sensor MAZDA MODEL CX-5 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 438 of 889

4–250
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Radarsensoren (Achter) *
Uw auto is uitgerust met radarsensoren (achter). De volgende systemen maken eveneens
gebruik van de radarsensoren (achter).
 


 Dodehoekmonitorsysteem (BSM)



 Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)
De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensor worden
uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert of
door een obstakel.

Radarsensoren (achter)

De radarsensoren (achter) zijn ingebouwd in de achterbumper, één aan de rechterzijde en
één aan de linkerzijde.
Houd het oppervlak van de achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) altijd
schoon zodat de radarsensoren (achter) normaal kunnen functioneren. Breng ook geen
voorwerpen zoals stickers aan.
Zie Verzorging van de carrosserie op pagina 6-69 .
OPGELET
Als de achterbumper een zware impact ontvangt, is het mogelijk dat het systeem niet
meer normaal functioneert. Zet het systeem onmiddellijk stop en laat de auto door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur, inspecteren.

Page 439 of 889

4–251
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  De detectiecapaciteit van de radarsensoren (achter) heeft beperkingen. In de volgende
gevallen bestaat de kans dat de detectiecapaciteit is verminderd en dat het systeem niet
normaal functioneert.
 


 De achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd geraakt.



 Nabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich sneeuw, ijs of modder
verzameld.
 


 Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw en mist. 

 Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
 


 Stilstaande objecten op of langs de weg, zoals kleine, tweewielige voertuigen,
¿ etsen, voetgangers, dieren en winkelwagens.




 Voertuigen met vormen die radargolven niet goed weerkaatsen, zoals lege opleggers
met een lage voertuighoogte en sportauto's.


 Bij het verlaten van de fabriek is bij alle voertuigen de richting van de radarsensoren
(achter) afgesteld voor een voertuig in beladen toestand, zodat de radarsensoren
(achter) naderende voertuigen correct kunnen bespeuren. Laat de auto door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur laten inspecteren
als de richting van de radarsensoren (achter) om een bepaalde reden is afgeweken.
  Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur
voor reparatie of vervanging van de radarsensoren (achter), of bumperreparaties,
lakherstellingen en vervanging van onderdelen in de buurt van de radarsensoren.
  Schakel het systeem uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting
zoals een ¿ etsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen
de radiogolven die door de radar worden uitgezonden geblokkeerd raken waardoor het
systeem niet meer normaal zal functioneren.
  De radarsensoren zijn onderhevig aan de betreffende radiogolfbepalingen van het land
waarin met de auto wordt gereden. Als de auto in het buitenland wordt gebruikt, is er
mogelijk goedkeuring vereist van het land waarin met de auto wordt gereden.

Page 440 of 889

4–252
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Ultrasonische sensor (Achter) *
De ultrasonische sensoren (achter) zenden ultrasonische golven uit die weerkaatst worden
door obstakels aan de achterzijde en die vervolgens weer door de ultrasonische sensoren
(achter) worden opgevangen.

Ultrasonische sensor (achter)

De ultrasonische sensoren (achter) zijn gemonteerd in de achterbumper.

Page 448 of 889

4–260
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem
*Bepaalde modellen.
Bandenspanningscontrolesysteem *
Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van elke band.
Als de bandenspanning in één of meerdere banden te laag is, waarschuwt het systeem
de bestuurder via een waarschuwingslampje in het instrumentenpaneel en door een
waarschuwingszoemer.
Zie Waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampjes op pagina 4-54 .
Zie Waarschuwingszoemer voor bandenspanning op pagina 7-76 .

De bandenspanningsensoren die op elk wiel zijn gemonteerd zenden door middel van een
radiosignaal bandenspanningsgegevens naar de ontvanger in de auto.

Bandenspanningsensoren
OPMERKING
Wanneer de omgevingstemperatuur laag is als gevolg van seizoensveranderingen, wordt
de bandentemperatuur ook lager. Wanneer de bandentemperatuur afneemt, wordt de
bandenspanning ook lager. De kans bestaat dat het TPMS waarschuwingslampje vaker
gaat branden. Inspecteer de banden dagelijks visueel alvorens te gaan rijden en controleer
de bandenspanning elke maand met een bandenspanningsmeter. Bij het controleren van de
bandenspanning wordt het gebruik van een digitale bandenspanningsmeter aanbevolen.

Het TPMS systeem ontdoet u niet van de noodzaak de druk en de toestand van alle vier
banden regelmatig te controleren.

Page 450 of 889

4–262
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem
Systeemfoutactivering
Als het waarschuwingslampje knippert,
is er mogelijk een defect in het systeem.
Raadpleeg een of¿ ciële Mazda dealer.
Een systeemfoutactivering kan zich
voordoen in de volgende gevallen:
 


 Wanneer er zich uitrusting of
apparatuur in de buurt van de auto
bevindt die gebruik maakt van
dezelfde radiofrequentie als de
bandenspanningsensors.
 


