Lancia Flavia 2012 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Flavia, Model: Lancia Flavia 2012Pages: 257, PDF Size: 2.8 MB
Page 181 of 257

Vier bewakingssensors banden-spanning
Drie triggermodules (aangebracht in drie van de vier wielkasten)
Verschillende berichten van het bandenspanningscontrolesysteem,
die verschijnen op het scherm van
het elektronische voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC)
Bandenspanningslampje
Waarschuwingen van het
bandenspanningscontrolesysteem
Als de spanning van één of
meer banden te laag is, gaat het
bandenspanningslampje in de
instrumentgroep branden en klinkt
het geluidssignaal. Verder geeft het
Elektronisch Voertuiginformatiecen-
trum (EVIC) een grafiek weer waarop
de bandenspanning van elke band
wordt afgebeeld en eventuele lage
bandenspanning knippert.
Als dit gebeurt, dient u direct te stop-
pen en de banden met te lage span-
ning (knipperend op het EVIC-
scherm) op de spanning te brengen
die in de bandenspanningstabel staat vermeld. Zodra het systeem de
nieuwe bandenspanningen heeft ont-
vangen, wordt het systeem automa-
tisch bijgewerkt, stopt het knipperen
van de te lage waarden in de grafiek
op het EVIC-scherm en gaat het ban-
denspanningslampje uit. Het is moge-
lijk dat u eerst ongeveer 20 minuten
met een snelheid hoger dan 24 km/u
moet rijden, voordat het bandenspan-
ningscontrolesysteem deze informatie
ontvangt.
Waarschuwing
bandenspanningscontrolesysteem
controleren
Wanneer een systeemstoring is gecon-
stateerd, klinkt er een geluidssignaal
en knippert het bandenspannings-
lampje gedurende 75 seconden en
blijft dit vervolgens continu branden.
Daarnaast wordt in het EVIC ten
minste vijf seconden lang het bericht
"CHECK TPM SYSTEM" (controleer
bandenspanningscontrolesysteem)
weergegeven. Daarna worden er
streepjes (- -) getoond in plaats van
bandenspanningswaarden om aan te
geven welke sensor niet meer werkt.
Als het contact wordt uitgeschakeld
en vervolgens weer ingeschakeld, zal
deze reeks worden herhaald wanneer
de systeemstoring zich nog steeds
voordoet. Als de storing in het systeem
is opgeheven, stopt het bandenspan-
ningslampje met knipperen, ver-
dwijnt het bericht "CHECK TPM
SYSTEM" van het EVIC-display en
verschijnt er een spanningwaarde in
plaats van de twee streepjes. Een sys-
teemstoring kan de volgende oorza-
ken hebben:
1. Storing door elektronische toestel-
len of als men langs installaties rijdt
die dezelfde radiofrequenties uitzen-
den als de bandenspanningssensoren.
2. Installatie van een bepaalde kleur
ramen die men later aanbrengt waar-
door de radiogolfsignalen worden
beïnvloed.
3. Veel sneeuw of ijs aan de wielen of
in de wielkasten.
4. Het gebruik van sneeuwkettingen.
5. Gebruik van wielen/banden die
niet zijn uitgerust met bandenspan-
ningssensoren.174
Page 182 of 257

Het bericht "CHECK TPM SYSTEM"
(controleer bandenspanningscontro-
lesysteem) wordt ook minimaal vijf
seconden in het EVIC weergegeven
wanneer een sensor zich niet op de
juiste plaats bevindt. In dat geval
wordt het bericht "CHECK TPM
SYSTEM" (controleer bandenspan-
ningscontrolesysteem) gevolgd door
een afbeelding waarin de banden-
spanningswaarden nog steeds worden
weergegeven. Dit duidt erop dat de
bandenspanningswaarden nog steeds
van de bandenspanningssensoren
worden ontvangen, maar dat deze
sensoren zich mogelijk niet op de
juiste plaats bevinden. Het systeem
vereist echter nog steeds onderhoud
zolang het bericht "CHECK TPM
SYSTEM" (controleer bandenspan-
ningscontrolesysteem) wordt weerge-
geven.
