sensor MAZDA MODEL CX-30 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 421 of 759

Achterste ultrasonische
sensor/hoeksensor/
zijsensor
*
▼Achterste ultrasonische sensor/
hoeksensor/zijsensor
De ultrasonische sensoren zenden
ultrasonische golven uit die worden
weerkaatst door obstakels aan de
achterzijde en die vervolgens weer
door de ultrasonische sensoren
worden opgevangen.
1. Achterste ultrasonische sensor
2. Achterste ultrasonische hoeksensor
3. Achterste ultrasonische zijsensor

De ultrasonische sensoren zijn
gemonteerd in de achterbumper.
Voorcamera/zijcamera’s/
achtercamera
*
▼Voorcamera/zijcamera’s/
achtercamera
Uw auto is uitgerust met een
voorcamera, zijcamera’s en een
achtercamera. De 360°
rondomkijkmonitor maakt gebruik van
elke camera.
Zie 360° rondomkijkmonitor op
pagina 4-209.
De voorcamera, zijcamera’s en
achtercamera maken beelden van de
omgeving rondom de auto.
De camera’s zijn op de volgende
posities geïnstalleerd.
1. Zijcamera’s
2. Voorcamera
3. Achtercamera
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.4-251

Page 428 of 759

Bandenspanningscontrol
esysteem (TPMS)
*
▼Bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS)
De TPMS controleert de
bandenspanning van elke band en
wanneer deze onder de
voorgeschreven waarde komt,
waarschuwt het systeem de bestuurder
door het TPMS waarschuwingslampje
in de instrumentengroep in te
schakelen en een melding weer te
geven op de multi-informatiedisplay.
Voor de TPMS worden de
bandenspanningsgegevens, die via
radiosignaal worden verzonden vanaf
de op elk wiel geïnstalleerde
bandenspanningssensoren, ontvangen
door de ontvanger in de auto om de
bandenspanning te controleren.
1. Bandenspanningssensoren

Daarnaast kunnen de huidige
bandenspanningen worden
gecontroleerd met de middendisplay.
Zie de sectie Voertuigstatusmonitor in
het Mazda Connect instructieboekje.
OPMERKING
xWanneer de omgevingstemperatuur
laag is, daalt ook de
bandentemperatuur. Als de
bandentemperatuur daalt, neemt de
luchtdruk in de banden ook af
waardoor het TPMS
waarschuwingslampje kan gaan
branden.
xControleer de banden visueel op
afwijkingen voordat u gaat rijden.
Inspecteer de bandenspanning
bovendien maandelijks. Het gebruik
van een digitale
bandenspanningsmeter voor het
inspecteren van de bandenspanning
wordt aanbevolen.
Het TPMS is geen vervanging voor uw
eigen periodieke controle van de
banden. Controleer de banden
regelmatig.
OPGELET
¾Elke band, inclusief het reservewiel
(indien voorzien), dient maandelijks
in koude toestand gecontroleerd te
worden en op de bandenspanning
gebracht te worden welke wordt
aanbevolen door de autofabrikant
op het voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel. (Als uw auto
banden van een verschillende maat
heeft dan de maat die op het
voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel staat
aangegeven, dient u de juiste
bandenspanning voor deze banden
te bepalen.)
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
4-258*Bepaalde modellen.

