JEEP GRAND CHEROKEE 2018 Instructieboek (in Dutch)

Page 251 of 410

het verwarmingssysteem de werking van de
radiateur bij het afvoeren van warmte uit
het koelsysteem.
WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brandwon-
den veroorzaken. Als u stoom van onder de
motorkap hoort of ziet komen, mag u de
motorkap pas openen nadat de radiateur
voldoende is afgekoeld. Open nooit de vul-
dop van het koelsysteem als de radiateur
of het koelvloeistofreservoir heet is.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koelsys-
teem, kan dit leiden tot schade aan de auto. Als
de meternaald in de zone HOT ("H") staat, zet
dan de auto veilig stil langs de kant van de weg.
Laat de auto met uitgeschakelde airco statio-
nair draaien tot de meternaald weer in het
normale bereik staat. Als de meternaald in de
zone HOT ("H") blijft staan en u voortdurend
gongsignalen hoort, zet de motor dan direct af
en waarschuw de wegenwacht.
HANDMATIGE
PARKEERONTGRENDELING
WAARSCHUWING!
Zorg altijd dat het voertuig niet weg kan
rollen, door de handrem stevig aan te trek-
ken voordat u de handmatige parkeeront-
grendeling inschakelt. Bovendien moet u
op de bestuurdersstoel zitten met uw voet
stevig op het rempedaal als u de handma-
tige parkeerontgrendeling inschakelt.
Wanneer u de handmatige parkeerontgren-
deling inschakelt, kan het voertuig wegrol-
len als u de handrem niet hebt aangetrok-
ken of als het voertuig niet correct aan een
sleepvoertuig is gekoppeld. Wanneer de
auto niet op zijn plaats wordt gehouden als
de handmatige parkeerontgrendeling
wordt ingeschakeld, kan dit leiden tot ern-
stig of zelfs dodelijk letsel van personen in
of nabij de auto.
Als het voertuig moet worden verplaatst in
gevallen waarbij de versnellingsbak niet uit
de stand PARK kan worden geschakeld (bij-
voorbeeld door een lege accu), kunt u de
handmatige parkeerontgrendeling gebruiken.Volg deze stappen voor het gebruik van de
handmatige parkeerontgrendeling:
1. Trek de handrem stevig aan.
2. Open de middenconsole en lokaliseer het
deksel van de handmatige parkeeront-
grendeling, verwijder het door het deksel
weg te breken uit de scharnieren van de
console.
3. Houd het rempedaal stevig ingetrapt.
Deksel van de handmatige
parkeerontgrendeling verwijderd
249

Page 252 of 410

4. Druk met een schroevendraaier of soort-
gelijk gereedschap de metalen ontgrende-
ling in de richting van de trekband.
5. Terwijl de metalen ontgrendeling in de
geopende stand staat, trekt u de trekband
omhoog tot de hendel klikt en in de ont-
grendelstand grijpt. De versnellingsbak is
nu uit de stand PARK en het voertuig kan
worden verplaatst.LET OP!
Als de armsteun wordt gesloten terwijl de
handmatige parkeerontgrendeling is inge-
schakeld, kunnen het mechanisme van de
handmatige parkeerontgrendeling, de ver-
snellingsbak en/of de armsteun bescha-
digd raken.
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de auto niet onbedoeld weg
kan rollen, door de handrem stevig aan te
trekken.
De handmatige parkeerontgrendeling ophef-
fen:
1. Om de handmatige parkeerontgrendeling
op te heffen, trekt u de trekband omhoog
terwijl u de metalen ontgrendeling naar de
trekband duwt om de hendel te
ontgrendelen.
2. Nadat de spanning is afgenomen en de
hendel is ontgrendeld, zorgt u ervoor dat
deze goed opgeborgen wordt en op zijn
plaats wordt vergrendeld.OPMERKING:
Plaats het deksel altijd terug door hem op zijn
plaats vast te klemmen.
EEN VASTZITTENDE AUTO
WEER VRIJKRIJGEN
Wanneer u met de auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kunt u de auto meestal
door een heen en weer gaande beweging los
krijgen. Draai het stuur links- en rechtsom
om de voorwielen vrij te maken. Houd de
vergrendelknop op de schakelhendel inge-
drukt. Schakel vervolgens tussen DRIVE en
REVERSE en trap tegelijkertijd het gaspedaal
licht in.
OPMERKING:
Schakelen tussen DRIVE en REVERSE kan
alleen bij wielsnelheden van 8 km/u (5 mph)
of minder. Wanneer de transmissie langer
dan twee seconden in de stand NEUTRAL
blijft, moet u het rempedaal ingetrapt hou-
den om DRIVE of REVERSE in te schakelen.
Ontgrendelde stand
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
250

