MAZDA MODEL CX-3 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 561 of 719

6–37
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
2. Trek het wisserbladrubber naar beneden
en schuif dit uit de wisserbladhouder.



3. Verwijder de metalen houders van het
wisserbladrubber en bevestig deze aan
de nieuwe wisserbladrubbers.



OPGELET
De metalen houders niet buigen of
wegwerpen. Deze worden opnieuw
gebruikt. 4. Steek het nieuwe wisserbladrubber
voorzichtig naar binnen.
Monteer het wisserblad daarna in
de omgekeerde volgorde van het
verwijderen er van.





Page 562 of 719

6–38
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Accu
WAARSCHUWING
Lees voor een veilige en juiste behandeling de volgende voorzorgsmaatregelen
zorgvuldig alvorens de accu te gebruiken of te inspecteren:

Maak bij het werken in de buurt van de accu steeds gebruik van
oogbescherming:
Werken zonder oogbescherming is gevaarlijk. Accuvloeistof bevat ZWAVELZUUR
dat blindheid kan veroorzaken wanneer dit met uw ogen in aanraking komt. Ook kan
waterstofgas dat bij normaal gebruik van de accu wordt geproduceerd tot ontbranding
komen en de accu tot ontplof¿ ng brengen.

Draag oogbescherming en beschermende handschoenen en zorg er voor dat u
niet in aanraking komt met accuvloeistof:
Gemorste accuvloeistof is gevaarlijk.
Accuvloeistof bevat ZWAVELZUUR dat ernstig letsel kan veroorzaken, als dit in uw
ogen of op uw huid of kleding terechtkomt. Als dit gebeurt, uw ogen onmiddellijk
gedurende 15 minuten met water uitspoelen of de huid grondig wassen en medische
hulp inroepen.

Houd accu's steeds uit de buurt van kinderen:
Het laten spelen van kinderen in de buurt van accu's is gevaarlijk. Accuvloeistof kan
ernstig letsel veroorzaken wanneer dit in de ogen of op de huid terechtkomt.



Page 563 of 719

6–39
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
WAARSCHUWING
Houd open vuur en vonken uit de buurt van open accucellen en laat bij het
werken in de buurt van een accu geen metalen gereedschap in aanraking komen met de
positieve ( ) of negatieve ( ) pool van de accu. Laat de positieve ( ) pool niet in
aanraking komen met de carrosserie van de auto:
Open vuur en vonken in de buurt van open accucellen zijn gevaarlijk. Waterstofgas
dat bij normaal gebruik van de accu wordt geproduceerd kan tot ontbranding komen
en de accu tot ontplof¿ ng brengen. Een ontploffende accu kan ernstige brandwonden
en letsel veroorzaken. Houd alle open vuur zoals sigaretten en vonken uit de buurt van
open accucellen.

Houd alle open vuur, zoals sigaretten en vonken, uit de buurt van open
accucellen:
Open vuur en vonken in de buurt van open accucellen zijn gevaarlijk. Waterstofgas dat
bij normaal gebruik van de accu wordt geproduceerd kan tot ontbranding komen en
de accu tot ontplof¿ ng brengen. Een ontploffende accu kan ernstige brandwonden en
letsel veroorzaken.
OPMERKING
Alvorens onderhoud aan de accu uit te voeren, het accudeksel verwijderen.




Page 564 of 719

6–40
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud van de accu

Voor het in optimale conditie houden van
uw accu:
 


 Zorg er voor dat de accu steeds stevig
gemonteerd is.
 


 Houd de bovenzijde van de accu schoon
en droog.
 


 Houd de accupolen en de aansluitingen
schoon en stevig bevestigd en voorzie de
polen regelmatig van een laagje vaseline
of accuvet.
 


 Eventueel gemorst elektroliet
onmiddellijk van de accu afspoelen met
een oplossing van water en soda.
 