Page 430 of 759

een officiële Mazda-reparateur) om
het systeem te laten controleren.
Zie Waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) (knippert) op pagina 7-67.
In de volgende gevallen kan het
systeem de bandenspanningen niet
juist waarnemen en kan het TPMS
waarschuwingslampje gaan knipperen.
xEr bevindt zich uitrusting of
apparatuur in de buurt die dezelfde
radiosignalen uitzendt als de
bandenspanningssensor.
xWanneer een metalen voorwerp,
zoals een niet-origineel elektronisch
apparaat, wordt geïnstalleerd nabij
het midden van het
instrumentenpaneel (hierdoor
worden de radiosignalen van de
bandenspanningssensoren naar de
ontvanger geblokkeerd).
xEr wordt een apparaat van een van
de volgende typen in de cabine
gebruikt.
xElektronische apparatuur zoals een
computer.
xSpanningsomvormers zoals een
DC-AC omvormer.
xEr heeft zich een grote hoeveelheid
sneeuw of ijs verzameld rond de
banden van het voertuig.
xDe batterij van een
bandenspanningssensor is leeg.
xEr wordt een wiel gebruikt dat niet is
uitgerust met een
bandenspanningssensor.
xEr zijn banden met staal in de
zijwand van de band geïnstalleerd.
xEr worden sneeuwkettingen gebruikt.
▼Wanneer bandenspanning
afneemt
Wanneer het TPMS
waarschuwingslampje gaat branden,
dan kan de bandenspanning te laag
zijn. Inspecteer de bandenspanningen
en stel deze af op de juiste
bandenspanning.
Zie Waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) (gaat branden) op pagina
7-70.
▼Banden en velgen
OPGELET
Oefen geen overmatige kracht uit op
het luchtventiel van de
bandenspanningssensor bij het
inspecteren of afstellen van de
bandenspanning. Anders bestaat de
kans op beschadiging van de
bandenspanningssensor.
Verwisselen van banden en velgen
Bij het verwisselen van banden en
velgen (bijvoorbeeld bij het monteren
van winterbanden), moet de ID
signaalcode van de
bandenspanningssensor bij het TPMS
worden geregistreerd.
Laat een deskundige reparateur (bij
voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) deze registratie
doen, of registreer de ID signaalcodes
van de bandenspanningssensoren aan
de hand van de volgende procedure.
OPMERKING
De bandenspanningssensoren op elke
velg hebben een unieke ID
signaalcode. De ID signaalcodes van
de bandenspanningssensoren moeten
bij het TPMS worden geregistreerd om
ervoor te zorgen dat het systeem goed
functioneert.
1. Wacht meer dan 19 minuten na het
verwisselen van een band of velg.
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
4-260

Page 431 of 759

2. Nadat meer dan 19 minuten zijn
verstreken, rijdt u 3 minuten of
langer met een snelheid van
ongeveer 25 km/h of hoger. Tijdens
het rijden worden de ID
signaalcodes van de
bandenspanningssensoren
automatisch geregistreerd.
OPMERKING
Als u na het verwisselen van een band
of wiel binnen 19 minuten gaat rijden,
knippert het TPMS
waarschuwingslampje omdat de ID
signaalcodes van de
bandenspanningssensoren niet zijn
geregistreerd. Breng in dat geval de
auto tot stilstand en registreer de ID
signaalcodes van de
bandenspanningssensoren aan de
hand van de procedure.
Verwisselen van banden en velgen
OPGELET
¾Raadpleeg voor het vervangen van
de banden en velgen een deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur). Anders bestaat
de kans op beschadiging van de
bandenspanningssensoren bij
verwisseling.
¾Monteer geen niet-originele velgen.
Als andere dan originele velgen
worden gemonteerd, is het wellicht
niet mogelijk de
bandenspanningssensoren te
plaatsen.
Plaats altijd de
bandenspanningssensor bij het
verwisselen van een band of velg. De
volgende combinaties van banden,
velgen of banden en velgen zijn
mogelijk.
xDe bandenspanningssensor wordt
verwijderd van de oude velg en op
de nieuwe geplaatst.
xAlleen een band wordt verwisseld
zonder de bandenspanningssensor
en velg te verwisselen.
xEr wordt een nieuwe
bandenspanningssensor op een
nieuwe velg gemonteerd.
OPMERKING
De ID signaalcode van de
bandenspanningssensor moet
geregistreerd worden wanneer een
nieuwe bandenspanningssensor wordt
geplaatst. Raadpleeg een deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) voor informatie
over de aanschaf van een
bandenspanningssensor en de
registratie van de ID signaalcode van
de bandenspanningssensor.
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
4-261

