Lancia Voyager 2013 Instructieboek (in Dutch)
Page 211 of 404
seconden de waarde 'nul' weergege-
ven. De historische gegevens worden
dan gewist en het nieuwe gemiddelde
wordt berekend op basis van het laat-
ste gemiddelde brandstofverbruik
van voor de reset.
Bereik tot lege tank
Geeft de geschatte afstand weer die
nog kan worden afgelegd met de
brandstof die in de tank aanwezig is.
Deze geschatte afstand wordt bepaald
door een gewogen gemiddelde van het
huidige en gemiddelde brandstofver-
bruik in relatie tot het huidige brand-
stofpeil in de tank. Het bereik tot lege
tank kan niet worden gereset met de
selectieknop.OPMERKING: Aanmerkelijke
veranderingen in de rijstijl of de
belading van de auto zullen een
groot effect hebben op de afstand
die de auto kan afleggen, ongeacht
het getoonde bereik tot lege tank.
Als het bereik tot lege tank lager is
dan de geschatte rijafstand van
48 km, verandert het scherm en ver-
schijnt het bericht "LOW FUEL"
(laag brandstofpeil). Dit bericht
wordt continu getoond totdat brand-
stoftank leeg is. Het bericht "LOW
FUEL" (laag brandstofpeil) ver-
dwijnt en er verschijnt een nieuw be-
reik tot lege tank nadat voldoende
brandstof is getankt.
Liter per 100 km (l/100km)
Deze weergave toont tijdens het rijden
het huidige verbruik in liter per
100 km (L/100km) in een staafgra-
fiek. Hierdoor wordt het brandstof-
verbruik continu tijdens het rijden be-
waakt, zodat u uw rijstijl kunt
aanpassen om minder brandstof te
verbruiken.VOERTUIGSNELHEID
Druk kort op OMHOOG- of
OMLAAG-knop totdat de melding
"Vehicle Speed" (voertuigsnelheid)
wordt gemarkeerd in het EVIC en
druk dan op de selectieknop. Druk op
de selectieknop om de huidige snel-
heid weer te geven in km/u of mph.
Druk nogmaals op de selectieknop om
te schakelen tussen de maateenhe-
den km/u en mph.
OPMERKING: Als u de maateen-
heid wijzigt in het menu "Vehicle
Speed" (voertuigsnelheid), veran-
dert de maateenheid niet in het
EVIC.
RITINFORMATIE
Druk de toets OMHOOG of OMLAAG
en houd deze vast totdat de melding
"Trip info" (ritinformatie) verschijnt
in het EVIC en druk dan SELECT
(selecteren). Druk kort op de toetsen
OMHOOG/OMLAAG om een van de
volgende functies te markeren als u
deze wilt resetten:
Weergave gemiddeld
brandstofverbruik
205
Page 212 of 404
Trip A (Rit A)
Toont de totale afstand voor Trip A
die werd afgelegd sinds de laatste re-
set.
Trip B (Rit B)
Toont de totale afstand voor Trip B die
werd afgelegd sinds de laatste reset.
Elapsed Time (Verstreken tijd)
Toont de totale reistijd die is verstre-
ken sinds de laatste reset, wanneer het
contactslot in de stand ACC staat. De
verstreken tijd wordt aangepast wan-
neer het contactslot in de stand ON of
START staat.
Een ritfunctie resetten
Het resetten zal uitsluitend plaatsvin-
den als er een functie wordt geselec-
teerd (gemarkeerd) die kan worden
teruggesteld op nul. Druk eenmaal
kort op de selectieknop om de ge-
toonde resetbare functie te wissen.
BANDENSPANNING
Druk kort op de toets OMHOOG of
OMLAAG totdat de melding "Tire
BAR" (Bandenspanning in BAR)wordt gemarkeerd in het EVIC. Druk
op de selectieknop om een grafiek van
de auto weer te geven waar in de
hoeken de bandenspanningswaarden
wordt aangegeven.
