display MAZDA MODEL 2 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 346 of 827

OPMERKING
xHet SBS systeem functioneert wanneer
aan alle onderstaande voorwaarden is
voldaan:
xHet contact wordt op ON gezet.
xHet SBS systeem is ingeschakeld.
xDe rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of
sneller.
xDe relatieve snelheid tussen uw auto
en het voorliggende voertuig is
ongeveer 15 km/h of hoger.
xDe Dynamische stabiliteitsregeling
(DSC) werkt niet.
xHet SBS systeem functioneert mogelijk
niet onder de volgende omstandigheden:
xAls u uw auto snel laat accelereren en
dit een voorliggend voertuig dicht
nadert.
xDe auto rijdt met dezelfde snelheid als
het voorliggende voertuig.
xHet gaspedaal wordt ingetrapt.
xHet rempedaal wordt ingetrapt.
xHet stuurwiel wordt gedraaid.
xDe keuzehendel wordt bediend.
xDe richtingaanwijzer gebruikt wordt.
xWanneer het voorliggende voertuig
niet uitgerust is met achterlichten of
de achterlichten niet branden.
xWanneer waarschuwingen en
berichten, zoals die voor een vuile
voorruit, verband houdend met de
vooruitrijcamera (FSC) in de
middendisplay worden getoond.
xHoewel de objecten waardoor het
systeem geactiveerd wordt vierwielige
voertuigen zijn, is het mogelijk dat de
radarsensor (voor) de volgende objecten
bespeurt, bepaalt dat deze obstakels zijn
en het SBS systeem activeert.
xObjecten op de weg bij de ingang van
een bocht (zoals vangrails en
sneeuwbanken).
xEr verschijnt een voertuig in de
tegengestelde rijstrook bij het rijden
om een hoek of het maken van een
bocht.
xBij het rijden over een smalle brug.
xBij het rijden onder een lage poort of
door een tunnel of smalle poort.
xBij het inrijden van een ondergrondse
parkeergarage.
xMetalen voorwerpen, oneffenheden of
uitstekende voorwerpen op de weg.
xAls u plotseling dicht bij een
voorliggend voertuig komt.
xBij het rijden op plaatsen waar hoog
gras is of weiland.
xTweewielige voertuigen zoals
motorfietsen of fietsen.
xVoetgangers of niet-metalen objecten
zoals bomen.
xWanneer het systeem in werking is,
wordt de gebruiker op de hoogte gesteld
door de Active Driving Display.
xDe SBS waarschuwingsindicatie
(oranje) licht op wanneer er een defect
is in het systeem.
Zie Maatregelen nemen op pagina
7-48.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 350 of 827

Het beeldbereik van de camera’s en het detectiebereik van de sensoren zijn beperkt. De zwarte
gebieden aan de voor- en achterzijde van het beeld van de auto en de randen waar de
beelden van de camera’s samenkomen zijn blinde vlekken waar een obstakel bijvoorbeeld
mogelijk niet zichtbaar is. De verruimde voertuigbreedtelijnen en verwachte rijlijnen worden
alleen ter referentie gebruikt, en de beelden op het scherm kunnen afwijken van de werkelijke
omstandigheden.
23*(/(7
¾Gebruik de 360° rondomkijkmonitor niet onder de volgende omstandigheden.
¾Bij het rijden op wegen die bedekt zijn met ijs of sneeuw.
¾Wanneer sneeuwkettingen of een noodreservewiel zijn aangebracht.
¾De voorportieren of het
kofferdeksel zijn niet volledig gesloten.
¾Wanneer de auto op een helling staat.
¾De portierspiegels zijn ingeklapt.
¾Stoot niet met kracht tegen de voor-/achtercamera, voorbumper en portierspiegels. De
montagepositie of montagehoek van de camera kan daardoor verschuiven.
¾De camera’s hebben een waterdichte constructie. Demonteer, wijzig of verwijder de camera
niet.
¾De behuizing van de camera is van hard plastic, breng daarom geen ontvettingsmiddelen,
organische oplosmiddelen, was of ruitcoatings aan. Als een van dit soort middelen op de
behuizing komt, dit onmiddellijk met een zachte doek afvegen.
¾Veeg niet krachtig de lens van de camera en reinig deze niet met een schuurmiddel of harde
borstel. Anders kan de lens beschadigen en een negatieve invloed op de beelden hebben.
¾Raadpleeg een deskundige reparateur (bij voorkeur een officiële Mazda-reparateur) voor
reparatie, spuiten of vervangen van de voor-/achtercamera, voorbumper en
portierspiegels.
¾Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht zodat de 360° rondomkijkmonitor
normaal functioneert.
¾Verander de wielophanging van de auto niet en/of verlaag/verhoog de carrosserie niet.
¾Gebruik altijd velgen van het voorgeschreven type en formaat voor de voor- en
achterwielen. Raadpleeg een deskundige reparateur (bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) voor het vervangen van de banden.
¾Wanneer de display koud is, kunnen beelden strepen vertonen of kan het scherm donkerder
zijn dan normaal, waardoor de omgeving van de auto moeilijker te controleren is.
Inspecteer tijdens het rijden altijd visueel of de voorzijde en het gedeelte rondom de auto
veilig is.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 356 of 827

