ESP MAZDA MODEL CX-5 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 424 of 889

4–236
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
 
 In de volgende gevallen is het mogelijk dat een ultrasonische sensor (achter) iets
abusievelijk als een doelobstakel bespeurt, wat tot gevolg kan hebben dat het SCBS R
systeem in werking treedt.
 


 Rijden op een steile helling.



 Wielblokken.



 Hangende gordijnen, poortpalen, zoals bij tolpoorten en spoorwegovergangen.



 Bij het rijden nabij objecten zoals gebladerte, geluidswanden, voertuigen, muren en
hekken langs wegen.
 


 Bij het off-road rijden op plaatsen met gras en hooi.



 Bij het rijden door lage poorten, smalle poorten, autowasinstallaties en tunnels.



 Wanneer een trekhaak is gemonteerd of een aanhanger wordt getrokken. 

 (Handgeschakelde versnellingsbak)  Als de auto door de werking van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) tot stilstand
wordt gebracht en het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt, stopt de motor.
  Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door de
multi-informatiedisplay.
  De stadsverkeer-remassistent (SCBS) waarschuwingsindicatie (oranje) licht op
wanneer er een defect is in het systeem.
 Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-54 .

Page 426 of 889

4–238
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) *
Het SBS systeem waarschuwt de bestuurder voor een mogelijke botsing door middel van
een display en een waarschuwingsgeluid als bij rijsnelheden van ongeveer 15 km/h of hoger
de radarsensor (voor) en de vooruitrijcamera (FSC) bepalen dat er kans is op een botsing
met een voorliggend voertuig. Bovendien, als de radarsensor (voor) en de vooruitrijcamera
(FSC) bepalen dat een botsing onvermijdelijk is, wordt de automatische remregeling
uitgevoerd om schade in het geval van een botsing te verminderen.
Wanneer de bestuurder het rempedaal intrapt, worden de remmen als extra hulp hard en snel
aangetrokken. (Rembekrachtiging (SBS rembekrachtiging))
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het SBS systeem en rijd altijd voorzichtig:
Het SBS systeem is bestemd om in het geval van een botsing schade te verminderen, niet
om ongelukken te voorkomen. De mogelijkheid voor het bespeuren van een obstakel
is beperkt afhankelijk van het obstakel, weersomstandigheden of verkeerssituaties.
Als dus het gaspedaal of rempedaal per ongeluk wordt ingetrapt, kan dit een ongeluk
veroorzaken. Controleer altijd de veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal
of gaspedaal in terwijl u een veiliger afstand aanhoudt ten opzichte van voorliggende
voertuigen of tegenliggers.
OPGELET
Schakel in de volgende gevallen het systeem uit om abusievelijk functioneren te
voorkomen:
 
 De auto wordt gesleept of sleept een ander voertuig. 
 De auto staat op een rollenbank. 
 Bij het rijden op slechte wegen of op plaatsen met dicht gras of off-road.
OPMERKING

 Het SBS systeem functioneert wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan: 



 Het contact op ON wordt gezet.



 Het SBS systeem is ingeschakeld.



 De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of sneller.



 De relatieve snelheid tussen uw auto en het voorliggende voertuig is ongeveer 15
km/h of hoger.

De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) werkt niet.

Page 427 of 889

4–239
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
 
 Het SBS systeem functioneert mogelijk niet onder de volgende omstandigheden: 



 Als u uw auto snel laat accelereren en dit een voorliggend voertuig dicht nadert.



 De auto met dezelfde snelheid rijdt als het voorliggende voertuig.



 Het gaspedaal ingetrapt wordt.



 Het rempedaal is ingedrukt.



 Het stuurwiel gedraaid wordt.



 De keuzehendel bediend wordt.



 De richtingaanwijzer gebruikt wordt.



 Wanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de
achterlichten niet branden.
 


 Wanneer waarschuwingen en berichten, zoals die voor een vuile voorruit, verband
houdend met de vooruitrijcamera (FSC) in de multi-informatiedisplay worden
getoond.
 
 Hoewel de objecten waardoor het systeem geactiveerd wordt vierwielige voertuigen
zijn, is het mogelijk dat de radarsensor (voor) de volgende objecten bespeurt, bepaalt
dat deze obstakels zijn en het SBS systeem activeert.
 


 Objecten op de weg bij de ingang van een bocht (zoals vangrails en sneeuwbanken).



 Er verschijnt een voertuig in de tegengestelde rijstrook bij het rijden om een hoek of
het maken van een bocht.
 


 Bij het rijden over een smalle brug.



 Bij het rijden onder een lage poort of door een tunnel of smalle poort.



 Bij het inrijden van een ondergrondse parkeergarage.



 Metalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg.



 Als u plotseling dicht bij een voorliggend voertuig komt.



 Bij het rijden op plaatsen waar hoog gras is of weiland.



