ESP MAZDA MODEL CX-30 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 416 of 759

OPGELET
Neem voor de juiste werking van elk
van de systemen de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
¾Breng geen stickers aan (inclusief
doorzichtige stickers) op de
buitenkant van de radiateurgrille en
het voorembleem in en rondom de
voorste radarsensor en vervang de
radiateurgrille en het voorembleem
niet door een product dat geen
origineel product is dat bestemd is
voor gebruik met de voorste
radarsensor.
¾De voorste radarsensor omvat een
functie voor het bespeuren van
verontreiniging van de voorzijde van
de radarsensor en het informeren
van de bestuurder. Echter afhankelijk
van de omstandigheden kan de
detectie van de verontreiniging enige
tijd duren en bestaat de kans dat
plastic zakken, ijs of sneeuw niet
bespeurd worden. In dit geval is het
mogelijk dat het systeem niet correct
functioneert. Houd de voorste
radarsensor dus altijd schoon.
¾Installeer geen grillebeschermplaat.
¾Als het voorste gedeelte van de auto
bij een botsing beschadigd is
geraakt, bestaat de kans dat de
voorste radarsensor uit zijn positie is
verschoven. Zet het systeem
onmiddellijk stop en laat de auto
altijd door een deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) inspecteren.
¾Gebruik de voorbumper niet om
tegen andere voertuigen of obstakels
te duwen, zoals bij het wegrijden uit
een parkeerruimte. Anders bestaat
de kans dat tegen de voorste
radarsensor wordt gestoten en dat
de positie ervan gaat afwijken.
¾De voorste radarsensor niet
verwijderen, demonteren of
wijzigen.
¾Neem voor reparaties, vervangen van
onderdelen of spuitwerk rondom de
voorste radarsensor contact op met
een deskundige reparateur (bij
voorkeur een officiële
Mazda-reparateur).
¾Geen wijzigingen aan de vering
aanbrengen. Als er wijzigingen aan
de vering worden aangebracht, kan
dit de hoogte van de auto
veranderen en bestaat de kans dat
de voorste radarsensor het
voorliggende voertuig of een
obstakel niet correct kan bespeuren.
OPMERKING
xOnder de volgende omstandigheden
bestaat de kans dat de voorste
radarsensor voorliggende voertuigen
of obstakels niet correct kan
bespeuren en dat de systemen niet
normaal functioneren.
xDe radiogolven worden door de
achterzijde van een voorliggend
voertuig niet effectief weerkaatst,
zoals bij een ongeladen aanhanger
of een auto met een laadbak die
door een canvaszeil is afgedekt,
voertuigen met een achterklep van
hard plastic en voertuigen met
ronde vormen.
xVoorliggende voertuigen die laag
zijn met dus een kleiner gebied
voor het weerkaatsen van
radiogolven.
xHet uitzicht wordt verminderd als
gevolg van het opspatten van
water, sneeuw of zand van de
banden van een voorliggend
voertuig op uw voorruit.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-246