 Wanneer een metalen voorziening, zoals
een niet-origineel navigatiesysteem
wordt geïnstalleerd nabij het midden
van het instrumentenpaneel, kunnen
daardoor de radiosignalen van de
bandenspanningssensor naar de
ontvangereenheid geblokkeerd worden.
 


 Bij gebruik van de volgende apparatuur
in de auto die radiostoring met de
ontvanger kan veroorzaken.
 

 
 Digitale apparatuur zoals een personal
computer.
 

 
 Een spanningsomvormer zoals een
DC-AC omvormer.
 


 Wanneer er zich buitengewoon veel ijs
of sneeuw aan de auto heeft vastgezet,
vooral rondom de velgen.
 


 Wanneer de batterijen van de
bandenspanningsensor uitgeput zijn.
 


 Bij gebruik van een velg waarop geen
bandenspanningsensor is gemonteerd.
 


 Bij gebruik van banden met
staaldraadversteviging in de zijwanden.
 


 Bij gebruik van sneeuwkettingen.
Banden en velgen
OPGELET
Bij het inspecteren of afstellen van
de bandenspanning, geen overmatige
druk uitoefenen op het ventielgedeelte
van de velg. De kans bestaat dat het
ventielgedeelte beschadigd wordt.
Verwisselen van banden en velgen
Via onderstaande procedure kan het TPMS
systeem de unieke ID signaalcode van een
bandenspanningsensor herkennen telkens
wanneer banden of velgen verwisseld
worden, zoals bij het verwisselen van en
naar winterbanden.
OPMERKING
Elke bandenspanningsensor heeft een
unieke ID signaalcode. De signaalcode
moet in het TPMS systeem geregistreerd
worden alvorens dit kan functioneren.
De gemakkelijkste manier om dit te
doen is om uw banden door een of¿ ciële
Mazda dealer te laten verwisselen en de
registratie van de ID signaalcode te laten
voltooien.
Wanneer u banden door een of¿ ciële
Mazda dealer laat verwisselen
Wanneer de banden van uw auto door een
of¿ ciële Mazda dealer worden verwisseld,
zullen zij de registratie van de ID
signaalcode van de bandenspanningsensor
voltooien.

Page 451 of 889

4–263
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem
Wanneer u zelf banden verwisselt
Als u of iemand anders de banden
verwisselt, kunnen de stappen voor het
voltooien van de registratie van de ID
signaalcode in het TPMS systeem ook
door uzelf of iemand anders uitgevoerd
worden.

1. Zet nadat de banden zijn verwisseld het
contact op ON en vervolgens terug op
ACC of OFF.
2. Wacht ongeveer 15 minuten.
3. Ga na ongeveer 15 minuten met de auto
rijden met een snelheid van tenminste
25 km/h gedurende ongeveer 10
minuten en de ID signaalcode van de
bandenspanningsensor zal automatisch
worden geregistreerd.

OPMERKING
Als er na minder dan ongeveer 15
minuten na het verwisselen van de
banden met de auto gereden wordt,
zal het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem gaan
knipperen omdat de ID signaalcode van
de bandenspanningsensor dan nog niet
geregistreerd is. Parkeer in dit geval de
auto gedurende ongeveer 15 minuten,
waarna de ID signaalcode van de sensor
geregistreerd zal worden wanneer er
gedurende 10 minuten met de auto
wordt gereden.
Verwisselen van banden en velgen
OPGELET
  Bij het vervangen/repareren van
banden of velgen of beide, het
werk door een of¿ ciële Mazda
dealer laten uitvoeren, omdat
anders de kans bestaat dat de
bandenspanningsensoren beschadigd
worden.
  De velgen waarmee uw Mazda is
uitgerust zijn speciaal ontworpen
voor het monteren van de
bandenspanningsensoren. Gebruik
geen niet-originele velgen, omdat
het anders misschien niet mogelijk
is de bandenspanningsensoren te
monteren.
Zorg er voor dat telkens wanneer de
banden of velgen vernieuwd worden
de bandenspanningsensoren worden
gemonteerd.
Wanneer u een band of velg of beide
laat vernieuwen, zijn de volgende
manieren voor het monteren van de
bandenspanningsensor mogelijk.
 


 De bandenspanningsensor wordt
verwijderd van de oude velg en op de
nieuwe gemonteerd.
 


 Dezelfde bandenspanningsensor wordt
gebruikt met dezelfde velg. Enkel de
band wordt vernieuwd.
 


 Er wordt een nieuwe
bandenspanningsensor op een nieuwe
velg gemonteerd.

Page 452 of 889

4–264
Tijdens het rijden
Bandenspanningscontrolesysteem
OPMERKING
  De ID signaalcode van de
bandenspanningsensor moet
geregistreerd worden wanneer een
nieuwe bandenspanningsensor wordt
aangeschaft. Raadpleeg een of¿ ciële
Mazda dealer voor de aanschaf van
een bandenspanningsensor en de
registratie van de ID signaalcode van
de bandenspanningsensor.
  Bij het opnieuw monteren
van een eerder uitgebouwde
bandenspanningsensor aan een velg,
het doorvoerbuisje (afdichting tussen
het ventielhuis/sensor en velg) van de
bandenspanningsensor vernieuwen.

