sensor Lancia Delta 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2012Pages: 295, PDF Size: 8.49 MB
Page 110 of 295

108WEGWIJS IN UW AUTO
DRIVING ADVISOR
(Waarschuwing bij verlaten van
rijstrook)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De Driving Advisor is een systeem dat de bestuurder waar-
schuwt als de auto door onoplettendheid de rijstrook dreigt
te verlaten.Een videosensor op de voorruit nabij de binnenspie-
gel registreert de stand van de auto ten opzichte van de rijstrook-
belijning.
BELANGRIJK Wanneer de voorruit moet worden vervangen van
auto’s met een Driving Advisor, wendt u dan tot het Lancia Ser-
vicenetwerk. Als u de voorruit laat vervangen door een gespeciali-
seerd bedrijf, dient u zich in ieder geval tot het Lancia Servicenet-
werk te wenden om de videosensor te laten kalibreren.WERKING
Het systeem is niet ingeschakeld bij het starten van de auto. U kunt
het systeem inschakelen door de knop A-fig. 68 op het dashboard
in te drukken. Als het systeem is ingeschakeld gaat het lampje op
de knop branden en verschijnt er een bijbehorende melding op het
display van het instrumentenpaneel. Na inschakeling start het sys-
teem de herkenning van de werkingsvoorwaarden. Dit wordt aan-
gegeven door het knipperende lampje op de knop en door het knip-
perende gele symbool
eop het display van het instrumentenpaneel.
Het systeem treedt in werking nadat de werkingsvoorwaarden zijn
herkend. Daarna: dooft het symbool
eop het display van het in-
strumentenpaneel en gaat het lampje op de knop continu branden.
BELANGRIJK Als niet meer aan de werkingsvoorwaarden wordt
voldaan, dan stopt het systeem de werking. De bestuurder wordt
hierop geattendeerd door: het knipperen van het lampje op de
knop en het knipperen van het gele symbool
eop het display
van het instrumentenpaneel.
Page 126 of 295

124WEGWIJS IN UW AUTO
“ENERGY SAVING”-FUNCTIE
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als na een automatische start van de motor de bestuurder 3 mi-
nuten geen enkele actie onderneemt, dan zet het Start&Stop-sys-
teem de motor definitief uit om brandstof te besparen. In dit ge-
val kan de motor alleen gestart worden m.b.v. de contactsleutel.
OPMERKING Het is in alle gevallen mogelijk de motor draai-
end te houden door het Start&Stop-systeem uit te schakelen.
STORINGEN
Bij een storing schakelt het Start&Stop-systeem uit. De storing
wordt aan de bestuurder getoond door het knipperen van lamp-
jeUop het display van het instrumentenpaneel en, voor be-
paalde uitvoeringen/markten, het verschijnen van een melding
op het display. Wendt u in dit geval tot het Lancia Servicenet-
werk.AUTO LANGERE TIJD NIET IN GEBRUIK
Als de auto langere tijd niet wordt gebruikt, dan moet er in het
bijzonder op worden gelet dat de elektrische voeding van de ac-
cu wordt losgemaakt.
Hiervoor moet de aansluiting A-fig. 76 (door bediening van knop
B) worden losgekoppeld van de accuconditiesensor C, die op
de minpool D van de accu is gemonteerd. Deze sensor mag nooit
worden losgekoppeld van de accu, behalve als de accu wordt ver-
vangen.
fig. 76
L0E0191m
Wendt u voor het vervangen van de accu altijd tot
het Lancia Servicenetwerk. Vervang de accu door
een accu van hetzelfde type (HEAVY DUTY) en met
dezelfde specificaties.
Page 131 of 295