VOERTUIGINFORMATIE
(INFORMATIEFUNCTIES
VOOR DE KLANT)
Druk op de OMHOOG- of OMLAAG-
knop en houd deze ingedrukt totdat
de melding "Vehicle Info" (informatie
over de auto) verschijnt in het EVIC
en druk dan op de selectieknop. Druk
op de toetsen OMHOOG en OMLAAG
om door de onderstaande opties te
bladeren:
Koelvloeistoftemperatuur
Toont de huidige temperatuur van de
koelvloeistof.
Oliedruk
Toont de huidige oliedruk.
Bedrijfsuren motor
Geeft het aantal uren weer dat de
motor in bedrijf is geweest.
BERICHTEN
Druk kort op de toets OMHOOG of
OMLAAG totdat de melding "Messa-
ges: XX" (Berichten: XX) wordt ge-
markeerd in het EVIC. Als er meer
dan één bericht is, kunt u door op de
selectieknop te drukken een opgesla-
gen waarschuwingsbericht weerge-
ven. Druk op de OMHOOG- en
OMLAAG-knop als er meer dan één
bericht is om de overige opgeslagen
berichten weer te geven. Als er geen
berichten zijn, gebeurt er niets als u
op de selectieknop drukt.
UNITS (eenheden)
Druk op de toets OMHOOG of OM-
LAAG totdat de melding "Units"
(maateenheden) in het EVIC ver-
schijnt en druk dan de selectieknop.
De te gebruiken maateenheden voor
het EVIC, de kilometerteller en het
navigatiesysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) kunnen worden
gewijzigd van metrisch naar US
(Amerikaans) en omgekeerd. Om een
selectie te maken bladert u op of neer
totdat de gewenste instelling gemar-
keerd is, vervolgens drukt u kort de
206
Page 213 of 404
selectieknop totdat naast de instelling
een vinkje verschijnt welke aangeeft
dat de instelling geselecteerd is.
SCHERM KEYLESS
ENTER-N-GO (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Wanneer op de knop ENGINE
START/STOP (Motor Aan/Uit) wordt
gedrukt om de stand van de contact-
schakelaar te wijzigen, wordt rechts-
onder in het EVIC, rechts van de ki-
lometerstand, de huidige status van
het contact getoond.
Raadpleeg voor meer informatie:
"Keyless Enter-N-Go" onder "Starten
en rijden".
KOMPAS-/
TEMPERATUURWEERGAVE
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)De kompasuitlezingen geven aan in
welke richting de auto wijst. Het
EVIC geeft een van de acht mogelijke
kompasstanden en de buitentempera-
tuur weer.
OPMERKING: Bij het starten
geeft het systeem de laatst bekende
buitentemperatuur weer. Het sys-
teem heeft mogelijk meerdere mi-
nuten rijtijd nodig voordat de wer-
kelijke buitentemperatuur
weergegeven wordt. De tempera-
tuur van de motor kan van invloed
zijn op de weergave van de buiten-
temperatuur, daarom wordt de
weergegeven temperatuur niet
geüpdate wanneer het voertuig stil
staat.
Automatische kompaskalibratie
Het kompas is zelfijkend, zodat u het
niet handmatig hoeft te resetten. Mo-
gelijk geeft het kompas onjuiste waar-
den weer wanneer de auto nieuw is. Indat geval geeft het EVIC het bericht
CAL weer totdat het kompas is geka-
libreerd. U kunt het kompas ook ka-
libreren door één of meerdere keren
360° rond te rijden (op een plaats
zonder grote metalen voorwerpen),
tot het EVIC-bericht "CAL" ver-
dwijnt. Het kompas werkt dan nor-
maal.
OPMERKING: Voor juiste ijking
is een vlak wegdek en een omge-
ving zonder grote metalen voor-
werpen zoals gebouwen, bruggen,
ondergrondse kabels, spoorrails
enz. vereist.
