Lancia Flavia 2012 Instructieboek (in Dutch)

Page 141 of 257

GEMIDDELD
BRANDSTOFVERBRUIK
(L/100KM)
Geeft het gemiddelde brandstofver-
bruik sinds de laatste reset weer. Het
gemiddelde brandstofverbruik kan
worden gereset door de selectieknop
in te drukken en ingedrukt te houden
(zoals weergegeven in het EVIC dis-
play). Na het resetten worden de his-
torische gegevens gewist en wordt het
nieuwe gemiddelde berekend op basis
van het laatste gemiddelde brandstof-
verbruik van voor de reset.
BEREIK TOT LEGE TANK
Geeft de geschatte afstand weer die
nog kan worden afgelegd met de
brandstof die in de tank aanwezig is.
Deze geschatte afstand wordt bepaald
door een gewogen gemiddelde van het
huidige en gemiddelde brandstofver-
bruik in relatie tot het huidige brand-
stofpeil in de tank. Bereik tot lege
tank kan niet worden gereset.
OPMERKING:
Aanmerkelijke veranderingen in
de rijstijl of de belading van deauto zullen een groot effect hebben
op de afstand die de auto kan af-
leggen, ongeacht het weergegeven
bereik tot lege tank.
Wanneer het bereik tot lege tank min-
der is dan een rijafstand van 48 km,
verandert de tekst op het display in
"LOW FUEL” (laag brandstofpeil).
Dit bericht wordt continu getoond
totdat brandstoftank leeg is. De tekst
LOW FUEL (laag brandstofpeil) ver-
dwijnt en er verschijnt een nieuwe
waarde voor bereik tot lege tank na-
dat voldoende brandstof is getankt.
BANDENSPANNING
Druk kort op de knop MENU tot "Tire
BAR" (bandenspanning) wordt weer-
gegeven.
De informatie over de bandenspan-
ning wordt als volgt weergegeven:
 Als de bandenspanning van alle
banden OK is, wordt TIRE en een
afbeelding van de auto met de
spanningswaarden in elke hoek van
de afbeelding weergegeven.

Als een of meer banden een lage
spanning hebben, verschijnen LOW
TIRE (bandenspanning laag) en een afbeelding met de spanningswaar-
den in elke hoek van de afbeelding.
Te lage bandenspanningswaarden
worden knipperend weergegeven.
Als het bandenspanningscontrole-
systeem onderhoud nodig heeft,
wordt "Check TPM System" weerge-
geven. De bandenspanningswaarden
("Tire BAR") dienen ter informatie
en kunnen niet worden gereset.VERSTREKEN TIJD
Toont de totale reistijd die is verstre-
ken sinds de laatste reset. De verstre-
ken tijd wordt aangepast wanneer de
contactschakelaar in de stand RUN of
START staat.
De verstreken tijd wordt als volgt
weergegeven:
uren:minuten:secondenDe verstreken tijd kan worden gereset
door de selectieknop in te drukken en
ingedrukt te houden (zoals weergege-
ven in het EVIC display). Tijdens het
resetten veranderen alle cijfers in nullen
en de tijd neemt weer toe zodra de
contactschakelaar in de stand RUN of
START wordt gezet.
134

