sensor Lancia Delta 2012 Instructieboek (in Dutch)
Page 142 of 295
140WEGWIJS IN UW AUTO
❍parkeerplekken die circa 130 cm langer zijn de auto:voor
inparkeren is een aantal manoeuvres nodig waarbij het systeem
alleen bij de eerste de besturing overneemt (de daaropvolgende
manoeuvres moeten geheel door de bestuurder zelf worden ver-
richt).
Voor de kant van de weg waar naar een parkeerplek moet wor-
den gezocht en moet worden ingeparkeerd, kan de bestuurder:
1)
DKiezen voor zoeken en inparkeren aan passagierszijde met:
❍de richtingaanwijzerschakelaar in de middelste stand;
❍de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld;
❍de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld en de rich-
tingaanwijzerschakelaar in de stand naar passagierszijde;
❍de richtingaanwijzerschakelaar in de stand naar passagiers-
zijde.
2)
FKiezen voor zoeken en inparkeren aan bestuurderszijde
met:
❍de richtingaanwijzerschakelaar in de stand naar bestuur-
derszijde;
❍de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld en de rich-
tingaanwijzerschakelaar in de stand naar bestuurderszijde.
Het systeem informeert de bestuurder over de kant waar wordt
gezocht en de uit te voeren manoeuvre door middel van mel-
dingen op het display van het instrumentenpaneel en de sym-
bolen (
FenD) voor de linker- en rechterkant. Het zoeken vindt echter hoe dan ook aan beide kanten plaats,
zodat onmiddellijk na het passeren van een geschikt geachte par-
keerplek nog met de richtingaanwijzerschakelaar een specifie-
ke kant kan worden gekozen.
Tijdens de fase van het zoeken mag de snelheid niet hoger zijn
dan circa 30 km/h. Wanneer de snelheid hoger wordt dan circa
25 km/h wordt de bestuurder gewaarschuwd vaart te minderen
en zodra de snelheid hoger wordt dan circa 30 km/h wordt het
systeem uitgeschakeld. In dat geval moet het systeem opnieuw
worden geactiveerd door het indrukken van knop A-fig. 82.
Als de functie “Rijbaanwisseling” (zie de paragraaf “Buiten-
verlichting”) is ingeschakeld, vindt het zoeken van een par-
keerplek altijd aan passagierszijde plaats.
Wanneer tijdens de fase van het zoeken naar een parkeerplek de
parkeersensoren (zie hoofdstuk “Parkeersensoren voor en ach-
ter”) worden ingeschakeld, wordt de Magic Parking-functie van
het systeem uitgeschakeld.
Bij het zoeken naar een parkeerplek en het uit-
voeren van de parkeermanoeuvre dienen te allen
tijde de verkeersregels in acht te worden genomen.
Page 143 of 295
WEGWIJS IN UW AUTO141
1
Herkenning van een parkeerplek fig. 84
Als het systeem een geschikte parkeerplek vindt tussen twee ge-
parkeerde auto's of eventuele andere objecten met een groot zij-
oppervlak (bijvoorbeeld vuilcontainers), geeft het een signaal dat
er een parkeerplek is gevonden en kan de auto worden ingepar-
keerd. Wanneer de auto al in een goede positie staat om met in-
parkeren te beginnen, verzoekt het systeem de bestuurder de ach-
teruit in te schakelen. In andere gevallen wordt de bestuurder ver-
zocht nog iets verder te rijden.Na het verzoek de achteruit in te schakelen moet de bestuurder
de auto stilzetten en de achteruit inschakelen om zo aan te ge-
ven dat hij met inparkeren wil beginnen. Wanneer de bestuur-
der daarentegen in de ingeschakelde versnelling verder rijdt, houdt
het systeem na circa 10 meter geen rekening meer met de ge-
vonden parkeerplek en begint het met zoeken naar een nieuwe
vrije plek.
Manoeuvre
De bestuurder regelt de snelheid van de auto met het gaspedaal,
rempedaal en koppelingspedaal (alleen bij uitvoeringen met hand-
geschakelde versnellingsbak), terwijl het systeem de besturing
overneemt om de auto zo goed mogelijk op de gevonden plek in
te parkeren.