Page 253 of 410

Trap het gaspedaal net voldoende in om de
heen en weer gaande beweging van de auto
op gang te houden, zonder dat de wielen
doorslippen of het toerental overmatig op-
loopt.
OPMERKING:
Druk, indien nodig, voordat u de auto heen en
weer beweegt eerst op de toets "ESC Off" om
het elektronisch stabiliteitsregelsysteem
(ESC) in de stand "Partial Off" (gedeeltelijk
uit) te zetten. Raadpleeg de paragraaf "Elek-
tronische remregeling" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" in het instructieboekje voor meer
informatie. Als de auto is losgekomen, drukt
u nogmaals op de schakelaar "ESC Off" om de
stand "ESC On" te herstellen.
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is
gevaarlijk. De krachten die vrijkomen bij te
hoge wielsnelheden kunnen de banden en
WAARSCHUWING!
assen, zelfs onherstelbaar, beschadigen.
Er kan een band exploderen, waardoor
iemand gewond kan raken. Laat de wielen
van uw auto niet met een hogere snelheid
dan 48 km/u (30 mph) of langer dan
30 seconden continu doorslippen. Zorg er
ook voor dat er geen personen aanwezig
zijn in de nabijheid van een doorslippend
wiel, ongeacht de snelheid waarmee het
wiel ronddraait.
LET OP!
• Het overmatig laten oplopen van het
toerental van de motor of het laten door-
slippen van de wielen kan leiden tot
oververhitting en beschadiging van de
versnellingsbak. Laat de motor ten min-
ste één minuut stationair draaien met de
versnellingsbak in de stand NEUTRAL
telkens nadat de auto vijf keer heen en
LET OP!
weer is bewogen. Zo voorkomt u overver-
hitting en vermindert u het risico op
schade aan de versnellingsbak bij lang-
durige pogingen om de auto vrij te krij-
gen.
• Wanneer u een vastzittende auto heen
en weer beweegt door snel te schakelen
tussen DRIVE en REVERSE, mogen de
wielen nooit sneller doorslippen dan
24 km/u (15 mph), omdat anders
schade kan ontstaan aan de aandrijflijn.
• Het overmatig laten oplopen van het
toerental van de motor of het te snel
laten doorslippen van de wielen kan lei-
den tot oververhitting en beschadiging
van de versnellingsbak. Ook kunnen de
banden beschadigd raken. Laat de wie-
len niet met meer dan 48 km/u (30 mph)
doorslippen (de transmissie schakelt
niet op).
251

Page 254 of 410

SLEPEN VAN EEN AUTO
MET PECH
In dit hoofdstuk worden de procedures be-
schreven voor het slepen van een auto met
pech door een wegsleepbedrijf. Als de trans-
missie en de aandrijflijn nog werken, kunnen
voertuigen met pech ook worden weggesleept
zoals beschreven bij "Slepen achter een cam-
per" in "Starten en rijden".OPMERKING:
Auto's uitgerust met Quadra-Lift moeten in
de Transportstand worden gezet voordat de
auto wordt vastgemaakt (aan de carrosserie)
op een aanhanger op autoambulance. Raad-
pleeg de paragraaf "Quadra-Lift" in het hoofd-
stuk "Starten en rijden" voor meer informatie.
Als de auto niet in de transportmodus kan
worden gezet (bijvoorbeeld omdat de motor
niet kan draaien), moeten de sjorbanden wor-
den vastgemaakt aan de assen (niet aan de
carrosserie). Als u deze aanwijzingen niet
opvolgt, kunnen er storingscodes worden
aangemaakt en/of worden de sjorhaken mo-
gelijk niet strak genoeg bevestigd.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
252

