sensor MAZDA MODEL CX-30 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 146 of 759

geprogrammeerde sleutel op ON gezet
wordt. Het
beveiligingssysteemindicatielampje
gaat gedurende ongeveer 3 seconden
branden en gaat dan uit.
Als de motor niet met de correcte
sleutel gestart kan worden en het
beveiligingssysteemindicatielampje
blijft branden of knipperen, het
volgende proberen:
Zorg er voor dat de sleutel zich binnen
het werkingsbereik voor
signaaloverdracht bevindt. Zet het
contact uit en start vervolgens de
motor opnieuw. Neem contact op met
een deskundige reparateur (bij
voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) indien de motor na
3 pogingen of meer niet start.Anti-diefstal
beveiligingssysteem
*
▼Anti-diefstal beveiligingssysteem
Als het anti-diefstal
beveiligingssysteem bespeurt dat
iemand op een onjuiste wijze toegang
probeert te krijgen tot de auto of als de
inbraaksensor beweging binnen in de
auto bespeurt, hetgeen tot gevolg kan
hebben dat de auto (met
inbraaksensor) of de inhoud er van
wordt gestolen, waarschuwt een alarm
de omgeving voor een abnormale
situatie door het laten klinken van de
sirene/claxon en het laten knipperen
van de waarschuwingsknipperlichten.
Het systeem zal niet functioneren als
dit niet op de juiste wijze in staat van
paraatheid is gebracht. Wanneer u de
auto verlaat, dient u de procedure van
het in staat van paraatheid brengen
dus correct te volgen.
Inbraaksensor
*
De inbraaksensor maakt gebruik van
ultrasonische golven voor het
bespeuren van beweging binnen in de
auto en laat in het geval van inbraak in
de auto een waarschuwingsalarm
afgaan.
De inbraaksensor bespeurt bepaalde
vormen van beweging binnen in de
auto, echter deze kan ook reageren op
gebeurtenissen buiten de auto, zoals
bijvoorbeeld trillingen, harde geluiden,
wind en luchtstromen.
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
3-56*Bepaalde modellen.

Page 147 of 759

OPGELET
Let op de volgende punten om de
inbraaksensor normaal te kunnen laten
functioneren:
¾Hang geen kleding of voorwerpen op
aan een hoofdsteun of een
kledinghaak.
¾Plaats de uitschuifbare
zonnekleppen in hun oorspronkelijke
posities terug.
¾De inbraaksensor niet afschermen
door deze af te dekken of er
voorwerpen voor te hangen.
¾Laat de inbraaksensor niet vuil
worden en deze niet met een
vloeistof afvegen.
¾De inbraaksensor of het
inbraaksensorsierstuk niet
blootstellen aan schokken of stoten.
¾Breng geen zittingen aan die geen
originele Mazda producten zijn.
¾Om afscherming van de
inbraaksensor te voorkomen, geen
voorwerpen of lading hoger dan de
hoofdsteunen in de buurt van de
inbraaksensor plaatsen.
1. Inbraaksensor en
inbraaksensorsierstuk
▼Werking
Gevallen waarbij de claxon/sirene
wordt ingeschakeld
De sirene/claxon wordt met
tussenpozen ingeschakeld en de
waarschuwingsknipperlichten zullen
gedurende ongeveer 30 seconden
knipperen wanneer het systeem door
een van onderstaande oorzaken in
werking wordt gesteld:
Met inbraaksensor
xOntgrendelen van een portier met
de hulpsleutel, portierslotschakelaar
of een binnenvergrendelknop.
xOpen forceren van een portier, de
motorkap of de achterklep.
xOpenen van de motorkap met
behulp van de
motorkapontgrendelhendel.
xHet contact op ON zetten zonder de
startdrukknop te gebruiken.
xDe inbraaksensor registreert een
beweging in de auto.
Het systeem zal opnieuw in werking
gesteld worden (in totaal 10 keer) als
een van de hierboven aangegeven
condities blijft voortbestaan.
xLosmaken van de accuverbinding (de
waarschuwingsknipperlichten
knipperen niet).
Het systeem zal ongeveer 10 maal in
werking gesteld worden.
Zonder inbraaksensor
xOntgrendelen van een portier met
de hulpsleutel, portierslotschakelaar
of een binnenvergrendelknop.
xOpen forceren van een portier, de
motorkap of de achterklep.
xOpenen van de motorkap met
behulp van de
motorkapontgrendelhendel.
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
3-57

