MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 431 of 779

xOnder de volgende omstandigheden
kunnen de achterste zijradarsensoren
geen doelobjecten bespeuren of kunnen
deze moeilijk bespeurd worden.
xKleine motorfietsen, fietsen,
voetgangers, dieren, winkelwagens en
stilstaande objecten op of langs de
weg.
xVoertuigen met vormen die
radargolven niet goed weerkaatsen,
zoals lege opleggers met een lage
voertuighoogte en sportauto's.
xBij het verlaten van de fabriek is bij alle
voertuigen de richting van de achterste
zijradarsensor afgesteld voor een
voertuig in beladen toestand, zodat de
achterste zijradarsensoren naderende
voertuigen correct kunnen bespeuren.
Laat de auto door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur laten inspecteren als
de richting van de achterste
zijradarsensor om een bepaalde reden is
afgeweken.
xRaadpleeg een deskundige reparateur,
bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur voor reparatie of vervanging
van de achterste zijradarsensor, of
bumperreparaties, lakherstellingen en
vervanging van onderdelen in de buurt
van de radarsensoren.
xDe radarsensoren zijn onderhevig aan
de betreffende radiogolfbepalingen van
het land waarin met de auto wordt
gereden. Als de auto in het buitenland
wordt gebruikt, is er mogelijk
goedkeuring vereist van het land waarin
met de auto wordt gereden.
$FKWHUVWHXOWUDVRQLVFKH
VHQVRUKRHNVHQVRU
]LMVHQVRU

▼$FKWHUVWHXOWUDVRQLVFKHVHQVRU
KRHNVHQVRU]LMVHQVRU
'HXOWUDVRQLVFKHVHQVRUHQ]HQGHQ
XOWUDVRQLVFKHJROYHQXLWGLHZRUGHQ
ZHHUNDDWVWGRRUREVWDNHOVDDQGH
DFKWHU]LMGHHQGLHYHUYROJHQVZHHUGRRUGH
XOWUDVRQLVFKHVHQVRUHQZRUGHQ
RSJHYDQJHQ
6HGDQ
 $FKWHUVWHXOWUDVRQLVFKHVHQVRU
 $FKWHUVWHXOWUDVRQLVFKHKRHNVHQVRU
 $FKWHUVWHXOWUDVRQLVFKH]LMVHQVRU

+DWFKEDFN
 $FKWHUVWHXOWUDVRQLVFKHVHQVRU
 $FKWHUVWHXOWUDVRQLVFKHKRHNVHQVRU
 $FKWHUVWHXOWUDVRQLVFKH]LMVHQVRU

'HXOWUDVRQLVFKHVHQVRUHQ]LMQJHPRQWHHUG
LQGHDFKWHUEXPSHU
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 432 of 779

9RRUFDPHUD]LMFDPHUD

Page 433 of 779

'ULYHU
0RQLWRULQJFDPHUD

▼'ULYHU0RQLWRULQJFDPHUD
'H'ULYHU0RQLWRULQJFDPHUDGHWHFWHHUW
YHUDQGHULQJHQLQKHWJH]LFKWYDQGH
EHVWXXUGHUHQPDDNWHHQLQVFKDWWLQJYDQ
GHYHUPRHLGKHLGHQVODSHULJKHLGYDQGH
EHVWXXUGHU
 'ULYHU0RQLWRULQJFDPHUD
OPMERKING
xHet is mogelijk dat de Driver
Monitoring (DM) en de snellere
botsingwaarschuwing onder de
volgende omstandigheden niet normaal
werken.
xDe Driver Monitoring-camera wordt
ergens door bedekt.
xU leunt op het stuurwiel tijdens het
rijden.
xU draagt een bril of zonnebril.
xEen pet of hoed die u draagt blokkeert
gedeeltelijk het zicht van de Driver
Monitoring-camera op uw ogen, uw
pony bedekt gedeeltelijk uw ogen of
een deel van uw gezicht is niet
zichtbaar doordat u een
gezichtsmasker draagt.
xDe verlichting verandert aanzienlijk
(bijvoorbeeld door tegenlicht, licht
van de zijkant of direct licht van de
ondergaande zon en de koplampen
van tegemoetkomende voertuigen).
xUw gezicht wijst grotendeels opzij
tijdens het rijden.
xU beweegt veel.
xUw gezicht of ogen draaien
regelmatig naar een kant anders dan
recht vooruit (reisrichting).
xUw gezichtsveld verplaatst zich of
heeft zich net verplaatst.
xEr is een groot verschil tussen uw
kijkrichting en de richting waarin uw
gezicht wijst.
xUw hoofd is sterk naar één kant
gebogen tijdens het rijden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 434 of 779

