ESP MAZDA MODEL 6 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 163 of 842

3–74
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
Montagespeci¿ catie (Europa)
Bij het aanbrengen van de
sneeuwkettingen dient de afstand tussen
het bandpro¿ el en de ketting zich binnen
de voorgeschreven limieten te bevinden
zoals aangegeven in onderstaande tabel.

Afstand [Eenheid: mm]
A B
Max. 11 Max. 11


ZijaanzichtAanzicht in doorsnedeBand
A
B

Aanbrengen van sneeuwkettingen
1. Breng de sneeuwkettingen zo strak
mogelijk op de voorbanden aan. Volg
daarbij steeds de instructies van de
fabrikant.
2. Na het rijden van 1/2—1 km de
sneeuwkettingen opnieuw strak
aantrekken.

Doorwaden van water
WAARSCHUWING
Droog remmen die nat geworden zijn
door langzaam te rijden, het gaspedaal
los te laten en het rempedaal enkele
malen licht in te trappen totdat de
remwerking weer normaal wordt:
Rijden met natte remmen is gevaarlijk.
De grotere remafstand of het naar
één kant trekken van de auto tijdens
het remmen kan een ernstig ongeluk
veroorzaken. Licht afremmen geeft aan
of het remvermogen verminderd is.
OPGELET
Rijd niet met de auto op wegen
die overstroomd zijn, aangezien
dit kortsluiting in de elektrische/
elektronische onderdelen kan
veroorzaken, of beschadiging of
afslaan van de motor als gevolg van
waterabsorptie. Neem contact op met
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur indien
met de auto door diep water is gereden.


Page 193 of 842

4–14
Tijdens het rijden
Motor start/stop
OPMERKING
  (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G
2.5)
 Het is mogelijk dat de koelventilator
in de motorruimte gedurende enkele
minuten nadat het contact vanuit
ON op OFF gezet is gaat draaien,
ongeacht of de airconditioning aan
of uit is, voor het snel koelen van de
motorruimte.
  Als het systeem bespeurt dat de
resterende batterijcapaciteit van de
sleutel laag is wanneer het contact
van ON op ACC of OFF wordt gezet,
wordt het volgende aangegeven.
 Vervang de batterij door een nieuwe
alvorens de sleutel onbruikbaar
wordt.
 Zie Vernieuwen van de sleutelbatterij
op pagina 6-43 .
 (Voertuig uitgerust met type A
instrumentengroep)
 Een bericht wordt aangegeven op de
display van de instrumentengroep.
 (Voertuig uitgerust met type B
instrumentengroep)
 Het KEY indicatielampje (groen)
knippert gedurende ongeveer 30
seconden.
 Zie Waarschuwings/indicatielampjes
op pagina 4-54 .

 (Automatische transmissie)  Als de motor wordt stopgezet
terwijl de keuzehendel in een andere
stand dan P staat, zal het contact
overschakelen naar ACC.
Motornoodstop
Wanneer terwijl de motor draait of tijdens
het rijden de startdrukknop continu
ingedrukt wordt gehouden, of een aantal
malen achtereen snel wordt ingedrukt, zal
de motor onmiddellijk worden stopgezet.
Het contact schakelt over naar ACC.


Page 211 of 842

4–32
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Instrumentenpaneelverlichting
(Zonder automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer het contact op ON staat en de
positielampen worden ingeschakeld,
wordt de helderheid van de
instrumentenpaneelverlichting gedimd.
(Met automatische verlichtingsregeling)
Wanneer het contact op ON staat
en de positielampen worden
ingeschakeld, wordt de helderheid
van de instrumentenpaneelverlichting
gedimd. Wanneer echter de lichtsensor
bespeurt dat de omgeving helder
is, zoals wanneer de positielampen
overdag worden ingeschakeld, dimt de
instrumentenpaneelverlichting niet.
OPMERKING
  (Met automatische
verlichtingsregeling)
 Wanneer het contact in de
vroege avond of bij schemering
op ON wordt gezet, wordt de
instrumentenpaneelverlichting
gedurende enkele seconden gedimd
totdat de lichtsensor de helderheid
van de omgeving bespeurt, echter
het is mogelijk dat na het bespeuren
van de helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
  Wanneer de positielampen
worden ingeschakeld, gaat het
indicatielampje van de positielampen
in de instrumentengroep branden.
 Zie Koplampen op pagina 4-81 . De helderheid van de instrumentengroep
en de instrumentenpaneelverlichtingen
kunnen afgesteld worden door het draaien
van de knop.
 


