JEEP GRAND CHEROKEE 2017 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2017, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2017Pages: 414, PDF Size: 6.11 MB
Page 131 of 414

De automatische blokkeerfunctie uitschakelen
Maak de gesp van de driepuntsgordel los en
laat de gordel helemaal terugrollen om zo au-
tomatische blokkeerfunctie uit te schakelen en
de normale blokkering weer te activeren.
WAARSCHUWING!
•Laat het gordelmechanisme vervangen als
het schakelbare automatisch blokkerend
oprolmechanisme of een andere functie
van de veiligheidsgordels niet correct
werkt bij een controle volgens de procedu-
res in de onderhoudshandleiding.
•Als u het gordelmechanisme niet laat ver-
vangen wanneer dat nodig is, verhoogt u
de kans op letsel bij aanrijdingen.
• Gebruik niet de automatische blokkeer-
functie ter bescherming van inzittenden
die de veiligheidsgordel dragen of kinde-
ren die zitverhogers gebruiken. De ver-
grendelde modus wordt alleen gebruikt
om in de rijrichting of tegen de rijrich-
ting in gerichte kinderzitjes te installe-
ren die een tuig hebben voor het vastzet-
ten van het kind.
Extra actieve hoofdsteunen
Deze hoofdsteunen zijn passieve componen-
ten die kunnen worden geactiveerd. Auto's
met dit systeem kunnen niet eenvoudigweg
aan de hand van markeringen worden geïden-
tificeerd, maar alleen door visuele inspectie
van de hoofdsteun. De hoofdsteun zal zich in
twee helften splitsen; de voorste helft bestaat
uit zacht schuim en bekleding en de achter-
ste helft uit decoratief kunststof.
Werking van de actieve hoofdsteunen
De controller van het veiligheidssysteem voor
inzittenden (ORC) bepaalt afhankelijk van de
kracht of van het type botsing van achteren of
de actieve hoofdsteunen (AHR) moeten worden
geactiveerd. Als activering noodzakelijk is bij
een botsing van achteren, worden de actieve
hoofdsteunen van zowel de bestuurders- als
passagiersstoel geactiveerd.Wanneer de actieve hoofdsteunen tijdens een
botsing van achteren worden geactiveerd,
schuift de voorste helft van de actieve hoofd-
steun naar voren om de afstand tussen het
achterhoofd van de inzittende en de actieve
hoofdsteun zo klein mogelijk te maken. Dit
systeem is ontworpen om bij bepaalde botsin-
gen van achteren het risico van letsel bij de
bestuurder en voorpassagier te voorkomen of te
verlagen.
OPMERKING:
De actieve hoofdsteunen kunnen wel of niet
geactiveerd worden bij een frontale botsing of
een botsing van opzij. Als echter tijdens een
frontale botsing een secundaire botsing van
achteren plaatsvindt, kunnen de actieve
hoofdsteunen (AHR) worden geactiveerd
naargelang de kracht of van het type botsing.
129
Page 132 of 414

Onderdelen van de actieve hoofdsteunen (AHR):WAARSCHUWING!
• Alle inzittenden, inclusief de bestuur-
der, mogen het voertuig niet besturen en
niet in het voertuig zitten totdat de
hoofdsteunen in de juiste stand staan
om het risico op nekletsel bij een aanrij-
ding te minimaliseren.
• Leg geen voorwerpen zoals jassen, stoel-
hoezen of draagbare dvd-spelers over de
hoofdsteunen. Deze voorwerpen kunnen
bij botsingen de werking van de actieve
hoofdsteunen belemmeren en leiden tot
ernstig of zelfs dodelijk letsel.
• Actieve hoofdsteunen kunnen geacti-
veerd worden als ze geraakt worden,
bijvoorbeeld door een hand, voet of losse
voorwerpen. Om ongewenste activering
van de actieve hoofdsteun te voorko-
men, dienen alle voorwerpen veilig te
worden opgeborgen, aangezien losse
WAARSCHUWING!
voorwerpen in aanraking kunnen komen
met de actieve hoofdsteun wanneer er
plotseling moet worden geremd. Als aan
deze waarschuwing geen gehoor wordt
gegeven, kan persoonlijk letsel het ge-
volg zijn als de actieve hoofdsteun geac-
tiveerd wordt.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Actieve hoofdsteu-
nen" in het hoofdstuk "Uw voertuig leren
kennen" voor meer informatie over het correct
afstellen en positioneren van de hoofdsteu-
nen.