BRANDSTOFVEREISTEN
Alle motoren voldoen aan alle
emissie-eisen, hebben een laag brand-
stofverbruik en bieden optimale rijei-
genschappen als u hoogwaardige
loodvrije benzine met een minimum
octaangehalte van 91 gebruikt.Licht pingelen bij lage motortoeren-
tallen is niet schadelijk voor de motor.
Aanhoudend zwaar pingelen bij hoge
motortoerentallen kan echter schade
veroorzaken en vereist onmiddellijk
onderhoud. Benzine van slechte kwa-
liteit kan problemen veroorzaken, zo-
als slecht starten, afslaan en haperen
van de motor. Als u last heeft van
dergelijke storingen, probeer dan
eerst een ander merk benzine voordat
u contact opneemt met uw dealer.
Meer dan 40 automobielfabrikanten
overal ter wereld hebben uniforme
specificaties opgesteld voor de kwali-
teit van brandstoffen (het Worldwide
Fuel Charter, WWFC). Deze specifi-
caties definiëren de noodzakelijke ei-
genschappen voor de optimale emis-
siewaarden, prestaties en
duurzaamheid van uw auto. De fabri-
kant raadt het gebruik van benzine
aan die voldoet aan de WWFC-
specificaties.
METHANOL
Methanol (methyl- of houtalcohol)
wordt in uiteenlopende concentraties
gemengd met loodvrije benzine. Er
zijn brandstoffen op verkrijgbaar die
3% of meer methanol bevatten, sa-
men met andere alcoholsoorten die
co-solventen worden genoemd. Voor
problemen die het gevolg zijn van ge-
bruik van methanol/benzine of E-85-
ethanolmengsels is de fabrikant niet
aansprakelijk. Hoewel MTBE een
zuurstofverbinding op basis van me-
thanol is, heeft het niet de negatieve
effecten van methanol.
LET OP!
Gebruik geen benzine die methanol
of E-85-ethanol bevat. Het gebruik
van deze mengsels kan start- en rij-
problemen veroorzaken en schade
toebrengen aan essentiële onderde-
len van het brandstofsysteem.
175
Page 183 of 257

ETHANOL
De fabrikant raadt het gebruik van
brandstoffen aan die niet meer dan
10% ethanol bevatten. Wanneer u
brandstof tankt bij een benzinestation
van een bekend merk beperkt u de
kans dat deze limiet van 10% wordt
overschreden of dat u brandstof tankt
met abnormale eigenschappen. Houd
ook rekening met een hoger brand-
stofverbruik bij gebruik van met
ethanol vermengde brandstoffen,
vanwege de lagere energieopbrengst
van ethanol. Voor problemen die het
gevolg zijn van gebruik van
methanol/benzine of E-85-
ethanolmengsels is de fabrikant niet
aansprakelijk. Hoewel MTBE een
zuurstofverbinding op basis van me-
thanol is, heeft het niet de negatieve
effecten van methanol.
LET OP!
Het gebruik van brandstof met een
ethanolgehalte van meer dan 10%
kan motordefecten, start- en rijpro-
blemen, en aantasting van materia-
len veroorzaken. Deze nadelige wer-
king kan blijvende schade aan uw
auto tot gevolg hebben.
SCHONE BENZINE
Benzine wordt tegenwoordig veelal
gemengd om bij te dragen aan een
schonere lucht, vooral in omgevingen
met ernstige luchtverontreiniging.
Deze nieuwe mengsels zorgen voor
een schonere verbranding.
De fabrikant ondersteunt deze in-
spanningen voor schonere lucht. U
kunt hieraan bijdragen door deze
brandstof te gebruiken.