OPMERKING
xWanneer de versnellingshendel/keuzehendel in stand R staat, schakelt het getoonde
scherm niet over naar het bovenaanzicht/vooraanzicht, groothoekvooraanzicht of
zijaanzicht.
xOok wanneer aan de displaycondities is voldaan, stopt de weergave van het
bovenaanzicht/vooraanzicht, groothoekvooraanzicht of zijaanzicht in de volgende
gevallen.
xWanneer een schakelaar rondom de commanderknop wordt ingedrukt.
x(Handgeschakelde versnellingsbak)
De handrem is aangetrokken.
x(Automatische transmissie)
De keuzehendel wordt in stand P gezet (wordt getoond wanneer de keuzehendel in een
andere stand dan stand P staat).
x(Wordt getoond wanneer de rijsnelheid ongeveer 15 km/h of lager is)
x4 minuten en 30 seconden zijn verstreken.
xDe rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger.
x(Wordt getoond wanneer de rijsnelheid ongeveer 15 km/h of hoger is)
xDe rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of hoger nadat 8 seconden zijn verstreken sinds de
360° rondomkijkmonitorschakelaar is ingedrukt.
x8 seconden na het bedienen van de 360° rondomkijkmonitorschakelaar zijn 4 minuten
en 22 seconden verstreken vanaf het moment dat de rijsnelheid minder was dan
ongeveer 15 km/h.
xDe 360° rondomkijkmonitor toont het eerder weergegeven scherm.
xDe instellingen van de 360° rondomkijkmonitor kunnen als volgt worden gewijzigd.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-15.
xAutomatische weergave van de 360° rondomkijkmonitor wanneer de ultrasonische
sensor een obstakel bespeurt.
xAutomatische weergave van de 360° rondomkijkmonitor wanneer het contact op ON
gezet wordt.
%RYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWHQJURRWKRHNDFKWHUDDQ]LFKW
'HFRPELQDWLHYDQERYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWHQJURRWKRHNDFKWHUDDQ]LFKWZRUGW
ZHHUJHJHYHQZDQQHHUDDQDOOHRQGHUVWDDQGHYRRUZDDUGHQLVYROGDDQ
x+HWFRQWDFWZRUGWRS21JH]HW
x9HUVQHOOLQJVKHQGHONHX]HKHQGHOVWDDWLQVWDQG5
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 358 of 827

6FKHUPEHGLHQLQJSLFWRJUDP
:$$56&+8:,1*
Breng de auto altijd tot stilstand voordat u de beeldkwaliteit van de 360° rondomkijkmonitor
afstelt.
Stel de beeldkwaliteit van de 360° rondomkijkmonitor niet af tijdens het rijden. Als u tijdens
het rijden de beeldkwaliteit van de 360° rondomkijkmonitor afstelt (zoals helderheid,
contrast, toon en kleurdichtheid), kan dat tot ongelukken leiden.
(Displayvoorbeeld)
:HHUJDYHSLFWRJUDP ,QKRXG
$DQ]LFKWVWDWXVSLFWRJUDP *HHIWDDQZHONEHHOGZRUGWZHHUJHJHYHQELMYRRUDDQ]LFKW
JURRWKRHNYRRUDDQ]LFKW]LMDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWJURRWKRH(
NDFKWHUDDQ]LFKW
3LFWRJUDPSDUNHHUVHQVRUVWDWXV *HHIWDDQGDWGHSDUNHHUVHQVRUHHQSUREOHHPKHHIWRIXLWJH(
VFKDNHOGLV
3LFWRJUDPVWDWXVDFKWHUXLWULMZDDUVFKX(
ZLQJVV\VWHHP 5&7$ *HHIWDDQGDWGHUDGDUVHQVRU DFKWHU HHQSUREOHHPKHHIWRI
XLWJHVFKDNHOGLV
&DPHUDRYHUVFKDNHOHQSLFWRJUDP 7HONHQVZDQQHHUKHWVFKHUPZRUGWDDQJHUDDNWVFKDNHOWKHW
VFKHUPRYHU
,QVWHOOLQJSLFWRJUDP 'HEHHOGNZDOLWHLWYRRUGH