Page 456 of 889

4–268
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Overschakelen naar de achteruitkijkmonitordisplay
Zet terwijl het contact op ON staat de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)
of de keuzehendel (automatische transmissie) in de achteruit (R) om de display over te
schakelen naar de achteruitkijkmonitordisplay.
OPMERKING
Wanneer de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel
(automatische transmissie) vanuit de achteruit (R) naar een andere stand van de
versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel (automatische
transmissie) wordt verplaatst, keert het scherm terug naar de voorgaande display.
Weergavebereik op het scherm
De beelden op het scherm kunnen afwijken van de werkelijke omstandigheden.

(Schermdisplay)
Sierstuk
Bumper
(Werkelijke aanzicht)
Voorwerp
Indicatie voor
obstakeldetectie in
parkeersensorsysteem

Page 468 of 889

4–280
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
*Bepaalde modellen.
Parkeersensorsysteem *
Het parkeersensorsysteem maakt gebruik van ultrasonische sensoren voor het opsporen
van hindernissen rondom de auto bij het parkeren van de auto in een garage of tijdens het
¿ leparkeren wanneer er met een snelheid van ongeveer 10 km/h of minder met de auto
wordt gereden. Het systeem is uitgerust met een hulpinrichting die de bestuurder op de
hoogte stelt van de benaderde afstand vanaf de auto tot aan de omliggende hindernis via het
gebruik van een pieptoon en een hindernisdetectieaanduiding
* .


Achterste hoeksensor
Voorste hoeksensorAchterste sensor
Voorste sensor
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het parkeersensorsysteem en controleer tijdens het rijden
steeds visueel de veiligheid rondom uw auto.
Het systeem kan de bestuurder assisteren bij de besturing van de auto in voorwaartse
en achterwaartse richting tijdens het parkeren. Het detectiebereik van de sensoren
is beperkt, dus door tijdens het rijden enkel op het systeem te vertrouwen kunnen
er ongelukken veroorzaakt worden. Controleer tijdens het rijden steeds visueel de
veiligheid rondom uw auto.

Page 469 of 889

4–281
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
OPMERKING
  Breng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de
werking van het systeem hinderen.
  Afhankelijk van de soort hindernis en de omgevingscondities, kan het detectiebereik
van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de sensoren de hindernissen
niet kunnen opsporen.
  Het is mogelijk dat het systeem onder de volgende omstandigheden niet normaal
werkt:
 


 Wanneer zich modder, ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht
(wanneer dit wordt verwijderd, werkt het systeem weer normaal).
 


 Wanneer het sensorgedeelte is bevroren (wanneer het ijs ontdooid is, werkt het
systeem weer normaal).
 


 Wanneer de sensor met een hand wordt afgedekt.



 Wanneer de sensor aan een krachtige schok is blootgesteld.



 Wanneer de auto buitengewoon scheef staat.



 Onder buitengewoon hete of koude weersomstandigheden.



 Wanneer er met de auto over oneffenheden, op hellingen of op onverharde of met
gras bedekte wegen wordt gereden.
 


 Alles dat in de buurt van de auto ultrageluid voortbrengt, zoals de claxon van
een andere auto, het motorgeluid van een motor¿ ets, het luchtremgeluid van een
vrachtwagen of de sensoren van een andere auto.
 


 Wanneer met de auto bij zware regenval wordt gereden of bij rijomstandigheden die
opspattend water veroorzaken.
 


 Wanneer een in de handel verkrijgbare staafantenne of een antenne voor
zendapparatuur in de auto is geïnstalleerd.
 


 Wanneer de auto in de richting gaat van een hoge of vierkante stoeprand.



 Wanneer de hindernis zich te dicht bij de sensor bevindt. 

 Hindernissen onder de bumper worden mogelijk niet opgespoord. Hindernissen
die lager zijn dan de bumper of smal zijn worden mogelijk in eerste instantie wel
opgespoord maar worden naarmate de auto de hindernis dichter nadert niet meer
opgespoord.
  Het is mogelijk dat de volgende soorten hindernissen niet opgespoord worden: 



 Dunne voorwerpen zoals kabel of touw



 Materialen die geluidsgolven gemakkelijk absorberen zoals katoen of sneeuw



 Hoekvormige voorwerpen



 Bijzonder lange voorwerpen, en die welke breed zijn aan de bovenzijde



 Kleine, korte voorwerpen 

 Laat het systeem altijd inspecteren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur als de bumpers een schok of stoot hebben gekregen, ook bij
een klein ongeluk. Als de sensoren een afwijking hebben, kunnen ze hindernissen niet
opsporen.

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 100 next >