.UXLVVQHOKHLGVUHJHODDU
▼.UXLVVQHOKHLGVUHJHODDU
0HWEHKXOSYDQGHNUXLVVQHOKHLGVUHJHODDU
NXQWXHONHZLOOHNHXULJHVQHOKHLGERYHQ
RQJHYHHUNPKLQVWHOOHQ]RGDWGHDXWR
GH]HVQHOKHLGFRQVWDQWEOLMIWDDQKRXGHQ
:$$56&+8:,1*
Gebruik de kruissnelheidsregelaar niet
onder de volgende omstandigheden:
Onder de volgende omstandigheden is
gebruik van de kruissnelheidsregelaar
gevaarlijk en kan tot gevolg hebben dat u
de macht over het stuur verliest.
¾Heuvelachtige gebieden
¾Steile hellingen
¾Druk of sterk wisselend verkeer
¾Gladde of bochtige wegen
¾Soortgelijke beperkingen welke het rijden
bij wisselende snelheid noodzakelijk
maken
▼.UXLVVQHOKHLGVUHJHODDUVFKDNHODDU
 &$1&(/VFKDNHODDU
 5(6VFKDNHODDU
 .UXLVVQHOKHLGVVFKDNHODDU
OPMERKING
Als uw Mazda de volgende
stuurwielschakelaar heeft, is uw auto
uitgerust met het Mazda Radar Cruise
Control (MRCC) systeem of het Mazda
Radar Cruise Control met Stop &
Go-functie (MRCC met Stop &
Go-functie) systeem.
Zie het Mazda Radar Cruise Control
(MRCC) systeem op pagina 4-150.
Zie Mazda Radar Cruise Control met Stop
& Go-functie (MRCC met Stop &
Go-functie) op pagina 4-159.
Wanneer het Mazda Radar Cruise Control
(MRCC) systeem of het Mazda Radar
Cruise Control met Stop & Go-functie
(MRCC met Stop & Go-functie) systeem
via de gebruikersinstellingen zijn ingesteld
op buiten werking, schakelt het systeem
over op de kruissnelheidsregelaarfunctie.
In dit geval functioneert het MRCC
systeem als de kruissnelheidsschakelaar.
Deze gebruikersinstelling wordt bovendien
geïnitialiseerd door het contact uit te
zetten en wordt weer geactiveerd wanneer
het contact de volgende keer aan wordt
gezet.
7LMGHQVKHWULMGHQ
.UXLVVQHOKHLGVUHJHODDU

