra tractie is vereist dan kan de 4WD
LOW-stand worden gebruikt om de aandrijf-
assen vóór en achter samen te vergrendelen
en de voor- en achterwielen te dwingen om
met dezelfde snelheid te draaien. De stand
4WD LOW is uitsluitend bedoeld voor een
onverhard of glad wegdek. Rijden in de stand
4WD LOW op droge, verharde wegen kan
leiden tot overmatige slijtage van de banden
en schade aan de onderdelen van de aandrijf-
lijn.
Toets Sportmodus
171
Page 174 of 414

Wanneer u bij een bepaalde rijsnelheid in
4WD LOW rijdt, is het motortoerental circa
driemaal zo hoog als het motortoerental in de
stand 4WD HI. Laat de motor niet met te
hoge toerentallen draaien en rijd niet sneller
dan 40 km/u (25 mph).
Voor een juist gebruik van voertuigen met
vierwielaandrijving moeten alle banden van
hetzelfde type zijn en dezelfde maat en om-
trek hebben. Het gebruik van verschillende
banden beïnvloedt het schakelgedrag en kan
de tussenbak beschadigen.
Aangezien vierwielaandrijving de tractie verbe-
tert, heeft men de neiging de veilige snelheden
voor bochten en stoppen te overschrijden. Rij
niet harder dan de verkeersomstandigheden
toelaten.
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
staat en de handrem niet helemaal is aan-
getrokken, kunnen u of anderen (dodelijk)
gewond raken. In de stand NEUTRAL van
de tussenbak wordt het contact met de
WAARSCHUWING!
aandrijflijn van zowel de aandrijfas voor
als achter verbroken, zodat de auto kan
rollen, zelfs als de versnellingsbak in de
stand PARK is gezet. De handrem moet
altijd aangetrokken zijn als de bestuurder
niet in de auto zit.
Schakelstanden
Voor meer informatie over het gebruik van
elke stand van het 4WD-systeem, zie onder-
staande informatie:
4WD AUTO
Deze stand wordt gebruikt op oppervlakten
zoals ijs, sneeuw, grint, zand en op een droog
wegdek.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Selec-Terrain — in-
dien aanwezig" in dit hoofdstuk voor meer
informatie over de verschillende instellingen
en het bedoelde gebruik.
NEUTRAL
In deze groep wordt de aandrijflijn losgekop-
peld van de aandrijving. Hij wordt gebruikt
om achter een andere auto te slepen met alle
wielen aan de grond. Raadpleeg de paragraaf
"Slepen achter een camper" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer informatie
hierover.
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
staat en de handrem niet helemaal is aan-
getrokken, kunnen u of anderen (dodelijk)
gewond raken. In de stand NEUTRAL van
de tussenbak wordt het contact met de
aandrijflijn van zowel de aandrijfas voor
als achter verbroken, zodat de auto kan
rollen, zelfs als de versnellingsbak in de
stand PARK is gezet. De handrem moet
altijd aangetrokken zijn als de bestuurder
niet in de auto zit.
STARTEN EN RIJDEN
172
Page 175 of 414

4WD LOW
Deze groep is bedoeld voor vierwielaandrij-
ving met lage snelheid. Hij zorgt voor een
grotere overbrengingsverhouding waardoor er
meer koppel aan zowel de voor- als achterwie-
len kan worden geleverd en daarmee extra
tractie en maximale trekkracht, uitsluitend
op onverharde, gladde wegen. Rijd niet snel-
ler dan 40 km/u (25 mph).
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Selec-Terrain — in-
dien aanwezig" voor meer informatie over de
verschillende instellingen en het bedoelde
gebruik.
Schakelprocedures
Vierwielaandrijving HI (HOOG) naar Vier-
wielaandrijving LOW (LAAG)
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u (0 en 3 mph), als de contactschake-
laar in de stand ON staat of als de motor
loopt, schakelt u de transmissie naar "N" en
drukt u één keer op de knop “4WD LOW” op
de tussenbakschakelaar. Het controlelampje“4WD LOW” in de instrumentengroep gaat
knipperen en blijft branden wanneer het
schakelen is voltooid.