Page 148 of 759

xHet contact op ON zetten zonder de
startdrukknop te gebruiken.
Als het systeem opnieuw in werking
wordt gesteld, zal de verlichting en de
claxon geactiveerd worden totdat het
bestuurdersportier of de achterklep
met de zender ontgrendeld wordt.
OPMERKING
xDe achterklep kan niet worden
geopend terwijl het anti-diefstal
beveiligingssysteem is ingeschakeld.
xAls de accu uitgeput raakt terwijl het
anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is, zal de
sirene/claxon geactiveerd worden en
zullen de
waarschuwingsknipperlichten gaan
knipperen wanneer de accu geladen
of vervangen wordt.
▼In staat van paraatheid brengen
van het systeem
1. De ruiten en het schuifdak* goed
sluiten.
OPMERKING
(Met inbraaksensor)
Ook als een ruit of het schuifdak* is
open blijven staan, kan het systeem
in staat van paraatheid gebracht
worden, echter zelfs het
gedeeltelijk open laten staan van de
ruiten of het schuifdak
* kan een
uitnodiging zijn tot diefstal, en wind
die in de auto blaast zou het alarm
kunnen activeren.
De functie van de inbraaksensor
kan ook geannuleerd worden.
Zie Annuleren van de inbraaksensor
(Met inbraaksensor) op pagina
3-59.
2. Zet het contact op OFF.
3. Zorg er voor dat de motorkap, de
portieren en de achterklep gesloten
zijn.
4. Druk op de vergrendeltoets op de
zender.
De waarschuwingsknipperlichten
zullen eenmaal knipperen.
Het anti-diefstal
beveiligingssysteem kan ook als
volgt worden ingeschakeld:
Druk op de
portiervergrendelschakelaar “

terwijl een van de portieren open
staat en sluit vervolgens alle
portieren.
(Met geavanceerde
afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
Raak het detectiegebied van de
aanraaksensor voor
portiervergrendeling aan.
Het
beveiligingssysteemindicatielampje
in de instrumentengroep gaat
gedurende 20 seconden tweemaal
per seconde knipperen.
5. Na 20 seconden is het systeem
volledig in staat van paraatheid.
OPMERKING
xHet anti-diefstal
beveiligingssysteem kan ook in
staat van paraatheid gebracht
worden door het activeren van de
automatische
hervergrendelfunctie terwijl alle
portieren, de achterklep en de
motorkap gesloten zijn.
Zie Zender op pagina 3-5.
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
3-58*Bepaalde modellen.