 Maak de accukabels los als de auto
geruime tijd niet zal worden gebruikt en
laad de accu elke zes weken.

Inspectie van het niveau van het
accu-elektroliet
Wanneer het niveau van het accu-
elektroliet laag is, heeft dit tot gevolg dat
de accu snel uitgeput raakt.


Bovenste
niveaustreepje
Onderste
niveaustreep
je
Inspecteer het niveau van het accu-
elektroliet tenminste eenmaal per week.
Indien het niveau te laag is, de doppen
verwijderen en voldoende gedistilleerd
water bijvullen om het niveau tussen
het bovenste en onderste niveaustreepje
(illustratie) te brengen.

Niet teveel bijvullen.
Controleer het soortelijk gewicht van het
elektroliet met een zuurweger, vooral
tijdens koud weer. Indien het soortelijk
gewicht te laag is, dient de accu opgeladen
te worden.


Page 565 of 719

6–41
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Opladen van de accu
OPMERKING
  Alvorens onderhoud aan de accu
uit te voeren of deze op te laden,
dienen alle accessoires te worden
uitgeschakeld en de motor te worden
afgezet.
  Neem voor het vernieuwen van de
accu contact op met een of¿ ciële
Mazda dealer. Bij het aansluiten van
de accu deze als laatste bevestigen.
  Alvorens de accu te laden de doppen
verwijderen.
  (Met i-stop systeem)  De accu niet snelladen.




 Indien de accu binnen een korte periode
uitgeput raakt (omdat u bijvoorbeeld de
koplampen te lang heeft laten branden
terwijl de motor niet draaide), dient de
accu langzaam opgeladen te worden.
De grootte van de accu en de capaciteit
van de acculader bepalen de vereiste
oplaadtijd.
 


 Indien de accu geleidelijk aan uitgeput
raakt vanwege een hoge elektrische
belasting terwijl de auto in gebruik is,
dient de accu normaal opgeladen te
worden. De grootte van de accu en de
capaciteit van de acculader bepalen de
vereiste oplaadtijd.

Vernieuwen van de accu
Neem contact op met een of¿ ciële Mazda
reparateur voor de aankoop van een
nieuwe accu.
Vernieuwen van de
sleutelbatterij
Als de toetsen op de afstandbediening
niet meer functioneren en het
bedrijfsindicatielampje niet knippert, is de
batterij mogelijk uitgeput.
Vervang de batterij door een nieuwe
alvorens de afstandbediening onbruikbaar
wordt.
OPGELET
  Let er op dat de batterij correct
geplaatst wordt. De batterij kan gaan
lekken, als deze niet correct geplaatst
wordt.
  Let er op bij het vernieuwen van
de batterij de interne circuits en de
elektrische contacten niet aan te
raken, de elektrische contacten niet te
verbuigen en te voorkomen dat vuil
in de zender terechtkomt, aangezien
dit beschadiging kan veroorzaken.
  Er bestaat het gevaar voor
ontplof¿ ng als de batterij niet correct
wordt geïnstalleerd.
  Ruim gebruikte batterijen op
overeenkomstig onderstaande
instructies.
 


 Isoleer de plus en min polen van de
batterij met behulp van cellofaan
plakband of dergelijke.
 


 Nooit demonteren.



 Werp de batterij nooit in vuur of
water.
 


 Nooit vervormen of plat drukken. 

 Vervang uitsluitend door een batterij
van hetzelfde type (CR2025 of
gelijkwaardig).


Page 566 of 719

6–42
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
De volgende condities geven aan dat de
batterij nagenoeg uitgeput is:
 


 Het KEY indicatielampje (groen) in de
instrumentengroep knippert gedurende
ongeveer 30 seconden nadat de motor is
stopgezet.
 


 Het systeem functioneert niet en het
bedrijfsindicatielampje op de zender
knippert niet wanneer de toetsen worden
ingedrukt.
 


 Het werkingsbereik van het systeem is
verminderd.

