waarschuwing MAZDA MODEL 2 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 368 of 827

:HHUJDYHSLFWRJUDP ,QKRXG
$IVWDQGVULFKWOLMQHQYHUZDFKWHULMOLMQ
URRGRUDQMH 'H]HULFKWOLMQHQJHYHQELMEHQDGHULQJGHDIVWDQGQDDUHHQSXQW
DDQJHPHWHQYDQDIGHDFKWHU]LMGHYDQGHDXWR YDQDIKHWXLW(
HLQGHYDQGHEXPSHU 
x'HURGHOLMQJHHIWKHWSXQWDDQRQJHYHHUPYDQDIKHW
DFKWHUHLQGHYDQGHEXPSHU
x'HRUDQMHOLMQHQJHYHQGHSXQWHQDDQRQJHYHHUPHQP
YDQDIKHWDFKWHUHLQGHYDQGHEXPSHU
'RGHKRHNPRQLWRU %60 ZDDUVFKX(
ZLQJVODPSMHV*HHIWDDQGDWKHWDFKWHUXLWULMZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP 5&7$
LQZHUNLQJLVJHWUHGHQ
=LHYRRUELM]RQGHUKHGHQ$FKWHUXLWULMZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP
5&7$ 
=LH$FKWHUXLWULMZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP 5&7$ RSSDJLQD

OPMERKING
De instelling kan zodanig worden gewijzigd dat de verwachte rijlijnen niet worden getoond.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-15.
*HEUXLNYDQGHIXQFWLHYRRUYHUZDFKWHULMOLMQ
23*(/(7
¾De voorzijde van de auto zwaait breed uit wanneer het stuurwiel bij het achteruitrijden
gedraaid wordt. Houd voldoende afstand tussen de auto en een obstakel.
¾Het detectiebereik van de parkeersensor heeft beperkingen. Obstakels die vanaf de zijkant
naderbij komen en lage objecten worden bijvoorbeeld mogelijk niet gedetecteerd.
Controleer tijdens het rijden steeds visueel de veiligheid rondom de auto.
Zie voor bijzonderheden de hindernisdetectieaanduiding en de waarschuwingszoemer van
de parkeersensor.
Zie Parkeersensorsysteem op pagina 4-253.
OPMERKING
xAangezien er een verschil kan zijn tussen de getoonde afbeelding, zoals hierna
aangegeven, en de werkelijke omstandigheden tijdens het parkeren, altijd de veiligheid
aan de achterzijde van de auto en het omliggende gebied rechtstreeks visueel controleren.
xAlhoewel het achterste uiteinde van de parkeerruimte (of garage) zoals getoond op het
scherm en de afstandsrichtlijnen parallel lijken te staan, zijn deze in feite mogelijk niet
parallel.
xBij het parkeren in een ruimte die enkel aan één zijde van de parkeerruimte een
verdeelstreep heeft, is het mogelijk dat alhoewel de verdeelstreep en de
voertuigbreedterichtlijn parallel lijken te staan, deze in feite niet parallel zijn.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 371 of 827

6FKHUPDDQ]LFKW

:HHUJDYHSLFWRJUDP ,QKRXG
9HUUXLPGHYRHUWXLJEUHHGWHOLMQHQHQDI(
VWDQGVULFKWOLMQHQ URRGEODXZ 'H]HULFKWOLMQHQJHYHQELMEHQDGHULQJGHEUHHGWHYDQGHDXWR
HQGHDIVWDQGQDDUHHQSXQWDDQJHPHWHQYDQDIGHDFKWHU]LMGH
YDQGHDXWR YDQDIKHWXLWHLQGHYDQGHEXPSHU 
x'HURGHOLMQHQJHYHQGHSXQWHQDDQRQJHYHHUPYDQDI
KHWDFKWHUHLQGHYDQGHEXPSHU
x'HEODXZHOLMQHQJHYHQGHSXQWHQDDQRQJHYHHUPHQ
WRWPYDQDIKHWDFKWHUHLQGHYDQGHEXPSHU
'RGHKRHNPRQLWRU %60 ZDDUVFKX(
ZLQJVODPSMHV*HHIWDDQGDWKHWDFKWHUXLWULMZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP 5&7$
LQZHUNLQJLVJHWUHGHQ
=LHYRRUELM]RQGHUKHGHQ$FKWHUXLWULMZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP
5&7$ 
=LH$FKWHUXLWULMZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP 5&7$ RSSDJLQD