Page 449 of 759

Parkeersensorsysteem*
▼Parkeersensorsysteem
De parkeersensoren maken gebruik van ultrasonische sensoren die obstakels
rondom de auto opsporen bij het rijden met lage snelheden, zoals bij het parkeren
in een garage of het
file parkeren, en de bestuurder wordt door een zoemer en een
detectie-indicator geïnformeerd over de afstand (bij benadering) van de auto tot de
omliggende hindernis.

1. Voorste ultrasonische sensor*
2. Voorste ultrasonische hoeksensor*
3. Achterste ultrasonische sensor
4. Achterste ultrasonische hoeksensor
5. Achterste ultrasonische zijsensor
*
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het parkeersensorsysteem en controleer tijdens het
rijden steeds visueel de veiligheid rondom uw auto:
Het systeem kan de bestuurder assisteren bij de besturing van de auto in
voorwaartse en achterwaartse richting tijdens het parkeren. Het detectiebereik van
de sensoren is beperkt, dus door tijdens het rijden enkel op het systeem te
vertrouwen kunnen er ongelukken veroorzaakt worden. Controleer tijdens het rijden
steeds visueel de veiligheid rondom uw auto.
OPGELET
¾Breng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de
werking van het systeem hinderen.
¾Afhankelijk van de soort hindernis en de omgevingsomstandigheden kan het
detectiebereik van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de
sensoren de hindernissen niet kunnen opsporen.
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
*Bepaalde modellen.4-279

Page 450 of 759

OPMERKING
xHet is mogelijk dat het systeem onder de volgende omstandigheden niet normaal
werkt:
xWanneer zich modder, ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht
(wanneer dit wordt verwijderd, werkt het systeem weer normaal).
xWanneer het sensorgedeelte is bevroren (wanneer het ijs ontdooid is, werkt het
systeem weer normaal).
xWanneer de sensor met een hand wordt afgedekt.xWanneer de sensor aan een krachtige schok is blootgesteld.xWanneer de auto buitengewoon scheef staat.xOnder buitengewoon hete of koude weersomstandigheden.xWanneer er met de auto over
oneffenheden, op hellingen of op onverharde of
met gras bedekte wegen of roosters wordt gereden.
xAlles wat ultrasonische golven genereert, zoals de claxon van een ander
voertuig, het motorgeluid van een
motorfiets, het luchtremgeluid van een
vrachtwagen of de sensoren van een ander voertuig dat uw auto nadert.
xWanneer met de auto bij zware regenval wordt gereden of bij
rijomstandigheden die opspattend water veroorzaken.
xWanneer een in de handel verkrijgbare staafantenne of een antenne voor
zendapparatuur in de auto is geïnstalleerd.
xWanneer de auto in de richting gaat van een hoge of vierkante stoeprand, of van
een steile helling.
xWanneer de hindernis zich te dicht bij de sensor bevindt.xWanneer de auto in de richting gaat van een ongelijke muur of trap.xEr zijn meerdere obstakels.xDe auto rijdt in een ruimte met lage plafonds.xObstakels onder de bumper worden mogelijk niet gedetecteerd. Obstakels die
lager zijn dan de sensor of dun worden mogelijk niet gedetecteerd ook al zijn ze al
een keer gedetecteerd.
xHet is mogelijk dat de volgende soorten hindernissen niet worden gedetecteerd:
xDunne voorwerpen zoals kabel, touw of palenxMaterialen die geluidsgolven gemakkelijk absorberen zoals katoen of sneeuwxHoekvormige voorwerpenxBijzonder lange voorwerpen, en die welke breed zijn aan de bovenzijdexKleine, korte voorwerpenxLaat het systeem altijd inspecteren door een deskundige reparateur (bij voorkeur
een officiële Mazda-reparateur) als de bumpers een schok of stoot hebben
gekregen, ook bij een klein ongeluk. Als de sensoren een afwijking hebben,
kunnen ze hindernissen niet opsporen.
xHet is mogelijk dat er een storing is in het systeem als het indicatielampje niet gaat
branden wanneer de parkeersensorschakelaar wordt ingeschakeld. Laat uw auto
door een deskundige reparateur (bij voorkeur een officiële Mazda-reparateur)
controleren.
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
4-280