Het wordt aanbevolen de batterij door
een of¿ ciële Mazda reparateur te laten
vernieuwen om beschadiging van de
sleutel te voorkomen. Volg de instructie
als u de batterij zelf gaat vernieuwen.
Vervangen van de sleutelbatterij
1. Druk op de knop en trek de hulpsleutel
naar buiten.

Knop

2. Draai een met tape omwikkelde platte
schroevendraaier in de richting van de
pijl en duw de afdekking een weinig
open.

Deksel

3. Steek de met tape omwikkelde platte
schroevendraaier in de gleuf en schuif
hem in de richting van de pijl.

Deksel
Gleuf



Page 567 of 719

6–43
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
4. Draai de platte schroevendraaier in de
richting van de pijl en verwijder de
afdekking.

Deksel

5. Verwijder het batterijdeksel en
verwijder vervolgens de batterij.


6. Plaats een nieuwe batterij met de
positieve pool naar boven gericht en
dek de batterij vervolgens af met het
batterijdeksel.

7. Sluit de afdekking.


8. Steek de hulpsleutel weer naar binnen.

OPGELET
  Zorg ervoor de rubber ring
aangegeven in de afbeelding niet te
bekrassen of te beschadigen.
  Als de rubber ring los is komen te
zitten, deze opnieuw bevestigen
alvorens een nieuwe batterij te
plaatsen.


Rubber ring



Page 568 of 719

6–44
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
*Bepaalde modellen.
Banden
Voor uw veiligheid, een minimaal
brandstofverbruik en een optimale
levensduur van de banden, dient u
de banden steeds op de aanbevolen
bandenspanning te houden en het voor uw
auto aanbevolen belastbare gewicht en de
gewichtsverdeling niet te overschrijden.
WAARSCHUWING
Gebruik van banden van verschillende
soort:
Het rijden met uw auto is gevaarlijk
wanneer er banden van verschillende
soort op gemonteerd zijn. Dit kan een
slechte bestuurbaarheid en een langere
remweg tot gevolg hebben, hetgeen er
toe kan leiden dat u de macht over het
stuur verliest.
Gebruik behalve tijdens het beperkte
gebruik van het noodreservewiel op
alle vier wielen uitsluitend banden
van dezelfde soort (radiaalbanden,
diagonaalbanden of diagonaalbanden
met staaldraad).

Gebruik van banden met een verkeerde
maat:
Het gebruik van banden van een
andere maat dan is voorgeschreven
voor uw auto (pagina 9-10 ), is
gevaarlijk. Dit kan het rijcomfort, de
wegligging, de grondspeling, de speling
tussen band en carrosserie en de juiste
werking van de snelheidsmeter nadelig
beïnvloeden. Dit kan tot ongevallen
leiden. Gebruik dus uitsluitend banden
van de juiste maat zoals voor uw auto
wordt voorgeschreven.
Bandenspanning
WAARSCHUWING
Houd de bandenspanning steeds op het
juiste niveau:
Een te hoge of te lage bandenspanning
is gevaarlijk. De verminderde
bestuurbaarheid of het plotseling lek
raken van een band kan een ernstig
ongeluk veroorzaken.
Zie Banden op pagina 9-10 .

Gebruik uitsluitend een originele
Mazda bandventieldop:
Gebruik van een niet-origineel
onderdeel is gevaarlijk, aangezien de
juiste bandenspanning niet behouden
kan worden als het bandventiel
beschadigd raakt. Als er in deze
toestand met de auto wordt gereden,
neemt de bandenspanning af wat een
ernstig ongeluk tot gevolg kan hebben.
Gebruik voor de bandventieldop geen
onderdeel dat niet een origineel Mazda
onderdeel is.
De spanningen van alle banden (inclusief
het reservewiel
* ) dient maandelijks
gecontroleerd te worden wanneer
de banden koud zijn. Voor de beste
rijeigenschappen, optimale wegligging
van de auto en een minimale slijtage
van de banden, dient u de banden op de
aanbevolen spanning te houden.
Zie de bandenspanningstabel (pagina
9-10 ).


