ABS MAZDA MODEL CX-5 2017 Instruktionsbog (in Danish)

Page 394 of 889

4–206
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Het LAS&LDWS systeem gaat in de
volgende gevallen over naar stand-
bystatus:
 


 Het systeem kan de witte (gele)
rijstrookstrepen niet bespeuren.
 


 De rijsnelheid is minder dan ongeveer
60 km/h.
 


 Het ABS/TCS is in bedrijf.



 Het TCS is uitgeschakeld.
 (Als het TCS wordt uitgeschakeld
terwijl het systeem operationeel is,
klinkt er een waarschuwingszoemer en
gaat het systeem over naar de stand-
bystatus.)
 


 De auto maakt een scherpe bocht.



 Het rempedaal is ingedrukt.



 Het stuurwiel wordt abrupt gedraaid.



 Wanneer de rijstrook buitengewoon
smal of breed is.

OPMERKING
  (Wanneer het tijdstip van de
besturingsassistentie is ingesteld op
“Laat”)




 Het LAS&LDWS systeem
functioneert niet totdat het systeem
witte (gele) rijstrookstrepen aan de
linker- of rechterzijde bespeurt.
 


 Wanneer het systeem een witte
(gele) rijstrookstreep enkel
aan één zijde bespeurt, zal het
systeem de besturingsassistentie
en de waarschuwing niet activeren
voor de rijstrookstreep aan de
zijde die niet bespeurd wordt.
De besturingsassistentie en de
waarschuwing zijn enkel voor de
rijstrookafwijking aan de zijde die
bespeurd wordt.
OPMERKING
 
 (Wanneer het tijdstip van de
besturingsassistentie is ingesteld op
“Vroeg”)
 




 Wanneer het tijdstip van de
besturingsassistentie is ingesteld
op “Vroeg”, functioneert het
LAS&LDWS systeem niet totdat
het systeem links en rechts witte
(gele) rijstrookstrepen bespeurt.
Wanneer het systeem witte (gele)
rijstrookstrepen enkel aan de
linker of rechterzijde bespeurt,
functioneert het systeem enkel bij
een rijstrookafwijking aan de zijde
die bespeurd wordt.
 


 De besturingsassistentie wordt
uitgevoerd zodat de auto om en
nabij het midden van de rijstrook
blijft rijden, echter, afhankelijk van
omstandigheden zoals bochten in
de weg, hellingsgraad, golvingen
en rijsnelheid, bestaat de kans
dat het systeem de auto niet bij
het midden van de rijstrook kan
houden.


 Als de bestuurder zijn of haar handen
van het stuurwiel afneemt (het
stuurwiel niet vasthoudt), wordt het
waarschuwingsgeluid geactiveerd en
wordt een alarmmelding aangegeven
in de multi-informatiedisplay of de
Active Driving Display.

Page 469 of 889

4–281
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
OPMERKING
  Breng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de
werking van het systeem hinderen.
  Afhankelijk van de soort hindernis en de omgevingscondities, kan het detectiebereik
van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de sensoren de hindernissen
niet kunnen opsporen.
  Het is mogelijk dat het systeem onder de volgende omstandigheden niet normaal
werkt:
 


 Wanneer zich modder, ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht
(wanneer dit wordt verwijderd, werkt het systeem weer normaal).
 


 Wanneer het sensorgedeelte is bevroren (wanneer het ijs ontdooid is, werkt het
systeem weer normaal).
 


 Wanneer de sensor met een hand wordt afgedekt.



 Wanneer de sensor aan een krachtige schok is blootgesteld.



 Wanneer de auto buitengewoon scheef staat.



 Onder buitengewoon hete of koude weersomstandigheden.



 Wanneer er met de auto over oneffenheden, op hellingen of op onverharde of met
gras bedekte wegen wordt gereden.
 


 Alles dat in de buurt van de auto ultrageluid voortbrengt, zoals de claxon van
een andere auto, het motorgeluid van een motor¿ ets, het luchtremgeluid van een
vrachtwagen of de sensoren van een andere auto.
 


 Wanneer met de auto bij zware regenval wordt gereden of bij rijomstandigheden die
opspattend water veroorzaken.
 


 Wanneer een in de handel verkrijgbare staafantenne of een antenne voor
zendapparatuur in de auto is geïnstalleerd.
 


 Wanneer de auto in de richting gaat van een hoge of vierkante stoeprand.



 Wanneer de hindernis zich te dicht bij de sensor bevindt. 