Tijdens het inparkeren kan worden gebruikgemaakt van de in-
formatie van de parkeersensoren (bij het achteruit rijden wordt
aanbevolen door te rijden tot de sensoren achter een ononder-
broken signaal geven). Het blijft daarbij echter altijd belangrijk
de omgeving in de gaten te houden.
Tijdens de manoeuvre kan de auto worden stilgezet en kan de
achteruit, mits de auto blijft stilstaan, voor korte tijd worden uit-
geschakeld (bijvoorbeeld om een voetganger de betreffende par-
keerplek te laten oversteken).
Tijdens de fase van het inparkeren moet de snelheid lager zijn
dan circa 7 km/h, anders wordt de manoeuvre afgebroken.
fig. 84
L0E1016g
Page 144 of 295
142WEGWIJS IN UW AUTO
Als de bestuurder tijdens het inparkeren, bedoeld of onbedoeld,
het stuurwiel aanraakt (het vastgrijpt of de beweging ervan ver-
hindert), wordt de manoeuvre afgebroken.
Wanneer oneffenheden op het wegoppervlak of obstakels voor de
wielen de beweging van de auto zodanig beïnvloeden dat de juis-
te manoeuvre niet kan worden gemaakt, wordt het inparkeren
mogelijk afgebroken.
Beëindiging van de manoeuvre
Als de parkeerplek groot genoeg is, wordt het inparkeren in één
manoeuvre uitgevoerd. Na het uitschakelen van de achteruit wordt
het stuur in de rechtuitstand gezet, waarna de manoeuvre als vol-
tooid wordt beschouwd en het systeem wordt uitgeschakeld. Als
de parkeerplek niet groot genoeg is en het inparkeren alleen in
meerdere manoeuvres kan worden uitgevoerd, wordt de be-
stuurder door middel van een bijbehorende melding op het dis-
play van het instrumentenpaneel geïnformeerd dat hij het in-
parkeren zelf handmatig dient te voltooien.Algemene opmerkingen
❍De bestuurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor par-
keermanoeuvres. Controleer als u de auto parkeert of zich geen
personen, dieren of obstakels in de buurt van de auto bevinden.
Het Magic Parking-systeem vormt (evenals de parkeersensoren)
een hulpmiddel voor de bestuurder. Deze dient echter altijd goed
te blijven opletten tijdens mogelijk gevaarlijke parkeermanoeu-
vres, ook al worden die met lage snelheid worden uitgevoerd.
❍Wanneer de positie van de sensoren door een aanrijding niet
meer correct is, kan dat tot gevolg hebben dat het systeem niet
meer naar behoren functioneert.
❍Wanneer de sensoren zijn bedekt met vuil, sneeuw, ijs of mod-
der of zijn overgespoten met een nieuwe laklaag, kan dat tot ge-
volg hebben dat het systeem niet meer naar behoren functioneert.
❍Voor een juiste werking van het systeem moeten de sensoren
altijd schoon zijn. Wees voorzichtig bij het reinigen van de sen-
soren om krassen of beschadigingen te voorkomen; gebruik geen
droge, grove of harde doek. De sensoren moeten worden gerei-
nigd met schoon water, waaraan eventueel autoshampoo is toe-
gevoegd. In wastunnels waar gebruik wordt gemaakt van stoom
of hogedrukreiniging, moeten de sensoren kort worden gereinigd.
Houd hierbij de spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
Als u het stuurwiel tijdens een manoeuvre met
de hand wilt blokkeren, kunt u het beste de bui-
tenrand stevig vastgrijpen. Probeer niet de han-
den tussen de spaken te steken of de spaken zelf vast te
pakken.
Page 145 of 295
WEGWIJS IN UW AUTO143
1
❍De nabijheid van ultrasone geluidsbronnen (bijv. luchtdruk-
remmen van vrachtwagens of pneumatische hamers) bij de sen-
soren, kan tot gevolg hebben dat ze niet meer naar behoren func-
tioneren.