MMT IN BENZINEMMT is een metaaladditief dat man-
gaan bevat en wordt in sommige ben-
zine gemengd om het octaangetal te
verhogen. Met MMT gemengde benzine
biedt geen prestatievoordelen in verge-
lijking tot benzine met hetzelfde oc-
taangetal zonder MMT. Benzine ge-
mengd met MMT verkort de levensduur van de bougies en vermindert de pres-
taties van het emissieregelsysteem van
sommige auto's. De fabrikant raadt het
gebruik van benzine zonder MMT aan
voor uw auto. Het MMT-gehalte van
benzine wordt mogelijk niet vermeld op
de benzinepomp en daarom dient u bij
uw benzinepomp te informeren of de
benzine MMT bevat.
BRANDSTOFADDITIEVENNaast loodvrije benzine met het juiste
octaangehalte, wordt ook benzine aan-
bevolen waaraan reinigingsmiddelen
en additieven voor corrosiepreventie en
stabiliteit zijn toegevoegd. Het gebruik
van benzine met deze additieven heeft
een gunstige invloed op het brandstof-
verbruik, verlaagt de emissiewaarden
en handhaaft de motorprestaties.
Onzorgvuldig gebruik van reinigings-
middelen voor het brandstofsysteem
word afgeraden. Veel van deze stoffen
zijn bedoeld voor het verwijderen van
koolstof en glazuur en bevatten vaak
actieve oplosmiddelen of soortgelijke
ingrediënten. Deze middelen kunnen
schade toebrengen aan pakkingen en
membranen in het brandstofsysteem.
176
Page 184 of 257

WAARSCHUWING!
Koolmonoxide (CO) in uitlaatgassen
is dodelijk. Volg de onderstaande
voorschriften om koolmonoxidever-
giftiging te voorkomen:
Adem nooit uitlaatgassen in. Deze
bevatten namelijk koolmonoxide,
een kleurloos en reukloos gas dat
dodelijk kan zijn. Laat de motor
nooit in een gesloten ruimte, zoals
een garage, draaien en blijf nooit
lange tijd in een stilstaande auto
met draaiende motor zitten. Wan-
neer de auto langere tijd met draai-
ende motor buiten stilstaat, stel uw
ventilatiesysteem dan zodanig in
dat buitenlucht naar binnen wordt
geblazen.Regelmatig onderhoud is een prima
bescherming tegen koolmonoxide.
Laat het uitlaatsysteem altijd con-
troleren wanneer de auto op een
hefbrug wordt gezet. Laat defecten
direct repareren. Rijd tot na de re-
paratie altijd met de ramen volledig
geopend.
BRANDSTOF TANKEN
BRANDSTOFVULDOP
De vuldop bevindt zich achter de
brandstofvulklep aan de linkerzijde
van de auto. Als de vuldop zoekge-
raakt of beschadigd is, moet de ver-
vangende dop geschikt zijn voor deze
auto.
Hang de vuldopkabel na verwijdering
van de vuldop aan de haak aan de
binnenkant van de brandstofklep. Zo
wordt de vuldop op afstand gehouden
van het oppervlak van de auto en
wordt de autolak niet beschadigd.OPMERKING:
Als de vuldop zoekgeraakt of be-
schadigd is, moet de vervangende
dop geschikt zijn voor deze auto.
LET OP!
Een slecht passende brandstof-
vuldop kan schade aan het brand-
stofsysteem of aan het emissiere-
gelsysteem veroorzaken.
Een slecht passende tankdop kan
er de oorzaak van zijn dat het
storingslampje gaat branden.
Voorkom morsen en overlopen
van brandstof. Wanneer het
mondstuk aan de vulslang klikt of
afsluit, is de brandstoftank vol.
Brandstofvulklep
Vuldopkabel
177
Page 185 of 257

WAARSCHUWING!
Houd alle rookgerei en vuur uit debuurt van het voertuig wanneer
de tankdop is verwijderd en u de
tank vult.
Er kan brand ontstaan als u een
jerrycan vult met benzine terwijl
deze in de auto staat. Dit kan lei-
den tot brandwonden. Zet een jer-
rycan altijd op de grond tijdens
het vullen.