Page 142 of 257

DISPLAY UNITS IN
(MAATEENHEDEN
DISPLAY IN)
De eenheden die worden gebruikt
voor de buitentemperatuur, het ge-
middelde brandstofverbruik, de ac-
tieradius en de bandenspanning wor-
den weergegeven. Druk de
selectieknop kort in om tussen de een-
heden "U.S." en "METRIC" te kie-
zen.
SYSTEEMSTATUS
Geeft SYSTEM OK weer als er geen
actieve waarschuwingsberichten zijn
opgeslagen. Drukken op de
OMLAAG-knop wanneer SYSTEM
OK wordt weergegeven heeft geen ge-
volgen. Geeft SYSTEM WARNINGS
PRESENT weer als er actieve waar-
schuwingsberichten zijn opgeslagen.
Als u op de OMLAAG-knop drukt
wanneer SYSTEM WARNINGS PRE-
SENT wordt weergegeven, worden
telkens de opgeslagen waarschu-
wingsberichten weergegeven. Druk
op de knop MENU en laat hem los om
naar het hoofdmenu terug te keren.PERSOONLIJKE
INSTELLINGEN (DOOR DE
KLANT TE
PROGRAMMEREN
FUNCTIES)
Met Persoonlijke instellingen kan de
bestuurder functies instellen en weer
oproepen wanneer de automatische
transmissie in de stand PARK staat.
Druk kort de knop MENU in tot “Per-
sonal Settings” (persoonlijke instel-
lingen) in het EVIC verschijnt.
Druk kort op de OMLAAG-knop om
de volgende te programmeren func-
ties weer te geven:
Taal
In dit display kunt u verschillende
talen voor alle terminologie, inclusief
die van de tripfuncties, instellen. Door
in dit display op de selectieknop te
drukken, kan Engels, Spaans, Frans,
Duits, Italiaans of Nederlands, afhan-
kelijk van de beschikbaarheid, wor-
den gekozen. Als u doorgaat, wordt de
informatie in de gekozen taal weerge-
geven.
Automatisch portieren
ontgrendelen bij uitstappen
Wanneer ON is geselecteerd en de
transmissie in de stand PARK of
NEUTRAAL staat, ontgrendelen alle
portiersloten wanneer het bestuur-
dersportier wordt geopend. Druk op
de selectieknop tot ON of OFF ver-
schijnt om uw keuze te maken.
RKE Unlock (Ontgrendelfunctie
afstandsbediening)
Als u "Driver Door 1st Press" (be-
stuurdersportier na één keer druk-
ken) selecteert, wordt alleen het be-
stuurdersportier ontgrendeld bij de
eerste druk op de ontgrendelknop op
de afstandsbediening. Als u Driver
Door 1st Press selecteert, moet u twee
keer op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening drukken om de an-
dere portieren te ontgrendelen. Als u
"All Doors 1st Press" (alle portieren
na één keer drukken) selecteert, ont-
grendelen alle portieren bij de eerste
keer indrukken op de ontgrendelknop
op de afstandsbediening. Druk kort
op de selectieknop tot “Driver Door
1st Press” of “All Doors 1st Press”
verschijnt om uw keuze te maken.
135

Page 143 of 257

Flash Lamps with LOCK
(Verlichting knippert bij
vergrendelen)
Als u ON selecteert, knipperen de
richtingaanwijzers voor en achter
wanneer u de portieren vergrendelt of
ontgrendelt via de afstandsbediening.
Deze functie kan worden geselecteerd
met of zonder claxonsignaal bij ver-
grendelen. Druk op de selectieknop
tot ON of OFF verschijnt om uw keuze
te maken.
Headlamp Off Delay
(Uitschakelvertraging koplampen)
Als u deze functie selecteert, kunt u
kiezen of bij uitstappen de koplampen
nog 0, 30, 60 of 90 seconden blijven
branden. Druk op de selectieknop tot
0, 30, 60, of 90 verschijnt om uw
keuze te maken.
Headlamps with Wipers
(Koplampen aan bij inschakelen
ruitenwissers) (uitsluitend
beschikbaar in combinatie met
automatische koplampen)
Als ON is geselecteerd en de koplamp-
schakelaar in de stand AUTO staat,
gaan de koplampen ca. 10 seconden
nadat de ruitenwissers zijn ingescha-keld branden. Wanneer de koplam-
pen via deze functie zijn ingescha-
keld, gaan ze uit wanneer u de
ruitenwissers uitschakelt. Druk op de
selectieknop tot ON of OFF verschijnt
om uw keuze te maken.
OPMERKING:
Als overdag de koplampen worden
aangezet, wordt de verlichting van
het instrumentenpaneel gedimd.
(Raadpleeg "Verlichting" in "De
functies van uw voertuig" voor in-
formatie over het verhogen van de
intensiteit.)
Key-Off Power Delay (Stroom bij
contactschakelaar in stand OFF)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
blijven de portierruitschakelaars, ra-
dio, Uconnect™ telefoon en de aan-
sluitcontacten actief gedurende
10 minuten nadat de contactschake-
laar in de stand LOCK is gezet. Door
het openen van een voorportier wordt
deze functie uitgeschakeld. Druk op
de selectieknop tot OFF, 45 sec.,
5 min. of 10 min. verschijnt om uw
keuze te maken.
Illumin. Approach (Verlichting bij
nadering)
Als deze functie is geselecteerd, gaan
de koplampen automatisch maximaal
90 seconden branden wanneer de por-
tieren worden ontgrendeld met de af-
standsbediening. Druk op de selec-
tieknop tot “OFF,” “30 sec,” “60 sec,”
of “90 sec” verschijnt om uw keuze te
maken.
Display Units In (Maateenheden
display in)
De eenheden van het EVIC en de ki-
lometerteller kunnen in Engelse en
metrische eenheden worden weerge-
geven. Druk kort op de selectieknop
tot "U.S." of "METRIC" verschijnt
om uw keuze te maken.
Kompasafwijking
Raadpleeg “Weergave kompas” voor
meer informatie.
Calibrate Compass (Kompas
kalibreren)
Raadpleeg “Weergave kompas” voor
meer informatie.
136