Page 417 of 759

xWanneer de bagageruimte
beladen is met zware voorwerpen
of de achterpassagierszittingen
bezet zijn.
xIJs, sneeuw of verontreiniging op
de voorzijde van het voorembleem
aanwezig is.
xTijdens slechte
weersomstandigheden, zoals
regen, sneeuw of zandstormen.
xBij het rijden in de buurt van
installaties of voorwerpen die
krachtige radiogolven uitzenden.
xOnder de volgende omstandigheden
is het mogelijk dat de voorste
radarsensor voorliggende voertuigen
of obstakels niet kan bespeuren.
xHet begin en het einde van een
bocht.
xContinu bochtige wegen.xWegen met smalle rijstroken als
gevolg van wegwerkzaamheden of
afgesloten rijstroken.
xHet voorliggende voertuig komt in
de dode hoek van de radarsensor.
xHet voorliggende voertuig rijdt
abnormaal als gevolg van een
ongeluk of schade.
xWegen met herhaalde op- en
aflopende hellingen.
xRijden op slechte wegen of
onverharde wegen.
xDe afstand tussen uw auto en het
voorliggende voertuig is
buitengewoon kort.
xEen voertuig komt plotseling
dichtbij zoals bij het snijden in uw
rijstrook.
xGebruik om onjuiste werking van het
systeem te voorkomen banden van
dezelfde voorgeschreven maat,
fabrikant, merk en profiel op alle vier
wielen. Bovendien geen banden met
duidelijk zichtbaar verschillende
slijtagepatronen of
bandenspanningen op dezelfde auto
gebruiken (inclusief het
noodreservewiel).
xAls de accucapaciteit zwak is,
bestaat de kans dat het systeem niet
correct functioneert.
xBij het rijden op wegen met weinig
verkeer en weinig voorliggende
voertuigen of obstakels voor de
voorste radarsensor om te
bespeuren, bestaat de kans dat
“Veiligheids- en bestuurdershulp-
systemen tijdelijk uitgeschakeld.
Voorste radar is bedekt. Rijd
voorzichtig.” tijdelijk wordt getoond.
Dit duidt echter niet op een
probleem.
xDe radarsensoren zijn onderhevig
aan de betreffende
radiogolfbepalingen van het land
waarin met de auto wordt gereden.
Als de auto in het buitenland wordt
gebruikt, is er mogelijk goedkeuring
vereist van het land waarin met de
auto wordt gereden.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-247

Page 418 of 759

Voorste zijradarsensor*
▼Voorste zijradarsensor
Uw auto is uitgerust met een voorste
zijradarsensor. De volgende systemen
maken eveneens gebruik van de
voorste zijradarsensor.
xVooruitrijwaarschuwingssysteem
(FCTA)
De voorste zijradarsensor detecteren
de radiogolven die door de
radarsensoren worden uitgezonden en
op hun beurt weerkaatst worden door
een voertuig dat aan de voorzijde voor
nadert of door een obstakel.
1. Voorste zijradarsensor

De voorste zijradarsensoren zijn
geïnstalleerd in de voorbumper, één
aan elke kant.
Houd het oppervlak van de
voorbumper in de buurt van de voorste
zijradarsensoren altijd schoon zodat de
sensoren normaal kunnen
functioneren. Breng ook geen
voorwerpen zoals stickers aan.
Zie Verzorging van de carrosserie op
pagina 6-60.
OPGELET
Als de voorbumper aan een zware
schok wordt blootgesteld, is het
mogelijk dat het systeem niet meer
normaal functioneert. Zet het systeem
onmiddellijk stop en laat de auto door
een deskundige reparateur (bij
voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) inspecteren.
OPMERKING
xHet detectievermogen van de
voorste zijradarsensor is beperkt. In
de volgende gevallen bestaat de kans
dat het detectievermogen is
verminderd en dat het systeem niet
normaal functioneert.
xDe voorbumper in de buurt van de
voorste zijradarsensor is vervormd
geraakt.
xSneeuw, ijs of modder heeft zich
vastgezet op de voorste
zijradarsensor op de voorbumper.
xBij slechte weersomstandigheden,
zoals regen, sneeuw en mist.
xOnder de volgende omstandigheden
kan de voorste zijradarsensor geen
doelobjecten bespeuren of kunnen
deze moeilijk bespeurd worden.
xKleine motorfietsen, fietsen,
voetgangers, dieren, winkelwagens
en stilstaande objecten op of langs
de weg.
xVoertuigen met vormen die
radargolven niet goed
weerkaatsen, zoals lege opleggers
met een lage voertuighoogte en
sportauto's.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-248*Bepaalde modellen.