OPMERKING:
Draai de vuldop vast tot u een "klikgeluid" hoort. De klik geeft
aan dat de vuldop goed is vast-
gedraaid. Het storingslampje in
de instrumentengroep kan gaan
branden wanneer de tankdop
niet correct is vastgedraaid.
Zorg ervoor dat de vuldop tel-
kens na het tanken goed wordt
vastgedraaid.
Wanneer het mondstuk aan de vulslang klikt of afsluit, is de
brandstoftank vol. Melding brandstofvuldop
los
Wanneer het diagnosesysteem detec-
teert dat de brandstofvuldop los zit,
onjuist is aangebracht of is bescha-
digd wordt het bericht “CHECK GAS
CAP” (controleer brandstofvuldop)
weergegeven op het elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC).
Raadpleeg de paragraaf "Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel" voor meer infor-
matie. Draai de tankdop stevig vast en
druk op de resetknop van de kilome-
terdagteller om het bericht uit te scha-
kelen. Als het probleem zich opnieuw
voordoet, verschijnt de melding de
volgende keer dat de auto wordt ge-
start opnieuw. Raadpleeg "Onboard
Diagnostic System" (diagnosesysteem
in de auto) in het onderhoudsboekje
van uw auto voor meer informatie.
OPMERKING:
Als de vuldop zoekgeraakt of be-
schadigd is, moet de vervangende
dop geschikt zijn voor deze auto. BELADING VAN DE
AUTO
VOERTUIGCERTIFICATIE-
LABEL
Uw auto is voorzien van een certifica-
tielabel, dat op de achterzijde van het
bestuurdersportier is aangebracht.
Dit label bevat de volgende informa-
tie:
Naam van de fabrikant
Productiemaand en -jaar
Maximaal toelaatbaar totaalge-
wicht (GVWR)
Maximaal toelaatbare asbelasting (GAWR) voorzijde
Maximaal toelaatbare asbelasting (GAWR) achterzijde
Chassisnummer (VIN)
Voertuigtype
Maand, dag en uur van fabricage (MDH)
Aan de hand van de streepjescode kan
met een scanner het chassisnummer
(VIN) worden afgelezen.
178
Page 186 of 257

MAXIMAAL
TOELAATBAAR
TOTAALGEWICHT (GVWR)
Het GVWR is het maximaal toelaat-
bare totaalgewicht van de auto. Dit is
het gewicht van de auto inclusief be-
stuurder, passagiers en alle lading. De
totale belasting moet worden beperkt
om zo het GVWR niet te overschrij-
den.
MAXIMAAL
TOELAATBARE
ASBELASTING (GAWR)
Het GAWR is de maximaal toelaat-
bare belasting van de vooras en de
achteras. Verdeel de lading gelijkma-
tig over de voor- en achteras. Zorg
ervoor dat u zowel het GAWR voor de
vooras als voor de achteras niet over-
schrijdt.
WAARSCHUWING!
Omdat de auto wordt bestuurd met
de voorwielen, is het vooral belang-
rijk dat u de GAWR-waarde voor de
voor- en achteras niet overschrijdt.
Als een van de waarden wordt over-
schreden, kunnen gevaarlijke situa-
ties tijdens het rijden ontstaan. U
zou de macht over het stuur kunnen
verliezen en een aanrijding kunnen
veroorzaken.
OVERBELADING
De dragende onderdelen (assen, ve-
ren, banden, wielen, etc.) van uw auto
zullen goed functioneren zolang u het
GVWR en GAWR voor en achter niet
overschrijdt.
Het totaalgewicht van uw auto be-
paalt u het best door de auto te wegen
terwijl deze volledig beladen is en
klaar voor gebruik. Laat de auto we-
gen op een weegbrug, om zeker te zijn
dat het GVWR niet wordt overschre-
den.
Bepaal het gewicht op de voor- en
achteras afzonderlijk. Het is van groot
belang het laadgewicht gelijkmatig
over beide assen te verdelen. Door overbelading kan de veiligheid
in gevaar komen en kan de levens-
duur van de auto worden verkort. Het
gebruik van zwaardere assen of op-
hangingscomponenten betekent niet
per definitie dat ook het GVWR toe-
neemt.
