sensor MAZDA MODEL CX-5 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 318 of 889

4–130
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Camera en Sensoren
V o o r u i t r i j c a m e r a ( F S C )
De vooruitrijcamera (FSC) bespeurt rijstrookaanwijzingen en herkent koplampen,
achterlichten en stadsverlichting tijdens het rijden in het donker. Bovendien worden ook
voorliggers, voetgangers of obstakels bespeurd. De volgende systemen maken ook gebruik
van de vooruitrijcamera (FSC).
 


 Koplampregelsysteem (HBC)



 Adaptieve LED-koplampen (ALH)



 Vermoeidheidswaarschuwing (DAA)



 Rijstrookassistent (LAS) en rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)



 Verkeersbordherkenningsysteem (TSR)



 Geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS)



 Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)



 Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC met Stop & Go-functie)
De vooruitrijcamera (FSC) is ingebouwd aan de bovenzijde van de voorruit nabij de
achteruitkijkspiegel.
Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-241 .
Radarsensor (voor)
De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend
voertuig en vervolgens weer door de radarsensor worden opgevangen. De volgende
systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor).
 


 Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC met Stop & Go-functie)



 Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem



 Afstandherkenningshulpsysteem (DRSS)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De radarsensor (voor) is gemonteerd achter de radiateurgrille.
Zie Radarsensor (Voor) op pagina 4-247 .

Page 319 of 889

4–131
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Radarsensoren (achter)
De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensoren worden
uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert
of door een obstakel. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensoren
(achter).
 


 Dodehoekmonitor (BSM)



 Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)
De radarsensoren (achter) zijn ingebouwd in de achterbumper, één aan de rechterzijde en
één aan de linkerzijde.
Zie Radarsensoren (Achter) op pagina 4-250 .
Ultrasonische sensoren (achter)
De ultrasonische sensoren (achter) detecteren de ultrasonische golven die door de
ultrasonische sensoren worden uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door
obstakels aan de achterzijde. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de
ultrasonische sensoren (achter).
 


 Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R)
De ultrasonische sensoren (achter) zijn gemonteerd in de achterbumper.
Zie Ultrasonische sensoren (Achter) op pagina 4-252 .

Page 330 of 889

4–142
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
 
 In de volgende gevallen gaat het BSM OFF indicatielampje branden en wordt de
werking van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een
of¿ ciële Mazda-reparateur inspecteren als het BSM OFF indicatielampje blijft
branden.
 


 Er wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de BSM
waarschuwingsindicatielampjes.
 


 Er is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).



 Er heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper
nabij een radarsensor (achter). Verwijder alle sneeuw, ijs of modder van de
achterbumper.
 


 Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.



 De temperatuur in de buurt van de radarsensoren (achter) is buitengewoon hoog als
gevolg van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
 


 De accuspanning is afgenomen. 

 Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
 


 Er bevindt zich een voertuig in het opsporingsgebied aan de achterzijde op een
naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet. De BSM beoordeelt
de situatie op basis van radardetectiegegevens.
 


 Er rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde
snelheid.
 


 Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.



 Een voertuig op een naastgelegen rijstrook probeert uw auto te passeren.



 Er bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijstrook op een weg met
buitengewoon brede rijstroken. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is
ingesteld op de breedte van snelwegen.
 
 In de volgende gevallen bestaat de kans dat het knipperen van het BSM
waarschuwingsindicatielampje, de activering van het waarschuwingsgeluid en de
weergave van de waarschuwingsindicatie op het scherm niet of vertraagd plaatsvindt.
 


 Een voertuig verandert van de huidige rijstrook naar een naastgelegen rijstrook twee
rijstroken verder.
 


 Rijden op steile hellingen.



 Rijden over de top van een heuvel of bergpas.



 Wanneer er verschil is in hoogte tussen uw rijstrook en de naastgelegen rijstrook.



 Direct nadat de BSM door het veranderen van de instelling in werking is gesteld. 