Actieve hoofdsteunen terugstellen
Wanneer de actieve hoofdsteunen tijdens een
aanrijding worden geactiveerd, zal de voorste
helft van de hoofdsteun naar voren worden
uitgeschoven en worden gescheiden van de
achterste helft van de hoofdsteun. Ga niet
met de auto rijden nadat de actieve hoofd-
steunen zijn uitgeschoven. De hoofdsteun
Onderdelen van de actieve hoofdsteunen
1 — Voorste helft van de hoofdsteun
(zacht schuim en bekleding)
2 — Achterste helft van de hoofdsteun
(
decoratief kunststof aan de achterzijde)
3—Geleidestangen van de hoofdsteunen
4 — Rugleuning
VEILIGHEID
130
Page 133 of 414

moet worden gereset naar de oorspronkelijke
stand om de inzittenden de beste bescher-
ming te bieden bij alle soorten aanrijdingen.
Een erkende FCA US LLC-dealer moet de
actieve hoofdsteunen voor de bestuurder en
de voorpassagier resetten voordat u gaat rij-
den. Pogingen om de actieve hoofdsteunen
zelf te resetten kunnen leiden tot beschadi-
ging van de actieve hoofdsteunen, waardoor
hun werking negatief kan worden beïnvloed.WAARSCHUWING!
Geactiveerde actieve hoofdsteunen kun-
nen u niet bij alle soorten aanrijdingen
optimaal beschermen. Laat geactiveerde
actieve hoofsteunen onmiddellijk door een
erkende dealer resetten.
Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)
Sommige van de in dit hoofdstuk beschreven
veiligheidsvoorzieningen behoren voor be-
paalde modellen mogelijk tot de stan-
daarduitrusting en zijn optioneel voor andere
modellen. Vraag het bij twijfel aan uw er-
kende dealer.
Het airbagsysteem moet gereed zijn om u te
beschermen bij een aanrijding. De controller
van het beschermingssysteem voor inzitten-
den (ORC) controleert de interne circuits en
de bedrading van de elektrische componen-
ten van het airbagsysteem. Uw voertuig is
mogelijk uitgerust met de volgende compo-
nenten van het airbagsysteem:
Componenten van het airbagsysteem
• Controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden
• Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
• Stuurwiel en stuurkolom
• Instrumentenpaneel
• Kniebescherming
• Bestuurders- en passagiersairbags
• Aanvullende zijairbags
• Aanvullende knie-airbags
• Sensoren voor frontale en zijdelingse bot-
singen
• Gordelspanners
• Gespsluitingschakelaar voor veiligheids-
gordels
Actieve hoofdsteunen geactiveerd
131
Page 134 of 414

Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden (ORC) bewaakt de ge-
reedheid van de elektronische onderdelen
van het airbagsysteem wanneer de contact-
schakelaar in de stand START of ON/RUN
staat. Als het contactslot in de stand OFF of
ACC staat, is het airbagsysteem niet inge-
schakeld en zullen de airbags niet worden
opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) beschikt over een
reservevoeding, waardoor de airbags ook ge-
activeerd kunnen worden wanneer de accu
leeg is of is losgekoppeld.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden schakelt het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem aan in
het instrumentenpaneel voor een zelftest ge-
durende vier tot acht seconden, wanneer de
contactschakelaar voor het eerst in de stand
ON/RUN wordt gezet. Na de zelftest gaat het
waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem uit. Als de controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden een storing inhet systeem detecteert, gaat het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem knippe-
ren of continu branden. Een enkel geluidssig-
naal klinkt om u te waarschuwen wanneer het
lampje weer gaat branden na de eerste keer
starten.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bevat ook diagnosefuncties
die het waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem in het instrumentenpaneel laten
branden wanneer een storing wordt geconsta-
teerd die het airbagsysteem zou kunnen beïn-
vloeden. De diagnose meldt eveneens de aard
van het defect. Omdat het airbagsysteem
zodanig is ontworpen dat het geen onderhoud
vergt, raden wij u aan onmiddellijk een er-
kende dealer te raadplegen wanneer een van
de volgende problemen zich voordoet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat niet vier tot acht seconden
branden nadat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt
gezet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem blijft branden na de periode van
vier tot acht seconden.• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat af en toe branden of blijft
branden tijdens het rijden.
OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of andere
meters voor motorfuncties niet werken, is het
mogelijk dat ook de controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzittenden niet werkt. In
deze toestand zijn de airbags mogelijk niet
gereed om u te beschermen. Laat het airbag-
systeem onmiddellijk controleren door een
erkende dealer.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instrumentenpa-
neel negeert, kan dat betekenen dat het
airbagsysteem u bij een aanrijding niet
beschermt. Als het lampje niet gaat bran-
den tijdens de gloeilampcontrole wanneer
u de contactsleutel omdraait, blijft bran-
den nadat u de auto hebt gestart of gaat
branden tijdens het rijden, dient u het
defect onmiddellijk door uw erkende dea-
ler te laten repareren.
VEILIGHEID
132
Page 135 of 414

Redundant airbagwaarschuwingslampje
Als er bij het airbagwaarschuwingslampje een
storing wordt gedetecteerd die van invloed kan
zijn op het aanvullend veiligheidssysteem
(SRS), gaat het redundant airbagwaarschu-
wingslampje op het instrumentenpaneel bran-
den. Het redundant airbagwaarschuwings-
lampje blijft branden tot de storing is
verholpen. Bovendien klinkt er een geluidssig-
naal om u erop te wijzen dat het redundant
airbagwaarschuwingslampje brandt en er een
storing is gedetecteerd. Als het redundant air-
bagwaarschuwingslampje met tussenpozen
gaat branden of blijft branden tijdens het rij-
den, laat dan onmiddellijk uw voertuig door
een erkende dealer controleren. Raadpleeg
"Waarschuwings-/controlelampjes en meldin-
gen" in het hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel
leren kennen" van deze handleiding voor meer
informatie over het redundante airbagwaar-
schuwingslampje.
Frontairbags
Dit voertuig heeft frontairbags en driepuntsgor-
dels voor zowel de bestuurder als de voorpas-
sagier. De frontairbags vormen een aanvullingop de veiligheidsgordels. De bestuurdersfron-
tairbag bevindt zich in het midden van het
stuurwiel. De passagiersfrontairbag bevindt
zich in het instrumentenpaneel, boven het
handschoenenkastje. De airbagpanelen zijn
voorzien van het opschrift SRS AIRBAG of
AIRBAG.
WAARSCHUWING!
• Als u tijdens het activeren van de front-
airbag te dicht op het stuur of bij het
instrumentenpaneel zit, kunt u ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen. Airbags
hebben ruimte nodig om te worden op-
geblazen. Ga achterover zitten en strek
uw armen zodanig dat u comfortabel het
stuur en het instrumentenpaneel kunt
bedienen.
• Plaats nooit een naar achter gericht kin-
derzitje voor een airbag. Als de frontair-
bag aan de passagierszijde wordt opge-
blazen, kan een kind van 12 of jonger,
maar ook een kind in een kinderzitje
tegen de rijrichting in, ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
• Gebruik alleen een tegen de rijrichting in
geplaatst kinderzitje in een auto met
achterbank.
Locaties van de frontairbags en
kniebescherming
1 — Frontairbags voor bestuurder en
passagier
2—
Kniebescherming voor de passagier
3 — Kniebescherming / aanvullende
knie-airbag voor de bestuurder
133
Page 136 of 414

Kenmerken frontairbag bestuurders- en
passagierszijde
Het geavanceerde frontairbagsysteem bestaat
uit airbags aan de bestuurderszijde en aan de
passagierszijde die in meerdere stadia worden
geactiveerd. Dit systeem reageert overeenkom-
stig de kracht en de aard van de botsing die
worden vastgesteld door de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden. Deze
controller ontvangt informatie van de sensoren
voor frontale botsingen (indien aanwezig) of
van andere systeemcomponenten.
Het eerste opblaasmechanisme wordt onmid-
dellijk geactiveerd bij een botsing waarbij
gebruik van de airbags noodzakelijk is. Een
geringe opblazing wordt toegepast voor min-
der zware botsingen. Bij zwaardere botsingen
wordt een krachtiger opblazing toegepast.