Kompas handmatig kalibreren
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Als het kompas onjuiste waarden
weergeeft, maar het CAL-
indicatielampje niet op het EVIC-
display verschijnt, zet u het kompas
als volgt handmatig in de kalibratie-
modus:
1. Schakel het contact in.
207
Page 214 of 404
2. Druk de toetsen OMHOOG of OM-
LAAG totdat het menu Setup (Instel-
lingen) (Door de klant te programme-
ren functies) bereikt is. Druk dan
SELECTEREN.
3. Druk op de toets OMLAAG totdat
"Calibrate Compass" (kompas kali-
breren) wordt weergegeven op het
EVIC.
4. Druk kort op de knop SELECTE-
REN om het kalibreren te starten. Het
"CAL"-indicatielampje verschijnt op
het EVIC.
5. Rijd één of meer keren in een cirkel
van 360° (op een plaats zonder grote
metalen voorwerpen) tot het "CAL"-
indicatielampje uit gaat. Het kompas
werkt dan normaal.Kompasafwijking
De kompasafwijking is het verschil
tussen het magnetische noorden en
het geografische noorden. Ter com-
pensatie van de verschillen moet de
kompasafwijking aan de hand van de
zonekaart worden ingesteld voor de
zone waarin de auto wordt gebruikt.
Nadat u het kompas correct heeft in-
gesteld, worden de verschillen auto-
matisch gecompenseerd, zodat de
nauwkeurigheid van de kompasrich-
ting optimaal is. Voor de meest nauw-
keurige werking van het kompas moet
de kompasafwijking aan de hand van
de volgende procedure worden afge-
steld:
OPMERKING: Houd magnetische
voorwerpen, zoals iPod's, mobiele
telefoons, laptops en radardetec-
toren uit de buurt van het instru-
mentenpaneel. Omdat zich hier de
kompasmodule bevindt, zou de
sensor van het kompas gestoord
kunnen worden, waardoor de
weergegeven waarden onbetrouw-
baar worden.
208
Page 215 of 404
1. Schakel het contact in.
2. Druk de toetsen OMHOOG of OM-
LAAG totdat het menu Setup (Instel-
lingen) (Door de klant te programme-
ren functies) bereikt is. Druk dan
SELECTEREN.3. Druk de toets OMLAAG totdat de
melding "Compass Variance" (kom-
pasafwijking) in het EVIC weergege-
ven wordt en druk dan op SELECT
(selecteren). Het laatst gebruikte zo-
nenummer verschijnt in het EVIC.
4. Druk kort op de selectieknop tot-
dat de juiste afwijkingszone volgens
de kaart is geselecteerd.
5. Druk kort op de toets RETURN
om af te sluiten.
Kaart kompasafwijking
209
Page 216 of 404
DOOR DE KLANT TE
PROGRAMMEREN
FUNCTIES
(SYSTEEMINSTELLINGEN)
Via Personal Settings (persoonlijke
instellingen) kunt u functies instellen
en weer oproepen wanneer de versnel-
lingsbak in de stand PARK is gezet.
Als de keuzehendel niet in de stand
PARK staat of de auto begint te rijden,
wordt het waarschuwingsbericht
SYSTEM SETUP NOT AVAILABLE
VEHICLE NOT IN PARK(Systeem-
instellingen niet beschikbaar, auto
staat niet in PARK) getoond wanneer
u probeert in het hoofdmenu de optie
"System Setup" (Systeeminstellin-
gen) te selecteren.
Druk kort op de toets OMHOOG of
OMLAAG totdat de melding "System
Setup" (Systeeminstellingen) wordt
gemarkeerd in het hoofdmenu van het
EVIC. Druk vervolgens op de selectie-
knop om het submenu Systeeminstel-
lingen te openen. Druk kort op de
toets OMHOOG of OMLAAG om een
van de volgende functies te selecteren: Taal
In dit scherm kunt u een van de vijf
talen voor de schermweergave selecte-
ren, met inbegrip van de ritfuncties en
het navigatiesysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/landen). Gebruik in dit
scherm de toetsen OMHOOG of OM-
LAAG om door de beschikbare talen
te bladeren. Druk op de selectieknop
om English (Engels), Spaans (Es-
pañol) of Frans (Français) te kiezen.