 Door de knop naar links te draaien,
neemt de helderheid af. Wanneer de
knop naar de maximale dimstand is
gedraaid, klinkt er een pieptoon.
 


 Door de knop naar rechts te draaien,
neemt de helderheid toe.


Gedimd
Helder



Page 271 of 842

4–92
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Voorruitenwissers en
ruitensproeier
Voor gebruik van de ruitenwissers moet
het contact op ON staan.
WAARSCHUWING
Gebruik steeds gewoon water of
ruitensproeiervloeistof in het reservoir:
Gebruik van radiateur-antivries
in plaats van sproeiervloeistof is
gevaarlijk. Als dit op de voorruit
gesproeid wordt, zal de voorruit
hierdoor verontreinigd worden en uw
uitzicht belemmerd worden. Dit kan
een ongeluk tot gevolg hebben.

Gebruik uitsluitend
ruitensproeiervloeistof gemengd
met anti-vries bescherming bij
temperaturen onder het vriespunt:
Het gebruik van ruitensproeiervloeistof
zonder anti-vries bescherming bij
temperaturen onder het vriespunt
is gevaarlijk, aangezien dit op de
voorruit kan bevriezen en uw uitzicht
kan belemmeren waardoor een
ongeluk veroorzaakt kan worden.
Zorg er bovendien voor dat de voorruit
voldoende is opgewarmd met behulp
van de voorruitontwaseming alvorens
ruitensproeiervloeistof te sproeien.
OPMERKING
Als de voorruitenwissers tijdens koude
weersomstandigheden of sneeuwval
worden gebruikt, is het mogelijk
deze als gevolg van opeenhoping
van sneeuw op de voorruit stoppen.
Als de voorruitenwissers als gevolg
van opeenhoping van sneeuw op
de voorruit stoppen, de auto op een
veilige plaats tot stilstand brengen,
de ruitenwisserschakelaar uitzetten
en vervolgens de opeengehoopte
sneeuw verwijderen. Als de
ruitenwisserschakelaar in een andere
stand dan OFF wordt gezet, zullen
de ruitenwissers gaan werken.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur, als de
ruitenwissers niet werken terwijl de
ruitenwisserschakelaar in een andere
stand dan OFF is gezet.


Page 273 of 842

4–94
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Automatische ruitenwisserregeling
Wanneer de ruitenwisserhendel in de stand

staat, tast de regensensor de
hoeveelheid regenval op de voorruit af en
schakelt deze de ruitenwissers automatisch
in of uit (uit—interval—lage snelheid—
hoge snelheid).

De gevoeligheid van de regensensor kan
afgesteld worden door de schakelaar op de
ruitenwisserhendel te draaien.
De schakelaar vanuit de middenpositie
(normaal) omhoog draaien voor een
hogere gevoeligheid (snellere respons) of
de schakelaar omlaag draaien voor minder
gevoeligheid (langzamere respons).

Hogere gevoeligheid
Minder gevoeligheidSchakelaar
Middenpositie

OPGELET
  De regensensor niet afdekken
door een sticker of een label op de
voorruit te plakken. Anders zal de
regensensor niet correct functioneren.
 
 Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand staat en het contact op ON
wordt gezet, is het mogelijk dat de
ruitenwissers in de volgende gevallen
automatisch in beweging gezet worden:
 


 Als de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt of
met een doek wordt afgeveegd.
 


 Als vanaf de buitenzijde of
binnenzijde van de auto met een
hand of ander voorwerp tegen de
voorruit wordt gestoten.
  Houd handen en ruitenkrabbers uit de
buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand

staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen
raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld worden.
 Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig
zijn uitgeschakeld (wanneer de kans
het grootst is dat de motor aan blijft)
—dit is vooral belangrijk bij het
verwijderen van ijs en sneeuw.