Page 255 of 410

Sleepmethode Wielen LOS van de grondUitvoeringen met tweewiel-
aandrijvingUitvoeringen met vierwiel-
aandrijving zonder de groep
4WD LOWUitvoeringen met vierwiel-
aandrijving met de groep
4WD LOW
Slepen met alle wielen op
de grondGEENNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAANZie de instructies in "Slepen
achter een camper"

Versnellingsbak in PARK
• Tussenbak in NEUTRAL
(N)
• Slepen in voorwaartse
richting
• Contactschakelaar in de
stand ACC of ON/RUN
(of negatieve accukabel
loskoppelen).
Slepen met behulp van een
wiellift of dollyVoorNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Achter OKNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Op aanhanger ALLE OK OK OK
OPMERKING:
SRT-voertuigen en 4WD modellen zonder de
groep 4WD LOW moeten worden gesleept
met alle vier wielenVANde grond.
Om schade aan uw auto te voorkomen is de
juiste sleepuitrusting vereist. Gebruik uitslui-
tend sleepstangen en andere uitrusting die
speciaal voor dit doel zijn gemaakt en volg deinstructies van de fabrikant van de uitrusting.
Het gebruik van veiligheidskettingen is ver-
plicht. Bevestig sleepstangen of andere
sleepuitrusting altijd aan een dragend deel
van de auto, nooit aan bumpers of hieraan
bevestigde beugels. De verkeersvoorschriften
met betrekking tot het slepen van voertuigen
moeten worden opgevolgd.Wanneer u tijdens het slepen accessoires
wenst te gebruiken (ruitenwissers, ruitont-
dooier, enz.), dient de contactschakelaar in
stand ON/RUN te staan en niet in stand ACC.
253

Page 256 of 410

Wanneer de accu van de auto leeg is, raad-
pleeg dan de paragraaf "Handmatige parkeer-
ontgrendeling" in dit hoofdstuk voor instruc-
ties over hoe u de automatische
versnellingsbak uit de stand PARK haalt om
het voertuig te kunnen slepen.
LET OP!
• Gebruik geen takelsysteem met sleeplus
om de auto te slepen. Anders kan de
auto beschadigd raken.
• Bij het vastmaken van de auto op een
autoambulance mogen de onderdelen in
de wielophanging vóór of achter niet
worden vastgemaakt. Door een foutieve
sleepwijze kan uw auto worden bescha-
digd.
• Als het te slepen voertuig bestuurbaar
moet blijven, moet de contactschakelaar
in de stand ACC of ON/RUN staan en
niet in de stand LOCK/OFF.
Zonder sleutelhouder
Er moeten speciale voorzorgsmaatregelen
worden genomen wanneer het voertuig wordt
gesleept met het contact in de stand LOCK/OFF. Zonder sleutelhouder mag de auto al-
leen worden gesleept op een autoambulance.
Om schade aan uw auto te voorkomen is de
juiste sleepuitrusting vereist.
Uitvoeringen met tweewielaandrijving
De fabrikant raadt aan de auto op een au-
toambulance te vervoeren (alle wielenVANde
grond).
Als geen autoambulance beschikbaar is en
de versnellingsbak nog werkt, kan de auto
onder de volgende voorwaarden met de ach-
terwielen op de grond worden gesleept:
• De schakelhendel moet in de stand NEU-
TRAL staan. Raadpleeg de paragraaf
"Handmatige parkeerontgrendeling" in dit
hoofdstuk voor instructies over hoe de
transmissie in de neutraalstand kan worden
gezet bij uitgeschakelde motor.
• De sleepsnelheid mag niet hoger zijn dan
48 km/u (30 mph).
• De sleepafstand mag niet groter zijn dan
48 km (30 mijl).Als de transmissie niet werkt of de auto
sneller moet worden gesleept dan 48 km/u
(30 mph) of verder moet worden gesleept dan
48 km (30 mijl), moet u het voertuig trekken
met de achterwielenvande grond. Accepta-
bele methoden zijn het vervoeren van de auto
op een autoambulance, of met de voorwielen
van de grond en de achterwielen op een dolly,
of (bij gebruik van een voor dit doeleinde
geschikte stuurwielstabilisator om de voor-
wielen in de stand recht vooruit te houden)
met de achterwielen omhoog en de voorwie-
len op de grond.
LET OP!
Als met een snelheid van meer dan
48 km/u (30 mph) of over een afstand van
meer dan 48 km (30 mijl) wordt gesleept
met de voorwielen op de weg, kan zware
schade aan de versnellingsbak ontstaan.
Beschadigingen, veroorzaakt door onjuist
slepen, vallen niet onder de garantie van
de auto.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
254