Page 419 of 759

xBij het verlaten van de fabriek is bij
alle voertuigen de richting van de
voorste zijradarsensor afgesteld voor
een voertuig in beladen toestand,
zodat de voorste zijradarsensor
naderende voertuigen correct
kunnen bespeuren. Laat de auto
door een deskundige reparateur (bij
voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) laten inspecteren
als de richting van de voorste
zijradarsensor om een bepaalde
reden is afgeweken.
xRaadpleeg een deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) voor reparatie of
vervanging van de voorste
zijradarsensor, of bumperreparaties,
lakherstellingen en vervanging van
onderdelen in de buurt van de
radarsensoren.
xDe radarsensoren zijn onderhevig
aan de betreffende
radiogolfbepalingen van het land
waarin met de auto wordt gereden.
Als de auto in het buitenland wordt
gebruikt, is er mogelijk goedkeuring
vereist van het land waarin met de
auto wordt gereden.
Achterste zijradarsensor*
▼Achterste zijradarsensor
Uw auto is uitgerust met een achterste
zijradarsensor. De volgende systemen
maken eveneens gebruik van de
achterste zijradarsensor.
xDodehoekmonitor (BSM)xAchteruitrijwaarschuwingssysteem
(RCTA)
xSmart Brake Support [Rear Crossing]
(SBS-RC)
De achterste zijradarsensoren zendt
radiogolven uit en detecteert
radarsensoren die worden weerkaatst
worden door een voertuig dat van
achteren nadert of door een obstakel.
1. Achterste zijradarsensor

De achterste zijradarsensoren zijn
geïnstalleerd in de achterbumper, één
aan elke kant.
Houd het oppervlak van de
achterbumper in de buurt van de
achterste zijradarsensoren altijd
schoon zodat de sensoren normaal
kunnen functioneren. Breng ook geen
voorwerpen zoals stickers aan.
Zie Verzorging van de carrosserie op
pagina 6-60.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.4-249

Page 420 of 759

OPGELET
Als de achterbumper een zware impact
ontvangt, is het mogelijk dat het
systeem niet meer normaal
functioneert. Zet het systeem
onmiddellijk stop en laat de auto door
een deskundige reparateur (bij
voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) inspecteren.
OPMERKING
xHet detectievermogen van de
achterste zijradarsensor is beperkt. In
de volgende gevallen bestaat de kans
dat het detectievermogen is
verminderd en dat het systeem niet
normaal functioneert.
xDe achterbumper in de buurt van
de achterste zijradarsensor is
vervormd geraakt.
xSneeuw, ijs of modder heeft zich
vastgezet op de achterste
zijradarsensor op de
achterbumper.
xBij slechte weersomstandigheden,
zoals regen, sneeuw en mist.
xOnder de volgende omstandigheden
kunnen de achterste zijradarsensoren
geen doelobjecten bespeuren of
kunnen deze moeilijk bespeurd
worden.
xKleine motorfietsen, fietsen,
voetgangers, dieren, winkelwagens
en stilstaande objecten op of langs
de weg.
xVoertuigen met vormen die
radargolven niet goed
weerkaatsen, zoals lege opleggers
met een lage voertuighoogte en
sportauto's.
xBij het verlaten van de fabriek is bij
alle voertuigen de richting van de
achterste zijradarsensor afgesteld
voor een voertuig in beladen
toestand, zodat de achterste
zijradarsensoren naderende
voertuigen correct kunnen
bespeuren. Laat de auto door een
deskundige reparateur (bij voorkeur
een officiële Mazda-reparateur) laten
inspecteren als de richting van de
achterste zijradarsensor om een
bepaalde reden is afgeweken.
xRaadpleeg een deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) voor reparatie of
vervanging van de achterste
zijradarsensor, of bumperreparaties,
lakherstellingen en vervanging van
onderdelen in de buurt van de
radarsensoren.
xDe radarsensoren zijn onderhevig
aan de betreffende
radiogolfbepalingen van het land
waarin met de auto wordt gereden.
Als de auto in het buitenland wordt
gebruikt, is er mogelijk goedkeuring
vereist van het land waarin met de
auto wordt gereden.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-250