BELADEN
Om de auto op de juiste wijze te bela-
den, moet u eerst het leeggewicht we-
ten per as en aan beide zijden. Berg
zwaardere voorwerpen laag op en ver-
deel hun gewicht zo gelijkmatig mo-
gelijk. Zet alle losse voorwerpen vast
voordat u gaat rijden. Als bij weging
van de beladen auto blijkt dat een van
de GAWR's is overschreden, maar het
totale gewicht binnen de GVWR-
limiet valt, moet u het gewicht op-
nieuw verdelen. Een onjuiste ge-
wichtsverdeling kan de besturing, het
weggedrag en de remwerking negatief
beïnvloeden.
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER
Het wordt afgeraden met deze auto
een aanhanger te trekken.
179
Page 187 of 257

DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER
Slepen van deze auto achter een andere auto
Sleepmethode Wielen VAN de grondAlle modellen
Slepen met alle wielen op de
grond GEEN
NIET TOEGESTAAN
Slepen met behulp van dolly Voor
OK
Achter NIET TOEGESTAAN
Op aanhanger ALLE OK
SLEPEN ACHTER EEN
CAMPER – ALLE
MODELLEN
Slepen achter een camper is ALLEEN
toegestaan met de voorwielen VAN de
grond. Dit kan met behulp van een
dolly of een aanhanger plaatsvinden.
Volg de volgende procedure wanneer
u een dolly gebruikt:
1. Bevestig de dolly correct aan het
slepende voertuig, volg de instructies
van de fabrikant van de dolly. 2. Rijd de voorwielen op de dolly.
3. Trek de handrem stevig aan. Zet
de schakelhendel in de stand PARK.
4. Zet de voorwielen stevig op de
dolly vast, volg de instructies van de
fabrikant van de dolly.
LET OP!
Deze auto NIET slepen met alle
vier de wielen op de grond. Dit zal
beschadiging van de aandrijflijn
veroorzaken.
Als de auto in strijd met de boven-
genoemde voorschriften wordt ge-
sleept, kan versnellingsbak ern-
stig beschadigd raken.
Beschadigingen, veroorzaakt door
onjuist slepen, vallen niet onder
de garantie van de auto.
180
Page 188 of 257

6
WAT U KUNT DOEN IN NOODGEVALLEN
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN . . . . . . . 182
OVERVERHITTING VAN DE MOTOR . . . . . . . . . 182 OVERVERHITTING VAN MOTOROLIE . . . . . 183
TIREFIT-SET . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183 TIREFIT-OPBERGVAK . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
ONDERDELEN EN GEBRUIK VAN DETIREFIT-SET . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR GEBRUIK VAN TIREFIT . . . . . . . . . . . . . . . . 184
EEN BAND REPAREREN MET TIREFIT . . . . 186
STARTEN MET STARTKABELS . . . . . . . . . . . . . 189 VOORBEREIDING VOOR HET STARTENMET STARTKABELS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
PROCEDURE VOOR HET STARTEN MET STARTKABELS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
EEN VASTZITTENDE AUTO WEER VRIJKRIJGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
KEUZEHENDEL ONTGRENDELEN . . . . . . . . . . 192
SLEPEN VAN EEN AUTO MET PECH . . . . . . . . . 193 AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK . . . . . 194
ZONDER CONTACTSLEUTEL . . . . . . . . . . . . 195
181
Page 189 of 257

WAARSCHUWINGS-
KNIPPERLICHTEN
De schakelaar van de waarschuwings-
knipperlichten bevindt zich onder de
radio op het instrumentenpaneel.Druk op de schakelaar om de
alarmknipperlichten in te scha-
kelen. Zodra u de schakelaar
indrukt, gaan alle richtingaanwijzers
knipperen om het verkeer achter u te
waarschuwen voor een noodsituatie.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de waarschuwingsknipperlichten uit
te zetten.