❍De sensoren kunnen niet bestaande objecten signaleren
(“echo-storing”); dit wordt veroorzaakt door mechanische sto-
ringen, bijvoorbeeld: wassen van de auto, regen, zeer harde wind
en hagel.
❍De sensoren nemen objecten van bepaalde materialen of met
een specifieke vorm mogelijk niet waar (zeer dunne palen, aan-
hangerdissels, platen, netten, struiken, parkeerobstakels, vuil-
nisbakken, fietsen, scooters enz.). Let altijd goed op en contro-
leer of de auto inderdaad op de door het systeem gevonden par-
keerplek kan worden geparkeerd.
❍Het gebruik van banden (één of meer) of velgen met andere
afmetingen dan de banden of velgen waarmee de auto bij aan-
schaf was uitgerust, kan tot gevolg hebben dat het systeem niet
meer naar behoren functioneert.
❍Wanneer de accu losgekoppeld is geweest of sterk is ontladen,
kan het Magic Parking-systeem pas worden gebruikt nadat het
systeem is geïnitialiseerd door een bochtig parcours van enkele
honderden meters te volgen.
❍Als er een aanhanger aan de auto is gekoppeld (waarvan de
stekker op de juiste manier is aangesloten), wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld.❍Bij het zoeken is het mogelijk dat het systeem een ongeschikte
plek (bijv. een inrit, zijstraat of plek bij een kruising) ten onrechte
als geschikt beoordeelt en met inparkeren wil beginnen.
❍Bij parkeren op een helling functioneert het systeem mogelijk
minder goed en schakelt het zichzelf uit.
❍Wanneer een gevonden parkeerplek zich tussen twee op de
stoep geparkeerde auto's bevindt, is het mogelijk dat het systeem
de auto ook op de stoep parkeert.
❍In zeer krappe bochten kunnen sommige manoeuvres mo-
gelijk niet worden uitgevoerd.
❍Let tijdens het inparkeren goed op dat de omstandigheden
niet veranderen (bijv. aanwezigheid van personen en/of dieren op
de parkeerplek, voorbijrijdende auto's enz.) en grijp direct in wan-
neer dat nodig is.
❍Let tijdens het inparkeren op auto's die uit de tegenoverge-
stelde rijrichting komen. Neem altijd de verkeersregels is acht.
Page 147 of 295
WEGWIJS IN UW AUTO145
1
Magic Parking
niet beschikbaarEr is een probleem met het Magic Par-
king-systeem waargenomen. Wendt u tot
het servicenetwerk.
Probeer het
later nog eensHet Magic Parking-systeem heeft een pro-
bleem waargenomen aan een van de com-
ponenten die voor de werking ervan es-
sentieel zijn. Als het probleem zich voor
blijft doen, dient u zich tot het service-
netwerk te wenden.
Stuurwiel
aangeraaktDe bestuurder heeft bedoeld of onbedoeld
het stuurwiel aangeraakt. Het systeem
schakelt zichzelf uit en de bestuurder
dient de manoeuvre zelf te voltooien.
Magic Parking
OFFHet Magic Parking-systeem wordt om de
volgende redenen uitgeschakeld: ma-
noeuvre gereed, snelheid te hoog, aanwe-
zigheid aanhanger, maximale duur zoek-
fase overschreden, maximale duur inpar-
keerfase overschreden, gebruik parkeer-
sensoren in zoekfase, afwijkende koers
auto wegens obstakels voor de wielen.
Handmatig
beëindigen❍De inparkeerfase geregeld door Magic
Parking is beëindigd, maar het inpar-
keren is nog niet gereed en moet door
de bestuurder worden voltooid.
❍Stuurwiel tijdens inparkeren aange-
raakt.
❍Tijdens het inparkeren is de achteruit
uitgeschakeld en is de auto verplaatst.
❍Door obstakels voor de wielen wijkt de
koers van de auto af van de koers die
nodig is om de auto goed te parkeren.