Page 569 of 719

6–45
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
(Met bandenspanningcontrolesysteem)
Na het afstellen van de
bandenspanning is initialisering van
het bandenspanningcontrolesysteem
noodzakelijk om het systeem normaal te
laten functioneren.
Zie Initialiseren van het
bandenspanningcontrolesysteem op pagina
4-183 .
OPMERKING
  Controleer de bandenspanning altijd
wanneer de banden koud zijn.
  Bij warme banden wordt normaal
de aanbevolen bandenspanning
overschreden. Geen lucht aÀ aten
van banden die warm zijn om de
bandenspanning af te stellen.
  Een te lage bandenspanning kan
een hoger brandstofverbruik en
een onvoldoende afdichting van
de velgrand tot gevolg hebben,
waardoor de kans bestaat op
vervorming en/of het losraken van
het loopvlak.
  Een te hoge bandenspanning heeft tot
gevolg dat het rijden oncomfortabel
wordt en dat de banden sneller
slijten. Bovendien brengt dit een
grotere kans op beschadiging door
scherpe voorwerpen op het wegdek
met zich mee.
 Houd de bandenspanning steeds op
het juiste niveau. Laat uw banden
nakijken, indien deze veelvuldig op
spanning gebracht moeten worden.
Onderling verwisselen van de
banden
WAARSCHUWING
Verwissel periodiek de banden
onderling:
Onregelmatige slijtage van de banden
is gevaarlijk. Voor een gelijkmatige
bandenslijtage wordt het voor het
behoud van een goede bestuurbaarheid
en goede remprestaties aanbevolen de
banden om de 10.000 km onderling te
verwisselen, of eerder, wanneer er blijk
is van onregelmatige slijtage.
Controleer bij het onderling verwisselen of
de banden correct gebalanceerd zijn.


Page 570 of 719

6–46
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
OPMERKING
(Zonder noodreservewiel)
Aangezien uw auto niet uitgerust is
met een reservewiel, kunt u met de
krik die bij de auto wordt geleverd
niet veilig een onderling verwisselen
van de banden uitvoeren. Laat een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur, het onderling
verwisselen van de banden uitvoeren.


Bij het onderling verwisselen van de banden
geen gebruik maken van het noodreservewiel
(ENKEL VOOR TIJDELIJK GEBRUIK).Voorwaarts

Controleer bij het onderling verwisselen
de banden op ongelijkmatige slijtage
en beschadiging. Abnormale slijtage is
doorgaans het gevolg van een of meerdere
van de hieronder aangegeven oorzaken:

 


 Verkeerde bandenspanning



 Onjuiste wieluitlijning



 Wielen welke uit balans zijn



 Veelvuldig te sterk afremmen
Zorg er na het onderling verwisselen
voor dat de banden op de voorgeschreven
spanning gebracht worden (pagina 9-10 )
en controleer of de wielmoeren goed
aangetrokken zijn.
(Met bandenspanningcontrolesysteem)
Na het afstellen van de
bandenspanning is initialisering van
het bandenspanningcontrolesysteem
noodzakelijk om het systeem normaal te
laten functioneren.
Zie Initialiseren van het
bandenspanningcontrolesysteem op pagina
4-183 .
OPGELET
Banden met een voorgeschreven
draairichting en radiaalbanden met
een asymmetrisch loopvlak of pro¿ el
mogen uitsluitend van voor naar achter
en niet van links naar rechts of vice
versa onderling verwisseld worden. Als
de banden van links naar rechts of vice
versa onderling verwisseld worden, zal
dit vermindering van de bandenprestatie
tot gevolg hebben.


Page:   < prev 1-10 ... 521-530 531-540 541-550 551-560 561-570 571-580 581-590 591-600 601-610 ... 720 next >