OPMERKING
xDe hindernisdetectieaanduiding van de parkeersensor wordt niet getoond. Schakel de
schermweergave over naar bovenaanzicht/achteraanzicht als de waarschuwingszoemer
van de parkeersensor wordt geactiveerd.
xHet scherm met het groothoekachteraanzicht toont het beeld aan de achterzijde van de
auto in een brede hoek en corrigeert het beeld om van de zijkant aankomende obstakels te
detecteren. Er is dus verschil met het werkelijke beeld.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 378 of 827

¾Koplampregelsysteem (HBC)
¾Adaptieve LED-koplampen (ALH)
¾Rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
¾Vermoeidheidswaarschuwing (DAA)
¾Rijstrookassistent (LAS) en rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
¾Verkeersbordherkenningsysteem (TSR)
¾Advanced Smart City Brake Support (Advanced SCBS)
¾Smart City Brake Support [Forward] (SCBS F)
¾Smart Brake Support (SBS)
¾De richting waarin de vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst, is met grote precisie afgesteld.
De installatiepositie van de vooruitrijcamera (FSC) niet veranderen en deze niet
verwijderen. Anders kan dit beschadiging of defecten veroorzaken.
¾Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van hetzelfde
merk, soort en profielpatroon. Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende
slijtagepatronen op dezelfde auto, aangezien de kans bestaat dat het systeem niet normaal
functioneert.
¾De vooruitrijcamera (FSC) beschikt over een functie die verontreiniging van de voorruit
bespeurt en de bestuurder informeert, echter, afhankelijk van de omstandigheden is het
mogelijk dat plastic zakken, ijs of sneeuw op de voorruit niet bespeurd worden. In dergelijke
gevallen kan het systeem niet nauwkeurig een voorliggend voertuig bepalen en bestaat de
kans dat dit niet normaal functioneert. Rijd altijd voorzichtig en let op de weg vóór u.
OPMERKING
xIn de volgende gevallen kan de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct
bespeuren, waardoor de systemen niet normaal kunnen functioneren.
xDe hoogte van het voorliggende voertuig is laag.
xU rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.
xDe koplampen zijn bij avond of tijdens het rijden door een tunnel niet ingeschakeld.
xIn de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet
correct kan bespeuren.
xBij slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.
xDe ruitensproeier wordt gebruikt of de voorruitenwissers worden niet gebruikt wanneer
het regent.
xIJs, mist, sneeuw, rijp, regen, vuil of vreemde bestanddelen zoals een plastic zak die op
de voorruit vastzit.
xVrachtwagens met lage laadbodems en voertuigen met een buitengewoon lage of hoge
opbouw.
xBij het rijden langs muren zonder patronen (zoals hekwerken en in de lengte gestreepte
muren).
xDe achterlichten van het voorliggende voertuig branden niet.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 379 of 827

xEr bevindt zich een voertuig buiten het verlichtingsbereik van de koplampen.
xBij het maken van een scherpe bocht of het beklimmen of afdalen van een steile helling.
xIn- of uitrijden van een tunnel.
xDe auto is zwaar beladen zodat deze achterover helt.
xEr schijnt fel licht aan de voorzijde van de auto (achteruitrijlicht of grootlicht van
tegemoetkomende voertuigen).
xHet voorliggende voertuig heeft veel lichtbronnen.
xWanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de
achterlichten bij donker niet branden.
xWanneer lang uitstekende bagage of lading op een gemonteerde dakdrager vervoerd
wordt die de vooruitrijcamera (FSC) afdekt.
xUitlaatgas van het voertuig voor u, zand, sneeuw of waterdamp dat uit mangaten en
goten opstijgt en opspattend water.
xBij het slepen van een defect voertuig.
xDe banden op de auto vertonen duidelijk verschillende slijtagepatronen.
xBij het rijden op lange afdalingen of hobbelige wegen.
xEr zijn waterplassen op de weg.
xDe omgeving is donker, zoals bij het rijden 's nachts, in de vroege avond of ochtend, in
een tunnel of parkeergarage.
xDe helderheid van de koplampverlichting is verminderd of de koplampverlichting is
afgezwakt als gevolg van vuil of een afwijkende optische as.
xHet doelobject komt in de dode hoek van de vooruitrijcamera (FSC).
xEen persoon of object springt plotseling vlak voor uw auto de weg op vanuit de berm.
xU verandert van rijstrook en nadert een voorliggend voertuig.
xBij het buitengewoon dicht in de buurt rijden van het doelobject.
xWanneer sneeuwkettingen of een noodreservewiel zijn aangebracht.
xHet voorliggende voertuig heeft een speciale vorm. Bijvoorbeeld een voertuig dat een
caravan of bootaanhanger trekt, of een autotransporter die een voertuig achterstevoren
vervoert.
xAls de vooruitrijcamera (FSC) niet normaal kan werken als gevolg van tegenlicht of mist,
worden de systeemfuncties die verband houden met de vooruitrijcamera (FSC) tijdelijk
stopgezet en gaan de volgende waarschuwingslampjes branden. Dit duidt echter niet op
een defect.
xKoplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (oranje)
xAdaptieve LED-koplampen (ALH) waarschuwingslampje (oranje)
xWaarschuwingslampje van rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
xRijstrookassistent (LAS) en rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
waarschuwingslampje
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 380 of 827