Dit is een waarschuwingssysteem voor
noodsituaties. Gebruik het systeem
niet tijdens het rijden. Gebruik het
alleen bij autopech en uw auto een
gevaar vormt voor andere weggebrui-
kers.
Als u de auto moet verlaten om hulp
op te roepen, blijven de waarschu-
wingsknipperlichten ook werken
wanneer de contactschakelaar in de
stand OFF is gezet. OPMERKING:
Bij langdurig gebruik van de waar-
schuwingsknipperlichten kan uw
accu leeg raken.
OVERVERHITTING VAN
DE MOTOR
In elk van de hierna volgende gevallen
kunt u met de passende maatregelen
de kans op oververhitting verminde-
ren.
Op de grote weg — minder snel-
heid.
In stadsverkeer — zet de keuzehen- del in NEUTRAL wanneer u stil-
staat, maar verhoog het stationair
toerental niet.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit
koelsysteem, kan dit leiden tot
schade aan de auto. Als de naald van
de temperatuurmeter in het gebied
"H" komt, breng dan de auto tot
stilstand zodra dit veilig kan en laat
de motor stationair draaien. Schakel
de airconditioning uit en wacht tot
de meternaald weer in het normale
bereik staat. Als de correcte actie is
ondernomen, maar de meternaald
blijft in het bereik "H" blijft staan,
zet dan de motor onmiddellijk af en
neem contact op voor service.
OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om
dreigende oververhitting van de
motor te voorkomen:
Als de airco is ingeschakeld, schakel deze dan uit. Het airco-
systeem voert warmte af naar het
koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.
182
Page 190 of 257

U kunt ook de temperatuurregel-
knop in de hoogste stand zetten,
de ventilatie in de vloerstand zet-
ten en de aanjagerschakelaar in
een hoge stand zetten. Zo onder-
steunt het verwarmingssysteem
de werking van de radiateur bij
het afvoeren van warmte uit het
koelsysteem.WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antivries) en
stoom uit de radiateur kunnen ern-
stige brandwonden veroorzaken. Als
u stoom van onder de motorkap
hoort of ziet komen, mag u de mo-
torkap pas openen nadat de radi-
ateur voldoende is afgekoeld. Open
nooit de vuldop van het koelsysteem
als de radiateur of het koelvloei-
stofreservoir heet is.
OVERVERHITTING VAN
MOTOROLIE
Tijdens langdurig rijden met hoge
snelheden of het rijden met een aan-
hanger in bergachtig gebied op een
warme dag kan de motorolie te heet
worden. Als dit gebeurt, gaat het be-
richt "HOTOIL" in de kilometerteller knipperen en wordt de rijsnelheid ver-
laagd naar 85 km/u, totdat de tempe-
ratuur van de motorolie is gedaald.
OPMERKING:
De rijsnelheid wordt verlaagd tot
een maximumsnelheid van
85 km/u. Vanzelfsprekend kunt u,
indien nodig, zelf de rijsnelheid ver-
der verlagen.TIREFIT-SETKlein gaatjes (tot 6 mm) in het loopvlak
van de band kunnen worden gedicht
met TIREFIT. Voorwerpen, zoals als
spijkers en schroeven, mogen niet uit de
band worden verwijderd. TIREFIT kan
worden gebruikt bij buitentemperatu-
ren tot ongeveer -20 °C.Deze set zorgt voor een tijdelijke af-
dichting, waardoor u nog maximaal
160 km kunt rijden met een maxi-
mumsnelheid van 88 km/u.
TIREFIT-OPBERGVAK
Het TIREFIT-pakket bevindt zich in
de bagageruimte.
ONDERDELEN EN
GEBRUIK VAN DE
TIREFIT-SET
1. Fles met afdichtingsmiddel
2. Knop voor leeglaten
3. Drukmeter
4. Aan/uit-toets
5. Functieregelknop
6. Afdichtingsslang (doorzichtig)
Plaats van TIREFIT
183