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 435 of 779

▼6WDQGE\LQGLFDWLHYDQ
NUXLVVQHOKHLGVUHJHODDU ZLW 
LQVWHOLQGLFDWLHYDQ
NUXLVVQHOKHLGVUHJHODDU JURHQ
6WDQGE\LQGLFDWLHYDQ
NUXLVVQHOKHLGVUHJHODDU ZLW
'HLQGLFDWLHJDDWEUDQGHQ ZLW ZDQQHHU
GHNUXLVVQHOKHLGVUHJHODDUJHDFWLYHHUGLV
,QVWHOLQGLFDWLHYDQ
NUXLVVQHOKHLGVUHJHODDU JURHQ
'HLQGLFDWLHJDDWEUDQGHQ JURHQ ZDQQHHU
HHQNUXLVVQHOKHLGLVLQJHVWHOG
▼$FWLYHULQJGHDFWLYHULQJ
:$$56&+8:,1*
Schakel de kruissnelheidsregelaar altijd uit
wanneer deze niet wordt gebruikt:
Het is gevaarlijk de kruissnelheidsregelaar
ingeschakeld te laten staan terwijl deze
niet gebruikt wordt, aangezien de
kruissnelheidsregelaar plotseling
geactiveerd zou kunnen worden als de
activeringsknop per ongeluk ingedrukt
wordt, hetgeen verlies van de macht over
het stuur en een ongeluk kan veroorzaken.
OPMERKING
Wanneer het contact op OFF wordt gezet,
wordt de systeemtoestand aangehouden
die bestond alvorens deze werd
uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld het
contact op OFF wordt gezet terwijl de
kruissnelheidsregelaar gebruiksklaar is,
zal het systeem gebruiksklaar zijn wanneer
het contact de volgende keer op ON gezet
wordt.
$FWLYHULQJ
'UXNYRRUKHWDFWLYHUHQYDQKHWV\VWHHP
RSGHNUXLVVQHOKHLGVVFKDNHODDU'H
VWDQGE\LQGLFDWLHYDQGH
NUXLVVQHOKHLGVUHJHODDU ZLW JDDWEUDQGHQ
'HDFWLYHULQJ
'UXNYRRUKHWGHDFWLYHUHQYDQKHWV\VWHHP
QRJPDDOVRSGHNUXLVVQHOKHLGVVFKDNHODDU
'HVWDQGE\LQGLFDWLHYDQGH
NUXLVVQHOKHLGVUHJHODDU ZLW JDDWXLW
▼,QVWHOOHQYDQGHJHZHQVWHFRQVWDQWH
VQHOKHLG
 'UXNYRRUKHWDFWLYHUHQYDQKHW
V\VWHHPYDQGHNUXLVVQHOKHLGVUHJHODDU
RSGH
NUXLVVQHOKHLGVUHJHODDUVFKDNHODDU'H
VWDQGE\LQGLFDWLHYDQGH
NUXLVVQHOKHLGVUHJHODDU ZLW JDDW
EUDQGHQ
 9HUVQHOWRWGHJHZHQVWHVQHOKHLG
EHUHLNWZRUGW GH]HGLHQWKRJHUWH]LMQ
GDQNPK 
7LMGHQVKHWULMGHQ
.UXLVVQHOKHLGVUHJHODDU


Page 436 of 779

 6WHOKHWV\VWHHPDIRSGHJHZHQVWH
ULMVQHOKHLGPHWEHKXOSYDQKHW
JDVSHGDDO'UXNGH5(6VFKDNHODDU
RPKRRJ 6(7 RIRPODDJ 6(7 RP
GHNUXLVVQHOKHLGVUHJHODDUWHVWDUWHQ
7HJHOLMNHUWLMGJDDWGHLQGLFDWLHYDQGH
NUXLVVQHOKHLGVUHJHODDU JURHQ LQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSEUDQGHQ/DWGH
VFKDNHODDUVQHOORVZDQQHHUGH
LQGLFDWLHYDQGHNUXLVVQHOKHLGVUHJHODDU
JURHQ JDDWEUDQGHQ
OPMERKING
xWanneer de RES schakelaar omhoog
(SET+) of omlaag (SET-) wordt gedrukt
terwijl de rijsnelheid tussen 25 km/h en
30 km/h ligt, wordt de snelheid ingesteld
op 30 km/h.
xOnder de volgende omstandigheden kan
de snelheid van de
kruissnelheidsregelaar niet worden
ingesteld:
xEen portier wordt geopend.
xDe veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt.
xHet rempedaal wordt ingetrapt.
xDe handrem is aangetrokken.
x(Automatische transmissie)
De keuzehendel staat in de stand P of
N.
x(Handgeschakelde versnellingsbak)
De versnellingshendel staat in de
neutraalstand.
xHet is mogelijk dat de auto op een steile
helling bij het oprijden ervan
kortstondig snelheid mindert of bij het
afrijden ervan snelheid meerdert.
xDe kruissnelheidsregelaar wordt
geannuleerd als de rijsnelheid afneemt
tot minder dan 20 km/h wanneer de
kruissnelheidsregelaar geactiveerd is,
zoals bij het oprijden van een steile
helling.
'HULMVQHOKHLGGLHYRRUDILQJHVWHOGLVPHW
EHKXOSYDQGHNUXLVVQHOKHLGVUHJHODDU
ZRUGWZHHUJHJHYHQLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSHQGH$FWLYH'ULYLQJ
'LVSOD\ PRGHOOHQPHW$FWLYH'ULYLQJ
'LVSOD\ 
,QVWUXPHQWHQJURHS EDVLVGLVSOD\
,QVWUXPHQWHQJURHS L$&7,96(16(
GLVSOD\
$FWLYH'ULYLQJ'LVSOD\
7LMGHQVKHWULMGHQ
.UXLVVQHOKHLGVUHJHODDU