Page 451 of 759

xHet is mogelijk dat er een storing is in het systeem wanneer een melding wordt
weergegeven die een systeemstoring aangeeft. Laat uw auto door een deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële Mazda-reparateur) controleren.
xEr kan ook een melding worden weergegeven als de omgevingstemperatuur
buitengewoon laag is, of als er zich modder, ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte
heeft vastgehecht. Verwijder alle vreemde deeltjes van het sensorgedeelte.
xRaadpleeg bij het monteren van een trekhaak een deskundige reparateur (bij
voorkeur een officiële Mazda-reparateur).
xWanneer een originele Mazda trekhaak wordt gebruikt, dan wordt de achterzijde
van het parkeersensorsysteem automatisch uitgeschakeld.
▼Sensordetectiebereik
De sensoren kunnen hindernissen opsporen binnen het volgende bereik.

1. Detectiebereik van voorste ultrasonische sensor
2. Detectiebereik van achterste ultrasonische hoeksensor/achterste ultrasonische
zijsensor
3. Detectiebereik van achterste ultrasonische sensor
4. Detectiebereik van voorste ultrasonische hoeksensor
A: Ongeveer 55,0 cm
B: Ongeveer 150 cm
C: Ongeveer 100 cm

Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
4-281

Page 452 of 759

Overzicht van de afstandweergave
DisplayAfstand tussen het voertuig en de hin-
dernis
Zonder 360° rondomkijkmonitor
Met 360° rond-
omkijkmonitorVoorste ultrasoni-
sche sensor
*/voor-
ste ultrasonische
hoeksensor
*
Achterste ultrasoni-
sche sensor/
achterste ultrasoni-
sche hoeksensor/
achterste ultrasoni-
sche zijsensor
*
Zonder voorste ul-
trasonische sensor
en voorste ultraso-
nische hoeksensorMet voorste ultra-
sonische sensor en
voorste ultrasoni-
sche hoeksensor
Groen
Voorste ultrasoni-
sche sensor:
Ongeveer
100Š60,0 cmAchterste ultrasoni-
sche sensor:
Ongeveer
150Š60,0 cm
GeelVoorste ultrasoni-
sche sensor:
Ongeveer
60,0Š45,0 cm
Voorste ultrasoni-
sche hoeksensor:
Ongeveer
55,0Š38,0 cmAchterste ultrasoni-
sche sensor:
Ongeveer
60,0Š45,0 cm
Achterste ultrasoni-
sche hoeksensor/
achterste ultrasoni-
sche zijsensor:
Ongeveer
55,0Š38,0 cm
OranjeVoorste ultrasoni-
sche sensor:
Ongeveer
45,0Š35,0 cm
Voorste ultrasoni-
sche hoeksensor:
Ongeveer 38,0Š25
cmAchterste ultrasoni-
sche sensor:
Ongeveer
45,0Š35,0 cm
Achterste ultrasoni-
sche hoeksensor/
achterste ultrasoni-
sche zijsensor:
Ongeveer 38,0Š25
cm
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
4-282*Bepaalde modellen.