xSmart Brake Support/Smart City Brake Support (SBS/SCBS) waarschuwingslampje
(oranje)
xAls de vooruitrijcamera (FSC) niet normaal kan werken als gevolg van hoge
temperaturen, worden de systeemfuncties die verband houden met de vooruitrijcamera
(FSC) tijdelijk stopgezet en gaan de volgende waarschuwingslampjes branden. Dit duidt
echter niet op een defect. Laat het gedeelte rondom de vooruitrijcamera (FSC) afkoelen
door bijvoorbeeld het inschakelen van de airconditioning.
xKoplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (oranje)
xAdaptieve LED-koplampen (ALH) waarschuwingslampje (oranje)
xWaarschuwingslampje van rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
xRijstrookassistent (LAS) en rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
waarschuwingslampje
xSmart Brake Support/Smart City Brake Support (SBS/SCBS) waarschuwingslampje
(oranje)
xAls de vooruitrijcamera (FSC) bespeurt dat de voorruit vuil of beslagen is, worden de
systeemfuncties die verband houden met de vooruitrijcamera (FSC) tijdelijk stopgezet en
gaan de volgende waarschuwingslampjes branden. Dit duidt echter niet op een probleem.
Verwijder het vuil van de voorruit of druk op de voorruitontwasemingsschakelaar en
ontwasem de voorruit.
xKoplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (oranje)
xAdaptieve LED-koplampen (ALH) waarschuwingslampje (oranje)
xWaarschuwingslampje van rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
xRijstrookassistent (LAS) en rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
waarschuwingslampje
xSmart Brake Support/Smart City Brake Support (SBS/SCBS) waarschuwingslampje
(oranje)
xAls er duidelijk barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag op de
voorruit zichtbaar zijn, de voorruit altijd laten vervangen. Raadpleeg een deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële Mazda-reparateur) voor vervanging.
x(Met Advanced Smart City Brake Support (Advanced SCBS))
xDe vooruitrijcamera (FSC) herkent voetgangers wanneer aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan:
xDe lengte van een voetganger is ongeveer 1 tot 2 meter.
xContouren, zoals die van het hoofd, beide schouders of benen kunnen worden
bepaald.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 384 of 827

xHet voorliggende voertuig rijdt
abnormaal als gevolg van een
ongeluk of schade.
xWegen met herhaalde op- en
aflopende hellingen.
xRijden op slechte wegen of
onverharde wegen.
xDe afstand tussen uw auto en het
voorliggende voertuig is
buitengewoon kort.
xEen voertuig komt plotseling dichtbij
zoals bij het snijden in de rijstrook.
xGebruik om onjuiste werking van het
systeem te voorkomen banden van
dezelfde voorgeschreven maat,
fabrikant, merk en profiel op alle 4
wielen. Bovendien geen banden met
duidelijk zichtbaar verschillende
slijtagepatronen of bandenspanningen
op dezelfde auto gebruiken (inclusief
het noodreservewiel).
xAls de accucapaciteit zwak is, bestaat
de kans dat het systeem niet correct
functioneert.
xBij het rijden op wegen met weinig
verkeer en weinig voorliggende
voertuigen of obstakels voor de
radarsensor (voor) om te bespeuren,
bespeurt de sensor dat de radarsensor
(voor) vuil is en bestaat de kans dat het
Smart Brake Support/Smart City Brake
Support (SBS/SCBS)
waarschuwingslampje (oranje) tijdelijk
gaat branden. Dit duidt echter niet op
een defect.
xDe radarsensoren zijn onderhevig aan
de betreffende radiogolfbepalingen van
het land waarin met de auto wordt
gereden. Als de auto in het buitenland
wordt gebruikt, is er mogelijk
goedkeuring vereist van het land
waarin met de auto wordt gereden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 396 of 827

Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening is uw auto uitgerust met een
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer de bandenspanning van één of meerdere van uw
banden beduidend laag is. Wanneer dus het verklikkerlichtje voor lage bandenspanning
gaat branden, dient u te stoppen en uw banden zo spoedig mogelijk te controleren en deze
op de juiste spanning te brengen. Rijden met een band waarvan de bandenspanning
beduidend laag is, kan oververhit raken van de band en bandenpech veroorzaken. Te lage
bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, leidt tot snellere slijtage van het
bandenprofiel en kan de bestuurbaarheid en remweg nadelig beïnvloeden.
Houd er rekening mee dat het TPMS systeem geen remedie biedt voor een onjuist
bandenonderhoud en het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder de juiste
bandenspanning te handhaven, ook als een te lage bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt dat het TPMS verklikkerlichtje voor lage bandenspanning gaat branden.
Uw auto is ook uitgerust met een TPMS storingsindicator om aan te geven wanneer het
systeem niet correct functioneert.
De TPMS storingsindicator is gecombineerd met het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem een storing bespeurt, gaat het verklikkerlichtje
gedurende ongeveer één minuut knipperen en blijft vervolgens continu branden. Deze
volgorde blijft voortduren telkens wanneer de auto opnieuw gestart wordt voor zolang als
de storing blijft bestaan. Wanneer de storingsindicator brandt, bestaat de kans dat het
systeem een lage bandenspanning niet zoals bedoeld kan opsporen of melden. Storingen in
het TPMS systeem kunnen zich voordoen om uiteenlopende redenen, zoals het vervangen
of verwisselen van banden of velgen op de auto welke verhinderen dat het TPMS systeem
juist kan functioneren. Controleer steeds de TPMS storingsindicator na het vervangen van
één of meer banden of velgen op uw auto om er zeker van te zijn dat na het vervangen of
verwisselen van banden en velgen het TPMS systeem juist blijft functioneren.
¾Om foutieve aflezingen te voorkomen neemt het systeem gedurende een korte tijd
steekproeven alvorens een probleem te melden. Als gevolg zal een band die snel leegloopt
of plotseling lek is geraakt niet onmiddellijk door het systeem gemeld worden.
OPMERKING
Aangezien dit systeem kleine veranderingen in de toestand van de banden bespeurt, kan het
tijdstip van de waarschuwing in de volgende gevallen vroeger of later zijn:
xDe maat, het merk, of de soort banden verschilt van de specificatie.
xDe maat, merk of de soort band verschilt van de overige, of de mate van bandenslijtage is
onderling buitengewoon verschillend.
xEr wordt gebruik gemaakt van runflat banden, studless banden of sneeuwkettingen.
xEr wordt gebruikgemaakt van een noodreservewiel (het waarschuwingslampje van het
bandenspanningscontrolesysteem gaat knipperen en blijft vervolgens continu branden).
xEr is een band gerepareerd met behulp van de lekke band noodreparatieset.
7LMGHQVKHWULMGHQ
%DQGHQVSDQQLQJVFRQWUROHV\VWHHP


Page 398 of 827

23*(/(7
Als de initialisatie van het systeem
uitgevoerd wordt zonder de
bandenspanning af te stellen, kan het
systeem de normale bandenspanning niet
bespeuren en bestaat de kans dat het
waarschuwingslampje van het
bandenspanningscontrolesysteem niet
gaat branden als een bandenspanning
laag is, of dat het lampje gaat branden ook
als de bandenspanningen normaal zijn.
Stel de bandenspanning van alle vier
banden af en initialiseer het systeem
wanneer het waarschuwingslampje
brandt. Als het waarschuwingslampje om
een andere reden dan een lekke band gaat
branden, is de bandenspanning van alle
vier banden mogelijk op natuurlijke wijze
afgenomen.
De initialisering van het systeem wordt niet
uitgevoerd als de schakelaar tijdens het
rijden wordt ingedrukt.
7LMGHQVKHWULMGHQ
%DQGHQVSDQQLQJVFRQWUROHV\VWHHP


Page 429 of 827

▼9HUZDUPLQJ
 =HWGHIXQFWLHNHX]HUHJHONQRSLQGH
VWDQG

 7\SH$7\SH%
=HWGHOXFKWLQODDWNHX]HVFKDNHODDULQGH
VWDQGYRRUDDQYRHUYDQEXLWHQOXFKW
7\SH&
=HWGHOXFKWLQODDWNHX]HVFKDNHODDULQGH
VWDQG