Page 144 of 257

AUDIOSYSTEMEN
Raadpleeg de handleiding van uw au-
diosysteem.
ANALOGE KLOK
INSTELLEN
Om de analoge klok midden boven op
het instrumentenpaneel in te stellen,
drukt u op de knop en houdt u deze
ingedrukt tot de instelling juist is. De
klok wordt in het begin langzaam ver-
steld en gaat daarna sneller wanneer
de knop langer wordt ingedrukt.STUURBEDIENING
VOOR AUDIO
De afstandsbediening voor het audio-
systeem bevindt zich achter op het
stuurwiel, in de standen 3 uur en 9
uur.
De rechter tuimelschakelaar heeft een
drukknop in het midden en regelt het
volume en de modus van het audio-
systeem. Als u de bovenzijde van de
tuimelschakelaar indrukt, neemt het
geluidsvolume toe. Als u de onder-
zijde van de tuimelschakelaar in-
drukt, neemt het geluidsvolume af.
Als u de knop in het midden indrukt,
schakelt de radio van MW naar LW, of
naar de cd-modus, afhankelijk van de
in de auto aanwezige radio.De linker tuimelschakelaar heeft een
drukknop in het midden. De functie
van de linker knop is afhankelijk van
de modus waarin het audiosysteem
zich bevindt.
Hieronder wordt de werking van de
linker tuimelschakelaar voor elke mo-
dus beschreven.
BEDIENING VAN DE
RADIO
Als u de bovenzijde van de schakelaar
indrukt, wordt omhoog gezocht naar
de volgende goed te ontvangen zen-
der. Als u de onderzijde van de scha-
kelaar indrukt, wordt omlaag gezocht
naar de volgende goed te ontvangen
zender.
Als u op de drukknop midden op de
schakelaar aan uw linkerkant drukt,
stemt de radio af op de volgende
vooraf ingestelde zender die u hebt
geprogrammeerd onder de drukknop
voor radiovoorinstellingen.
Analoge klok instellen
Afstandsbediening geluidssysteem
(achteraanzicht stuurwiel)
137

