display Lancia Delta 2009 Instructieboek (in Dutch)
Page 43 of 254
42DASHBOARD EN BEDIENING
WAARSCHUWING Voor een nog betere bescherming te-
gen diefstal is de auto uitgerust met een elektronische start-
blokkering (Lancia CODE). Het systeem schakelt auto-
matisch in als de start- /contactsleutel wordt uitgenomen.
DE DIEFSTALBEVEILIGING INSCHAKELEN
Bij gesloten portieren en achterklep, start-/contactsleutel
in de stand STOP of uit het contactslot gehaald, de sleu-
tel met afstandsbediening in de richting van de auto hou-
den en de knop
Ákort indrukken.
Uitgezonderd voor bepaalde markten, gaat de inschake-
ling van de diefstalbeveiliging gepaard met een akoestisch
signaal (“BIP”).
Voordat de diefstalbeveiliging wordt ingeschakeld voert
het systeem een zelfdiagnose uit: als een storing wordt
waargenomen, klinkt opnieuw een nieuw akoestisch sig-
naal en verschijnt een bericht op het display (zie hoofd-
stuk “Lampjes en berichten”).
Schakel in dat geval de diefstalbeveiliging uit door op knop
Ëte drukken, controleer of de portieren, de motorkap en
de achterklep goed gesloten zijn en druk op de knop
Áom
de diefstalbeveiliging opnieuw in te schakelen.
Een slecht gesloten portier of motorkap/achterklep wordt
niet beveiligd door de diefstalbeveiliging.
Als ook een akoestisch signaal klinkt met correct geslo-
ten portieren, motorkap en achterklep, dan is er een sto-
ring aan het alarmsysteem. Wendt u in zo’n geval tot het
Lancia Servicenetwerk.WAARSCHUWING Het diefstalalarm wordt niet inge-
schakeld als de portieren met de sleutel (metalen baard)
worden vergrendeld.
WAARSCHUWING Bij aflevering van de nieuwe auto vol-
doet het diefstalalarm aan de wettelijke normen van het
land van gebruik.
DE DIEFSTALBEVEILIGING UITSCHAKELEN
Het systeem schakelt uit als u knopje
Ëop de afstands-
bediening indrukt.
Het volgende gebeurt (met uitzondering van bepaalde
markten):
❍het twee keer snel knipperen van de richtingaanwij-
zers
❍twee korte akoestische signalen (“BIP”);
❍ontgrendeling van de portieren;
WAARSCHUWING Het diefstalalarm wordt niet uit-
geschakeld als de portieren met de sleutel worden ont-
grendeld.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 42
Page 44 of 254
DASHBOARD EN BEDIENING43
1
VOLUMETRISCHE BEVEILIGING/
HELLINGSHOEKDETECTIE
Voor een correcte werking van het alarmsysteem moeten
de ruiten en het eventuele opendak (waar voorzien) goed
gesloten zijn.
Deze functie kan zo nodig worden uitgeschakeld (als bij-
voorbeeld dieren in het interieur worden gelaten) door
op knop A-fig. 14 bij het plafondlampje voorin te druk-
ken, alvorens de diefstalbeveiliging in te schakelen.
Bij het uitschakelen van de functie knippert de led op de
drukknop enkele seconden. Het uitschakelen van de vo-
lumetrische bescherming/preventie tegen kantelen moet
telkens worden herhaald als het instrumentenpaneel uit-
geschakeld is geweest.
DEAD LOCK-SYSTEEM
Bij een inbraakpoging gaat het lampje
Y(of het symbool
op het display) op het instrumentenpaneel branden, en
verschijnt er een bericht op het display (zie hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).UITSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Om het alarmsysteem helemaal uit te schakelen (bijvoor-
beeld als de auto langdurig stilstaat) moet de auto gewoon
met de metalen baard van de sleutel worden vergrendeld.