OPMERKING:
Als schakelcondities/blokkeringen niet wor-
den bereikt, of er een beschermingsconditie
voor de motortemperatuur van de tussenbak
aanwezig is, gaat het bericht "For 4x4 Low
Slow Below 3 mph (5 km/h) Put Trans in N
Press 4 Low" (voor 4x4 laag langzaam onder
5 km/u (3 mph), zet versnelling in N, druk op
4 Low) knipperen in het display in de instru-
mentengroep. Raadpleeg de paragraaf "Dis-play in de instrumentengroep" in het hoofd-
stuk "Uw Instrumentenpaneel leren kennen"
voor meer informatie hierover.
4WD LOW naar 4WD HI
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u (0 en 3 mph), als de contactschake-
laar in de stand ON staat of als de motor
loopt, schakelt u de transmissie naar NEU-
TRAL en drukt u één keer op de knop “4WD
LOW” op de tussenbakschakelaar. Het con-
trolelampje “4WD LOW” op de instrumenten-
groep gaat knipperen en dooft nadat het
schakelen is voltooid.
OPMERKING:
• Als schakelcondities/blokkeringen niet
worden bereikt, of er een beschermings-
conditie voor de motortemperatuur van de
tussenbak aanwezig is, gaat het bericht
"For 4x4 High Slow Below 3 mph (5 km/h)
Put Trans in N push 4 Low" (Voor 4x4 hoog
langzaam onder 5 km/u (3 mph), zet ver-
snelling in N, druk op 4 Low) knipperen in
het display in de instrumentengroep.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de
Tussenbakschakelaar
173
Page 176 of 414

instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw
Instrumentenpaneel leren kennen" voor
meer informatie hierover.
• Het is mogelijk om naar en uit 4WD LOW
te schakelen als de auto helemaal stil-
staat; er kunnen echter problemen ont-
staan omdat de koppelingstanden dan
mogelijk niet goed zijn uitgelijnd. Mogelijk
moet u een aantal schakelpogingen doen
om de koppelingstanden uit te lijnen en de
overschakeling te voltooien. De beste me-
thode is tijdens het rollen van de auto
tussen de 0 en de 5 km/u (0 tot 3 mph).
Als de auto sneller rijdt dan 5 km/u dan
verhindert de tussenbak het schakelen.
Naar de stand NEUTRAL (N) schakelen
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
(N) staat en de handrem niet helemaal is
aangetrokken, kunnen u of anderen (dode-
lijk) gewond raken. In de NEUTRAL-stand
(N) wordt het contact met de aandrijflijn
van zowel de aandrijfas voor als achter
WAARSCHUWING!
verbroken, zodat de auto in beweging kan
komen, zelfs als de versnellingsbak in de
stand PARK is gezet. De handrem moet
altijd aangetrokken zijn als de bestuurder
niet in de auto zit.
1. Breng het voertuig volledig tot stilstand,
terwijl de motor draait.
2. Houd het rempedaal ingetrapt.
3. Schakel de versnellingsbak in NEUTRAL.
4. Als het voertuig is uitgerust met Quadra-
Lift luchtvering, controleert u of het voer-
tuig op de normale rijhoogte is ingesteld.
5. Gebruik een balpen of soortgelijk voor-
werp en houd daarmee gedurende vier
seconden de verzonken knop NEUTRAL
(N) van de tussenbak (deze bevindt zich
bij de modusschakelaar) ingedrukt. Het
lampje achter het NEUTRAL (N)-symbool
gaat knipperen om aan te geven dat wordt
geschakeld. Het lampje stopt met knippe-
ren (en blijft branden) nadat het schake-
len naar NEUTRAAL (N) voltooid is. De
melding "NEUTRAL" (neutraal) verschijntop het display in de instrumentengroep.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de
instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw
Instrumentenpaneel leren kennen" voor
meer informatie hierover.
6. Nadat het schakelen voltooid is en het
NEUTRAL (N)-lampje blijft branden, laat
u de knop NEUTRAL (N) los.