Page 437 of 779

▼:LM]LJHQYDQGHLQJHVWHOGH
ULMVQHOKHLG
9ROJHHQYDQRQGHUVWDDQGHSURFHGXUHV
9HUKRJHQYHUODJHQYDQGHVQHOKHLGPHW
GHNUXLVVQHOKHLGVUHJHOVFKDNHODDU
:DQQHHUGH5(6VFKDNHODDURPKRRJ 6(7
 ZRUGWJHGUXNWQHHPWGHULMVQHOKHLGWRH
ZDQQHHUGH5(6VFKDNHODDURPODDJ
6(7 ZRUGWJHGUXNWZRUGWHUDIJHUHPG
x,QGUXNNHQHQGLUHFWORVODWHQNPK
x,QJHGUXNWKRXGHQNPK
OPMERKING
Zelfs nadat de RES schakelaar is
losgelaten blijft de kruissnelheidsregelaar
versnellen/afremmen totdat de ingestelde
snelheid die wordt getoond in de
instrumentengroep en de Active Driving
Display is bereikt. Wijzig de ingestelde
snelheid of annuleer het systeem
(bijvoorbeeld door het rempedaal in te
trappen) als u versnellen/afremmen wilt
stoppen.
9HUKRJHQYDQGHVQHOKHLGPHWEHKXOS
YDQKHWJDVSHGDDO
7UDSKHWJDVSHGDDOLQHQGUXNGH5(6
VFKDNHODDURPKRRJ 6(7 RIRPODDJ
6(7 ELMGHJHZHQVWHVQHOKHLG$OVGH
VFKDNHODDUQLHWZRUGWEHGLHQGNHHUWKHW
V\VWHHPWHUXJQDDUGHLQJHVWHOGHVQHOKHLG
QDGDWXXZYRHWYDQKHWJDVSHGDDOKHHIW
DIJHKDDOG
OPMERKING
Accelereer indien u tijdelijk uw snelheid
wilt verhogen wanneer de
kruissnelheidsregelaar is ingeschakeld.
Een hogere snelheid heeft geen invloed op
de ingestelde snelheid en verandert deze
niet. Neem uw voet van het gaspedaal om
terug te keren naar de ingestelde snelheid.
▼+HUYDWWHQYDQGHNUXLVVQHOKHLGELM
VQHOKHGHQKRJHUGDQNPK
$OVGHNUXLVVQHOKHLGVUHJHODDUWLMGHOLMN
JHDQQXOHHUGZRUGW ]RDOVGRRUKHW
LQWUDSSHQYDQKHWUHPSHGDDO HQKHW
V\VWHHPQRJVWHHGVJHDFWLYHHUGLV]DOGH
PHHVWUHFHQWLQJHVWHOGHVQHOKHLG
DXWRPDWLVFKZRUGHQKHUYDWZDQQHHUGH
5(6VFKDNHODDUZRUGWLQJHGUXNW
,QGLHQGHULMVQHOKHLGWRWPLQGHUGDQ
NPKLVDIJHQRPHQGHULMVQHOKHLGWRW
NPKRIPHHUODWHQWRHQHPHQHQGH5(6
VFKDNHODDULQGUXNNHQ
▼7LMGHOLMNDQQXOHUHQ
*HEUXLNYRRUKHWWLMGHOLMNDQQXOHUHQYDQ
KHWV\VWHHPHHQYDQGHYROJHQGH
PHWKRGHQ
x'UXNKHWUHPSHGDDOHHQZHLQLJLQ
x'UXNRSGH&$1&(/VFKDNHODDU
x +DQGJHVFKDNHOGHYHUVQHOOLQJVEDN
'UXNKHWNRSSHOLQJVSHGDDOLQ
$OVGH5(6VFKDNHODDUZRUGWLQJHGUXNW
ZDQQHHUGHULMVQHOKHLGNPKRIKRJHU
LVNHHUWKHWV\VWHHPWHUXJQDDUGHHHUGHU
LQJHVWHOGHVQHOKHLG
OPMERKING
xAls zich een van de volgende gevallen
voordoet, wordt de
kruissnelheidsregelaar tijdelijk
uitgeschakeld.
7LMGHQVKHWULMGHQ
.UXLVVQHOKHLGVUHJHODDU