Alle verdere informatie wordt getoond
in de taal van uw keuze.
Nav–Turn By Turn (navigatie van
afslag naar afslag) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Wanneer u deze functie gekozen heeft,
zal het navigatiesysteem u, door mid-
del van gesproken aanwijzingen, kilo-
meter na kilometer en afslag na afslag
langs de gekozen route begeleiden tot-
dat u de eindbestemming bereikt
heeft. Om uw keuze te maken drukt u
herhaald kort op de selectieknop, tot-
dat een vinkje naast de functie ver-
schijnt, waarmee aangegeven wordt
dat het systeem geactiveerd is, of tot-
dat het vinkje verdwijnt waarmee
wordt aangegeven dat het systeem is
uitgeschakeld.
Enable/Disable the Rear Park
Assist System (Parkeersensoren
achter in-/uitschakelen) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
De parkeersensoren achter tasten het
gebied achter de auto af op obstakels
indien de schakelhendel in de achter-
uitversnelling staat en de snelheid la-
ger is dan 18 km/u. Het systeem kan
worden ingesteld met Sound Only (al-
leen geluid), Sound and Display (ge-
luid en beeld) of worden uitgescha-
keld (OFF) via het EVIC. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort
op de selectieknop, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem ge-
activeerd is, of totdat het vinkje ver-
dwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld.
Raadpleeg "Rear Park Assist System"
(parkeersensoren achter) in "Functies
van uw auto begrijpen" voor meer
informatie over de werking en bedie-
ning.
210
Page 217 of 404
Automatisch ontgrendelen,
portieren
Als u ON selecteert, worden alle por-
tieren ontgrendeld zodra de auto stopt
en de transmissie in de parkeerstand
of neutraal is geschakeld. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort
op de selectieknop, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem ge-
activeerd is, of totdat het vinkje ver-
dwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld.
Remote Unlock Sequence
(Volgorde bij ontgrendelen met
afstandsbediening)
Als uDriver Door 1st Press (be-
stuurdersportier na één keer druk-
ken) selecteert, wordt alleen het be-
stuurdersportier ontgrendeld bij de
eerste druk op de ontgrendeltoets op
de afstandsbediening. Als u Driver
Door 1st Press selecteert, moet u twee
keer op de ontgrendeltoets van de af-
standsbediening drukken om de an-
dere portieren te ontgrendelen. Als u
All Doors 1st Press (alle portieren na één keer drukken) selecteert, ontgren-
delen alle portieren bij de eerste keer
indrukken op de UNLOCK-toets op
de afstandsbediening. Om uw keuze
te maken drukt u herhaald kort op de
selectieknop, totdat een vinkje naast
de functie verschijnt, waarmee aange-
geven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt
waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
RKE Linked To Memory
(Afstandsbediening gekoppeld
aan geheugen) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Als u deze functie selecteert, nemen de
bestuurdersstoel, de spiegels en de ra-
dio wanneer u op de afstandsbedie-
ning (RKE-zender) de ontgrendel-
knop indrukt, de instellingen aan die
in het geheugen staan. Als deze func-
tie niet is geselecteerd, kunnen de ge-
heugenstoel, de spiegels en de radio
alleen worden teruggezet naar de ge-
heugeninstellingen via de schakelaar
op het portier. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de selectie-
knop, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
Flash Lamps With Lock
(verlichting knippert bij
vergrendelen)
Als u ON selecteert, knipperen de
richtingaanwijzers voor en achter
wanneer u de portieren vergrendelt of
ontgrendelt via de afstandsbediening.
Deze functie kan worden geselecteerd
met of zonder claxonsignaal bij ver-
grendelen. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de selectie-
knop, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven
wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
Automatic High Beams
(Automatisch grootlicht) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Wanneer u deze functie selecteert, zal
het grootlicht onder bepaalde om-
standigheden automatisch uitgescha-
keld worden. Om uw keuze te maken
211
Page 218 of 404
drukt u herhaald kort op de selectie-
knop, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven
wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld. Raadpleeg
"SmartBeam™" in "De functies van
uw voertuig" voor meer informatie.