 Tweewielige voertuigen zoals motor¿ etsen of ¿ etsen.



 Voetgangers of niet-metalen objecten zoals bomen. 

 Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door de
multi-informatiedisplay.
  De SBS waarschuwingsindicatie (oranje) licht op wanneer er een defect is in het
systeem.
 Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-54 .

Page 429 of 889

4–241
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Vooruitrijcamera (FSC) *
Uw auto is uitgerust met een vooruitrijcamera (FSC). De vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst
nabij de achteruitkijkspiegel en wordt gebruikt door de volgende systemen.
 


 Koplampregelsysteem (HBC)



 Adaptieve LED-koplampen (ALH)



 Vermoeidheidswaarschuwing (DAA)



 Rijstrookassistent (LAS) en rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)



 Verkeersbordherkenningsysteem (TSR)



 Geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS)



 Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)



 Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC met Stop & Go-functie)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)

Vooruitrijcamera (FSC)

De vooruitrijcamera (FSC) bepaalt de omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het
rijden in het donker en herkent rijbanen. De afstand waarover de vooruitrijcamera (FSC)
objecten kan herkennen varieert afhankelijk van de omgevingsomstandigheden.
WAARSCHUWING
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, kan het systeem
voorliggende voertuigen niet correct bespeuren. Dit heeft tot gevolg dat het systeem
niet normaal functioneert of abusievelijk functioneert, wat een ernstig ongeluk kan
veroorzaken.

Page 431 of 889

4–243
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPGELET
 






 De vooruitrijcamera (FSC) of het gedeelte er om heen niet blootstellen aan harde
schokken of stoten. Als er zeer hard tegen de vooruitrijcamera (FSC) is gestoten
of als er barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag in de buurt
ervan zichtbaar zijn, stoppen met het gebruik van de volgende systemen en een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur raadplegen.




 Koplampregelsysteem (HBC)



 Adaptieve LED-koplampen (ALH)



 Vermoeidheidswaarschuwing (DAA)



 Rijstrookassistent (LAS) en rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)



 Verkeersbordherkenningsysteem (TSR)



 Geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS)



 Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)



 Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC met Stop & Go-
functie)
 


 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) 



 De richting waarin de vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst, is met grote precisie
afgesteld. De installatiepositie van de vooruitrijcamera (FSC) niet veranderen en
deze niet verwijderen. Anders kan dit beschadiging of defecten veroorzaken.
 
 Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van
hetzelfde merk, soort en pro¿ elpatroon. Gebruik ook geen banden met duidelijk
verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto, aangezien de kans bestaat dat het
systeem niet normaal functioneert.
  De vooruitrijcamera (FSC) beschikt over een functie die verontreiniging van
de voorruit bespeurt en de bestuurder informeert, echter, afhankelijk van de
omstandigheden is het mogelijk dat plastic zakken, ijs of sneeuw op de voorruit
niet bespeurd worden. In dergelijke gevallen kan het systeem niet nauwkeurig een
voorliggend voertuig bepalen en bestaat de kans dat dit niet normaal functioneert. Rijd
altijd voorzichtig en let op de weg vóór u.
OPMERKING
  In de volgende gevallen kan de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct
bespeuren, waardoor de systemen niet normaal kunnen functioneren.
 


 De hoogte van het voorliggende voertuig is laag.



 U rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.



 De koplampen zijn bij avond of tijdens het rijden door een tunnel niet ingeschakeld.

Page 432 of 889

4–244
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
 
 In de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet
correct kan bespeuren.
 


 Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.



 De ruitensproeier wordt gebruikt of de voorruitenwissers worden niet gebruikt wanneer
het regent.
 


 IJs, mist, sneeuw, rijp, regen, vuil of vreemde bestanddelen zoals een plastic zak die op
de voorruit vastzit.
 


 Vrachtwagens met lage laadbodems en voertuigen met een buitengewoon lage of hoge
opbouw.
 


 Bij het rijden langs muren zonder patronen (zoals hekwerken en in de lengte gestreepte
muren).
 


 De achterlichten van het voorliggende voertuig branden niet.



 Er bevindt zich een voertuig buiten het verlichtingsbereik van de koplampen.



 Bij het maken van een scherpe bocht of het beklimmen of afdalen van een steile helling.



 In- of uitrijden van een tunnel.



 De auto is zwaar beladen zodat deze achterover helt.



 Er schijnt fel licht aan de voorzijde van de auto (achteruitrijlicht of grootlicht van
tegemoetkomende voertuigen).
 


 Het voorliggende voertuig heeft veel lichtbronnen.



 Wanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de achterlichten
bij donker niet branden.
 


 Wanneer lang uitstekende bagage of lading op een gemonteerde dakdrager vervoerd
wordt die de vooruitrijcamera (FSC) afdekt.
 


