sensor Lancia Phedra 2010 Instructieboek (in Dutch)
Page 44 of 246
43
GORDELSPANNERS
Voor een nog betere bescherming
zijn de veiligheidsgordels voor en ach-
ter voorzien van gordelspanners (voor
bepaalde uitvoeringen/markten).
Dit systeem wordt bij een heftige
frontale botsing door een sensor in
werking gesteld en trekt de gordel
enige centimeters aan. Op deze wijze
worden de inzittenden veel beter op
hun plaats gehouden en wordt de
voorwaartse beweging beperkt.
Het blokkeren van de veiligheids-
gordel geeft aan dat de gordelspanner
in werking is geweest; de gordel wordt
niet meer opgerold, ook niet als hij
wordt begeleid.
BELANGRIJKVoor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel goed aan-
sluiten op borst en bekken.
De gordelspanners kunnen alleen
worden ingeschakeld als de betreffende
gordel goed vast zit in de sluiting.
Er kan een beetje rook vrijkomen.
Deze rook is niet schadelijk en duidt
niet op brand.
De gordelspanner behoeft geen en-
kel onderhoud of smering. Elke ver-
andering van de oorspronkelijke staat
zal de doelmatigheid verminderen. Als
de gordelspanner door extreme na-
tuurlijke omstandigheden (bv. over-
stromingen, vloedgolven) met water
en modder in contact is geweest, dan
moet de spanner worden vervangen.
De gordelspanner werkt
slechts eenmaal. Als de
gordelspanners hebben ge-
werkt, moet u zich tot het Lancia
Servicenetwerk wenden om ze te
laten vervangen. Het systeem heeft
vanaf de productiedatum een gel-
digheid van 10 jaar; laat voor het
verstrijken van deze termijn het
systeem door de Lancia-dealer
vervangen.Door werkzaamheden
waarbij stoten, sterke tril-
lingen of plaatselijke ver-
hitting (hoger dan 100 °C gedurende
maximaal 6 uur) optreden, kunnen
de gordelspanners beschadigen of
worden ingeschakeld. Hiermee
worden niet bedoeld: trillingen die
voortgebracht worden door een
slecht wegdek of door contacten
met kleine obstakels zoals trottoirs.
Wend u altijd tot de Lancia-dealer
als werkzaamheden moeten wor-
den uitgevoerd waarbij deze om-
standigheden kunnen optreden.
TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de bescherming van de inzitten-
den bij een ongeluk te vergroten, zijn
de oprolautomaten van de gordels van
de voorzitplaatsen aan de zijkanten
van de tweede rij voorzien van een
systeem dat bij een frontale aanrijding
de kracht op de borst en schouders
verdeelt.
001-065 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:27 Pagina 43
Page 57 of 246
56
dit is normaal en vindt tijdens de nor-
male werking plaats, bijvoorbeeld als
u de airconditioning of de elektroven-
tilator inschakelt. Een langzame wij-
ziging van het toerental zorgt voor het
behoud van de acculading.
KOELVLOEISTOFTEMPE-
RATUURMETER – D (fig. 72-73)
Tijdens de normale werking geeft de
temperatuurmeter de waarden in het
midden van de schaalverdeling aan.
Als hoge waarden worden aangege-
ven, betekent dit dat de motor zwaar
wordt belast en moeten de gevraagde
prestaties worden verminderd.
Als het lampje
ugaat branden,
geeft dit een te hoge koelvloeistoftem-
peratuur aan.
Ook als zeer langzaam wordt gere-
den onder zeer warme omstandighe-
den, kan een hoge temperatuur wor-
den bereikt. Stop in dat geval en zet
de motor uit. Start vervolgens de mo-
tor opnieuw en geef rustig gas.BRANDSTOFNIVEAUMETER – C
(fig. 72-73)
Het instrument geeft een indicatie
van de hoeveelheid brandstof in de
brandstoftank.
Als het controlelampje van de
brandstofreserve
Kbrandt, is er nog
ongeveer 8 liter brandstof in de tank
aanwezig en moet dus zo snel moge-
lijk getankt worden.
Rijd niet met een bijna lege brand-
stoftank: door een eventueel wisse-
lende toevoer van brandstof kan de
katalysator worden beschadigd.