7. Schakel de versnellingsbak in REVERSE
(achteruit).
8. Laat het rempedaal gedurende vijf secon-
den los en zorg ervoor dat de auto niet
gaat rollen.
NEUTRAAL (N)-schakelaar
STARTEN EN RIJDEN
174
Page 177 of 414

OPMERKING:
Als schakelcondities/vergrendelingen niet
worden bereikt, gaat het bericht "To Tow Ve-
hicle Safely, Read Neutral Shift Procedure in
Owners Manual" (lees schakelprocedure voor
neutraal in gebruikershandleiding om voer-
tuig veilig te slepen) knipperen in het display
in de instrumentengroep. Raadpleeg de para-
graaf "Display in de instrumentengroep" in
het hoofdstuk "Uw Instrumentenpaneel leren
kennen" voor meer informatie hierover.
Uit de stand NEUTRAAL (N) schakelen
Gebruik de volgende procedure om uw voer-
tuig voor te bereiden op normaal gebruik.
1. Breng het voertuig volledig tot stilstand.
2. Trek de handrem stevig aan.
3. Start de motor.
4. Houd het rempedaal ingetrapt.
5. Schakel de versnellingsbak in NEUTRAL.6. Gebruik een balpen of soortgelijk voor-
werp en houdt daarmee gedurende één
seconde de verzonken knop NEUTRAL (N)
van de tussenbak (bevindt zich bij de
modusschakelaar) ingedrukt.
7. Wanneer het NEUTRAL (N)-lampje uit-
gaat, laat u de NEUTRAL (N)-knop los.
8. Nadat de knop NEUTRAL (N) is losgela-
ten, schakelt de tussenbak naar de stand
die wordt aangegeven door de
modusschakelaar.
Quadra-Drive II-systeem — indien
aanwezig
Het optionele Quadra-Drive II systeem is uitge-
rust met twee koppeloverbrengingskoppelin-
gen. De koppelingen bevatten een achteras
met elektronisch beperkt slipdifferentieel
(ELSD) en de Quadra-Trac II tussenbak. De
optionele ELSD-as is volledig automatisch en
vereist geen input van de bestuurder. Onder
normale rijomstandigheden werkt het systeem
als een standaard as die het koppel gelijkmatig
verdeeld over de linker en de rechter wielen. Bij
een tractieverschil tussen de linker en de rech-
ter wielen detecteert de koppeling een snel-
heidsverschil. Wanneer één wiel sneller gaat
draaien dan het andere wordt het koppel van
het wiel met de minste tractie automatisch
overgebracht naar het wiel met tractie. Hoewel
de tussenbak en de askoppeling qua ontwerp
verschillen, werken ze hetzelfde. Raadpleeg de
informatie over het schakelen van een Quadra-
Trac II tussenbak voorafgaand aan dit hoofd-
stuk.
NEUTRAAL (N)-schakelaar
175
Page 178 of 414

QUADRA-LIFT — INDIEN
AANWEZIG
Omschrijving
Het Quadra-Lift-luchtveringssysteem zorgt
voor continue niveauregeling naast de moge-
lijkheid om met een druk op de knop de
hoogte van het voertuig aan te passen. Het
voertuig wordt automatisch omhoog en om-
laag gebracht om de rijhoogte aan te passen
aan de rijomstandigheden. Bij hogere snelhe-
den wordt het voertuig omlaag gebracht naar
een aerodynamische rijhoogte en bij terrein-
rijden wordt het voertuig dienovereenkomstig
omhoog gebracht. Met de toetsen nabij de
terreinschakelaar in de middenconsole kan
de voorkeursinstelling voor de rijhoogte wor-
den ingesteld afgestemd op de omstandighe-
den.