WAARSCHUWING Als de batterij van de sleutel met af-
standsbediening leeg is, of als er een storing in het systeem
is, kan het systeem worden uitgeschakeld door de sleutel
in het contactslot naar de stand MAR te draaien.
fig. 14L0E0153m
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 43
Page 55 of 254
54DASHBOARD EN BEDIENING
GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manieren worden in-
geschakeld, maar wij raden u aan te beginnen met het
instellen van de gewenste temperaturen op het display
en vervolgens de knop AUTO in te drukken.
Omdat het systeem het klimaat in twee zones in het inte-
rieur regelt, kunnen de bestuurder en de passagier voor
verschillende temperatuurwaarden selecteren. Het maxi-
maal toegestane verschil is 7 °C.
De aircocompressor werkt alleen met draaiende motor
en bij een buitentemperatuur van minstens 4°C.
Automatische werking van de klimaatregeling
(AUTO functie) A-fig. 26
Druk op de knop AUTO; het systeem regelt automatisch:
❍de hoeveelheid in de interieur ingevoerde buitenlucht;
❍de verdeling van de in het interieur ingevoerde bui-
tenlucht;
en alle voorgaande handmatige instellingen worden op-
geheven.
Tijdens de automatische werking van de klimaatregeling
verschijnt op het display het bericht FULL AUTO.
Tijdens de automatische werking kan de ingestelde tem-
peratuur steeds worden gewijzigd en kunnen de volgen-
de instellingen handmatig worden verricht:
❍regeling van de aanjagersnelheid;
❍luchtverdeling;
❍in-/uitschakeling luchtrecirculatie en AQS-functie;
❍inschakeling aircocompressor.Instelling luchtverdeling B-fig. 26
Als u op een van de knoppen
/ / ˙drukt, kunt u
handmatig in het interieur een van de 7 instellingen voor
de luchtverdeling kiezen:
Lucht uit de luchtroosters voor ontdooiing/ont-
waseming van de voorruit en de zijruiten voor.
Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte voor
en achter. Met deze luchtverdeling kan in een zo
kort mogelijke tijd de lucht in het interieur wor-
den verwarmd.
˙Lucht uit de uitstroomopeningen voor/achter, in
het midden en aan de zijkant van het dashboard,
luchtrooster onder en de luchtroosters voor ont-
waseming/- ontdooiing van de voorruit en zij-
ruiten voor.
Bij lage buitentemperaturen raden wij u aan
om de recirculatiefunctie niet te gebruiken,
omdat hierdoor de ruiten sneller kunnen be-
slaan.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 54
Page 56 of 254
DASHBOARD EN BEDIENING55
1
Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte voor en
achter en de luchtroosters voor ontwaseming/- ont-
dooiing van de voorruit en zijruiten voor. Deze lucht-
verdeling zorgt voor een goede verwarming van het in-
terieur en voorkomt het eventuele beslaan van de rui-
ten.
˙
Lucht uit de luchtroosters in de beenruimten voor en
achter (warmere lucht) en de uitstroomopeningen in
het midden en aan de zijkant van het dashboard (koe-
lere lucht).
˙Lucht uit de uitstroomopeningen in het midden en aan
de zijkant van het dashboard, luchtrooster onder en
luchtroosters voor ontwaseming/- ontdooiing van de
voorruit en zijruiten voor. Deze luchtverdeling zorgt
voor een goede ventilatie van het interieur en voorkomt
het eventuele beslaan van de ruiten.
WAARSCHUWING Voor de werking van de klimaatrege-
laar moet minstens één van de knoppen
/ / ˙zijn in-
gedrukt. Het systeem staat de uitschakeling van alle druk-
knoppen niet toe
/ / ˙.
WAARSCHUWING Druk op de knop OFF om de kli-
maatregelaar opnieuw in te schakelen: de werking van
de luchtverdeling die voor de uitschakeling werkzaam was
wordt hersteld.
Voor het hervatten van de automatische werking van de
luchtverdeling na een handmatige instelling, moet de knop
AUTO worden ingedrukt.Regeling aanjagersnelheid fig. 26
Met de knoppen C
pkunt u de aanjagersnelheid verho-
gen/verlagen.