 Uitlaatgas van het voertuig vóór u, zand, sneeuw of waterdamp dat uit mangaten en
goten opstijgt en opspattend water.
 


 Bij het slepen van een defect voertuig.



 De banden op de auto vertonen duidelijk verschillende slijtagepatronen.



 Bij het rijden op lange afdalingen of hobbelige wegen.



 Er zijn waterplassen op de weg.



 De omgeving is donker, zoals bij het rijden 's nachts, in de vroege avond of ochtend, in
een tunnel of parkeergarage.
 


 De helderheid van de koplampverlichting is verminderd of de koplampverlichting is
afgezwakt als gevolg van vuil of een afwijkende optische as.
 


 Het doelobject komt in de dode hoek van de vooruitrijcamera (FSC).



 Een persoon of object springt plotseling vlak voor uw auto de weg op vanaf de berm.



 U verandert van rijstrook en nadert een voorliggend voertuig.



 Bij het buitengewoon dicht in de buurt rijden van het doelobject.



 Wanneer sneeuwkettingen of een noodreservewiel zijn aangebracht.



 Het voorliggende voertuig heeft een speciale vorm. Bijvoorbeeld een voertuig dat een
caravan of bootaanhanger trekt, of een autotransporter welke een voertuig achterstevoren
vervoert.

Page 434 of 889

4–246
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
 
 Als de vooruitrijcamera (FSC) bespeurt dat de voorruit vuil of beslagen is,
worden de systeemfuncties die verband houden met de vooruitrijcamera (FSC)
tijdelijk stopgezet en gaan de volgende waarschuwingslampjes branden. Dit duidt
echter niet op een probleem. Verwijder het vuil van de voorruit of druk op de
voorruitontwasemingsschakelaar en ontwasem de voorruit.
 


 Koplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (oranje) 



 Adaptieve LED koplampen (ALH) waarschuwingslampje (oranje) 



 Waarschuwingslampje rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
 


 Waarschuwingsindicatie Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie
(MRCC met Stop & Go-functie)
 


 Waarschuwingslampje van Smart Brake Support remhulpsysteem/stadsverkeer-
remassistent (SBS/SCBS) (oranje)


 Als er duidelijk barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag op de
voorruit zichtbaar zijn, de voorruit altijd laten vervangen. Raadpleeg voor vervanging
een of¿ ciële Mazda reparateur.

 (Met geavanceerde stadsverkeer-remassistent (Advanced SCBS)) 



 De vooruitrijcamera (FSC) herkent voetgangers wanneer aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan:
 


 De lengte van een voetganger is ongeveer 1 tot 2 meter.



 Contouren, zoals die van het hoofd, beide schouders of benen kunnen worden
bepaald.
 


 In de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten
niet correct kan bespeuren:




 Er lopen meerdere voetgangers of groepen van personen.



 Een voetganger bevindt zich nabij een afzonderlijk object.



 Een voetganger is gehurkt, zit of ligt.



 Een voetganger springt plotseling de weg op, vlak voor de auto.



 Een voetganger opent een paraplu, of draagt een groot stuk bagage of grotere
voorwerpen.
 


 Een voetganger bevindt zich op een donkere plek, zoals bij avond, of is moeilijk te
onderscheiden van de achtergrond doordat zijn kleding overeenkomt met de kleur
van de achtergrond.

Page 436 of 889

4–248
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPGELET
Neem voor de juiste werking van elk van de systemen de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht.
 
 Breng geen stickers aan (inclusief doorzichtige stickers) op de buitenkant van de
radiateurgrille en het voorembleem in en rondom de radarsensor (voor) en vervang de
radiateurgrille en het voorembleem niet door een product dat geen origineel product is
dat bestemd is voor gebruik met de radarsensor (voor).
  De radarsensor (voor) omvat een functie voor het bespeuren van verontreiniging
van de voorzijde van de radarsensor en het informeren van de bestuurder. Echter
afhankelijk van de omstandigheden kan de detectie van de verontreiniging enige tijd
duren en bestaat de kans dat plastic zakjes, ijs of sneeuw niet bespeurd worden. In dit
geval is het mogelijk dat het systeem niet correct functioneert, dus houd de radarsensor
(voor) altijd schoon.
  Installeer geen grillebeschermplaat. 
 Als het voorste gedeelte van de auto bij een botsing beschadigd is geraakt, bestaat de
kans dat de radarsensor (voor) uit zijn positie is verschoven. Stop onmiddellijk met het
gebruik van het systeem en laat de auto altijd door een een of¿ ciële Mazda reparateur
inspecteren.
  Gebruik de voorbumper niet om tegen andere voertuigen of obstakels te duwen,
zoals bij het wegrijden uit een parkeerruimte. Anders bestaat de kans dat tegen de
radarsensor (voor) wordt gestoten en dat de positie ervan gaat afwijken.
  De radarsensor (voor) niet verwijderen, demonteren of wijzigen. 
 Neem voor reparaties, vervangen van onderdelen of spuitwerk rondom de radarsensor
(voor) contact op met een of¿ ciële Mazda reparateur.

 Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als er wijzigingen aan de vering
worden aangebracht, kan dit de hoogte van de auto veranderen en bestaat de kans
dat de radarsensor (voor) het voorliggende voertuig of een obstakel niet correct kan
bespeuren.

Page 437 of 889

4–249
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de radarsensor (voor)
voorliggende voertuigen of obstakels niet correct kan bespeuren en dat de systemen
niet normaal functioneren.
 


 De radiogolven worden door de achterzijde van een voorliggend voertuig niet
effectief weerkaatst, zoals bij een ongeladen aanhanger of een auto met een laadbak
die door een canvaszeil is afgedekt, voertuigen met een achterklep van hard plastic
en voertuigen met ronde vormen.
 


 Voorliggende voertuigen die laag zijn met dus een kleiner gebied voor het
weerkaatsen van radiogolven.
 


 Het uitzicht wordt verminderd als gevolg van het opspatten van water, sneeuw of
zand van de banden van een voorliggend voertuig op uw voorruit.
 


 Wanneer de bagageruimte beladen is met zware voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
 


 IJs, sneeuw of verontreiniging op de voorzijde van het voorembleem aanwezig is.



 Tijdens slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw of zandstormen.



 Bij het rijden in de buurt van faciliteiten of objecten die krachtige radiogolven
uitzenden.


 Onder de volgende omstandigheden is het mogelijk dat de radarsensor (voor)
voorliggende voertuigen of obstakels niet kan bespeuren.
 


 Het begin en het einde van een bocht.



 Continu bochtige wegen.



 Wegen met smalle rijstroken als gevolg van wegwerkzaamheden of afgesloten
rijstroken.
 


 Het voorliggende voertuig komt in de dode hoek van de radarsensor.



 Het voorliggende voertuig rijdt abnormaal als gevolg van een ongeluk of schade.



 Wegen met herhaalde op- en aÀ opende hellingen.



 Rijden op slechte wegen of onverharde wegen.



 De afstand tussen uw auto en het voorliggende voertuig is buitengewoon kort.



 Een voertuig komt plotseling dichtbij zoals bij het snijden in de rijstrook. 

 Gebruik om onjuiste werking van het systeem te voorkomen banden van dezelfde
voorgeschreven maat, fabrikant, merk en pro¿ el op alle vier wielen. Bovendien geen
banden met duidelijk zichtbaar verschillende slijtagepatronen of bandenspanningen op
dezelfde auto gebruiken (inclusief het noodreservewiel).
  Als de accucapaciteit zwak is, bestaat de kans dat het systeem niet correct functioneert. 
 Bij het rijden op wegen met weinig verkeer en weinig voorliggende voertuigen of
obstakels voor de radarsensor (voor) om te bespeuren, bestaat de kans dat “Radar voor
geblokkeerd” tijdelijk wordt getoond. Dit duidt echter niet op een probleem.

Page 439 of 889

4–251
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  De detectiecapaciteit van de radarsensoren (achter) heeft beperkingen. In de volgende
gevallen bestaat de kans dat de detectiecapaciteit is verminderd en dat het systeem niet
normaal functioneert.
 


 De achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd geraakt.



 Nabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich sneeuw, ijs of modder
verzameld.
 


 Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw en mist. 

 Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
 


 Stilstaande objecten op of langs de weg, zoals kleine, tweewielige voertuigen,
¿ etsen, voetgangers, dieren en winkelwagens.




 Voertuigen met vormen die radargolven niet goed weerkaatsen, zoals lege opleggers
met een lage voertuighoogte en sportauto's.


 Bij het verlaten van de fabriek is bij alle voertuigen de richting van de radarsensoren
(achter) afgesteld voor een voertuig in beladen toestand, zodat de radarsensoren
(achter) naderende voertuigen correct kunnen bespeuren. Laat de auto door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur laten inspecteren
als de richting van de radarsensoren (achter) om een bepaalde reden is afgeweken.
  Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur
voor reparatie of vervanging van de radarsensoren (achter), of bumperreparaties,
lakherstellingen en vervanging van onderdelen in de buurt van de radarsensoren.
  Schakel het systeem uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting
zoals een ¿ etsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen
de radiogolven die door de radar worden uitgezonden geblokkeerd raken waardoor het
systeem niet meer normaal zal functioneren.
  De radarsensoren zijn onderhevig aan de betreffende radiogolfbepalingen van het land
waarin met de auto wordt gereden. Als de auto in het buitenland wordt gebruikt, is er
mogelijk goedkeuring vereist van het land waarin met de auto wordt gereden.

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 160 next >