Deze auto is mogelijk uitgerust met een ge-
spsluitingsschakelaar voor de veiligheidsgor-
del voor de bestuurders- en/of de voorpassa-
giersstoel die registreert of de gordel is
vastgegespt. Met deze gespsluitingschake-
laar kan het niveau worden aangepast waar-
mee de geavanceerde frontairbags worden
opgeblazen.
WAARSCHUWING!
• Er mogen geen voorwerpen op of nabij
het airbagpaneel op het instrumenten-
paneel of het stuur worden geplaatst,
omdat deze letsel kunnen veroorzaken
bij botsingen waarbij de airbag wordt
opgeblazen.
• Plaats niets op of rond de airbagpanelen
en probeer deze nooit handmatig te ope-
nen. Anders is het mogelijk dat u de
airbags beschadigt. Bovendien kunt u
letsel oplopen doordat de airbags moge-
lijk niet meer functioneren. De be-
schermpanelen van de airbagkussens
gaan alleen open als de airbags worden
opgeblazen.
• Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De airbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de
juiste wijze te beschermen. Bij sommige
aanrijdingen worden de airbags niet op-
geblazen. Draag uw veiligheidsgordels
altijd, ook als uw auto is uitgerust met
airbags.
Werking frontairbags
De frontairbags zijn ontworpen om extra be-
scherming te bieden als aanvulling op de
veiligheidsgordels. Frontairbags zijn niet be-
doeld voor het verminderen van het risico op
letsel bij botsingen van achteren, botsingen
van opzij of over de kop slaan. De frontair-
bags worden niet bij alle frontale botsingen
geactiveerd. Dit geldt ook voor sommige fron-
tale botsingen die ernstige schade aan het
voertuig tot gevolg hebben, zoals bepaalde
aanrijdingen tegen palen, aanrijdingen waar-
bij de auto onder een vrachtwagen terecht-
komt en aanrijdingen onder een hoek.
Daarentegen kunnen frontairbags, afhanke-
lijk van de aard van de botsing en de plaats
waar het voertuig wordt geraakt, opgeblazen
worden bij aanrijdingen die geringe schade
aan de voorkant van het voertuig tot gevolg
hebben, maar die aanvankelijk een grote af-
name van de snelheid veroorzaken.
VEILIGHEID
134
Page 137 of 414

Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de nood-
zaak van het wel of niet opblazen van een
airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen
noodzakelijk voor uw bescherming en om uw
lichaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (OCR) zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een botsing
wordt gedetecteerd waarbij de frontairbags
moeten worden geactiveerd. Een grote hoe-
veelheid niet-giftig gas wordt gegenereerd om
de frontairbags op te blazen.
Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op
de rechterbovenzijde van het instrumenten-
paneel komen los en worden verwijderd ter-
wijl de airbags volledig worden opgeblazen.
De frontairbags worden binnen een oogwenk
volledig opgeblazen. De frontairbags lopen
vervolgens snel leeg terwijl ze de bestuurder
en de voorpassagier bescherming bieden.Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën van de
bestuurder en de voorpassagier te bescher-
men en hen correct te laten zitten bij het
eventueel opblazen van de frontairbags.
WAARSCHUWING!
• U mag nooit in de kniebeschermingen
boren of snijden of deze op een andere
manier bewerken.
• Monteer geen accessoires op de kniebe-
schermingen zoals alarmverlichting,
audio-installaties, 27 MC-apparatuur,
enz.
Extra knieairbag aan bestuurderszijde
Deze auto is aan de bestuurderszijde voorzien
van een knieairbag, die zich in het instrumen-
tenpaneel onder de stuurkolom bevindt. De
extra knieairbag aan bestuurderszijde biedt
meer bescherming en werkt bij frontale aan-
rijdingen samen met de veiligheidsgordels,
de gordelspanners en de frontairbags.
Aanvullende zijairbags
Deze auto is voorzien van twee typen zijair-
bags:
1.Aanvullende zijairbags in de stoelen
(SAB's): aan de buitenzijde van de voorstoe-
len. De zijairbags in de stoelen zijn gemar-
keerd met het opschrift "SRS AIRBAG" of
"AIRBAG", dat in de buitenzijde van de stoe-
len is gestikt.