De 12 aanjagersnelheden worden weergegeven door ver-
lichte staafjes op het display:
❍maximum aanjagersnelheid = alle staafjes verlicht
❍minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht.
De aanjager kan worden uitgeschakeld (geen enkel staaf-
je verlicht), maar alleen als u de aircocompressor hebt uit-
geschakeld met de knop
❄.
Voor het hervatten van de automatische werking van de
aanjager na een handmatige instelling, moet de knop AU-
TO worden ingedrukt.
Gelijkstellen ingestelde temperaturen
(MONO functie) fig. 26
Als u de knop D (MONO) indrukt, wordt de temperatuur
aan bestuurderszijde en aan passagierszijde voorin auto-
matisch gelijkgesteld.
Draai respectievelijk aan de draaiknop AUTO of MONO
om de temperatuur aan beide zijdes in gelijke mate te ver-
hogen/verlagen.
Druk nogmaals op de knop MONO om de functie uit te
schakelen.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 55
Page 57 of 254
56DASHBOARD EN BEDIENING
De klimaatregeling uitschakelen fig. 26
Druk op toets E (OFF).
Op het display verschijnen de volgende berichten:
❍OFF;
❍buitentemperatuur;
❍luchtrecirculatie in-/uitgeschakeld (led op drukknop
Tbrandt).
Ontdooiing/ ontwaseming achterruit
en buitenspiegels fig. 26
Druk op knop F
(om deze functie in te schakelen: het
lampje op de knop gaat branden als deze functie wordt
ingeschakeld.
De functie is tijdgeschakeld en wordt na 20 minuten au-
tomatisch uitgeschakeld. U kunt de verwarming eerder
uitschakelen door nogmaals de knop
(in te drukken.
WAARSCHUWING Plak geen stickers of andere plaatjes
op de elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde
van de achterruit, om beschadiging van de achterruit-
verwarming te voorkomen.
WAARSCHUWING Voor de toevoer van buitenlucht, druk
op knop
T(de led op de knop dooft).Snelle ontwaseming/ ontdooiing van de ruiten voor
(MAX-DEF) fig. 26
Druk op de knop G
-om alle nodige functies (tijdge-
schakeld) in te schakelen voor een snelle ontwaseming/
ontdooiing van de voorruit en zijruiten voor.
De functies zijn:
❍inschakeling aircocompressor (bij buitentemperatuur
hoger dan 4°C);
❍uitschakeling luchtrecirculatie, indien voorheen inge-
schakeld (led op knop
Tgedoofd);
❍inschakeling achterruitverwarming (led op knop
-
brandt) en verwarming buitenspiegels;
❍instelling van de maximale luchttemperatuur;
❍inschakeling van de luchttoevoer.
Inschakeling recirculatie en AQS functie
(Air Quality System) fig. 26
Druk op knop
T.
Er zijn drie mogelijkheden om de luchtrecirculatie te ge-
bruiken:
❍automatisch gestuurd, het symbool AQS op het display
brandt en de led op knop
Tis gedoofd;
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 56
Page 58 of 254
DASHBOARD EN BEDIENING57
1
❍geforceerde uitschakeling (recirculatie altijd uitge-
schakeld met luchttoevoer van buiten); de led op knop
Tis gedoofd;
❍geforceerde inschakeling (recirculatie altijd ingescha-
keld); de led op knop
Tbrandt.
Als u op knop OFF drukt, schakelt de klimaatregelaar au-
tomatisch de recirculatie in (led op knop
Tbrandt).
Als u op knop
Tdrukt, kunt u de recirculatie van bui-
tenlucht inschakelen (led op knop gedoofd) en omgekeerd.
De functie AQS (Air Quality System) kan niet worden
ingeschakeld met ingedrukte knop OFF (led op knop
brandt).
WAARSCHUWING Met de recirculatiefunctie kunnen de
gewenste omstandigheden (verwarming of koeling van het
interieur) sneller worden bereikt. Het is echter niet raad-
zaam deze functie handmatig in te schakelen op regen-
achtige of koude dagen, omdat dan de ruiten aan de bin-
nenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan, vooral als de
airconditioning niet is ingeschakeld. Wij raden u aan de
recirculatiefunctie in te schakelen in de file of in tunnels.