Page 257 of 410

Uitvoeringen met vierwielaandrijving
De fabrikant raadt aan om de auto te vervoe-
ren met alle wielenVANde grond. Accepta-
bele methoden zijn het vervoeren van de auto
op een autoambulance of de auto aan de
voorzijde op te takelen en de achterzijde op
een dolly te plaatsen.
Als geen autoambulance beschikbaar is en de
tussenbak nog werkt, kunnen voertuigenmet
een tussenbak met twee snelhedenworden ge-
sleept (in voorwaartse richting, metALLEwie-
len op de grond),MITSde tussenbak in de
stand NEUTRAL (N) en de versnellingsbak in
PARKstaat. Zie "Slepen achter een camper"
voor gedetailleerde instructies.
Auto's die zijn uitgerust met een tussenbak
met één versnelling hebben geen stand NEU-
TRAL, enmoetendaarom worden gesleept
met alle vier de wielenVANde grond.
LET OP!
• Voor- of achterwielliften mogen niet wor-
den gebruikt. Bij slepen met behulp van
een voor- of achterwiellift ontstaat in-
wendige schade aan de versnellingsbak
of tussenbak.
• Wanneer dit voertuig in strijd met de
bovenvermelde voorschriften wordt ge-
trokken, kan er ernstige beschadiging
van de versnellingsbak en/of de tussen-
bak optreden. Beschadigingen, veroor-
zaakt door onjuist slepen, vallen niet
onder de garantie van de auto.
UITGEBREID ONGELUKKEN-
RESPONSSYSTEEM (EARS)
Deze auto is uitgerust van een uitgebreid
ongelukkenresponssysteem.Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie over de functie
uitgebreid ongelukkenresponssysteem
(EARS).
EVENT DATA RECORDER
(EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recorder (EDR). Het belangrijkste doel van
de EDR is het registreren van gegevens die
helpen om te begrijpen hoe voertuigsystemen
zich gedragen bij bepaalde aanrijdingen of
bijna-aanrijdingen, zoals de activering van
een airbag of een botsing tegen een obstakel.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie over de Event
Data Recorder (EDR).
255

Page 258 of 410

256

Page 259 of 410

SERVICE EN ONDERHOUD
GEPLAND ONDERHOUD......258
Gepland onderhoud — niet-SRT.....258
Gepland onderhoud — SRT........262
Gepland onderhoud — dieselmotor . . .267
MOTORCOMPARTIMENT......272
3.6-liter motor...............272
5,7-liter motor................273
6.2-liter supercharged motor.......274
6.4-liter motor................275
3.0-liter dieselmotor............276
Oliepeil controleren — benzinemotor . .277
Oliepeil controleren — 3.0-liter
dieselmotor..................277
Ruitensproeiervloeistof bijvullen.....277Remsysteem.................278
Automatische versnellingsbak......279
Onderhoudsvrije accu...........279
DEALERSERVICE...........280
Onderhoud van de airconditioning. . . .280
Ruitenwisserbladen............283
Koelsysteem.................288
HET VOERTUIG OMHOOG TE
BRENGEN.................288
BANDEN..................288
Banden — Algemene informatie.....288
Type banden.................293
Reservewielen — indien aanwezig. . . .294
Verzorging van velgen en wieldoppen . .297Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen) —
niet-SRT...................298
Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen) —
SRT ......................299
Aanbevelingen voor het rouleren van
banden....................299
HET VOERTUIG STALLEN.....300
CAROSSERIE...............301
Behoud van de carosserie.........301
INTERIEUR................302
Stoelen en bekleding............302
Kunststof- en gelakte onderdelen. . . .302
Lederen onderdelen.............303
Ruitoppervlakken..............303
SERVICE EN ONDERHOUD
257