Page 276 of 842

4–97
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Koplampsproeier *
De motor dient gestart te zijn en de
koplampen dienen ingeschakeld te zijn.

Als u de koplampsproeiers wilt gebruiken,
de ruitenwisserhendel tweemaal naar u toe
trekken.


Ruitensproeier UIT

OPMERKING
  Wanneer na het inschakelen van de
koplampen de voorruitensproeier
voor de eerste keer wordt gebruikt,
werken de koplampsproeiers
automatisch.
  Als er lucht in de
koplampsproeiervloeistoÀ eiding
aanwezig is, bijvoorbeeld in
gevallen wanneer de auto pas
nieuw is of nadat een leeg
sproeiervloeistofreservoir opnieuw
met sproeiervloeistof gevuld is,
zal wanneer de ruitenwisserhendel
bediend wordt geen sproeiervloeistof
gesproeid worden. Volg in dit geval
onderstaande procedure:

1. Start de motor.
2. Schakel de koplampen in.
3. Trek de ruitenwisserhendel
herhaalde malen tweemaal naar u
toe totdat de sproeiervloeistof naar
buiten sproeit.
Achterruitverwarming
D e a c h t e r r u i t v e r w a r m i n g o n t d o e t d e
achterruit van wasem.

Voor gebruik van de achterruitverwarming
moet het contact op ON staan.

Druk op de schakelaar om de
achterruitverwarming in te schakelen.
De achterruitverwarming functioneert
gedurende ongeveer 15 minuten en wordt
dan automatisch uitgeschakeld.
Wanneer de achterruitverwarming in
werking is brandt het indicatielampje.

Druk nogmaals op de schakelaar om de
achterruitverwarming uit te schakelen
alvorens de 15 minuten zijn verstreken.
Handbediende airconditioning

Indicatielampje

Volledig automatische airconditioning

Indicatielampje



Page 291 of 842

4–112
Tijdens het rijden
ABS/TCS/DSC
OPGELET
  Wanneer de volgende punten niet
in acht worden genomen bestaat
de kans dat het DSC systeem niet
correct werkt:
 


 Gebruik banden van de juiste
maat die voor uw Mazda zijn
gespeci¿ ceerd op alle vier wielen.




 Gebruik banden van dezelfde
fabrikant, soort en pro¿ elpatroon
op alle vier wielen.
 


 Niet tezamen gebruiken met
versleten banden.


 Het is mogelijk dat het DSC systeem
niet correct functioneert wanneer
sneeuwkettingen worden gebruikt
of wanneer een noodreservewiel is
gemonteerd omdat de diameter van
de band verandert.
TCS/DSC indicatielampje

Dit indicatielampje blijft gedurende
enkele seconden branden wanneer het
contact op ON gezet wordt. Als het TCS
of DSC systeem in werking is, gaat het
indicatielampje knipperen.

Als het lampje blijft branden, is er
mogelijk een defect in het TCS, DSC of
het rembekrachtigingsysteem en bestaat
de kans dat deze niet correct functioneren.
Breng uw auto naar een deskundige
reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële
Mazda reparateur.
DSC OFF indicatielampje

Dit indicatielampje blijft gedurende enkele
seconden branden wanneer het contact op
ON gezet wordt.
Dit lampje gaat ook branden wanneer
op de DSC OFF schakelaar wordt
gedrukt en het TCS/DSC systeem wordt
uitgeschakeld.
Zie de DSC OFF schakelaar op pagina
4-113 .

Als het lampje blijft branden wanneer
het TCS/DSC systeem niet wordt
uitgeschakeld, uw auto naar een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur brengen. Er is
mogelijk een defect in het DSC systeem.