Page 429 of 759

Bij wijze van extra
veiligheidsvoorziening is uw auto
uitgerust met een
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) dat een verklikkerlichtje voor
lage bandenspanning laat branden
wanneer de bandenspanning van
één of meerdere van uw banden
beduidend laag is. Wanneer dus het
verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning gaat branden, dient
u te stoppen en uw banden zo
spoedig mogelijk te controleren en
deze op de juiste spanning te
brengen. Rijden met een band
waarvan de bandenspanning
beduidend laag is, kan oververhit
raken van de band en bandenpech
veroorzaken. Te lage
bandenspanning verhoogt ook het
brandstofverbruik, leidt tot snellere
slijtage van het bandenprofiel en kan
de bestuurbaarheid en remweg
nadelig beïnvloeden.
Houd er rekening mee dat het TPMS
systeem geen remedie biedt voor
een onjuist bandenonderhoud en
het is de verantwoordelijkheid van
de bestuurder de juiste
bandenspanning te handhaven, ook
als een te lage bandenspanning nog
niet het niveau heeft bereikt dat het
TPMS verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning gaat branden.
Uw auto is ook uitgerust met een
TPMS storingsindicator om aan te
geven wanneer het systeem niet
correct functioneert.De TPMS storingsindicator is
gecombineerd met het
verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning. Wanneer het
systeem een storing bespeurt, gaat
het verklikkerlichtje gedurende
ongeveer één minuut knipperen en
blijft vervolgens continu branden.
Deze volgorde blijft voortduren
telkens wanneer de auto opnieuw
gestart wordt voor zolang als de
storing blijft bestaan. Wanneer de
storingsindicator brandt, bestaat de
kans dat het systeem een lage
bandenspanning niet zoals bedoeld
kan opsporen of melden. Storingen
in het TPMS systeem kunnen zich
voordoen om uiteenlopende
redenen, zoals het vervangen of
verwisselen van banden of velgen op
de auto welke verhinderen dat het
TPMS systeem juist kan functioneren.
Controleer steeds de TPMS
storingsindicator na het vervangen
van één of meer banden of velgen
op uw auto om er zeker van te zijn
dat na het vervangen of verwisselen
van banden en velgen het TPMS
systeem juist blijft functioneren.
¾Om foutieve aflezingen te
voorkomen neemt het systeem
gedurende een korte tijd
steekproeven alvorens een probleem
te melden. Als gevolg zal een band
die snel leegloopt of plotseling lek is
geraakt niet onmiddellijk door het
systeem gemeld worden.
▼Als er een probleem is met het
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS)
Als het TPMS waarschuwingslampje
knippert, is er mogelijk een probleem
in het systeem. Raadpleeg een
deskundige reparateur (bij voorkeur
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
4-259

Page 458 of 759

OPMERKING
xWanneer een obstakel in dezelfde ruimte buiten de ruimte vlakbij wordt
gedetecteerd gedurende 6 seconden of langer, dan stoppen alleen de
waarschuwingspieptonen. (Detectie wordt aangegeven) Als het detectiegebied
verandert aan de nabijgelegen kant, worden de waarschuwingspieptonen hervat.
(Als het detectiegebied verandert aan de verafgelegen kant, worden geen
waarschuwingspieptonen geactiveerd)
xHet geluidsvolume (elk aan voor- en achterzijde) kan worden aangepast.
Zie de sectie Instellingen in het Mazda Connect instructieboekje.
▼Wanneer de waarschuwingsindicator/zoemer geactiveerd is
Het systeem stelt de bestuurder op de hoogte van een abnormale toestand door het
activeren van de zoemtoon en het indicatielampje.
Indicatielampje/zoemtoon Controle
De melding dat een defect in
het systeem of in de sensor is
bespeurd wordt weergege-
ven.Er is mogelijk een probleem met het systeem. Laat uw auto zo spoedig
mogelijk door een deskundige reparateur (bij voorkeur een
officiële
Mazda-reparateur) controleren.
De melding dat de sensor
vuil is wordt weergegeven.Verwijder alle vreemde deeltjes van het sensorgedeelte. Als het systeem
zich niet heeft hersteld, de auto door een deskundige reparateur (bij
voorkeur een officiële Mazda-reparateur) laten controleren.
Een bepaalde hindernisde-
tectieaanduiding wordt con-
tinu getoond.Het sensorgedeelte dat overeenkomt met de getoonde detectie-indica-
tor is mogelijk verontreinigd met vreemde deeltjes. Als het systeem zich
niet heeft hersteld, de auto door een deskundige reparateur (bij voor-
keur een officiële Mazda-reparateur) laten controleren.
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
4-288