Page 359 of 827

:HHUJDYHEHUHLN
(Werkelijke conditie)
(Schermdisplay)
Doelobject
OPMERKING
xIn het bovenaanzichtscherm zijn de zwarte gebieden aan de voor- en achterzijde van het
beeld van de auto en de randen waar de beelden van de camera’s samenkomen blinde
vlekken.
xOmdat de beelden in het bovenaanzichtscherm op informatie van alle camera’s zijn
gebaseerd, kan dit het beeld in het bovenaanzichtscherm op de volgende manieren
beïnvloeden.
xAls een beeld met een object met een opvallende kleur door een van de camera’s wordt
gedetecteerd, kan dat invloed hebben op het gehele scherm waardoor het mogelijk in
die kleur wordt getoond.
xObstakels die worden weergegeven in het vooraanzicht worden mogelijk niet getoond in
het bovenaanzichtscherm.
xAls de positie of hoek van elke camera verandert doordat de auto schuin staat, kan het
beeld vervormd zijn.
xStrepen op de weg kunnen bij de randen vervormen waar de beelden van de camera’s
samenkomen.
xHet gehele scherm kan helder/donker zijn, afhankelijk van het verlichtingsniveau
rondom een van de camera’s.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 361 of 827

23*(/(7
Het detectiebereik van de parkeersensor heeft beperkingen. Obstakels die vanaf de zijkant
naderbij komen en lage objecten worden bijvoorbeeld mogelijk niet gedetecteerd. Controleer
tijdens het rijden steeds visueel de veiligheid rondom de auto.
Zie voor bijzonderheden de hindernisdetectieaanduiding en de waarschuwingszoemer van
de parkeersensor.
Zie Parkeersensorsysteem op pagina 4-253.
OPMERKING
De instelling kan zodanig worden gewijzigd dat de verwachte rijlijnen niet worden getoond.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-15.
*HEUXLNYDQGHIXQFWLHYRRUYHUZDFKWHULMOLMQ
(Werkelijke conditie)(Schermdisplay)
&RQWUROHHURI]LFKELQQHQGHYHUZDFKWHULMOLMQHQJHHQREVWDNHOVEHYLQGHQ
5LMGYRRUXLWHQGUDDLKHWVWXXU]RGDWHUJHHQREVWDNHOVELQQHQGHYHUZDFKWHULMOLMQHQNRPHQ
▼▼*URRWKRHNYRRUDDQ]LFKW
*HEUXLNELMKHWZHJULMGHQQDHHQVWRSRIELMKHWRSULMGHQYDQHHQ7VSOLWVLQJHQNUXLVLQJKHW
JURRWKRHNYRRUDDQ]LFKWDOVKXOSELMKHWFRQWUROHUHQYDQGHYHLOLJKHLGYDQGHRPJHYLQJ
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 362 of 827

:HHUJDYHEHUHLN
(Werkelijke conditie)
(Schermdisplay)
Doelobject
6FKHUPDDQ]LFKW

:HHUJDYHSLFWRJUDP ,QKRXG
9HUUXLPGHYRHUWXLJEUHHGWHOLMQHQHQDI(
VWDQGVULFKWOLMQHQ URRGEODXZ *HHIWELMEHQDGHULQJGHEUHHGWHYDQGHDXWRHQGHDIVWDQG
YDQDIYRRUVWHXLWHLQGHYDQEXPSHU DDQGHYRRU]LMGHYDQGH
DXWRDDQ
x'HURGHOLMQHQJHYHQGHSXQWHQDDQRQJHYHHUPYDQDI
KHWYRRUVWHXLWHLQGHYDQGHEXPSHU
x'HEODXZHOLMQHQJHYHQGHSXQWHQDDQRQJHYHHUPHQWRW
PYDQDIKHWYRRUVWHXLWHLQGHYDQGHEXPSHU
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 363 of 827