Page 149 of 759

xHet systeem wordt buiten
werking gesteld wanneer binnen
20 seconden na het indrukken
van de vergrendeltoets een van
de volgende handelingen wordt
uitgevoerd:
xOntgrendelen van een van de
portieren.
xOpenen van een van de
portieren.
xOpenen van de motorkap.xWanneer het contact op ON
wordt gezet.
Voor het opnieuw in staat van
paraatheid brengen van het
systeem, de procedure voor het
in staat van paraatheid brengen
nogmaals uitvoeren.
xWanneer de portieren
vergrendeld worden door het
indrukken van de vergrendeltoets
op de zender terwijl het
anti-diefstal beveiligingssysteem
in staat van paraatheid is, zullen
de waarschuwingsknipperlichten
eenmaal knipperen om aan te
geven dat het systeem in staat van
paraatheid is.
▼Annuleren van de inbraaksensor
(Met inbraaksensor)
Als het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid gebracht is wanneer er
sprake is van een van onderstaande
omstandigheden, de inbraaksensor
annuleren om te voorkomen dat het
alarm onnodig geactiveerd wordt.
xWanneer de auto wordt
achtergelaten terwijl er zich een
beweegbaar object, passagiers of
huisdieren in bevinden.
xWanneer u een voorwerp in de auto
achterlaat dat heen en weer kan
rollen, zoals bijvoorbeeld wanneer
de auto bij transport op een schuin
aflopende, onstabiele ondergrond
geplaatst wordt.
xWanneer kleine voorwerpen/
accessoires in de auto zijn
opgehangen, kleding aan een
kledinghaak is opgehangen of
andere voorwerpen zijn aangebracht
die gemakkelijk binnen in de auto
kunnen bewegen.
xBij het parkeren op een plaats waar
zich sterke trillingen of harde
geluiden voordoen.
xBij het gebruik van een hogedruk of
automatische autowasinstallatie.
xWanneer voortdurend schokken en
trillingen van hagel of donder en
bliksem op de auto worden
overgebracht.
xPortieren vergrendeld worden terwijl
een ruit of het schuifdak* is open
blijven staan.
xEen extra verwarming of apparaat
dat luchtstromen en trillingen
produceert in gebruik is, terwijl het
anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid gebracht is.
OPMERKING
Als een portier of de achterklep
gedurende 30 seconden gesloten blijft,
zullen alle portieren en de achterklep
automatisch hervergrendeld worden
en zal het
anti-diefstalbeveiligingssysteem in staat
van paraatheid gebracht worden zelfs
als een ruit en het schuifdak
* is open
blijven staan.
Voor het annuleren van de
inbraaksensor, de toets op de zender
binnen 20 seconden na het indrukken
van de vergrendeltoets indrukken.
De waarschuwingsknipperlichten
zullen 3 maal knipperen.
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
*Bepaalde modellen.3-59

Page 150 of 759

OPMERKING
xVoor het opnieuw activeren van de
inbraaksensor, het anti-diefstal
beveiligingssysteem uitschakelen en
dit vervolgens opnieuw in staat van
paraatheid brengen.
xDe inbraaksensor is in werking
wanneer het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid is gebracht. Voor het
annuleren van de inbraaksensor, op
de annuleertoets van de
inbraaksensor drukken wanneer het
anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is gebracht.
▼Uitschakelen van een in staat van
paraatheid gebracht systeem
Een systeem dat in staat van paraatheid
is gebracht kan uitgeschakeld worden
met gebruik van een van onderstaande
methodes:
xDe ontgrendeltoets op de zender
ingedrukt wordt.
xStarten van de motor met de
startdrukknop.
x(Met geavanceerde
afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
xAanraken van het detectiegebied
van de aanraaksensor voor
portierontgrendeling.
De waarschuwingsknipperlichten
zullen tweemaal knipperen.
OPMERKING
Wanneer de portieren ontgrendeld
worden door het indrukken van de
ontgrendeltoets op de zender terwijl
het anti-diefstal beveiligingssysteem
uitgeschakeld is, zullen de
waarschuwingsknipperlichten
tweemaal knipperen om aan te geven
dat het systeem uitgeschakeld is.
▼Stopzetten van het
waarschuwingsalarm
Een geactiveerd alarm kan
uitgeschakeld worden met gebruik van
een van onderstaande methodes:
xDe ontgrendeltoets op de zender
ingedrukt wordt.
xStarten van de motor met de
startdrukknop.
x(Met geavanceerde
afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
xAanraken van het detectiegebied
van de aanraaksensor voor
portierontgrendeling.
xIndrukken van de elektrische
achterklepopener wanneer u de
sleutel meedraagt.
De waarschuwingsknipperlichten
zullen tweemaal knipperen.
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
3-60