Opschrift aanvullende zijairbags in de
stoelen vóór
135
Page 138 of 414

De zijairbags kunnen helpen om het ri-
sico van letsel van inzittenden te beper-
ken tijdens bepaalde zijdelingse botsin-
gen en/of het over de kop slaan van de
auto, als aanvulling op de potentiële let-
selreductie door de veiligheidsgordels en
de constructie van de carrosserie.
Als een zijairbag wordt geactiveerd, gaat
de naad aan de buitenkant van de stoel-
bekleding open. De geactiveerde aanvul-
lende zijairbag in de stoel komt via de
stoelnaad naar buiten in de ruimte tussen
de inzittende en het portier. De zijairbag
beweegt zo snel en krachtig dat deze
letsel kan veroorzaken wanneer de inzit-
tenden niet goed in de stoel zitten, of
wanneer zich voorwerpen bevinden in de
ruimte waar de zijairbag wordt opgebla-
zen. Kinderen lopen een nog hoger risico
van letsel door een geactiveerde airbag.
WAARSCHUWING!
Gebruik geen aanvullende stoelhoezen en
plaats geen voorwerpen tussen uzelf en de
zijairbags. De werking van de airbags kan zo
WAARSCHUWING!
verslechteren en/of voorwerpen kunnen met
kracht tegen u aan slaan en zo ernstig letsel
veroorzaken.
2.Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC's):
boven de zijruiten. Op de bekleding over de
gordijn-zijairbags bevindt zich een label
met het opschrift "SRS AIRBAG" of "AIRBAG".Gordijn-zijairbags kunnen helpen het ri-
sico van hoofdletsel of ander letsel voor
inzittenden op de voorstoelen of buiten-
ste zitplaatsen achterin te beperken tij-
dens bepaalde zijdelingse botsingen
en/of het over de kop slaan van de auto,
als aanvulling op de potentiële letselre-
ductie door de veiligheidsgordels en de
constructie van de carrosserie.
De gordijn-zijairbags worden naar bene-
den geactiveerd en bedekken de zijrui-
ten. Een geactiveerde gordijn-zijairbag
drukt de buitenrand van de bekleding
opzij en bedekt de zijruit. De gordijn-
zijairbags worden met een dermate grote
kracht opgeblazen, dat ze inzittenden
kunnen verwonden indien ze niet naar
behoren in de stoel zitten of hun veilig-
heidsgordel niet naar behoren dragen, of
indien er zich voorwerpen bevinden in het
gebied waar de gordijn-zijairbags worden
opgeblazen. Kinderen lopen een nog ho-
ger risico van letsel door een geactiveerde
airbag.
Plaats van het label voor aanvullende
gordijn-zijairbags
VEILIGHEID
136
Page 139 of 414

WAARSCHUWING!
•Stapel bagage of andere lading niet der-
mate hoog op dat het opblazen van de
gordijn-zijairbags wordt geblokkeerd. De
bekleding boven de zijruiten waar de
gordijn-zijairbags en het opblaaspad
zich bevinden, moet vrij van obstakels
blijven.
• Om de gordijn-zijairbags naar behoren te
laten werken, geen accessoires in uw
auto installeren die het dak kunnen ver-
anderen. Voeg later geen open dak toe
aan uw voertuig. Monteer geen daktrans-
portsystemen waarbij permanente be-
vestigingen nodig zijn (bouten of schroe-
ven) voor montage op het autodak. Boor
nooit in het autodak, om welke reden
dan ook.
De SABIC's en SAB's (zijairbags) zijn ontwor-
pen om te worden geactiveerd bij bepaalde
zijdelingse botsingen en het over de kop
slaan van het voertuig. De controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden (ORC)
bepaalt op basis van de aard en ernst van een
zijdelingse botsing of het over de kop rollen
van het voertuig, of de zijairbags moetenworden opgeblazen. Beschadiging van de
auto is op zichzelf geen goede indicatie of
activering van de zijairbags al dan niet vereist
was.
Zijairbags vormen een aanvulling op de vei-
ligheidsgordels. Zijairbags worden sneller op-
geblazen dan u met uw ogen kunt knipperen.
WAARSCHUWING!
• Inzittenden, waaronder kinderen, die te-
gen of heel dicht bij zijairbags zitten,
kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel
oplopen. Inzittenden, waaronder kinde-
ren, dienen nooit tegen het portier, de
zijruiten of het gebied waar de zijairbags
worden opgeblazen aan te leunen of in
slaap te vallen, ook niet als zij in een
babyzitje of kinderzitje zitten.