OPMERKING
xDe hindernisdetectieaanduiding van de parkeersensor wordt niet getoond. Schakel de
schermweergave over naar bovenaanzicht/vooraanzicht of zijaanzicht als de
waarschuwingszoemer van de parkeersensor wordt geactiveerd.
xHet scherm met het groothoekvooraanzicht toont het beeld voor de auto in een brede hoek
en corrigeert het beeld om van de zijkant aankomende obstakels te detecteren. Er is dus
verschil met het werkelijke beeld.
▼=LMDDQ]LFKW
*HEUXLNELMKHWZHJULMGHQQDHHQVWRSKHWSDUNHUHQRIKHWVWLO]HWWHQYDQGHDXWRKHW
]LMDDQ]LFKWDOVKXOSELMKHWFRQWUROHUHQYDQGHYHLOLJKHLGYDQGHRPJHYLQJ
:HHUJDYHEHUHLN
(Werkelijke conditie)(Schermdisplay)
Doelobject
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 365 of 827

*HEUXLNYDQGHIXQFWLHYRRUYHUZDFKWHULMOLMQ
(Werkelijke conditie)(Schermdisplay)
AB
A
B
C C
&RQWUROHHURI]LFKELQQHQGHYHUZDFKWHULMOLMQHQJHHQREVWDNHOVEHYLQGHQ
'UDDLKHWVWXXU]RGDWGHYHUZDFKWHULMOLMQHQELQQHQKHWREVWDNHO $ EOLMYHQHQULMGYRRUXLW
WRWGDWGHDXWRKHWREVWDNHOLVJHSDVVHHUG
$OVGHYHUZDFKWHULMOLMQHQYDQGHDXWRLQGHULFKWLQJYDQHHQREVWDNHO % RIYRRUELMKHW
REVWDNHO & ]LMQEHVWDDWGHNDQVGDWGHDXWRELMHHQVFKHUSHGUDDLLQJLQDDQUDNLQJNRPWPHW
KHWREVWDNHO
23*(/(7
¾Het detectiebereik van de parkeersensor heeft beperkingen. Obstakels die vanaf de zijkant
naderbij komen en lage objecten worden bijvoorbeeld mogelijk niet gedetecteerd.
Controleer tijdens het rijden steeds visueel de veiligheid rondom de auto.
Zie voor bijzonderheden de hindernisdetectieaanduiding en de waarschuwingszoemer van
de parkeersensor.
Zie Parkeersensorsysteem op pagina 4-253.
¾Draai het stuur niet meer totdat de auto het obstakel gepasseerd is, ook als het obstakel
niet op het beeld van het zijaanzicht zichtbaar is. Als het stuur nog verder gedraaid wordt,
bestaat de kans dat de auto bij een scherpe bocht met het obstakel in aanraking komt.
OPMERKING
xAangezien er een verschil kan zijn tussen het beeld dat op het scherm wordt weergegeven
en de werkelijke omstandigheden, tijdens het rijden altijd de veiligheid van de omgeving
in de spiegels en rechtstreeks visueel controleren.
xAlhoewel het kan lijken dat de op het scherm geprojecteerde object, zoals een stoeprand
of een verdeelstreep van een parkeerruimte, parallel loopt met de parallelrichtlijnen van
de auto, zijn deze in feite mogelijk niet parallel.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 366 of 827

▼%RYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKW
*HEUXLNELMKHWZHJULMGHQQDHHQVWRSKHWSDUNHUHQRIKHWVWLO]HWWHQYDQGHDXWRKHW
ERYHQDDQ]LFKWDFKWHUDDQ]LFKWDOVKXOSELMKHWFRQWUROHUHQYDQGHYHLOLJKHLGYDQGH
RPJHYLQJ
%HUHLNYDQJHWRRQGVFKHUPEHHOG
(Werkelijke conditie)
(Schermdisplay)
Doelobject
OPMERKING
xIn het bovenaanzichtscherm zijn de zwarte gebieden aan de voor- en achterzijde van het
beeld van de auto en de randen waar de beelden van de camera’s samenkomen blinde
vlekken.
xOmdat de beelden in het bovenaanzichtscherm op informatie van alle camera’s zijn
gebaseerd, kan dit het beeld in het bovenaanzichtscherm op de volgende manieren
beïnvloeden.
xAls een beeld met een object met een opvallende kleur door een van de camera’s wordt
gedetecteerd, kan dat invloed hebben op het gehele scherm waardoor het mogelijk in
die kleur wordt getoond.
xObstakels die worden weergegeven in het achteraanzicht worden mogelijk niet getoond
in het bovenaanzichtscherm.
xAls de positie of hoek van elke camera verandert doordat de auto schuin staat, kan het
beeld vervormd zijn.
xStrepen op de weg kunnen bij de randen vervormen waar de beelden van de camera’s
samenkomen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 60 next >