Headlamp Off Delay
(Uitschakelvertraging koplampen)
Als u deze functie selecteert, kunt u
kiezen of bij uitstappen de koplampen
nog 0, 30, 60 of 90 seconden blijven
branden. Om een selectie te maken
bladert u op of neer totdat de ge-
wenste instelling gemarkeerd is, ver-
volgens drukt u kort de selectieknop
totdat naast de instelling een vinkje
verschijnt welke aangeeft dat de in-
stelling geselecteerd is.Headlamps with Wipers
(Koplampen aan bij inschakelen
ruitenwissers) (uitsluitend
beschikbaar in combinatie met
automatische koplampen) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Als ON is geselecteerd en de koplamp-
schakelaar in de stand AUTO staat,
gaan de koplampen ca. 10 seconden
nadat de ruitenwissers zijn ingescha-
keld branden. Wanneer de koplam-
pen via deze functie zijn ingescha-
keld, gaan ze uit wanneer u de
ruitenwissers uitschakelt. Maak uw
keuze door kort op de selectieknop te
drukken totdat naast de instelling een
vinkje verschijnt, dat aanduidt dat de
instelling is geselecteerd.
OPMERKING: Als overdag de
koplampen worden aangezet,
wordt de verlichting van het in-
strumentenpaneel gedimd. (Raad-
pleeg "Verlichting" in "De functies
van uw voertuig" voor informatie
over het verhogen van de intensi-
teit.)Intermittent Wiper Options
(Opties voor intervalstand
ruitenwissers) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
kunt u kiezen voor wisserwerking met
standaard intervalstand of regensen-
sor die vocht op de voorruit detecteert
en automatisch de ruitenwissers in-
schakelt. Om een selectie te maken
bladert u op of neer totdat de ge-
wenste instelling gemarkeerd is, ver-
volgens drukt u kort de selectieknop
totdat naast de instelling een vinkje
verschijnt welke aangeeft dat de in-
stelling geselecteerd is.
Key-Off Power Delay (Stroom bij
contactschakelaar in stand OFF)
Als deze functie is geselecteerd, blij-
ven de schakelaars van de elektrisch
bediende ramen, de radio, de
Uconnect™ phone (voor bepaalde
uitvoeringen/landen), het dvd-
videosysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/landen), het elektrisch
bediende zonnedak (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) en de aansluit-
contacten nog maximaal 10 minuten
212
Page 219 of 404
geactiveerd nadat de contactschake-
laar is uitgezet. Door het openen van
een voorportier wordt deze functie
uitgeschakeld. Om een selectie te ma-
ken bladert u op of neer totdat de
gewenste instelling gemarkeerd is,
vervolgens drukt u kort de selectie-
knop totdat naast de instelling een
vinkje verschijnt welke aangeeft dat
de instelling geselecteerd is.
Illuminated Approach
(Verlichting bij nadering)
Als deze functie is geselecteerd, gaan
de koplampen automatisch maximaal
90 seconden branden wanneer de por-
tieren worden ontgrendeld met de af-
standsbediening. Om een selectie te
maken bladert u op of neer totdat de
gewenste instelling gemarkeerd is,
vervolgens drukt u kort de selectie-
knop totdat naast de instelling een
vinkje verschijnt welke aangeeft dat
de instelling geselecteerd is.Flashers with Sliding Door
(Knipperlichten bij schuifdeur)
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Als deze functie is geselecteerd, wor-
den de knipperlichten ingeschakeld
als de schuifdeuren elektrisch of
handmatig worden bediend, waar-
door andere bestuurders worden ge-
waarschuwd dat er mogelijk iemand
in- of uitstapt. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de selectie-
knop, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven
wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
Keyless Enter-N-Go (Passive
Entry) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Met deze functie kunt u portieren van
uw auto vergrendelen en ontgrende-
len zonder dat u op de vergrendel- en
ontgrendelknoppen van de afstands-
bediening hoeft te drukken. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort
op de selectieknop, totdat een vinkjenaast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem ge-
activeerd is, of totdat het vinkje ver-
dwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld.