• Veiligheidsgordels (en kinderzitjes in-
dien van toepassing) zijn bij alle onge-
vallen noodzakelijk voor uw bescher-
ming. Ze houden u ook op uw plaats, uit
de buurt van een zijairbag die wordt
opgeblazen. Voor de beste bescherming
van de zijairbags, moeten inzittenden
WAARSCHUWING!
hun veiligheidsgordels naar behoren
dragen en rechtop zitten met hun rug
tegen hun stoel. Kinderen moeten naar
behoren worden vastgegespt in een kin-
derzitje of zitverhoger, afgestemd op de
grootte van het kind.
WAARSCHUWING!
• Zijairbags hebben ruimte nodig om te
worden opgeblazen. Leun niet tegen het
portier of het raam. Zit rechtop op het
midden van de stoel.
• Als u zich tijdens het activeren te dicht
bij de zijairbags bevindt, kunt u ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen.
• Als u alleen op de zijairbags vertrouwt,
kan dit bij een aanrijding leiden tot ern-
stig letsel. De zijairbags werken in com-
binatie met uw veiligheidsgordel om u
op de juiste wijze te beschermen. Bij
sommige aanrijdingen worden de zijair-
bags niet opgeblazen. Draag altijd uw
veiligheidsgordel, ook als uw auto is uit-
gerust met zijairbags.
137
Page 140 of 414

OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
Zijdelingse botsingen
Bij zijdelingse botsingen kunnen de zijde-
lingsebotsingsensoren de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden helpen
bij het bepalen van de juiste reactie op de
botsingen. Het systeem is gekalibreerd om de
zijairbags aan de zijde van de botsing van het
voertuig te activeren bij botsingen waarbij
bescherming van de inzittenden door zijair-
bags noodzakelijk is. Bij een zijdelingse bot-
sing worden de zijairbags onafhankelijk geac-
tiveerd; bij een botsing aan de linkerzijde
worden alleen de zijairbags links geactiveerd
en bij een botsing aan de rechterzijde alleen
de zijairbags rechts.
De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse
botsingen geactiveerd, zoals sommige aanrij-
dingen onder bepaalde hoeken of bij be-
paalde zijdelingse botsingen die geen invloed
hebben op het interieur. De zijairbags kunnenworden geactiveerd tijdens botsingen onder
een hoek of frontale botsingen, waarbij de
frontairbags worden geactiveerd.
Over de kop slaan
De zijairbags zijn ontworpen om te worden
geactiveerd bij bepaalde gevallen van over de
kop slaan van de auto. De controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden bepaalt
op basis van de aard en ernst van het over de
kop rollen van de auto, of de zijairbags moe-
ten worden opgeblazen. Beschadiging van de
auto is op zichzelf geen goede indicatie of
activering van de zijairbags al dan niet vereist
was.
De zijairbags altijd geactiveerd wanneer de
auto over de kop slaat. Het systeem voor
detectie van over de kop slaan bepaalt of de
het voertuig mogelijk over de kop slaat en of
activering noodzakelijk is. In het geval dat
het voertuig over de kop of bijna over de kop
slaat en de zijairbags moeten worden opge-
blazen, activeert het systeem voor detectie
van over de kop slaan ook de voorspanners
van de veiligheidsgordels aan beide zijden
van het voertuig.De gordijn-zijairbags kunnen helpen bij het
beperken van het risico van gedeeltelijk of
volledig uit de auto geslingerd worden van
inzittenden dóór de zijruiten bij bepaalde
zijdelingse botsingen of het over de kop slaan
van de auto.
De controller van het beschermingssysteem
voor de inzittenden (ORC) controleert de in-
terne circuits en de bedrading van de onder-
staande elektrische componenten van het
airbagsysteem:
Componenten van het airbagsysteem
• Controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden
• Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
• Stuurwiel en stuurkolom
• Instrumentenpaneel
• Kniebescherming
• Bestuurders- en passagiersairbags
• Aanvullende zijairbags
• Aanvullende knie-airbags
• Sensoren voor frontale en zijdelingse bot-
singen
VEILIGHEID
138