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
(als een autoradio aanwezig is)
fig. 73a
A– knop voor toegang tot het hoofd-
menu
B– knoppen voor de navigatie door
het hoofdmenu
C– knop om de gekozen functie of
ingevoerde waarde te bevestigen
D– knop om de functie te wissen/
terug te keren naar het vorige scherm
E– keuzeknop voor de weer te geven
informatie rechts op het display (da-
tum, autoradio – cd, tripcomputer).Hoofdmenu
Druk op knop Aom toegang te krij-
gen tot het hoofdmenu; de volgende
functies worden weergegeven:
–Radio/cd(zie voor de bijbeho-
rende functies het bijgeleverde sup-
plement „Autoradio”);
–Tripcomputer: hiermee kan in-
formatie worden weergegeven over de
mogelijk nog af te leggen afstand (ac-
tieradius), het huidige verbruik, de af-
gelegde afstand, het gemiddelde ver-
bruik en de gemiddelde snelheid;
bovendien kan informatie worden
weergegeven over de status van func-
ties zoals: automatische inschakeling
buitenverlichting, ESP, regensensor.
fig. 73a
L0B0434b
001-065 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:27 Pagina 56
Page 58 of 246
57
Druk lang op de knop op het uiteinde
van de rechter hendel fig. 73bom de
in de boordcomputer opgeslagen gege-
vens op nul te zetten (resetten);
–Instellingenmenu: hiermee kan
de functie voor het elektrisch sperren
van de achterwielen, de achterruiten-
wisser en de automatische werking
van de buitenverlichting worden in-
/uitgeschakeld en kunnen de datum,
de tijd, de lichtintensiteit van het dis-
play, de eenheden en de taal worden
ingevoerd.
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
(als het infotelematica-systeem
Connect Nav+ aanwezig is) fig. 73c
A– knop voor toegang tot het hoofd-
menuB– knoppen voor de navigatie door
het hoofdmenu
C– knop om de gekozen functie of
ingevoerde waarde te bevestigen
D– knop om de functie te wissen/
terug te keren naar het vorige scherm
E– keuzeknop voor de weer te geven
informatie rechts op het display (da-
tum, autoradio – cd, tripcomputer).
Hoofdmenu
Druk op knop Aom toegang te krij-
gen tot het hoofdmenu dat de functies
van de volgende systemen weergeeft:
–Navigatie
–Audio
–Tripcomputer: hiermee kan in-
formatie worden weergegeven over de
mogelijk nog af te leggen afstand (ac-
tieradius), het huidige verbruik, de af-
gelegde afstand, het gemiddelde ver-
bruik en de gemiddelde snelheid;
bovendien kan informatie worden
weergegeven over de status van func-
ties zoals: automatische inschakeling
buitenverlichting, ESP, regensensor.
Druk lang op de knop op het uiteinde
van de rechter hendel fig. 73bom de
in de boordcomputer opgeslagen ge-
gevens op nul te zetten (resetten);
–Rubriek
–Instellingenmenu: hiermee kan
de functie voor het elektrisch sperren
van de achterwielen, de achterruiten-
wisser en de automatische werking
van de buitenverlichting worden in-/
uitgeschakeld en kunnen de datum,
de tijd, de lichtintensiteit van het dis-
play, de eenheden en de taal worden
ingevoerd.
–Kaart
–Video
Zie voor de functies van het naviga-
tiesysteem, audio, rubriek, telematica,
kaart en video het bijgeleverde sup-
plement „Connect Nav+”.
fig. 73b
L0B0435b
fig. 73c
L0B0433b
001-065 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:27 Pagina 57
Page 59 of 246
58
KILOMETERTELLERDISPLAY
Hiermee kunnen de volgende groot-
heden worden weergegeven:
op de bovenste regel: dagteller-
stand en motorolieniveaumeter (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
op de onderste regel: kilometerto-
taalstand en onderhoudsindicatie; bo-
vendien kunnen hier, bij uitvoeringen
met automatische versnellingsbak,
worden weergegeven: de ingescha-
kelde versnelling (zie voor meer in-
formatie het hoofdstuk „Elektronische
automatische versnellingsbak”).
Dagteller (fig. 74)
Druk op knop Aom de dagteller-
stand weer te geven; houd de knop in-
gedrukt om de stand op nul te zetten.Motorolieniveaumeter
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Als het contactslot in stand Mwordt
gedraaid, worden eerst de hoeveelheid
kilometers aangegeven die nog mogen
worden afgelegd tot de volgende on-
derhoudsbeurt en vervolgens tijdelijk
het olieniveau in de oliepan.