Aanhanger
aanwezigEr is een poging gedaan Magic Parking in
te schakelen, maar achter de auto is een
aanhanger aanwezig (de aanhangerstek-
ker is op de juiste manier aangesloten).
Magic Parking
uitgeschakeldMagic Parking is uitgeschakeld door het
inschakelen van de parkeersensoren tijdens
de zoekfase en bij een snelheid van minder
dan 15 km/h.
BELANGRIJK Bij sommige meldingen die op het instrumentenpaneel worden weergegeven, klinkt ook een akoestisch
waarschuwingssignaal.
Page 148 of 295
146WEGWIJS IN UW AUTO
PARKEERSENSOREN VOOR EN ACHTER
(in combinatie met Magic Parking)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De parkeersensoren verschaffen de bestuurder informatie over
de afstand tot obstakels achter en voor de auto (uitvoeringen met
4 sensoren achter en 4 sensoren voor); deze sensoren zijn altijd
vereist voor de werking van het Magic Parking-systeem. Dit par-
keerhulpsysteem signaleert obstakels die zich buiten het ge-
zichtsveld van de bestuurder bevinden. De informatie over de aanwezigheid van en de afstand tot een
obstakel wordt aan de bestuurder doorgegeven door middel van
een akoestisch signaal, waarvan de frequentie afhankelijk is van
de afstand tot het obstakel (als de afstand tot het obstakel klei-
ner wordt, neemt de frequentie van het akoestische signaal toe).
SENSOREN
Het systeem maakt voor het bepalen van de afstand tot obsta-
kels gebruik van 4 sensoren (indien aanwezig) in de voorbum-
per fig. 85 en 4 sensoren in de achterbumper fig. 86.
fig. 85
L0E0059mfig. 86L0E0298m
Page 149 of 295
WEGWIJS IN UW AUTO147
1
Uitvoering met 8 sensoren
Bij de uitvoering met 4 sensoren achter en 4 sensoren voor wordt
het systeem geactiveerd door het inschakelen van de achteruit
of door op de knop fig. 87 te drukken. Als Magic Parking wordt
ingeschakeld, worden de sensoren achter en voor niet automa-
tisch ingeschakeld in de fase van het zoeken naar een parkeer-
plek: in dat geval kunnen ze worden ingeschakeld door te druk-
ken op de daarvoor bestemde knop fig. 87 of door het inscha-
kelen van de achteruit bij een snelheid van minder dan circa
15 km/h.
Als u de achteruit uitschakelt, blijven de sensoren voor en ach-
ter actief mits de snelheid lager blijft dan 15 km/h, om de par-
keermanoeuvre volledig te kunnen uitvoeren.
Het systeem kan ook worden ingeschakeld door op de knop fig.
87 op het middelste schakelaarpaneel te drukken: als het sys-
teem is ingeschakeld, brandt er een lampje op de knop.De sensoren worden uitgeschakeld als nogmaals op de knop
fig. 87 wordt gedrukt of als de snelheid toeneemt tot meer dan
15 km/h: als het systeem is uitgeschakeld, is het lampje op de
knop gedoofd.
Als de sensoren zijn ingeschakeld, start het systeem met de akoes-
tische signalering m.b.v. de zoemers voor of achter die een on-
derbroken signaal geven zodra een obstakel wordt waargenomen.
De onderbreking tussen de signalen wordt korter naarmate het
obstakel dichterbij komt.
Het signaal klinkt ononderbroken als de afstand tot het obsta-
kel minder is dan 30 cm. Afhankelijk van de plaats van het ob-
stakel (voor of achter) worden de geluidssignalen afgegeven door
de betreffende zoemer (voor of achter). Het obstakel dat zich
het dichtst bij de auto bevindt, wordt in ieder geval gesignaleerd.