Hiermee wordt voorkomen dat vervuilde lucht het inte-
rieur bereikt. Het is niet raadzaam dit systeem langdurig
te laten werken, omdat anders, vooral als u met meerde-
re personen in de auto zit, de kans aanzienlijk toeneemt
dat de ruiten beslaan.Inschakeling AQS functie (Air Quality System)
De functie AQS (opschrift AQS op het display), schakelt
de recirculatie automatisch in als vervuilde lucht wordt
gesignaleerd, bijvoorbeeld tijdens het rijden in de stad,
in een file en in tunnels.
WAARSCHUWING Als de recirculatie met AQS langdu-
rig is ingeschakeld (langer dan 15 minuten achter elkaar),
dan wordt voor ong. 1 minuut de inlaat van verse lucht in
het interieur toegestaan, ook al is de buitenlucht vervuild.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 57
Page 59 of 254
58DASHBOARD EN BEDIENING
In-/uitschakeling aircocompressor I-fig. 26
Druk op knop
❄om de compressor in te schakelen.
De compressor inschakelen
❍led op knop
❄brandt;
❍het symbool
❄verschijnt op het display.
De compressor uitschakelen
❍led op knop
❄dooft;
❍het symbool
❄verschijnt op het display;
❍recirculatie wordt uitgeschakeld;
❍AQS functie wordt uitgeschakeld.
Met uitgeschakelde aircocompressor is het niet mogelijk
lucht in het interieur in te voeren met een temperatuur die
lager is dan de buitentemperatuur; in zo’n geval gaat het
symbool op het display knipperen.
De uitschakeling van de aircocompressor blijft in het ge-
heugen opgeslagen, ook na het afzetten van de motor. De
werking van de aircocompressor wordt hervat als u op-
nieuw op de knop
❄of AUTO drukt: in dat geval wor-
den alle voorafgaande handmatige instellingen opgehe-
ven.
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel wordt het merendeel van de buiten-
verlichting bediend. De buitenverlichting werkt uitslui-
tend als de contactsleutel in stand MAR staat. Als u de bui-
tenverlichting inschakelt worden het instrumentenpaneel
en de bedieningsknoppen op het dashboard verlicht.
DAGLICHTEN
(D.R.L. - Adaptive Daylight Light) (waar voorzien)
De daglichten worden automatisch ingeschakeld als u met
de sleutel in stand MAR de draaiknop in stand Ozet; de
andere lampen en de interieurverlichting blijven gedoofd.
De werking van de automatische inschakeling van de dag-
lichten kan via het displaymenu worden in-/uitgeschakeld
(zie paragraaf “Display” in dit hoofdstuk). Als u de dag-
lichten uitschakelt door de draaiknop in de stand Ote zet-
ten, dan gaat geen enkel licht branden.
fig. 27L0E0019m
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 58
Page 60 of 254
DASHBOARD EN BEDIENING59
1
Uitschakelen
Als via de sensor het commando voor uitschakeling wordt
gegeven, worden het dimlicht en de daglichten uitge-
schakeld en worden de DRL lichten (parkeerlichten) in-
geschakeld.
De schemersensor is niet in staat om mist te signaleren.
Daarom moet bij mist de verlichting handmatig worden
ingeschakeld.
MISTLAMPEN VOOR MET CORNERING LIGHTS
Met ingeschakelde dimlichten en bij een snelheid van min-
der dan 40 km/h, wordt bij een grote stuuruitslag of het
inschakelen van de richtingaanwijzers een lamp (in de
mistlamp verwerkt) ingeschakeld aan de zijde waarnaar
wordt gestuurd om de zichtbaarheidshoek in het donker
te vergroten. De werking kan via het displaymenu worden
in-/uitgeschakeld (zie paragraaf “Display” in dit hoofd-
stuk). AUTOMATISCH INSCHAKELENDE KOPLAMPEN
(schemersensor) fig. 27 (waar voorzien)
Deze sensor is in staat om de verschillen in sterkte van het
omgevingslicht waar te nemen op basis van de ingestelde
gevoeligheid: hoe hoger de gevoeligheid, hoe minder bui-
tenlicht er nodig is om de verlichting in te schakelen. De
gevoeligheid van de sensor kan worden ingesteld via het
“Setup-menu” van het instrumentenpaneel.