De afbeelding in fig. 75geeft een
juist olieniveau aan. Als het opschrift
„OIL” knippert, er een geluidssignaal
klinkt en een bericht verschijnt, dan
is het olieniveau in de motor onvol-
doende. Als de mededeling „OIL –”
knippert, geeft dit een storing van de
motorolieniveausensor aan.Onderhoudsindicatie (fig. 76)
De onderhoudsindicatie geeft m.b.v.
een symbool Aen de kilometerteller B
aan wanneer onderhoud volgens het
Geprogrammeerd Onderhoud moet
worden uitgevoerd (voor het behoud
van de garantie) en de Lancia-dea-
lermoet worden bezocht (zie hiervoor
ook het hoofdstuk „Onderhoud van
de auto”).
BELANGRIJKWend u tot de Lan-
cia-dealerbij eventuele storingen en
wacht niet tot de volgende onder-
houdsbeurt.
fig. 74
L0B0244b
fig. 75
L0B0415b
fig. 76
L0B0246b
001-065 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:27 Pagina 58
Page 66 of 246
65
DIMLICHT
(groen)
Het lampje gaat branden als de dim-
lichten ingeschakeld worden.
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS (groen)
Het lampje gaat (knipperend) bran-
den als de richtingaanwijzerhendel
naar boven wordt geplaatst of tegelij-
kertijd met het controlelampje van de
richtingaanwijzer links als de schake-
laar voor de waarschuwingsknipper-
lichten wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER
LINKS (groen)
Het lampje gaat (knipperend) bran-
den als de richtingaanwijzerhendel
naar onder wordt geplaatst of tegelij-
kertijd met het controlelampje van de
richtingaanwijzer rechts als de scha-
kelaar voor de waarschuwingsknip-
perlichten wordt ingedrukt.MISTLAMPEN VOOR
(groen)
Het lampje gaat branden als de
mistlampen ingeschakeld worden.
GROOTLICHT
(blauw)
Het lampje gaat branden als het
grootlicht ingeschakeld wordt.
2
E
R
5
1
LEKKE BAND
(rood)
Het lampje op het instrumentenpa-
neel gaat branden (tegelijkertijd
wordt een mededeling op het display
weergegeven en klinkt een geluidssig-
naal) als de druk in één of meer ban-
den onder een drempelwaarde daalt.
Op deze manier waarschuwt het
TPMS-systeem de bestuurder op het
mogelijk leeglopen van de band(en)
en dus op een mogelijke lekke band.
BELANGRIJKRijd niet verder met
één of meer banden met een lage span-ning, omdat dit de rij-eigenschappen
van de auto negatief kan beïnvloeden.
Stop de auto zonder bruusk te remmen
en vermijd heftige stuurbewegingen.
Vervang onmiddellijk het wiel door het
reservewiel (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten – zie het hoofdstuk
„Noodgevallen”) en wend u zo snel
mogelijk tot de Lancia-dealer.
STORING IN BANDEN -
SPANNINGSCONTRO-
LESYSTEEM
Het lampje gaat branden (en tegelij-
kertijd wordt een mededeling op het
display weergegeven) als een storing
in het bandenspanningscontrolesys-
teem TPMS wordt gesignaleerd (voor
bepaalde uitvoeringen/markten).
Wend u in dit geval zo snel mogelijk
tot de Lancia-dealer. Als één of meer
wielen zonder sensor worden gemon-
teerd, dan gaat na enige tijd het lampje
op het instrumentenpaneel branden
(en wordt tegelijkertijd een mededeling
op het display weergegeven), totdat
opnieuw vier wielen met sensoren zijn
gemonteerd.
ì
è
001-065 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:27 Pagina 65
Page 73 of 246
72
SENSOREN
Voor een nauwkeurige controle van
de bedrijfsparameters van de kli-
maatregeling is het systeem, naast een
buiten- en interieurtemperatuursen-
sor, voorzien van een zonlichtsensor;
deze sensor kan de hoeveelheid zon-
licht doorgeven aan de regeleenheid,
zodat de temperaturen van de ge-
scheiden temperatuurregeling opti-
maal geregeld kunnen worden.