Page 160 of 759

Trekken van caravans en
aanhangers (Europa/
Rusland/Turkije/Israël/
Zuid-Afrika)
▼Trekken van caravans en
aanhangers
Uw Mazda is in eerste instantie
ontworpen en gebouwd voor het
vervoer van passagiers en lading.
Als u een aanhanger gaat trekken dient
u de hiernavolgende instructies op te
volgen, aangezien de veiligheid van de
bestuurder en de passagiers afhankelijk
is van de juiste uitrusting en van een
veilige rijstijl. Het trekken van een
aanhanger is van invloed op de
wegligging, het remvermogen, de
duurzaamheid, de prestaties en het
brandstofverbruik van uw auto.
Nooit de auto of de aanhanger
overbelasten. Raadpleeg een
deskundige reparateur (bij voorkeur
een
officiële Mazda-reparateur) indien
u nadere bijzonderheden wenst.
OPGELET
¾Tijdens de eerste 1.000 km die u met
uw nieuwe Mazda rijdt wordt het
trekken van een aanhanger
afgeraden. Als u dit doet, bestaat de
kans op beschadiging van de motor,
de transmissie, het differentieel, de
wiellagers en van de overige
onderdelen van de aandrijflijn.
¾Schade veroorzaakt door het trekken
van een aanhanger/caravan in
Turkije wordt door de garantie van
het voertuig niet gedekt.
OPMERKING
xWanneer een trailer wordt
getrokken, de volgende
veiligheidssystemen niet gebruiken
(wanneer een originele
Mazda-trekhaak wordt gebruikt,
worden deze systemen automatisch
uitgeschakeld):
xDodehoekmonitor (BSM)xAchteruitrijwaarschuwingssysteem
(RCTA)
xSmart Brake Support [Rear]
(SBS-R)
xSmart Brake Support [Rear
Crossing] (SBS-RC)
xParkeersensorsysteem (achter)
Alvorens te gaan rijden
Slepen
3-70

Page 173 of 759

Smart Brake Support [Rear
Crossing]
(SBS-RC)
*........... 4-204
360° rondomkijkmonitor
*... 4-209
Vooruitrijcamera (FSC)
*...... 4-241
Voorste radarsensor
*.......... 4-245
Voorste zijradarsensor
*....... 4-248
Achterste zijradarsensor
*.... 4-249
Achterste ultrasonische sensor/
hoeksensor/zijsensor
*........ 4-251
Voorcamera/zijcamera’s/
achtercamera
*....................4-251
Driver Monitoring-camera
*..........
........................................ 4-252
Kruissnelheidsregelaar........... 4-253
Kruissnelheidsregelaar
*....... 4-253
Bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS)................................ 4-258
Bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS)
*.............................4-258
Benzinedeeltjesfilter..............4-262
Benzinedeeltjesfilter
(SKYACTIV-X
2.0).................................. 4-262
Dieseldeeltjesfilter................ 4-263
Dieseldeeltjesfilter (SKYACTIV-D
1.8).................................. 4-263
Achteruitkijkmonitor............. 4-264
Achteruitkijkmonitor
*......... 4-264
Parkeersensorsysteem............4-279
Parkeersensorsysteem
*........4-279
*Bepaalde modellen.4-3

Page 199 of 759

OPMERKING
xNa het bijtanken van brandstof kan
het enige tijd duren voordat de
indicator stabiel wordt. Bovendien
kan bij het rijden op hellingen of in
bochten de indicator afwijken als
gevolg van de beweging van de
brandstof in de tank.
xDe richting van de pijl () geeft
aan dat de afsluitklep van de
brandstoftankdop zich aan de
linkerzijde van de auto bevindt.
▼Dashboardverlichting
(Zonder automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer de verlichting wordt
ingeschakeld met het contact in de
stand ON, wordt de helderheid van de
dashboardverlichting gedimd.
(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer de verlichting wordt
ingeschakeld met het contact in de
stand ON, wordt de helderheid van de
dashboardverlichting gedimd.
Wanneer de lichtsensor echter
bespeurt dat de omgeving helder is,
zoals wanneer de verlichting overdag
wordt ingeschakeld, dimt de
dashboardverlichting niet.
OPMERKING
x(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer het contact in de vroege
avond of bij schemering in de stand
ON wordt gezet, wordt de
dashboardverlichting gedurende
enkele seconden gedimd totdat de
lichtsensor de helderheid van de
omgeving bespeurt. Het is echter
mogelijk dat na het bespeuren van
de helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
xWanneer de verlichting wordt
ingeschakeld, gaat het
verlichting-aan indicatielampje in de
instrumentengroep branden.
Zie Koplampen op pagina 4-62.
De helderheid van de
instrumentenpaneel- en
dashboardverlichtingen kunnen
afgesteld worden door het indrukken
van de
dashboardverlichtingsschakelaar terwijl
de dashboardverlichting is gedimd.
xDruk op de + schakelaar om de
helderheid te vergroten.
xDruk op de - schakelaar om de
helderheid te verminderen. Wanneer
op de - schakelaar wordt gedrukt
terwijl de instrumentengroep
maximaal is gedimd, wordt een
geluid geactiveerd om u erop te
wijzen dat de huidige
dimmerinstelling de maximale
instelling is.