Page 438 of 779

xZelfs wanneer het rempedaal iets
wordt ingetrapt.
xHet DSC systeem is actief.
xEr is een probleem met het systeem.
xEen portier wordt geopend.
xDe veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt.
xDe handrem is aangetrokken.
x(Automatische transmissie)
De keuzehendel staat in de stand P of
N.
x(Handgeschakelde versnellingsbak)
De versnellingshendel staat in de
neutraalstand.
xWanneer de kruissnelheidsregelaar
tijdelijk wordt uitgeschakeld door zelfs
maar één van de
uitschakelomstandigheden van
toepassing, kan de snelheid niet
opnieuw ingesteld worden.
x(Automatische transmissie)
De kruissnelheidsregelaar kan tijdens
het rijden in de handgeschakelde modus
niet worden uitgeschakeld (keuzehendel
is verplaatst van de stand D naar M).
Ook als de transmissie terug in een
lagere versnelling wordt gezet, vindt er
dus geen afremmen op de motor plaats.
Als snelheidsmindering vereist is, de
ingestelde snelheid verlagen of het
rempedaal intrappen.
▼'HDFWLYHUHQ
'UXNQRJPDDOVRSGH
NUXLVVQHOKHLGVVFKDNHODDU
7LMGHQVKHWULMGHQ
.UXLVVQHOKHLGVUHJHODDU


Page 439 of 779

%DQGHQVSDQQLQJVFRQWUROHV\VWHHP
7306

▼%DQGHQVSDQQLQJVFRQWUROHV\VWHHP
7306
'H7306FRQWUROHHUWGHEDQGHQVSDQQLQJ
YDQHONHEDQGHQZDQQHHUGH]HRQGHUGH
YRRUJHVFKUHYHQZDDUGHNRPWZDDUVFKXZW
KHWV\VWHHPGHEHVWXXUGHUGRRUKHW7306
ZDDUVFKXZLQJVODPSMHLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSLQWHVFKDNHOHQHQHHQ
PHOGLQJZHHUWHJHYHQRSGH
PXOWLLQIRUPDWLHGLVSOD\
9RRUGH7306ZRUGHQGH
EDQGHQVSDQQLQJVJHJHYHQVGLHYLD
UDGLRVLJQDDOZRUGHQYHU]RQGHQYDQDIGH
RSHONZLHOJHwQVWDOOHHUGH
EDQGHQVSDQQLQJVVHQVRUHQRQWYDQJHQGRRU
GHRQWYDQJHULQGHDXWRRPGH
EDQGHQVSDQQLQJWHFRQWUROHUHQ
 %DQGHQVSDQQLQJVVHQVRUHQ