WEGWIJS IN UW AUTO129
1
BELANGRIJK De benodigde stuurkracht kan toenemen bij lang-
durige parkeermanoeuvres; dit is een normaal verschijnsel om
oververhitting van de motor voor de stuurbekrachtiging te voor-
komen. In deze situatie zijn er geen reparaties vereist. Als u de
auto een volgende keer weer gebruikt, zal de stuurbekrachtiging
weer normaal werken.
Zet altijd de motor uit en verwijder de contact-
sleutel uit het contactslot, waardoor het stuur-
wiel wordt vergrendeld, voordat er onderhouds-
werkzaamheden worden uitgevoerd, vooral als de auto
met de wielen los van de grond staat. Als dit niet moge-
lijk is (als de sleutel in stand MAR moet staan of de
motor moet draaien), moet de hoofdzekering van de
elektrische stuurbekrachtiging worden verwijderd.
TPMS-SYSTEEM
(Tyre Pressure Monitoring System)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De auto kan zijn uitgerust met een controlesysteem voor de ban-
denspanning TPMS (Tyre Pressure Monitoring System). Dit sys-
teem bestaat uit een sensor die op radiogolven werkt, in de velg
van elk wiel. Deze sensor stuurt informatie over de spanning van
iedere band naar de regeleenheid.
AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK VAN HET TPMS
Storingsmeldingen worden niet opgeslagen en worden dus niet
aangegeven als de motor wordt uitgezet en vervolgens weer wordt
gestart. Als de storingen blijven bestaan, stuurt de regeleenheid
de betreffende meldingen pas naar het instrumentenpaneel als
de auto een korte tijd rijdt.
Page 134 of 295

132WEGWIJS IN UW AUTO
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk
Het beschadigde wiel
repareren
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk
–
Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk
––
NEE
NEE
JA
JA
JAJA
JA
JA
NEE
NEE
NEE
(*) Velgmaten die als alternatief staan vermeld in het instructieboekje en die zijn gekozen uit het Lancia Lineaccessori-programma.
(**) Niet kruiselings (de banden moeten aan dezelfde zijde van de auto blijven). Zie voor het juiste gebruik van het systeem als de velgen/banden vervangen worden, de volgende tabel:
Handeling Aanwezigheid sensor Akoestisch Uitgevoerd door het
storing Lancia
Servicenetwerk
–
Een wiel vervangen
door het reservewiel
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door andere
met afwijkende afmetingen (*)
Wielen omwisselen
(voor/achter) (**)
Page 135 of 295

WEGWIJS IN UW AUTO133
1
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 80 en
attenderen de bestuurder via een repeterend geluidssignaal op de
aanwezigheid van obstakels achter de auto.
IN-/UITSCHAKELING
De sensoren worden automatisch geactiveerd als de achteruit
wordt ingeschakeld. Als de afstand tot het obstakel achter de au-
to kleiner wordt, neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
fig. 80
L0E0059m
AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als u de achteruit inschakelt en er een obstakel achter de auto
aanwezig is, klinkt er een akoestisch signaal waarvan de fre-
quentie afhankelijk is van de afstand van het obstakel tot de ach-
terbumper.
De frequentie van het geluidssignaal:
❍neemt toe als de afstand tot het obstakel kleiner wordt;
❍klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel minder
is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als de afstand
tot het obstakel groter wordt;
❍blijft constant als de afstand tot het obstakel constant blijft.
Meetbereik
Meetbereik in het midden: 140 cm
Meetbereik aan de zijkanten: 60 cm
Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, dan reageren zij
alleen op die obstakels die zich het dichtst bij de auto bevinden.
Page 136 of 295