 Als de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen twee rijstroken verder
bespeurd worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld
overeenkomstig de breedte van snelwegen.

Page 340 of 889

4–152
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
 
 De weergave van het maximumsnelheidbord stopt in de volgende gevallen. 



 De vooruitrijcamera (FSC) herkent het maximumsnelheidbord en de auto rijdt na het
passeren van het bord over een bepaalde afstand.
 


 De sensoren bepalen dat de auto van rijrichting is veranderd. (De weergave van
een maximumsnelheidbord stopt niet als de auto van rijstrook verandert en er een
“ZONE” onderbord wordt weergegeven.)
 


 De vooruitrijcamera (FSC) herkent een nieuw maximumsnelheidbord dat verschilt
van het vorige (geeft het nieuwe maximumsnelheidbord weer).
 


 Het maximumsnelheidbord dat is opgeslagen in het navigatiesysteem wordt
niet binnen een bepaalde tijd afgelezen (als de vooruitrijcamera (FSC) een
maximumsnelheidbord niet herkent, wordt het maximumsnelheidbord dat is
opgeslagen in het navigatiesysteem weergegeven).
 


 De rijsnelheid overschrijdt het weergegeven maximumsnelheidbord met 30 km/h of
meer nadat sinds de weergave van het maximumsnelheidbord een bepaalde tijd is
verstreken. (Behalve wanneer er informatie over het maximumsnelheidbord is in het
navigatiesysteem)


Eenrichtingsborden 

 Wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan wordt een eenrichtingsbord
weergegeven.
 


 De rijsnelheid is ongeveer 80 km/h of lager.



 De vooruitrijcamera (FSC) herkent een eenrichtingsbord als een bord dat op uw auto
van toepassing is en de auto rijdt er aan voorbij.


 Wanneer de vooruitrijcamera (FSC) het eenrichtingsbord herkent en er is een bepaalde
tijd verstreken nadat de auto het bord is gepasseerd, stopt de weergave van het
eenrichtingsbord.

Passeerverbodsbord (voorruittype) 

 Wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan wordt een passeerverbodsbord
weergegeven.
 


 De rijsnelheid is ongeveer 1 km/h of hoger.



 De vooruitrijcamera (FSC) herkent een passeerverbodsbord als een bord dat op uw
auto van toepassing is en de auto rijdt er aan voorbij.


 De weergave van het passeerverbodsbord stopt in de volgende gevallen. 



 De vooruitrijcamera (FSC) herkent het passeerverbodsbord en u rijdt na het passeren
van het bord over een bepaalde afstand.
 


 U bent van rijstrook veranderd.

Page 343 of 889

4–155
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Afstandherkenningshulpsysteem (DRSS) *
Het DRSS meet de afstand tussen uw auto en een voorligger met behulp van een radarsensor
(voor) bij een rijsnelheid van ongeveer 30 km/h of hoger en als uw auto een voorligger
dichter nadert dan wat op basis van de rijsnelheid de juiste aan te houden tussenafstand is,
wordt een melding in de Active Driving Display weergegeven om u te waarschuwen een
veilige afstand ten opzichte van uw voorligger aan te houden.
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het DRSS en rijd altijd voorzichtig:
Het DRSS geeft advies voor veiliger rijden en informeert de bestuurder een aanbevolen,
veiliger afstand ten opzichte van het voorliggende voertuig aan te houden. De
mogelijkheid voor het bespeuren van een voorliggend voertuig is beperkt en afhankelijk
van het soort voorliggende voertuig, de weersomstandigheden en de verkeerssituatie.
Als dus het gaspedaal en rempedaal niet correct bediend worden kan dit een ongeluk
veroorzaken. Controleer altijd de veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal
of gaspedaal in terwijl u een veiliger afstand aanhoudt ten opzichte van voorliggende
voertuigen of tegenliggers.
OPMERKING
  Het DRSS functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan: 



 Het contact op ON wordt gezet.