Page 145 of 257

CD-SPELER
Als u één keer drukt op de bovenzijde
van de schakelaar, wordt het volgende
nummer op de cd gekozen. Als u één
keer op de onderkant van de schake-
laar drukt, wordt het begin van het
huidige nummer of het begin van het
vorige nummer gekozen wanneer het
nieuwe nummer korter dan één se-
conde is gespeeld.
Wanneer u de schakelaar tweemaal
naar boven of naar beneden drukt,
wordt het tweede nummer afgespeeld;
bij driemaal het derde, enz.
De knop midden op de linkerschake-
laar heeft bij deze stand geen functie.
WERKING VAN DE
RADIO EN MOBIELE
TELEFOONS
Onder bepaalde omstandigheden kan
een ingeschakelde mobiele telefoon in
uw auto de radio storen. Deze situatie
kunt u verhelpen door de antenne van
de mobiele telefoon te verplaatsen.
Dit probleem is niet schadelijk voor de
radio. Wanneer de radio nog steeds
niet naar tevredenheid werkt nadat deantenne is verplaatst, is het raadzaam
de radio zachter of uit te zetten wan-
neer de mobiele telefoon in gebruik is.
KLIMAATREGELING
Het systeem voor airconditioning en
verwarming is ontworpen voor een
optimaal interieurcomfort onder alle
weersomstandigheden.
AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING
Automatische werking
De automatische temperatuurrege-
ling handhaaft automatisch het kli-
maat in de cabine op de niveaus zoals
die door de bestuurder en passagier
zijn gewenst.
De bediening van het systeem is vrij
eenvoudig.
1. Draai de modusregelknop (rechts)
en de aanjagerschakelaar (links) in de
stand AUTO.
OPMERKING:
De stand AUTO levert alleen voor
de inzittenden voorin de beste re-
sultaten.
2. Stel de ge-
wenste tempera-
tuur met de tempe-
ratuurregelknop
in. Wanneer het
comfortniveau is
ingesteld, hand-
haaft het systeem dat niveau automa-
tisch met behulp van het verwar-
mingssysteem. Mocht het gewenste
comfortniveau de inschakeling van de
airconditioning vereisen, dan past het
systeem zich automatisch aan.
U ervaart het meeste gebruiksgemak
wanneer u het systeem automatisch
laat werken. Door de aanjagerschake-
laar in de stand “O” (uit) te zetten,
wordt het systeem geheel uitgescha-
keld en de luchtinlaat voor buiten-
lucht gesloten.
Automatische temperatuurregeling
138

Page 146 of 257

De aanbevolen instelling voor maxi-
maal comfort voor de meeste mensen
is 22 °C; dit kan echter variëren.
OPMERKING:
 De temperatuurinstelling kan teallen tijde worden veranderd
zonder de automatische werking
te beïnvloeden.
 Wanneer de regelknop aircondi- tioning wordt ingedrukt terwijl
de AUTO modus is ingeschakeld,
knippert de LED in de regel-
knop driemaal waarna deze
dooft. Dit geeft aan dat het sys-
teem zich in de AUTO modus be-
vindt en het verzoek om de air-
conditioning in te schakelen niet
nodig is.  Als het lijkt of de airco minder
goed werkt dan verwacht, con-
troleer dan of de voorzijde van
de condensor vóór in de radi-
ateur is verstopt door vuil of in-
secten. Maak schoon door voor-
zichtig water te spuiten vanaf de
achterzijde van de radiator en
door de condensor heen.
Aanjagerschakelaar
Draai voor volledig
automatische wer-
king of voor auto-
matische werking
van de aanjager de
knop in de stand
AUTO. In de hand-
matige modus zijn er zeven aanjager-
standen die afzonderlijk kunnen wor-
den geselecteerd. In de stand OFF
(uit) schakelt de aanjager uit. Handmatige bediening
Dit systeem is een complete aanvul-
ling van handmatig bediende func-
ties, die bestaat uit Aanjager voorkeur
automatisch, Modus voorkeur auto-
matisch of Aanjager en modus voor-
keur automatisch. Dit houdt in dat de
bediener de instelling van de aanjager,
de modus of beide kan onderdrukken.
Er is een aantal handmatige aanjager-
snelheden beschikbaar voor wanneer
de modus AUTO niet gewenst is. Door
aan de aanjagerschakelaar (aan de
linkerzijde) te draaien, kan een vast
aanjagertoerental worden ingesteld.
OPMERKING:
Raadpleeg voor meer informatie
de tabel Bediening van de automa-
tische temperatuurregeling op de
volgende pagina.
139