Page 478 of 759

Nr. Onderwerp Verklaring
4
Volumeknop:

Afstelling van het volume
Draai de volumeknop om het volume aan te passen.
Wanneer het volume tijdens gesproken begeleiding wordt aangepast, verandert het volu-
me van de gesproken begeleiding.
Wanneer het volume wordt aangepast tijdens een handsfree gesprek,
verandert het volume van het gesprek.
Druk op de volumeknop om de audio te dempen. Druk nogmaals op de knop om demping op te heffen.

Uitschakelen
Houd de volumeknop ingedrukt om Mazda Connect uit te schakelen.
OPMERKING
Wanneer tijdens het afspelen op de volumeknop wordt gedrukt om een audiobron te dempen die kan
worden gepauzeerd, zoals Apple CarPlay, USB audio of Bluetooth® audio, wordt het afspelen van nummers
gepauzeerd. Druk nogmaals op de volumeknop om demping en pauzering tegelijkertijd op te heffen.

Selecteren van een radiozender
(FM/AM radio)
Radiozenders die als favorieten zijn opgeslagen, kunnen worden geselecteerd door de volumeknop
naar links (ZOEKEN OMLAAG)/rechts (ZOEKEN OMHOOG) te schuiven tijdens het luisteren naar
FM/AM radio. Elke keer dat u de volumeknop schuift verandert u van zender.
Als u handmatig wilt afstemmen op de zender voor of na de momenteel geselecteerde radiozender, moet u
de volumeknop naar links (ZOEKEN OMLAAG) of rechts (ZOEKEN OMHOOG) schuiven en vasthouden tot u
een pieptoon hoort en de tuner de volgende zender kiest.
(DAB radio)*
U kunt radiozenders oproepen die als favorieten zijn geregistreerd door de volumeknop naar links/rechts te schui-
ven tijdens het luisteren naar DAB radio. Elke keer dat u de volumeknop schuift verandert u van radiozender.
Bovendien wordt overgeschakeld naar de volgende service wanneer u de knop naar rechts blijft schuiven
totdat een pieptoon hoorbaar is. Blijf de knop naar links schuiven om over te schakelen naar de vorige servi-
ce. Als er geen volgende of vorige service in het geselecteerde ensemble is, wordt overgeschakeld naar een
ander ensemble.

Afspeelbediening
Met deze knop kunt u audio en videobestanden in de wachtrij zetten bij het beluisteren van opgeslagen
bestanden via USB en Bluetooth® of audio en video.
Schuif de volumeknop naar rechts om naar het volgende nummer te gaan; schuif de knop naar links om naar
het vorige nummer te gaan. U kunt de volumeknop ook opzij schuiven en vasthouden om een nummer snel
vooruit of achteruit te spoelen.
Interieurvoorzieningen
Mazda Connect
5-20*Bepaalde modellen.