Page 453 of 759

DisplayAfstand tussen het voertuig en de hin-
dernis
Zonder 360° rondomkijkmonitor
Met 360° rond-
omkijkmonitorVoorste ultrasoni-
sche sensor
*/voor-
ste ultrasonische
hoeksensor
*
Achterste ultrasoni-
sche sensor/
achterste ultrasoni-
sche hoeksensor/
achterste ultrasoni-
sche zijsensor
*
Zonder voorste ul-
trasonische sensor
en voorste ultraso-
nische hoeksensorMet voorste ultra-
sonische sensor en
voorste ultrasoni-
sche hoeksensor
RoodVoorste ultrasoni-
sche sensor:
Binnen ongeveer
35,0 cm
Voorste ultrasoni-
sche hoeksensor:
Binnen ongeveer 25
cmAchterste ultrasoni-
sche sensor:
Binnen ongeveer
35,0 cm
Achterste ultrasoni-
sche hoeksensor/
achterste ultrasoni-
sche zijsensor:
Binnen ongeveer 25
cm
▼Gebruik van het
parkeerhulpsensorsysteem
Wanneer het contact op ON staat en
de parkeersensorschakelaar wordt
ingedrukt, gaat het indicatielampje
branden.
Wanneer de parkeersensor is
geactiveerd en het contact op ON
wordt gezet, gaat het indicatielampje
branden.
Druk nogmaals op de schakelaar om
het systeem uit te schakelen.
1. Indicatielampje
OPMERKING
Wanneer het contact op OFF wordt
gezet, wordt de systeemtoestand
aangehouden die bestond alvorens
deze werd uitgeschakeld. Als
bijvoorbeeld het contact op OFF wordt
gezet terwijl de parkeersensor is
geactiveerd, zal het systeem worden
geactiveerd wanneer het contact de
volgende keer op ON wordt gezet.
Bedieningsvoorwaarden
Het parkeersensorsysteem kan worden
gebruikt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden is voldaan:
xHet contact wordt op ON gezet.xDe parkeersensorschakelaar is
aangezet.
OPMERKING
x(Voertuig met automatische
transmissie)
De detectie-indicator en de zoemer
van de voorste sensoren/voorste
hoeksensoren werken niet wanneer
de keuzehendel in de stand P staat.
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
*Bepaalde modellen.4-283

Page 454 of 759

xWanneer de handrem wordt
aangetrokken, worden de
detectie-indicator en de zoemer niet
geactiveerd.
▼Hindernisdetectieaanduiding
De positie van een sensor die een
hindernis heeft gedetecteerd, wordt
aangeduid. De meter gaat op
verschillende punten branden,
afhankelijk van de afstand tot de
hindernis die door de sensor
gedetecteerd wordt.
Naarmate de auto een hindernis
dichter nadert, gaat de zone in de
meter dichter bij de auto branden.
Zonder 360° rondomkijkmonitor
1. Voorste ultrasonische sensormeter*
2. Voorste ultrasonische
hoeksensormeter rechts*
3. Achterste ultrasonische
hoeksensormeter rechts/achterste
ultrasonische zijsensormeter rechts
*
4. Achterste ultrasonische
sensormeter
5. Achterste ultrasonische
hoeksensormeter links/achterste
ultrasonische zijsensormeter links
*
6. Voorste ultrasonische
hoeksensormeter links*
Met 360° rondomkijkmonitor
1. Voorste ultrasonische sensormeter
2. Voorste ultrasonische
hoeksensormeter rechts
3. Achterste ultrasonische
hoeksensormeter rechts/achterste
ultrasonische zijsensormeter rechts
*
4. Achterste ultrasonische
sensormeter
5. Achterste ultrasonische
hoeksensormeter links/achterste
ultrasonische zijsensormeter links
*
6. Voorste ultrasonische
hoeksensormeter links
OPMERKING
De detectie-indicator kan schakelen
tussen weergave en geen weergave.
Zie de sectie Instellingen in het Mazda
Connect instructieboekje.
Melding van systeemproblemen
De indicatie wordt getoond als er een
defect is in het systeem.
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
4-284*Bepaalde modellen.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 120 next >