Page 147 of 257

140

Page 148 of 257

De gebruiker kan de modus AUTO
onderdrukken door de luchtverdeling
te wijzigen door de modusregelknop
(rechts) in een van de volgende stan-
den te draaien.
 PaneelDe luchtstroom stroomt via de
roosters in het instrumentenpa-
neel de auto binnen. U kunt deze
roosters verstellen om de richting van
de luchtstroming te regelen.
OPMERKING:
De luchtroosters in het midden
van het instrumentenpaneel kun-
nen zo worden gericht, dat de lucht
maximaal naar de passagiers ach-
terin wordt geleid.
 Twee niveaus De lucht stroomt door de roos-
ters in het instrumentenpaneel
en de vloerroosters naar binnen.
OPMERKING:
Voor alle instellingen, behalve
maximaal koud of warm, is er een
verschil in temperatuur tussen de
bovenste en onderste luchtroos-
ters. De warmere lucht gaat naar de vloerroosters. Deze stand is
vooral aangenaam bij zonnig,
maar koud weer.
 Vloer
Lucht stroomt binnen via de
vloerroosters; een geringe hoe-
veelheid stroomt via de roosters
voor de voorruit- en zijruitontwase-
ming.
 Gemengd De lucht stroomt via de vloer-
openingen en de roosters voor
de voorruit- en zijruitontwase-
ming. Deze instelling is ideaal voor
koud weer en sneeuw, wanneer de
voorruit extra verwarming nodig
heeft. Deze instelling is goed voor ex-
tra comfort en om condensvorming op
de voorruit te verminderen.
 Ontdooien Lucht stroomt via de roosters
voor de voorruit- en zijruitont-
waseming. Kies deze stand met
het hoogste aanjagertoerental en de
maximumtemperatuur om zo snel
mogelijk de voorruit en zijruiten te
ontdooien.  Regelknop airconditioning
Druk deze knop al-
leen in om tijdens
handmatige bedie-
ning de airconditi-
oning in te schake-
len. Wanneer de
airconditioning is
ingeschakeld, stroomt koele, ge-
droogde lucht uit de met de modusre-
gelknop geselecteerde luchtroosters.
Druk deze knop nogmaals in om de
airconditioning uit te schakelen.
Wanneer handmatige bediening van
de airconditioning is geselecteerd,
brandt een LED in de knop.
 Recirculatietoets Het systeem regelt automa-
tisch de recirculatie. Door
op de recirculatieknop te
drukken, wordt echter de
recirculatiestand ingeschakeld. Deze
stand kan worden gebruikt om te
voorkomen dat rook, vieze luchtjes,
stof of vocht van buitenaf binnendrin-
gen. Wanneer de recirculatiestand
wordt ingeschakeld, gaat de LED in
de knop branden.
141

Page 149 of 257

OPMERKING:
 Als de contactschakelaar in destand LOCK wordt gezet, wordt
de recirculatiestand uitgescha-
keld.
 Bij koud weer kunnen de ruiten, bij gebruik van de recirculatie-
stand, sneller beslaan. De recir-
culatiestand is niet mogelijk in
de vloer-, ontdooi- of ontdooi/
vloermodus om het vrijmaken
van de ruiten te verbeteren. De
recirculatiestand wordt auto-
matisch geannuleerd zodra u
deze ventilatiestanden selec-
teert.
 Langdurig gebruik van de recir- culatiestand kan tot gevolg heb-
ben dat de ruiten beslaan. Als de
ruiten aan de binnenzijde be-
ginnen te beslaan, druk dan de
recirculatieknop in om buiten-
lucht te laten binnenstromen.
Sommige combinaties van tem-
peratuur en vocht hebben tot ge-
volg dat de lucht in de auto de
ruiten laat beslaan waardoor
het zicht belemmerd wordt.
Daarom kan in de ontdooistand de recirculatiestand niet worden
ingeschakeld. Als u de recircu-
latiestand probeert in te schake-
len terwijl deze modus actief is,
gaat de LED in de bedienings-
knop knipperen en vervolgens
uit.
 Meestal kunt u door de recircu- latieknop in de automatische
modus in te drukken tijdelijk de
recirculatiestand inschakelen.
Maar onder bepaalde omstan-
digheden blaast het systeem in
de automatische modus lucht uit
de ontdooiroosters. Wanneer
onder deze omstandigheden de
recirculatieknop wordt inge-
drukt, knippert het controle-
lampje en gaat dit vervolgens
uit. Dit duidt erop dat u op dit
moment niet de recirculatie-
stand kunt kiezen. Als u wilt dat
het systeem de recirculatiestand
kiest, dient u eerst de modus-
knop op Paneel, Twee niveaus of
Gemengd te zetten en vervolgens
op de recirculatieknop te druk-
ken. Deze functie verkleint de
kans dat de ruiten beslaan. AANWIJZINGEN VOOR
BEDIENING
OPMERKING:
Zie de tabel aan het eind van dit
hoofdstuk voor de juiste instellin-
gen voor de verschillende weers-
omstandigheden.
Rijden in de zomer
Het motorkoelsysteem in auto's met
airconditioning moet worden be-
schermd met een koelvloeistof met
antivries van uitstekende kwaliteit om
een goede bescherming te bieden te-
gen roestvorming en oververhitting
van de motor. Een oplossing van 50%
ethyleenlycol (antivries) en 50% wa-
ter wordt aanbevolen. Raadpleeg de
paragraaf "Onderhoudsprocedures"
in het hoofdstuk "Onderhoud van uw
auto" voor de aanbevolen koelvloei-
stof.
Rijden in de winter
Het gebruik van de recirculatiestand
in de wintermaanden wordt afgera-
den, omdat daardoor de ruiten kun-
nen beslaan.
142