Het geluidssignaal stopt onmiddellijk als de afstand tot het ob-
stakel groter wordt. De weergave van de tonen blijft gelijk als
de door de middelste sensoren gemeten afstand gelijk blijft. Als
deze situatie optreedt bij de zij-sensoren, dan wordt het signaal
na 3 seconden onderbroken (om te voorkomen dat het geluid
weergegeven blijft worden als langs een muur wordt gereden).
fig. 87
L0E0249m
De verantwoordelijkheid tijdens het parkeren en
andere mogelijk gevaarlijke manoeuvres ligt
altijd en overal bij de bestuurder. Controleer als u de
auto parkeert of zich geen personen (in het bijzonder
kinderen) of dieren in de buurt van de auto bevinden. De
parkeersensoren moeten als een hulpmiddel voor de
bestuurder beschouwd worden. De bestuurder moet tij-
dens eventueel gevaarlijke parkeermanoeuvres altijd
volledig zijn aandacht behouden, ook als de manoeu-
vres met lage snelheid worden uitgevoerd.
Page 150 of 295
148WEGWIJS IN UW AUTO
AKOESTISCH SIGNAAL
De bestuurder wordt geïnformeerd over de aanwezigheid van en
de afstand tot obstakels door middel van geluidssignalen die wor-
den gegeven door 2 zoemers in het interieur:
❍een zoemer voorin die waarschuwt voor de aanwezigheid van
obstakels voor de auto en een zoemer achterin die waarschuwt
voor de aanwezigheid van obstakels achter de auto. Hierdoor
krijgt de bestuurder ruimtelijke informatie waar de obstakels
zich ongeveer bevinden (voor/achter).
Als de achteruit wordt ingeschakeld, wordt het systeem auto-
matisch ingeschakeld.
Het geluidssignaal:
❍neemt toe als de afstand tot het obstakel kleiner wordt;
❍klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel minder
is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als de afstand tot
het obstakel groter wordt;
❍blijft constant als de gemeten afstand onveranderd blijft, ter-
wijl, als deze situatie zich voordoet bij de zij-sensoren, het signaal
na 3 seconden onderbroken wordt, om bijvoorbeeld signalen te
voorkomen als u langs een muur rijdt.
Voor een juiste werking van het systeem mag er
geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensoren zit-
ten. Wees voorzichtig bij het reinigen van de sen-
soren om krassen of beschadigingen te voorkomen; ge-
bruik geen droge, grove of harde doek. De sensoren moe-
ten worden gereinigd met schoon water, waaraan even-
tueel autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels waar ge-
bruik wordt gemaakt van stoom of hogedrukreiniging,
moeten de sensoren kort worden gereinigd. Houd hierbij
de spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
Wendt u voor het overspuiten van de bumpers of
het bijwerken van de lak in de buurt van de sen-
soren uitsluitend tot het Lancia Servicenetwerk.
Als het bijwerken van de lak niet op de juiste manier
wordt uitgevoerd, kan de werking van de parkeersenso-
ren in gevaar worden gebracht.
MEETBEREIK VAN DE SENSOREN
Met de sensoren kan het gebied voor (uitvoeringen met 8 sen-
soren) en achter de auto worden gecontroleerd.
Door hun positie wordt het midden en de zijkant aan de voor-
en achterzijde van de auto gecontroleerd.
Obstakels in het midden worden waargenomen vanaf een afstand
van minder dan 0,9 meter (voor) en 1,30 meter (achter).
Obstakels aan de zijkant worden waargenomen vanaf een af-
stand van minder dan 0,6 meter.
Page 151 of 295
WEGWIJS IN UW AUTO149
1
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitgeschakeld
als de stekker van de elektrische kabel van de aanhanger wordt
aangesloten op de stekkerdoos van de trekhaak. De sensoren
worden automatisch weer ingeschakeld als u de aanhanger-
stekker loskoppelt.
BELANGRIJK Als u de trekhaak permanent gemonteerd wilt
houden als er geen aanhanger wordt getrokken, kan de trekhaak
door de sensoren in het midden als obstakel worden waargeno-
men. Wendt u in dat geval tot het Lancia Servicenetwerk om het
systeem te laten aanpassen.