•Normale rijhoogte (NRH)– Dit is de stan-
daardinstelling van de vering en is bedoeld
voor normaal rijden.•Terreinrijden 1 (OR1) (verhoogt het voertuig
ongeveer 28 mm (1,1 inch))– Dit is de
voorkeursinstelling voor al het terreinrij-
den totdat OR2 wordt geselecteerd. Deze
instelling resulteert in een soepeler en
comfortabeler rijden. Druk vanuit de stand
NRH eenmaal op de toets "UP" (omhoog)
terwijl de voertuigsnelheid lager is dan
61 km/u (38 mph). Als in de stand OR1 de
voertuigsnelheid gedurende langer dan
20 seconden tussen 64 km/u (40 mph) en
80 km/u (50 mph) blijft, of als de voer-
tuigsnelheid hoger wordt dan 80 km/u
(50 mph), wordt het voertuig automatisch
verlaagd naar de stand NRH. Raadpleeg
de paragraaf “Tips voor het rijden" in het
hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer
informatie.
•Terreinrijden 2 (OR2) (verhoogt het voertuig
ongeveer 55 mm (2,2 inch))– Deze stand
wordt gebruikt als tijdens het terreinrijden
de maximale bodemspeling is vereist. Om
OR2 in te stellen, drukt u vanuit de stand
NRH tweemaal op de toets "UP" (omhoog)
of vanuit de stand OR1 eenmaal, terwijl de
voertuigsnelheid lager is dan 32 km/u
(20 mph). Als in de stand OR2 de voer-
Selec-Terrain schakelaar
1 — Toets UP (omhoog)
2 — Toets DOWN (omlaag)
3 - Controlelampje Instappen/
uitstappen (kan door de klant worden
geselecteerd)
4 - Controlelampje Normale rijhoogte
(kan door de klant worden geselecteerd)
5 - Controlelampje Terreinrijden 1 (kan
door de klant worden geselecteerd)
6 - Controlelampje Terreinrijden 2 (kan
door de klant worden geselecteerd)
STARTEN EN RIJDEN
176
Page 179 of 414

tuigsnelheid hoger wordt dan 40 km/u
(25 mph), wordt de voertuighoogte auto-
matisch verlaagd naar de stand OR1.
Raadpleeg de paragraaf “Tips voor het
rijden" in het hoofdstuk "Starten en rijden"
voor meer informatie.
•Aero-modus (verlaagt het voertuig ongeveer
15 mm (0,6 inch))– Deze stand verbetert
de aerodynamica door het voertuig te ver-
lagen. De stand Aero wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de auto langer dan
20 seconden tussen de 83 km/u en
90 km/u (52 mph en 56 mph) rijdt of als
de auto sneller dan 90 km/u (56 mph)
gaat rijden. Het voertuig keert terug vanuit
de stand Aero naar de stand NRH wanneer
de voertuigsnelheid gedurende langer dan
20 seconden tussen 32 km/u (20 mph) en
40 km/u (25 mph) blijft, of de voertuig-
snelheid lager wordt dan 32 km/u
(20 mph). Het voertuig wordt ongeacht de
voertuigsnelheid in de stand Aero gezet,
wanneer het voertuig zich in de "SPORT"
bevindt.•Instappen/uitstappen (Entry/Exit) (verlaagt
het voertuig ongeveer 40 mm (1,6 inch))–
Deze stand verlaagt het voertuig zodat
passagiers gemakkelijker kunnen in- en
uitstappen en verlaagt de achterkant van
het voertuig voor gemakkelijker in- en uit-
laden. Om de stand Instappen/uitstappen
in te stellen, drukt u eenmaal op de toets
"DOWN" (omlaag) terwijl de voertuigsnel-
heid lager is dan 40 km/u (25 mph). Zodra
de voertuigsnelheid lager is dan 24 km/u
(15 mph), begint de voertuighoogte af te
nemen. Als de voertuigsnelheid gedu-
rende langer dan 60 seconden tussen
24 km/u (15 mph) en 40 km/u (25 mph)
blijft, of als de voertuigsnelheid hoger
wordt dan 40 km/u (25 mph), wordt het
instellen van de stand Instappen/
uitstappen geannuleerd. Om de stand
Instappen/uitstappen te verlaten, drukt u
vanuit de stand Instappen/uitstappen een-
maal op de knop "Omhoog" of rijdt u met
het voertuig sneller dan 24 km/u
(15 mph).OPMERKING:
Automatisch verlagen van het voertuig in de
stand Instappen/uitstappen kan worden inge-
schakeld via de Uconnect Radio met aan-
raakscherm. Als deze stand is ingeschakeld,
wordt het voertuig alleen verlaagd als de
schakelhendel in de stand "PARK" staat, het
terrein-schakelaar in de stand "AUTO" staat,
de tussenbak in de stand "AUTO" staat, en de
niveauregeling van het voertuig in de stand
Normaal of Aero staat. Het voertuig zal niet
automatisch worden verlaagd als de luchtve-
ring in de stand Terreinrijden 2 of Terreinrij-
den 1 staat. Als het voertuig is uitgerust met
een inbraakdiefstalmodule (ITM), wordt het
verlagen onderdrukt wanneer het contact uit-
geschakeld is en het portier open is om te
voorkomen dat het alarm afgaat.