 Het DRSS is ingeschakeld.



 De keuzehendel staat in een andere stand dan de achteruit (R).



 De rijsnelheid is 30 km/h of sneller. 

 De objecten waardoor het systeem geactiveerd wordt zijn 4-wielige voertuigen. 
 Het DRSS kan ook in de aanwezigheid van motor¿ etsen en ¿ etsen functioneren. 
 Het is mogelijk dat het DRSS onder de volgende omstandigheden niet normaal werkt: 



 De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) is defect.



 Het voorliggende voertuig rijdt met een buitengewoon lage snelheid. 

 Het systeem werkt niet met de volgende objecten: 



 Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.



 Stilstaande objecten (stilstaande voertuigen, obstakels)

Page 353 of 889

4–165
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  In de volgende gevallen gaat het dodehoekmonitor (BSM) OFF indicatielampje
branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig
mogelijk bij een of¿ ciële Mazda-dealer inspecteren als het dodehoekmonitor (BSM)
OFF indicatielampje blijft branden.
 


 Er heeft zich een probleem in het systeem voorgedaan, inclusief de dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingsindicatielampjes.
 


 Er is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).



 Er heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper
nabij een radarsensor (achter).
 


 Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.



 De temperatuur in de buurt van de radarsensoren is buitengewoon hoog als gevolg
van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
 


 De accuspanning is afgenomen.

Page 354 of 889

4–16 6
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
 


 De rijsnelheid bij het achteruitrijden is ongeveer 15 km/h of hoger.



 Het detectiegebied van de radarsensor (achter) wordt gehinderd door een nabije
muur of geparkeerd voertuig. (Rijd achteruit tot een plaats waar het detectiegebied
van de radarsensor niet meer gehinderd wordt.)

Uw auto
 Er nadert een voertuig direct vanaf de achterzijde van uw auto.

Uw auto
 De auto staat op een helling geparkeerd.

Uw auto
 Direct nadat het dodehoekmonitorsysteem (BSM) in werking is gesteld.



 Ontvangststoring door een radarsensor op een voertuig dat dichtbij is geparkeerd. 

Page 356 of 889

4–16 8
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) (Handgeschakelde
versnellingsbak en Taiwan)
*
Het MRCC systeem regelt de volgafstand *1 al naargelang de rijsnelheid met behulp van een
radarsensor (voor) die de afstand ten opzichte van een voorliggend voertuig meet, zodat de
bestuurder het gaspedaal of het rempedaal niet constant hoeft te gebruiken.

*1 Volgafstandregeling: Regeling van de afstand tussen uw auto en het voorliggende
voertuig dat door het MRCC systeem is bespeurd.

Als uw auto het voorliggende voertuig dichter begint te naderen, omdat bijvoorbeeld het
voorliggende voertuig plotseling afremt, wordt tegelijkertijd een waarschuwingsgeluid en
een waarschuwingsindicatie op de display geactiveerd om u te waarschuwen voldoende
afstand tussen de voertuigen te bewaren.
De volgende rijsnelheden kunnen ingesteld worden:
 


 (Europees model) 
 Ongeveer 30 km/h tot 200 km/h



 (Behalve Europese modellen) 
 Ongeveer 30 km/h tot 145 km/h
Gebruik het MRCC systeem op snelwegen en overige autowegen waarbij niet veel
herhaalde acceleratie en snelheidsmindering vereist is.

Page 372 of 889

4–184
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie
(MRCC met Stop & Go-functie) (automatische
transmissie, behalve Taiwan)
*
MRCC met Stop & Go-functie regelt de volgafstand *1 tot een voorliggende voertuig al
naargelang uw rijsnelheid met behulp van een radarsensor (voor) die de afstand tot het
voorliggende voertuig bij een vooringestelde rijsnelheid meet, zodat u het gaspedaal of het
rempedaal niet constant hoeft te gebruiken.