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in de parkeersensoren worden bij het in-
schakelen van de achteruit aangegeven door het branden van
het symbool
S(bij aanwezigheid van het Magic Parking-sys-
teem) of het symbool t(uitvoeringen zonder Magic Parking-
systeem) op het display. Bovendien verschijnt er een bijbeho-
rende melding of gaat het lampje
èop het instrumentenpa-
neel branden.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres altijd zeer goed op obstakels die
zich boven of onder de sensoren kunnen bevinden.
Obstakels die zich dicht bij de voor- of achterkant van de auto
bevinden, worden onder bepaalde omstandigheden niet door het
systeem gesignaleerd en kunnen dus de auto beschadigen of zelf
beschadigd worden.Hierna staan enkele omstandigheden vermeld die een goede wer-
king van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
❍Een verminderde gevoeligheid van de sensoren en een min-
der goede werking van het parkeerhulpsysteem kan worden ver-
oorzaakt door de aanwezigheid op de sensoren van: ijs, sneeuw,
modder of meerdere laklagen.
❍de sensoren signaleren een niet-bestaand object (“echo-sto-
ring”); dit wordt veroorzaakt door mechanische storingen, bij-
voorbeeld: wassen van de auto, regen (met veel wind) en hagel.
❍De metingen van de sensoren kunnen beïnvloed worden door
ultrasone systemen (bijv. luchtdrukremmen van vrachtwagens
of pneumatische hamers) die zich in de nabijheid bevinden.
❍De prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook beïn-
vloed worden door de positie van de sensoren. Bijvoorbeeld als
de stand van de auto wordt gewijzigd (door slijtage van schok-
dempers, wielophanging) of door de banden te verwisselen, de
auto te zwaar te beladen of door speciale aanpassingen waar-
door de auto verlaagd wordt.
❍Obstakels aan de bovenzijde van de auto kunnen niet ge-
signaleerd worden, omdat het systeem obstakels signaleert die
de auto aan de onderzijde kunnen raken.
Page 225 of 295
NOODGEVALLEN223
4
ZEKERINGENTABEL
F12
F12
F13
F13
F31
F33
F34
F35
F36
F37
F38
F39
F40
F417,5
15
7,5
15
5
20
20
5
20
7,5
10
10
30
7,538
38
38
38
38
38
38
38
38
38
38
38
38
38
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Dimlicht rechts
Dimlicht rechts met Xenon-gasontladingslampen
Dimlicht links, koplampverstelling
Dimlicht links met Xenon-gasontladingslampen
Spoel van relais ventilateur voor airco, body computer
Ruitbediening linksachter
Ruitbediening rechtsachter
Achteruitrijlichten, relaisspoelen zekeringenkast motorruimte, rempedaal-
schakelaar (normaal gesloten contact), waterdetectiesensor in brandstoffilter,
luchtkwantummeter/koppelingspedaalschakelaar en druksensor
op rembekrachtiger (uitvoering 1.4 Turbo Multi Air)
Regeleenheid portiervergrendeling, tankklepje, dead lock,
achterklepontgrendeling
Derde remlicht, instrumentenpaneel, regeleenheid adaptieve verlichting
(behalve uitvoering 1.4 Turbo MultiAir), regeleenheid op
gasontladingslamp links (behalve uitvoering 1.4 Turbo Multi Air)
Voorste plafondverlichting, achterste centrale plafondverlichting,
plafondverlichting zonnekleppen bestuurderszijde en passagierszijde,
plafondverlichting bagageruimte, plafondverlichting dashboardkastje
(uitvoering Platinum met optioneel open dak - behalve uitvoering MultiAir)
Voorbereiding autoradio/Autoradio/Radionavigatiesysteeem (behalve
uitvoeringen MultiAir), Knooppunt Blue&Me
TM, alarmsirene, alarmsysteem
op plafondverlichting, airconditioningeenheid, regeleenheid vaststelling
bandenspanning, stekker diagnosecontactdoos, achterste plafondverlichting,
spanningstabilisator (uitvoering MultiAir zonder optionele HI-FI)
Achterruitverwarming
Verwarming elektrische buitenspiegels, verwarming ruitensproeiers voor