'DDUQDDVWNXQQHQGHKXLGLJH
EDQGHQVSDQQLQJHQZRUGHQJHFRQWUROHHUG
PHWGHPLGGHQGLVSOD\
=LHGHVHFWLH9RHUWXLJVWDWXVPRQLWRULQGH
*HEUXLNHUVKDQGOHLGLQJYDQ0='&RQQHFW
OPMERKING
xWanneer de omgevingstemperatuur laag
is, daalt ook de bandentemperatuur. Als
de bandentemperatuur daalt, neemt de
luchtdruk in de banden ook af waardoor
het TPMS waarschuwingslampje kan
gaan branden.
xControleer de banden visueel op
afwijkingen voordat u gaat rijden.
Inspecteer de bandenspanning
bovendien maandelijks. Het gebruik van
een digitale bandenspanningsmeter voor
het inspecteren van de bandenspanning
wordt aanbevolen.
+HW7306LVJHHQYHUYDQJLQJYRRUXZ
HLJHQSHULRGLHNHFRQWUROHYDQGHEDQGHQ
&RQWUROHHUGHEDQGHQUHJHOPDWLJ
23*(/(7
¾Elke band, inclusief het reservewiel
(indien voorzien), dient maandelijks in
koude toestand gecontroleerd te worden
en op de bandenspanning gebracht te
worden welke wordt aanbevolen door de
autofabrikant op het
voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel. (Als uw auto
banden van een verschillende maat
heeft dan de maat die op het
voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel staat
aangegeven, dient u de juiste
bandenspanning voor deze banden te
bepalen.)
7LMGHQVKHWULMGHQ
%DQGHQVSDQQLQJVFRQWUROHV\VWHHP 7306

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 440 of 779

Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening
is uw auto uitgerust met een
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer
de bandenspanning van één of meerdere
van uw banden beduidend laag is.
Wanneer dus het verklikkerlichtje voor
lage bandenspanning gaat branden,
dient u te stoppen en uw banden zo
spoedig mogelijk te controleren en deze
op de juiste spanning te brengen. Rijden
met een band waarvan de
bandenspanning beduidend laag is, kan
oververhit raken van de band en
bandenpech veroorzaken. Te lage
bandenspanning verhoogt ook het
brandstofverbruik, leidt tot snellere
slijtage van het bandenprofiel en kan de
bestuurbaarheid en remweg nadelig
beïnvloeden.
Houd er rekening mee dat het TPMS
systeem geen remedie biedt voor een
onjuist bandenonderhoud en het is de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
de juiste bandenspanning te handhaven,
ook als een te lage bandenspanning nog
niet het niveau heeft bereikt dat het
TPMS verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning gaat branden.
Uw auto is ook uitgerust met een TPMS
storingsindicator om aan te geven
wanneer het systeem niet correct
functioneert.De TPMS storingsindicator is
gecombineerd met het verklikkerlichtje
voor lage bandenspanning. Wanneer het
systeem een storing bespeurt, gaat het
verklikkerlichtje gedurende ongeveer één
minuut knipperen en blijft vervolgens
continu branden. Deze volgorde blijft
voortduren telkens wanneer de auto
opnieuw gestart wordt voor zolang als
de storing blijft bestaan. Wanneer de
storingsindicator brandt, bestaat de kans
dat het systeem een lage
bandenspanning niet zoals bedoeld kan
opsporen of melden. Storingen in het
TPMS systeem kunnen zich voordoen om
uiteenlopende redenen, zoals het
vervangen of verwisselen van banden of
velgen op de auto welke verhinderen dat
het TPMS systeem juist kan functioneren.
Controleer steeds de TPMS
storingsindicator na het vervangen van
één of meer banden of velgen op uw
auto om er zeker van te zijn dat na het
vervangen of verwisselen van banden en
velgen het TPMS systeem juist blijft
functioneren.
¾Om foutieve aflezingen te voorkomen
neemt het systeem gedurende een korte
tijd steekproeven alvorens een probleem
te melden. Als gevolg zal een band die
snel leegloopt of plotseling lek is geraakt
niet onmiddellijk door het systeem
gemeld worden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
%DQGHQVSDQQLQJVFRQWUROHV\VWHHP 7306


Page:   < prev 1-10 ... 391-400 401-410 411-420 421-430 431-440 441-450 451-460 461-470 471-480 ... 780 next >