Page 150 of 257

Stalling
Wanneer u de auto twee weken hebt
gestald of niet hebt gebruikt (bijv. in
de vakantie), laat het aircosysteem
daarna dan gedurende vijf minuten
met een hoog aanjagertoerental bij
stationair draaiende motor in de bui-
tenlucht werken. Zo wordt het sys-
teem voldoende gesmeerd en wordt de
kans op schade aan de aircocompres-
sor tot een minimum beperkt wanneer
u het systeem weer start.
Ontwasemen
U kunt de voorruit snel ontwasemen
door de ontdooistand te kiezen. Met
de ontdooistand/vloerstand kunt u de
voorruit helder houden en daarnaast
zorgen voor voldoende verwarming.
Verhoog dan het aanjagertoerental als
de zijruiten beslaan. Vooral bij zacht
maar regenachtig of vochtig weer is de
kans groot dat de autoruiten aan de
binnenzijde beslaan.OPMERKING:
Zet het systeem niet langdurig in
de recirculatiestand wanneer de
airco is uitgeschakeld, omdat an-
ders de ruiten kunnen beslaan.
Ontwasemingsroosters voor de
zijruiten
Aan beide zijden in het instrumenten-
paneel zijn ontwasemingsroosters
voor de zijruiten aangebracht. Deze
niet verstelbare roosters laten lucht
naar de zijruiten stromen wanneer de
stand Vloer, Gemengd of Ontdooien is
ingeschakeld. De lucht wordt naar het
deel van de ruiten geleid waardoor u
in de buitenspiegels kijkt.
Luchtinlaat aan buitenzijde
Zorg dat de luchtinlaat, direct vóór de
voorruit, niet wordt verstopt door
achtergebleven bladeren e.d. Wan-
neer bladeren achterblijven in de
luchtinlaat wordt de luchtstroming
belemmerd en als ze in de luchtkamer
terechtkomen kunnen de waterafvoe-
ren verstopt raken. Zorg in de winter-
maanden dat de luchtinlaat niet
wordt afgedekt door ijs of sneeuw.Aircoluchtfilter
Het aircofilter voorkomt dat de
meeste stof en pollen de cabine binnen
kunnen dringen. Het filter reinigt de
binnenstromende buitenlucht en de
gerecirculeerde lucht in het passa-
gierscompartiment. Raadpleeg “On-
derhoudsprocedures” in “Onderhoud
van uw auto” voor het onderhouden
van het aircofilter of raadpleeg uw
erkende dealer voor onderhoud.
Raadpleeg “Onderhoudsschema”
voor de onderhoudsintervallen van
het filter.
143

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 260 next >