Page 260 of 410

GEPLAND ONDERHOUD
Gepland onderhoud — niet-SRT
De geplande onderhoudsbeurten in deze
handleiding moeten op de aangeduide tijd-
stippen of kilometerstanden worden uitge-
voerd om uw garantie te behouden en opti-
male betrouwbaarheid en prestaties van het
voertuig te garanderen. Bij veeleisend ge-
bruik, bijvoorbeeld door het rijden in stoffige
omgevingen of veel korte ritten, is mogelijk
meer onderhoud vereist. Laat ook telkens
inspectie en onderhoud uitvoeren wanneer u
een defect vermoedt.
De indicator voor olieverversing herinnert u
eraan dat uw auto een onderhoudsbeurt no-
dig heeft.
In de instrumentengroep wordt het bericht
"Oil Change Required" (olie verversen) weer-
gegeven en er klinkt een geluidssignaal om
aan te geven dat de olie ververst moet wor-
den.Het bericht voor olieverversing wordt telkens
ongeveer 11.200 km (7000 mijl) na de laat-
ste olieverversing weergegeven. Laat het on-
derhoud zo snel mogelijk, binnen 800 km
(500 mijl), uitvoeren.
OPMERKING:
• Het systeem houdt geen rekening met de
tijd die is verstreken sinds de laatste olie-
verversing. Ververs de olie van uw auto als
de laatste verversingsbeurt langer dan
twaalf maanden geleden is, ook wanneer
het bericht voor olieverversing NIET wordt
weergegeven.
• Ververs de olie van uw auto vaker als u de
auto gedurende langere tijd gebruikt als
terreinwagen.
• Onder geen beding mogen de intervalter-
mijnen voor olieverversing groter zijn dan
12.000 km (7500 mijl) of 12 maanden,
afhankelijk van wat eerst komt.
De erkende dealer reset de indicator voor
olieverversing nadat de geplande olieverver-
sing is uitgevoerd. Als deze geplande olie-
beurt wordt uitgevoerd door iemand anders
dan uw erkende dealer, kan het bericht wor-
den gereset door de stappen te volgen zoalsbeschreven in de paragraaf "Display in de
instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw in-
strumentenpaneel leren kennen" voor meer
informatie.
Bij elke tankstop
• Controleer het motoroliepeil ongeveer 5 mi-
nuten nadat de volledig warmgedraaide
motor is uitgezet. Controleer het oliepeil als
de auto op een vlakke ondergrond staat. De
meting is dan nauwkeuriger. Vul alleen olie
bij wanneer het oliepeil zich onder het
merkteken ADD of MIN bevindt.
• Controleer het ruitensproeiervloeistofpeil
en vul zo nodig vloeistof bij.
Eens per maand
• Controleer de bandenspanning en let op
ongewone slijtage of beschadigingen. Ban-
den rouleren bij de eerste tekenen van
ongelijkmatige slijtage.
• Inspecteer de accu, reinig de poolklemmen
en zet ze zo nodig vast.
• Controleer de vloeistofniveaus van het koel-
vloeistofreservoir en de hoofdremcilinder
en vul zo nodig vloeistof bij.
SERVICE EN ONDERHOUD
258

Page:   < prev 1-10 ... 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 ... 410 next >