Raadpleeg de paragraaf "Keyless
Enter-N-Go" in het hoofdstuk "Uw
auto" voor meer informatie hierover.
Easy Exit Seat (stoel met Easy
Exit) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Deze functie verstelt automatisch de
bestuurdersstoel, zodat de bestuurder
gemakkelijker kan in- en uitstappen.
Om uw keuze te maken drukt u her-
haald kort op de selectieknop, totdat
een vinkje naast de functie verschijnt,
waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgescha-
keld.
213
Page 220 of 404
OPMERKING: De stoel keert te-
rug naar de geheugenstand (als
Geheugen oproepen op ON is inge-
steld met afstandsbediening) zo-
dra de afstandsbediening wordt
gebruikt om het portier te ontgren-
delen. Raadpleeg de paragraaf
"Geheugenstoel" in het hoofdstuk
"De functies van uw auto" voor
meer informatie hierover.
Tilt Mirror In Reverse (Spiegel
kantelen bij achteruitrijden)
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Als deze functie is geselecteerd, kan-
telt de bestuurdersspiegel naar bene-
den wanneer de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, zodat de be-
stuurder zicht heeft op wat eerder een
dode hoek was, waardoor voorwerpen
die zich dicht bij de achterkant van de
auto bevinden, kunnen worden ont-
weken. Om uw keuze te maken drukt
u herhaald kort op de selectieknop,
totdat een vinkje naast de functie ver-
schijnt, waarmee aangegeven wordtdat het systeem geactiveerd is, of tot-
dat het vinkje verdwijnt waarmee
wordt aangegeven dat het systeem is
uitgeschakeld.
Blind Spot Alert
(dodehoekwaarschuwing) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Er zijn drie keuzemogelijkheden voor
de dodehoekbewaking: "Blind Spot
Alert Lights" (Dodehoekwaarschu-
wing d.m.v. lampjes), "Blind Spot
Alert Lights/CHM" (Dodehoekwaar-
schuwing d.m.v. lampjes/
geluidssignaal) en "Blind Spot Alert
Off" (Dodehoekwaarschuwing Uit).
De dodehoekwaarschuwingsfunctie
kan worden geactiveerd in de modus
"Dodehoekwaarschuwing" (Blind
Spot Alert). Wanneer deze modus is
geselecteerd, is het dodehoekwaar-
schuwingssysteem geactiveerd en zal
het een visuele waarschuwing in de
buitenspiegels tonen. De functie Do-
dehoekwaarschuwing kan worden ge-
activeerd in de modus "Blind Spot
Alert Lights/CHM" (Dodehoekwaar-
schuwing d.m.v. lampjes/
geluidssignaal). In deze modus zal het
systeem voor dodehoekbewaking(BSM) een visuele waarschuwing to-
nen in de buitenspiegels en een ge-
luidssignaal geven wanneer de rich-
tingaanwijzers worden ingeschakeld.
Wanneer "Blind Spot Alert Off" (do-
dehoekwaarschuwing uit) wordt ge-
selecteerd, wordt de dodehoekbewa-
king uitgeschakeld.
Om uw keuze te maken drukt u her-
haald kort op de selectieknop, totdat
een vinkje naast de functie verschijnt,
waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgescha-
keld.
OPMERKING: Wanneer uw auto
schade heeft opgelopen in het ge-
bied waar zich de sensor bevindt,
kan het zijn dat de sensor niet
meer juist uitgelijnd is, ook wan-
neer het plaatwerk niet bescha-
digd is. Laat in een dergelijk geval
de uitlijning van de sensor contro-
leren door een erkende dealer. Als
een sensor niet correct is uitge-
lijnd, zal de dodehoekbewaking
niet op de juiste manier werken.
214