De Selec-Terrain-schakelaar stelt het voertuig
automatisch in op de juiste rijhoogte aan de
hand van de stand van de Selec-Terrain-
schakelaar. De hoogte kan worden veranderd
vanuit de Selec-Terrain-standaardinstelling
door normaal gebruik van de knoppen van het
luchtveringssysteem. Raadpleeg de para-
graaf "Selec-Terrain" in het hoofdstuk "Star-
ten en rijden" voor meer informatie hierover.
177
Page 180 of 414

Voor alle veranderingen aan het systeem
moet de motor draaien. Voor het verlagen van
het voertuig moeten alle portieren, inclusief
de achterklep, gesloten zijn. Als een portier
wordt geopend op enig moment terwijl het
voertuig wordt verlaagd, wordt het verlagen
pas voltooid nadat het geopende portier weer
gesloten is.
Het Quadra-Lift-luchtveringssysteem maakt
gebruik van een verhogings-/verlagingspatroon
dat voorkomt dat de koplampen tegenliggers
verblindt. Bij het verhogen van het voertuig,
gaat eerst de achterkant van het voertuig om-
hoog en daarna de voorkant. Bij het verlagen
van het voertuig, gaat eerst de voorkant omlaag
en daarna de achterkant.
Nadat de motor is uitgezet, kunt u merken
dat het luchtveringssysteem kort werkt. Dit is
normaal. Het systeem corrigeert de stand van
het voertuig zodat het er goed uitziet.
Om het monteren van het reservewiel te ver-
gemakkelijken heeft het Quadra-Lift-
luchtveringssysteem een functie waarin de
automatische niveauregeling wordt uitge-schakeld. Raadpleeg de paragraaf "Instellin-
gen van Uconnect" in het hoofdstuk "Multi-
media" voor meer informatie.
OPMERKING:
Indien uitgerust met een radio met aanraak-
scherm, moeten het inschakelen/
uitschakelen van alle standen van de lucht-
vering worden gedaan via de radio.
Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia"
voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Het luchtveringssysteem gebruikt pers-
lucht om het systeem te bedienen. Neem
contact op met uw erkende dealerbedrijf
voor service, teneinde persoonlijk letsel of
schade aan het systeem te voorkomen.
Standen van de luchtvering
Het luchtveringssysteem heeft meerdere
standen om het systeem te beschermen in
unieke situaties:Stand Band/krik
Om het monteren van het reservewiel te ver-
gemakkelijken heeft het luchtveringssysteem
een functie waarin de automatische niveau-
regeling wordt uitgeschakeld. Raadpleeg de
paragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" voor meer informa-
tie.
OPMERKING:
Deze stand is bedoeld om te worden inge-
schakeld met draaiende motor.
Auto Entry/Exit Mode (modus automatisch in-/
uitstappen)
Om te helpen bij het in- en uitstappen, is het
luchtveringssysteem uitgerust met een func-
tie die het voertuig automatisch verlaagt tot
de instap-/uitstaphoogte. Raadpleeg de para-
graaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" voor meer informa-
tie.
OPMERKING:
Deze stand is bedoeld om te worden inge-
schakeld met draaiende motor.
STARTEN EN RIJDEN
178