De zonlichtsensor bevindt zich in het
midden van het dashboard; de bui-
tentemperatuursensor bevindt zich op
de buitenspiegel aan passagierszijde.
fig. 82
L0B0066b
BEDIENINGSORGANEN (fig. 82)
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 72
Page 79 of 246
78
SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem wordt uitgeschakeld als
de draaischakelaar (L) voor de aan-
jagersnelheid linksom wordt gedraaid,
totdat op het display de omtrek van
de auto zonder de aanjagers wordt
afgebeeld.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
dan:
– wordt de werking van vlak voor
het uitschakelen opgeslagen;
– gaat het symbool op display (C)
uit, behalve de omtrek van de auto;
– wordt de recirculatie uitgeschakeld
(toevoer van buitenlucht);
– wordt de compressor uitgescha-
keld;
– wordt de aanjager uitgeschakeld;
– wordt de luchtverdeling geheel op
de voorruit gericht;
– wordt de temperatuur op geheel
koud gezet.SIGNALERING VAN STORINGEN
Bij een storing (vastzittende knoppen,
storing van sensoren, elektrische sto-
ringen enz.) schakelt het systeem au-
tomatisch de „recovery”-functie in;
deze situatie wordt aangegeven door
het knipperen van de punten die de cij-
fers van de temperatuur op het display
(C) scheiden. Wend u in dit geval zo
snel mogelijk tot de Lancia-dealer.
Recovery
Als de recovery-functie is ingescha-
keld:
–temperaturen bestuurders- en
passagierszijde: worden tegelijker-
tijd en op dezelfde manier geregeld;
als de knoppen (AofE) geblokkeerd
zijn, wordt door het systeem een tem-
peratuur van 21 °C ingesteld;
–aanjager, verdeling, compressor,
recirculatie: de betreffende functie
wordt automatisch (AUTO) geregeld;–AUTO: dit is een vastliggende func-
tie: recirculatie, compressor, luchtver-
deling en aanjager worden automa-
tisch geregeld en het indrukken van de
knoppen heeft geen effect;
–MAX-DEF: het systeem schakelt
de luchtverdeling naar de voorruit in,
het indrukken van de knoppen voor
de luchtverdeling, compressor, AUTO
en recirculatie heeft geen effect en de
functies van de aanjager en de tem-
peratuur blijven ingeschakeld;
–REAR: extra aanjagers kunnen
niet worden ingeschakeld;
–achterruitverwarming: kan niet
worden ingeschakeld.
HULPVERWARMING
Om het comfort te verhogen, kun-
nen de auto’s met een JTD-motor uit-
gerust zijn met een hulpverwarming.
Als de motor is uitgeschakeld of bij
met stationair toerental draaiende
motor kan de hulpverwarming inge-
schakeld blijven, waarbij een fluittoon
hoorbaar is en rook en geur vrijkomt.
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 78
Page 81 of 246
80
Automatische inschakeling
van de parkeer- en dimlichten
(fig. 87)
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Het systeem voor het automatisch
inschakelen van de verlichting bestaat
uit een infraroodsensor op de voorruit,
die in staat is om de wijzigingen van
de intensiteit van het buitenlicht te
signaleren.
De automatische werking van de
verlichting moet met behulp van het
instellingenmenu van het display
worden in- of uitgeschakeld (zie de
paragraaf „Informatiedisplay” in dit
hoofdstuk).De lichtsensor is niet in
staat om mist te signale-
ren. Daarom moet bij mist
de verlichting handmatig worden
ingeschakeld.BELANGRIJKBij ingeschakelde
lichtsensor kan alleen het grootlicht-
signaal worden gebruikt; als het
grootlicht ingeschakeld moet worden
moet daarom eerst de verlichting niet
meer automatisch worden geregeld.
Grootlicht (fig. 88)
Dit wordt ingeschakeld als m.b.v.
draaischakelaarAin stand
21de
hendel naar het stuurwiel wordt ge-
trokken.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje1branden.
Als de hendel opnieuw naar het
stuurwiel wordt getrokken, dooft het
grootlicht.
fig. 87
L0B0419b
fig. 88
L0B0420b
BELANGRIJKAls de functie is in-
geschakeld en de ruitenwissers wer-
ken, wordt de verlichting automatisch
ingeschakeld.
Als de verlichting automatisch in-
schakelt, kunnen de mistlampen voor
en het mistachterlicht worden inge-
schakeld; als de lichten automatisch
doven, hoeft de mistverlichting niet
apart uitgeschakeld te worden.