Page 296 of 842

4–117
Tijdens het rijden
Brandstofverbruikmonitor
Brandstofverbruikmonitor
Bij voertuigen met type C/type D audio, kan de bedrijfstoestand, het brandstofverbruik en
de energiebesparing *1 beurtelings worden getoond door bediening van de pictogrammen in
de display.
Bovendien kan wanneer de einddisplay is ingeschakeld na het voltooien van een rit de totale
energiebesparing tot op dat moment in de einddisplay worden getoond.

1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm voor het tonen van het toepassingen
scherm.
2. Selecteer “Brandstofverbruiks”.
3. Bedien de commanderschakelaar of raak het scherm aan voor het tonen van het menu.
OPMERKING
Wanneer het menu wordt getoond door aanraking van het scherm, wordt de display
automatisch na 6 seconden verborgen.
4. Selecteer het pictogram in het menu en voer de bediening uit. Het gebruik van de
pictogrammen is als volgt:

Indicatie op display Bedrijfstoestand


Verbergt de menudisplay.

Toont het toepassingen scherm.

Schakelt de brandstofverbruikmonitor over in de
volgorde van bedrijfstoestand, brandstofverbruik en
energiezuinigheid
*1 .

Stelt de brandstofverbruikgegevens terug.

Toont het volgende instelscherm.  Einddisplay in-/uitschakelen
In-/uitschakelen van de functie die het terugstellen
van de brandstofverbruikgegevens koppelt aan de
dagteller (Dagteller A)
*1 Met i-stop functie.

OPMERKING
Nadat het contact vanuit ON op OFF is gezet, verandert het
brandstofverbruikmonitorscherm naar het oorspronkelijke
brandstofverbruikmonitorscherm wanneer het contact de volgende keer op ON gezet
wordt.


Page 301 of 842

4–122
Tijdens het rijden
Brandstofverbruikmonitor
Energiebesparingsdisplay
De actuele prestaties van de energiebesparing worden getoond.

Indicatie op display Bedrijfstoestand


De bladgra¿ ek groeit al naargelang de hoeveelheid
CO 2 uitstoot die door de werking van het systeem
wordt gereduceerd. De totaal verzamelde
hoeveelheid bladgroei wordt aangegeven in termen
van het aantal boomgra¿ eken.

Toont de totale rijafstand die door de werking van de
i-stop functie verlengd kon worden.

Toont het percentage van tijd dat de auto door de
werking van de i-stop functie is stopgezet in
vergelijking tot de totale hoeveelheid tijd dat de auto
is stopgezet.

Toont de hoeveelheid tijd dat de i-stop functie heeft
gefunctioneerd.

Toont de totale hoeveelheid tijd dat de auto is
stopgezet.

Eindschermweergave
Als de einddisplay op de brandstofverbruikmonitor aan is wanneer het contact vanuit de
stand ON op OFF wordt gezet, wordt de werkelijke energiebesparing (met i-stop functie) of
de informatie over het brandstofverbruik (zonder i-stop functie) getoond.


Page 302 of 842

4–123
Tijdens het rijden
Drive-selectie
*Bepaalde modellen.
Drive-selectie *
Drive-selectie is een systeem dat de drive-stand van de auto overschakelt. Wanneer de
sportstand is geselecteerd, geeft de auto bij de bediening van het gaspedaal een krachtigere
respons. Dit zorgt voor een extra snelle acceleratie, wat nodig kan zijn voor het veilig
uitvoeren van manoeuvres zoals het wisselen van rijbaan, het oprijden van snelwegen of het
inhalen van andere voertuigen.
OPGELET
Gebruik de sportstand niet bij het rijden op gladde wegen zoals natte of met sneeuw
bedekte wegen. Dit kan slippen van de banden veroorzaken.
OPMERKING
  Wanneer de sportstand wordt geselecteerd, wordt er met hogere motortoerentallen
gereden wat kan leiden tot een hoger brandstofverbruik. Mazda raadt aan dat u bij
normaal rijden de sportstand uitschakelt.
  Onder de volgende omstandigheden kan de drive-stand niet worden overgeschakeld: 



 ABS/TCS/DSC is in bedrijf



 Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem/kruissnelheidsregelaar is
ingeschakeld.
 


 Het stuurwiel wordt abrupt gedraaid.


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 150 next >