134WEGWIJS IN UW AUTO
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in de parkeersensoren worden bij het in-
schakelen van de achteruit aangegeven door het branden van
het lampje
èop het instrumentenpaneel. Op het multifunctio-
nele display verschijnt ook de bijbehorende melding.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitgeschakeld
als de stekker van de elektrische kabel van de aanhanger wordt
aangesloten op de stekkerdoos van de trekhaak.
De sensoren worden automatisch opnieuw ingeschakeld als u de
aanhangerstekker loskoppelt.
Voor een juiste werking van het systeem mag er
geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensoren
zitten. Wees voorzichtig bij het reinigen van de
sensoren om krassen of beschadigingen te voorkomen;
gebruik geen droge, grove of harde doek. De sensoren
moeten worden gereinigd met schoon water, waaraan
eventueel autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels
waar gebruik wordt gemaakt van stoom of hogedruk-
reiniging, moeten de sensoren kort worden gereinigd.
Houd hierbij de spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
ALGEMENE OPMERKINGEN
❍Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geen obstakels
op of onder het sensorsysteem bevinden.
❍Obstakels die zich dicht bij de auto bevinden, worden on-
der bepaalde omstandigheden niet door het systeem gesig-
naleerd en kunnen dus de auto beschadigen of zelf bescha-
digd worden.
Hierna staan enkele omstandigheden vermeld die een goede wer-
king van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
❍Een verminderde gevoeligheid van de sensor en een ver-
mindering van de prestaties van het parkeerhulpsysteem
kunnen veroorzaakt worden door de aanwezigheid op
de sensor van: ijs, sneeuw, modder, meerdere laklagen.
❍De sensor signaleert een niet bestaand object (“echo-sto-
ring”); dit wordt veroorzaakt door mechanische storingen,
bijvoorbeeld: wassen van de auto, regen (met veel wind) en
hagel.
Page 137 of 295

WEGWIJS IN UW AUTO135
1
❍De metingen van de sensor kunnen beïnvloed worden/zijn
door ultrasone systemen (bijv. luchtdrukremmen van vracht-
wagens of pneumatische hamers) die zich in de nabijheid be-
vinden.
❍De prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook beïn-
vloed worden door de positie van de sensoren. Bijvoorbeeld
als de stand van de auto wordt gewijzigd (door slijtage van
schokdempers, wielophanging) of door de banden te verwis-
selen, de auto te zwaar te beladen of door speciale aanpassin-
gen waardoor de auto verlaagd wordt.De verantwoordelijkheid tijdens het parkeren en
andere gevaarlijke handelingen ligt altijd en
overal bij de bestuurder. Controleer als u de auto
parkeert of zich geen personen (in het bijzonder kinde-
ren) of dieren in de buurt van de auto bevinden. De par-
keersensoren moeten als een hulpmiddel voor de
bestuurder beschouwd worden. De bestuurder moet tij-
dens eventueel gevaarlijke parkeermanoeuvres altijd
volledig zijn aandacht behouden, ook als de manoeu-
vres met lage snelheid worden uitgevoerd.
Page 138 of 295

136WEGWIJS IN UW AUTO
De bestuurder blijft te allen tijde verantwoorde-
lijk voor parkeermanoeuvres. Bij het inparkeren
dient hij zich er altijd van te vergewissen dat
zich op de vrije parkeerplek geen personen of dieren
bevinden.
De parkeersensoren vormen een hulpmiddel voor
de bestuurder. Deze dient echter zelf altijd goed te
blijven opletten tijdens mogelijk gevaarlijke par-
keermanoeuvres, ook al worden die met lage snelheid
worden uitgevoerd. Het Magic Parking-systeem regelt
op GEEN ENKELE manier de snelheid van de auto tij-
dens het inparkeren: de bestuurder moet door gasgeven
en remmen zelf de snelheid regelen.
MAGIC PARKING (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het Magic Parking-systeem attendeert de bestuurder erop wan-
neer parallel aan de rijbaan een parkeerplek wordt gevonden die
groot genoeg is voor auto; bij het inparkeren neemt het systeem
vervolgens de besturing van de auto over.Ter ondersteuning ontvangt de bestuurder tijdens het inparkeren
informatie van de parkeersensoren (4 achter en 4 voor) die de af-
stand aangeven tot eventuele obstakels voor of achter de auto.
Bij het zoeken van een geschikte parkeerplek zijn de sensoren
voor en achter niet actief: ze worden automatisch geactiveerd
bij het inschakelen van de achteruit.
Page 139 of 295