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 80
Page 83 of 246
82
Richtingaanwijzers (fig. 92)
Als de hendel in de volgende stand
wordt gezet:
omhoog(stand1): gaan de rechter
richtingaanwijzers branden;
omlaag(stand2): gaan de linker
richtingaanwijzers branden.
Op het instrumentenpaneel gaat het
lampjeEofRknipperen.
De richtingaanwijzers schakelen au-
tomatisch uit als met de auto weer
rechtuit wordt gereden.
Als dat nodig is kunnen de richting-
aanwijzers kort worden ingeschakeld
(bv.: bij het wisselen van rijbaan); zet
hiervoor de hendel omhoog of om-
laag, zonder de vergrendelde stand te
bereiken.Als de hendel wordt losgelaten, keert
de hendel automatisch terug in de
ruststand.
HENDEL RECHTS
Ruitenwisser – regensensor
(fig. 93)
De werking kan alleen plaatsvinden
als het contactslot in stand Mstaat.
0– Ruitenwissers ingeschakeld.
I– Wissen met interval.
1– Continu langzaam wissen.
2– Continu snel wissen.
AUTO– Inschakeling regensensor
(automatische werking). Als de hen-
del wordt losgelaten, keert deze terug
naar stand 0.Om het onderhoud makkelijker te
maken, bijvoorbeeld als de ruiten
worden schoongemaakt of de ruiten-
wisserrubbers moeten worden ver-
vangen, kan bij uitgenomen contact-
sleutel of het contactslot in stand S
binnen 60 seconden de hendel niet
vergrendeld naar beneden worden be-
wogen; de ruitenwissers gaan verticaal
staan en stoppen; ze kunnen vervol-
gens omhoog worden gezet voor het
reinigen van de ruit of vervangen van
de rubbers.
BELANGRIJKProbeer niet de rui-
tenwissers omhoog te plaatsen als
deze niet eerst in de verticale stand
zijn gezet m.b.v. de hiervoor beschre-
ven procedure; als dit toch wordt ge-
probeerd, kan de carrosserie worden
beschadigd.
fig. 93
L0B0425b
fig. 92
L0B0424b
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 82
Page 84 of 246
83
De regensensor is een elektronisch
systeem dat bij de ruitenwissers hoort
en tot taak heeft om de ruitenwissers
automatisch te bedienen. Als de hen-
del voor de ruitenwissers in de inter-
valstand staat, is de wisfrequentie van
de wissers afhankelijk van de hoe-
veelheid water op de ruit.
Alle andere met de rechter hendel
bediende functies blijven ongewijzigd.
De regensensor schakelt automatisch
in als de hendel in stand AUTOwordt
gezet en heeft een traploos bereik van
stilstaande ruitenwissers (geen enkele
slag) bij een droge ruit tot werking
met de eerste snelheid bij hevige re-
gen.
Als de regensensor wordt ingescha-
keld, maken de ruitenwissers 1 slag
om aan te geven dat de functie is in-
geschakeld.Als de ruitensproeiers worden be-
diend als de regensensor is ingescha-
keld, wordt de normale wasprocedure
gevolgd. Als deze is beëindigd wordt
de normale automatische werking van
de regensensor weer ingeschakeld.
Als het contactslot in stand Swordt
gedraaid, wordt de regensensor uitge-
schakeld en als de motor weer wordt
gestart niet opnieuw ingeschakeld,
ook als de hendel nog in stand AUTO
staat.
Om in deze situatie de regensensor
in te schakelen moet de hendel eerst
in een andere stand worden gezet en
vervolgens weer in AUTO.Controleer als de voorruit
moet worden schoonge-
maakt altijd of het systeem
is uitgeschakeld.
De regensensor kan de volgende spe-
ciale omstandigheden die van invloed
zijn op de gevoeligheid van de sensor
signaleren en zichzelf aanpassen:
– vuil op het oppervlak dat de sen-
sor controleert (zout, vuil enz.);
– vochtstrepen die worden veroor-
zaakt door versleten ruitenwisserrub-
bers;
– verschil tussen dag en nacht (de
waarneming met de ogen wordt ern-
stig verstoord als in het donker wordt
gereden met een natte ruit).
Schakel de regensensor
niet in als de auto wordt
gereinigd in een automati-
sche wasstraat/-tunnel.
Zorg ervoor dat bij ijs op
de voorruit het systeem is
uitgeschakeld.
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 83