Inschakeling
Zet de draaiknop in stand AUTO: op deze manier gaan,
afhankelijk van de sterkte van het buitenlicht, de bui-
tenverlichting en de dimlichten automatisch branden.
Als de schemersensor is ingeschakeld, kan alleen het knip-
peren van de lichten worden geregeld.Daglichten vormen een alternatief voor dim-
lichten die overdag worden gebruikt, waar
verplicht (en toegestaan waar niet verplicht).
Daglichten vervangen het dimlicht niet als u door
tunnels of ‘s nachts rijdt.
Het gebruik van de daglichten is afhankelijk van de
wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Houdt
u aan de voorschriften.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 59
Page 62 of 254
DASHBOARD EN BEDIENING61
1
VAN RIJSTROOK WISSELEN
Als u van rijstrook wilt veranderen kunt u dit aangeven
door de linker hendel minder dan een halve seconde in
de vergrendelde stand te zetten. De richtingaanwijzer van
de gekozen richting zal 5 keer knipperen en vervolgens
automatisch worden uitgeschakeld.
“FOLLOW ME HOME”
Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een bepaal-
de tijd worden verlicht.Inschakeling
U schakelt deze functie in door de contactsleutel in stand
STOP te draaien of uit te nemen en de linker hendel bin-
nen 2 minuten na het uitzetten van de motor naar het stuur
te trekken. Bij iedere afzonderlijke bediening van de hen-
del wordt de ingeschakelde tijd van de verlichting met
30 seconden verlengd tot een maximum van 210 secon-
den. Na het verstrijken van deze tijd gaan de lichten au-
tomatisch uit. Elke keer als de hendel wordt bediend gaat
het waarschuwingslampje 3 op het instrumentenpaneel
branden en verschijnt op het display de resterende tijd die
de functie actief blijft. Het controlelampje gaat branden
bij de eerste inschakeling en blijft branden tot de functie
automatisch wordt uitgeschakeld. Elke bediening van de
hendel verlengt alleen de inschakeltijd van de lichten.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur
getrokken.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 61
Page 73 of 254
72DASHBOARD EN BEDIENING
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR
Deze treedt in werking bij een botsing en veroorzaakt:
❍de onderbreking van de brandstoftoevoer met als ge-
volg de uitschakeling van de motor;
❍de ontgrendeling van de portieren;
❍de inschakeling van de interieurverlichting.
Als de brandstofnoodschakelaar is ingeschakeld, verschijnt
de melding “Brandstofnoodschakelaar ingeschakeld, zie
instructieboekje” op het display.
Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bij-
voorbeeld in de motorruimte, onder de auto of in de na-
bijheid van de brandstoftank.
Draai na een ongeval de contactsleutel in stand STOP
om te voorkomen dat de accu ontlaadt.
fig. 38L0E0030m
ADAPTIEVE BOCHTVERLICHTING AFS
(Adaptive Xenon Lights) fig. 38
De adaptieve lichten (zie paragraaf “Koplampen” in dit
hoofdstuk) worden automatisch ingeschakeld als de au-
to wordt opgestart. In deze conditie blijft de led (amber-
kleurig) op de knop A gedoofd.
Als u op knop A drukt wordt de adaptieve verlichting (in-
dien ingeschakeld) uitgeschakeld en gaat de led op knop
A continu branden. De adaptieve verlichting terug in-
schakelen: druk opnieuw op knop A (led op knop ge-
doofd).
Als er een storing in het systeem is, wordt dit gemeld met
een knipperend waarschuwingslampje
fof verschijnt het
symbool
fop het display; er verschijnt ook een bericht
(waar voorzien).
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 72