*1 Volgafstandregeling: Regeling van de afstand tussen uw voertuig en het voorliggende
voertuig dat door het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is bespeurd.

Als uw auto het voorliggende voertuig dichter begint te naderen, omdat bijvoorbeeld het
voorliggende voertuig onverwacht afremt, wordt tegelijkertijd een waarschuwingsgeluid
en een waarschuwingsindicatie op de display geactiveerd om u te waarschuwen voldoende
afstand tussen de voertuigen te bewaren.
Als het voorliggende voertuig stopt terwijl u er achteraan rijdt, zal uw auto stoppen
en automatisch blijven stoppen (in-stilstandpositie-houden regeling) en wordt
volgafstandregeling hervat wanneer u weer gaat rijden, bijvoorbeeld door op de RES
schakelaar te drukken.
Lees bovendien de volgende informatie voordat u MRCC met Stop & Go-functie gaat
gebruiken.
 


 i-stop (pagina 4-15 )



 AUTOHOLD (pagina 4-105 )



 Vooruitrijcamera (FSC) (pagina 4-241 )



 Radarsensor (voor) (pagina 4-247 )
WAARSCHUWING
Vertrouw niet blindelings op MRCC met Stop & Go-functie:
De MRCC met Stop & Go-functie is bedoeld om de bestuurder te ontlasten, en hoewel
een constante rijsnelheid wordt aangehouden, of speci¿ eker, er overeenkomstig de
rijsnelheid een constante afstand wordt aangehouden tussen uw auto en het bespeurde
voorliggende voertuig, heeft het systeem detectiebeperkingen afhankelijk van het
soort voorliggende voertuig en de conditie ervan, de weersomstandigheden en de
verkeerssituatie. Verder is het mogelijk dat het systeem niet in staat is voldoende af te
remmen om een botsing met het voorliggende voertuig te vermijden als het voorliggende
voertuig plotseling afremt of een ander voertuig in de rijstrook snijdt, waardoor een
ongeluk veroorzaakt kan worden.
Rijd altijd voorzichtig, controleer altijd de omgevingsomstandigheden en trap het
rempedaal of gaspedaal in terwijl u een veiliger afstand aanhoudt ten opzichte van
voorliggende voertuigen of tegenliggers.

Page 383 of 889

4–195
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Onder de volgende omstandigheden wordt
de annulerenindicatie van MRCC met
Stop & Go-functie weergegeven in de
multi-informatiedisplay en is een enkele
pieptoon hoorbaar.
 


 Het DSC systeem is in werking
getreden.
 


 Het Smart Brake Support
remhulpsysteem (SBS) is in werking
getreden.
 


 De stadsverkeer-remassistent [Vooruit]
(SCBS F) of geavanceerde stadsverkeer-
remassistent (Advanced SCBS) zijn in
werking getreden.
 


 Bij het rijden op een aÀ opende helling
gedurende langere tijd.
 


 Er is een probleem met het systeem.



 De motor slaat af.



 De elektrische handrem (EPB) wordt
automatisch aangetrokken wanneer de
in-stilstandpositie-houden regeling actief
is.
 


 De radarsensor (voor) kan doelobjecten
niet detecteren (tijdens regen,
mist, sneeuw of andere slechte
weersomstandigheden, of wanneer de
grille vuil is).

Regeling hervatten
Als MRCC met Stop & Go-functie
is geannuleerd, kunt u de regeling
hervatten en terugkeren naar uw eerder
ingestelde snelheid door het indrukken
van de RES schakelaar nadat aan alle
bedieningsvoorwaarden is voldaan.
OPMERKING
Als de ingestelde snelheid niet in de
display wordt aangegeven, wordt de
regeling niet hervat, ook niet als de RES
schakelaar wordt ingedrukt.
Systeem uitschakelen
Druk tweemaal op de OFF/CAN
schakelaar terwijl MRCC met Stop & Go-
functie operationeel is om het systeem uit
te schakelen.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 100 next >