WEGWIJS IN UW AUTO137
1
SENSOREN
Voor het zoeken van een parkeerplek maakt het systeem gebruik
van sensoren aan de zijkant (zie fig. 81).
Deze sensoren worden automatisch geactiveerd bij een snelheid
lager dan circa 30 km/h. Wanneer de auto vervolgens een plek
passeert die geschikt wordt bevonden om te parkeren, kan de
bestuurder de functie activeren met de daarvoor bestemde knop,
waarna op het instrumentenpaneel de instructies voor het in-
parkeren worden weergegeven. Zolang de bestuurder de func-
tie niet met de daarvoor bestemde knop heeft geactiveerd, wordt
er geen informatie op het instrumentenpaneel weergegeven.WERKING
De parkeerhulpfunctie kan alleen worden ingeschakeld als het
instrumentenpaneel is geactiveerd en de snelheid lager is dan cir-
ca 30 km/h. De inparkeerprocedure kan worden onderverdeeld
in de volgende fasen:
❍Inschakeling: door de knop fig. 82 in te drukken wordt be-
gonnen met het zoeken van een geschikte plek.
❍Zoeken: met behulp van de sensoren aan de zijkant, zoekt
het systeem continu naar een vrije parkeerplek die groot genoeg
is voor de auto. De bestuurder kan met de richtingaanwijzer-
schakelaar aangeven aan welke kant van de weg hij wil parkeren
(indien het systeem geen informatie van de richtingaanwijzer-
schakelaar krijgt of als de waarschuwingsknipperlichten zijn in-
geschakeld, zoekt het systeem aan de passagierszijde).
BELANGRIJK Het systeem is zodanig geprogrammeerd dat het
ZOEKEN automatisch wordt beëindigd wanneer er na 10 mi-
nuten nog geen geschikte parkeerplek is gevonden.
fig. 81
L0E0296mfig. 82L0E0241m
Page 140 of 295

138WEGWIJS IN UW AUTO
❍Herkenning: als het systeem een vrije parkeerplek herkent
die groot genoeg is voor de auto, attendeert het de bestuurder
hierop en geeft het aanwijzingen over wat de bestuurder moet
doen om het inparkeren te starten.
❍Inparkeren: de bestuurder krijgt het verzoek de achteruit
in te schakelen, het stuurwiel los te laten en het gaspedaal, rem-
pedaal en koppelingspedaal (bij auto's met een handgescha-
kelde versnellingsbak) of het gaspedaal en rempedaal (bij auto's
met een automatische versnellingsbak) te bedienen. Het systeem
neemt de besturing over om de auto achteruit in te parkeren.
Met het ononderbroken geluidssignaal van de zoemer van de par-
keersensoren achter wordt (indien nodig) aangegeven dat het
achteruitrijden moet worden beëindigd.
BELANGRIJK Het systeem is zodanig geprogrammeerd dat de
fase van het INPARKEREN wordt beëindigd wanneer de par-
keermanoeuvre na 3 minuten nog niet is voltooid.❍Beëindiging: Als de parkeerplek groot genoeg is, vindt het
inparkeren in één enkele manoeuvre plaats en hoeft de be-
stuurder verder niets meer te doen om de auto recht te zetten.
Wanneer één of meer keer steken nodig is om de auto recht te
zetten, geeft het systeem de besturing terug aan de bestuurder
die de auto dan verder handmatig moet inparkeren.
BELANGRIJK Wanneer het achteruit inparkeren voltooid is,
wordt het systeem gedeactiveerd en het stuur automatisch in
de rechtuitstand gezet; de bestuurder moet zelf de manoeuvre
handmatig afsluiten.
Het parkeerhulpsysteem maakt gebruik van de
volgende componenten:
❍parkeersensoren voor en achter;
❍sensoren aan de zijkant;
❍stuurinrichting;
❍wielen en remsysteem;
❍instrumentenpaneel.
Een defect of storing aan een van deze componen-
ten/systemen kan tot gevolg hebben dat het Magic Par-
king-systeem niet meer naar behoren functioneert.