Page 480 of 759

▼Gebruik van de audiobedieningsschakelaar
De audiobedieningsschakelaar bevindt zich aan de linkerzijde van het stuurwiel.
Met deze schakelaar kunt de basisfuncties van het audiosysteem bedienen, de
telefoon opnemen /ophangen of spraakbesturing activeren.
De vorm van de schakelaars kan per voertuigmodel verschillend zijn.

Nr. Onderwerp Verklaring
1
Volume-afstellingstoets:
Druk op de (+) of (-) toets om het volume af te stellen.
Wanneer het volume tijdens gesproken begeleiding wordt aangepast,
verandert het volume van de gesproken begeleiding.
Wanneer het volume wordt aangepast tijdens een handsfree gesprek,
verandert het volume van het gesprek.
2
Zoektoets:

Selecteren van een radiozender
(FM/AM radio)
U kunt radiozenders oproepen die als favorieten zijn geregistreerd door
op de zoektoets te drukken tijdens het luisteren naar FM/AM radio.
Elke keer dat u de zoektoets indrukt verandert u van radiozender.
Houd de zoektoets ingedrukt tot een pieptoon hoorbaar is om auto-
matische zenderselectie te starten. Het selecteren stopt wanneer een
radiozender wordt gevonden.
(DAB radio)
*
U kunt radiozenders oproepen die als favorieten zijn geregistreerd door
op de zoektoets te drukken tijdens het luisteren naar DAB radio. Elke
keer dat u de zoektoets indrukt verandert u van radiozender.
Als u de zoektoets ingedrukt houdt totdat een pieptoon hoorbaar is,
wordt overgeschakeld naar de volgende of vorige service. Als er geen
volgende of vorige service in het geselecteerde ensemble is, wordt
overgeschakeld naar een ander ensemble.

Naar begin of eind van een nummer gaan
Interieurvoorzieningen
Mazda Connect
5-22*Bepaalde modellen.

Page 481 of 759

Nr. Onderwerp Verklaring
Met deze knop kunt u naar het begin of eind van muziek- en videobe-
standen gaan terwijl audio of video wordt afgespeeld.
Druk op (
) om naar het begin van het volgende nummer te gaan;
druk op (
) om naar het begin van het vorige nummer te gaan.
(De nummers worden afgespeeld in de volgorde van de geselecteerde
bestandslijst.)
3SOURCESOURCE toets:
Er kan naar een andere audiobron worden geschakeld door de toets in
te drukken.
Wanneer de toets ingedrukt wordt gehouden, wordt de audio die op
dat moment wordt afgespeeld uitgeschakeld en wordt het scherm voor
het selecteren van een audiobron weergegeven.

(Tijdens afspelen via Apple CarPlay of Android Auto™)
Houd de SOURCE toets ingedrukt om de audio die op dat moment
wordt afgespeeld, uit te schakelen.
4
Ophangentoets*1>8
(Tijdens een gesprek)
Tik op de toets om het gesprek te beëindigen.

(Wanneer een oproep binnenkomt)
Druk op de toets om een oproep te weigeren.
5
Spreken/opnementoets*1>8
(Wanneer een oproep binnenkomt)
Druk op de toets om de oproep aan te nemen.
6
Dempentoets:
Druk op de toets om het geluid te dempen.
Druk nogmaals op de toets om het dempen op te heffen.
OPMERKING
Wanneer tijdens het afspelen op de dempentoets wordt gedrukt om
een audiobron te dempen die kan worden gepauzeerd, zoals Apple
CarPlay, USB-audio of Bluetooth
® audio, wordt het afspelen van
nummers gepauzeerd. Druk nogmaals op de dempentoets om
demping en pauzering tegelijkertijd op te heffen.
*1 U kunt spraakherkenning ook gebruiken voor de spreken/opnementoets en de
ophangentoets.
Zie voor bijzonderheden “Bediening via spraakherkenningsfunctie” (pagina
5-24).
Interieurvoorzieningen
Mazda Connect
5-23

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 110 next >