 =HWGHWHPSHUDWXXUUHJHONQRSLQGH
VWDQGYRRUYHUZDUPGHOXFKW
 6WHOGHDDQMDJHUUHJHONQRSLQRSGH
JHZHQVWHVQHOKHLG
 7\SH$7\SH&
,QGLHQYHUZDUPLQJPHWRQWYRFKWLJLQJ
JHZHQVWLVGHDLUFRQGLWLRQLQJ
LQVFKDNHOHQ
OPMERKING
xWanneer de voorruit beslaat, de
functiekeuzeregelknop in de stand
zetten.
x(Type A/Type C)
Indien koelere lucht op gezichtsniveau
gewenst is, de functiekeuzeregelknop in
de stand
zetten en de
temperatuurregelknop afstellen zodat
een optimaal comfort gehandhaafd
blijft.
xDe lucht die naar de vloer stroomt is
warmer dan de lucht die naar het
gezicht gevoerd wordt (behalve wanneer
de temperatuurregelknop in de hoogste
of laagste stand gezet is).
▼.RHOLQJ PHWDLUFRQGLWLRQLQJ
 =HWGHIXQFWLHNHX]HUHJHONQRSLQGH
VWDQG

 =HWGHWHPSHUDWXXUUHJHONQRSLQGH
VWDQGYRRUNRXGHOXFKW
 6WHOGHDDQMDJHUUHJHONQRSLQRSGH
JHZHQVWHVQHOKHLG
 6FKDNHOGHDLUFRQGLWLRQLQJLQGRRUKHW
LQGUXNNHQYDQGH$&VFKDNHODDU
 6WHOQDGDWKHWNRHOHQLVEHJRQQHQGH
DDQMDJHUUHJHONQRSHQ
WHPSHUDWXXUUHJHONQRSQDDUZHQVDI
YRRUKHWKDQGKDYHQYDQGHPHHVW
FRPIRUWDEHOHWHPSHUDWXXU
23*(/(7
Als de airconditioning wordt gebruikt
tijdens het oprijden van lange hellingen of
in druk verkeer, waarschuwingslampje
voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur
in het oog houden om te zien of dit oplicht
of knippert (pagina 4-41).
De airconditioning kan dan oververhitting
van de motor veroorzaken. Schakel de
airconditioning uit indien het
waarschuwingslampje oplicht of knippert
(pagina 7-32).
OPMERKING
x(Type A)
Zet wanneer maximale koeling gewenst
is de temperatuurregelknop in de
laagste stand, zet de
luchtinlaatkeuzeschakelaar in de stand
voor gerecirculeerde lucht en draai
vervolgens de aanjagerregelknop
volledig rechtsom.
,QWHULHXUYRRU]LHQLQJHQ
.OLPDDWUHJHOV\VWHHP

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 597 of 827

23*(/(7
¾Let op de volgende punten om
beschadiging van de stekkerbus voor
accessoires of het defect raken van het
elektrische circuit te voorkomen:
¾Gebruik geen accessoires met een
stroomverbruik dat hoger is dan 120 W
(12 V gelijkstroom, 10 A).
¾Gebruik geen accessoires die geen
originele Mazda accessoires of
daaraan gelijkwaardig zijn.
¾Sluit het kapje wanneer de stekkerbus
voor accessoires niet gebruikt wordt
om te voorkomen dat vreemde
voorwerpen en
vloeistoffen in de
stekkerbus voor accessoires
terechtkomen.
¾Steek de stekker op correcte wijze in de
stekkerbus voor accessoires.
¾Steek de sigarettenaansteker niet in de
stekkerbus voor accessoires.
¾Bij de audioweergave kan storing
optreden, afhankelijk van de apparatuur
die op de stekkerbus voor accessoires is
aangesloten.
¾Het is mogelijk dat door aansluiting van
bepaalde apparatuur op de stekkerbus
voor accessoires problemen met het
elektrische systeem van de auto
veroorzaakt worden, wat er toe kan
leiden dat het waarschuwingslampje
gaat branden. Maak de aangesloten
apparatuur los en controleer dat het
probleem is opgelost. Als het probleem is
opgelost, de apparatuur uit de
stekkerbus verwijderen en het contact
uitzetten. Raadpleeg als het probleem
niet is opgelost een deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur).
OPMERKING
Om te voorkomen dat de accu uitgeput
raakt, de stekkerbus niet gedurende
langere tijd gebruiken wanneer de motor
stopgezet is of stationair draait.
,QWHULHXUYRRU]LHQLQJHQ
,QWHULHXUXLWUXVWLQJ


Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 90 next >