1. Helder
2. Gedimd
Functie voor uitschakelen van de
verlichtingsdimmer
De verlichtingsdimmer kan
uitgeschakeld worden door het
indrukken van de + schakelaar terwijl
de instrumentengroep maximaal is
gedimd en het contact in wordt
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-29

Page 234 of 759

stand wordt gezet terwijl de auto tot stilstand is gebracht, gaat de dagverlichting uit of gaan de
koplampen uit. Wanneer wordt begonnen met rijden, gaat de verlichting die is uitgeschakeld weer
aan.
OPMERKING
De dagverlichting kan buiten werking gesteld worden via de gebruikersinstellingen
(pagina 4-66).
Automatische verlichtingsregeling
*
Wanneer de koplampschakelaar in een andere stand dan staat en het contact
op ON gezet wordt, tast de lichtsensor de helderheid of donkerte van de omgeving
af en schakelt deze automatisch de koplampen en andere buitenverlichting in of uit.
OPGELET
¾De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te
plakken. Anders zal de lichtsensor niet correct functioneren.
¾De lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit
wanneer de ruitenwisserhendel in de AUTO stand staat en het contact aan wordt
gezet is, aangezien vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en
ruitenwisserbladen beschadigd kunnen worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld worden. Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig zijn uitgeschakeld wanneer het bijzonder
verleidelijk is om de motor te laten draaien. Dit is vooral belangrijk bij het
verwijderen van ijs en sneeuw.
OPMERKING
xDe koplampen en overige buitenverlichting gaan mogelijk niet onmiddellijk uit in
het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de lichtsensor
bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu
donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij
files in tunnels of in
parkeergarages.
xDe gevoeligheid van de automatische verlichtingsregeling kan gewijzigd worden.
Zie de sectie Instellingen in het Mazda Connect instructieboekje.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-64*Bepaalde modellen.

Page 241 of 759

Schakelaar-
standBediening van de ruitenwis-
sers
Intervalwerking
Lage snelheid
Hoge snelheid
Ruitenwissers met regelbare
intervalwerking
Zet de hendel in de intervalstand en
kies de intervaltijd door de knop te
draaien.
Draai de knop omhoog om de
intervaltijd van de ruitenwisser te
verkorten en draai de knop omlaag om
de tijd langer te maken.

1. Schakelaar
2. Korter maken
3. Langer maken
Met automatische
ruitenwisserregeling

1. Indicatielampje
Schakelaarstand
Bediening van de
ruitenwissers
Nr. Type A Type B
MISTWerking bij om-
hoogtrekken van
de hendel
OFF Stop
AUTO*1AUTO*1Automatische re-
geling
LO Lage snelheid
HI Hoge snelheid
*1 Wanneer de ruitenwisserhendel naar de
AUTO stand wordt gezet, gaat het
indicatielampje branden.
Automatische ruitenwisserregeling*
Wanneer de ruitenwisserhendel in de
AUTO stand staat, tast de regensensor
de hoeveelheid regenval op de voorruit
af en schakelt deze de ruitenwissers
automatisch in of uit
(uitŠintervalŠlage snelheidŠhoge
snelheid).

De gevoeligheid van de regensensor
kan afgesteld worden door de
schakelaar op de ruitenwisserhendel te
draaien.
De schakelaar vanuit de middenpositie
(normaal) omhoog draaien voor een
hogere gevoeligheid (snellere respons)
of de schakelaar omlaag draaien voor
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.4-71

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 120 next >