 Hindernissen onder de bumper worden mogelijk niet opgespoord. Hindernissen
die lager zijn dan de bumper of smal zijn worden mogelijk in eerste instantie wel
opgespoord maar worden naarmate de auto de hindernis dichter nadert niet meer
opgespoord.
  Het is mogelijk dat de volgende soorten hindernissen niet opgespoord worden: 



 Dunne voorwerpen zoals kabel of touw



 Materialen die geluidsgolven gemakkelijk absorberen zoals katoen of sneeuw



 Hoekvormige voorwerpen



 Bijzonder lange voorwerpen, en die welke breed zijn aan de bovenzijde



 Kleine, korte voorwerpen 

 Laat het systeem altijd inspecteren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur als de bumpers een schok of stoot hebben gekregen, ook bij
een klein ongeluk. Als de sensoren een afwijking hebben, kunnen ze hindernissen niet
opsporen.

Page 724 of 889

6–66
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
*Bepaalde modellen.
BESCHRIJVING ZEKERINGCAPACITEIT BEVEILIGD ONDERDEEL
15 ENG.MAIN 40 A Motorbesturingssysteem
16 ABS/DSC M 50 A ABS, regelsysteem voor dynamische stabiliteit
17 FAN DE 40 A Koelventilator
*
18 WIPER 20 A Voorruitenwisser en ruitensproeier
19 HEATER 40 A Airconditioning
20 ADD FAN GE 30 A Koelventilator
*
21 ENGINE.IG1 7,5 A Motorbesturingssysteem
22 C/U IG1 15 A Voor beveiliging van diverse circuits
23 AUDIO2 7,5 A Audio-installatie
24 METER2 7,5 A Instrumentengroep
*
25 ENGINE3 15 A Motorbesturingssysteem
26 ENGINE2 15 A Motorbesturingssysteem
27 ENGINE1 15 A Motorbesturingssysteem
28 AT 15 A Transmissiebesturingssysteem
* , Contactschakelaar
29 H/CLEAN 20 A Koplampsproeier *
30 A/C 7,5 A Airconditioning *
31 AT PUMP 15 A Transmissiebesturingssysteem *
32 HORN 15 A Claxon
33 R.WIPER 15 A Achterruitenwisser
34 H/L HI 20 A Koplampen (grootlicht)
35 ST.HEATER 15 A Verwarmd stuurwiel
*
36 FOG 15 A Mistlichten *
37

7,5 A Motorbesturingssysteem
38 H/L LOW L 15 A Koplamp (dimlicht) (Links)
39 ENGINE4 15 A —
40 — — —
41 METER1 10 A Instrumentengroep
42 SRS1 7,5 A Airbag
43 BOSE 25 A Model uitgerust met Bose
® geluidsinstallatie *
44 AUDIO1 15 A Audio-installatie
45 ABS/DSC S 30 A ABS, regelsysteem voor dynamische stabiliteit
46 FUEL PUMP 15 A Brandstofsysteem
*
47 FUEL WARM 25 A Brandstofverwarmer *
48 TAIL 15 A Achterlichten, kentekenplaatlampen
49 SCR2
FUEL PUMP2 25 A —
50 HAZARD 25 A Waarschuwingsknipperlichten, richtingaanwijzers,
achterlichten, positielampen
51 H/L LOW R 15 A Koplamp (dimlicht) (Rechts)

Page 782 of 889

7–44
Als er zich een probleem voordoet
Slepen in noodgevallen
Sleepmethoden
Indien slepen noodzakelijk is, wordt
het aanbevolen dit aan een deskundige
reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële
Mazda-reparateur of aan een erkend
sleepbedrijf over te laten.

Om beschadiging van de auto te
voorkomen, is het van belang dat de
juiste takel- en sleepmethoden gebruikt
worden. In het bijzonder bij het slepen
van een 4WD voertuig waarbij alle wielen
aangesloten zijn op het aandrijfaggregaat,
is het juiste vervoer van de auto absoluut
van groot belang om beschadiging van het
aandrijfsysteem te voorkomen. Daarbij
dient men de wettelijke bepalingen
omtrent het slepen van auto's in acht te
nemen.

Wieldollies


Een 2WD auto die gesleept wordt dient
met de aangedreven wielen (voorwielen)
omhoog getakeld voortgetrokken te
worden. Indien dit door buitengewoon
grote schade aan de auto niet mogelijk is,
dienen wieldollies gebruikt te worden.
Ontspan de handrem bij het slepen van een
auto met 2WD met de achterwielen op de
grond.
Zie Elektrische handrem (EPB) op pagina
4-100 .

Een auto met 4WD welke gesleept wordt
dient met alle vier wielen van de grond af
gesleept te worden.
WAARSCHUWING
Sleep een auto met 4WD steeds met alle
vier wielen van de grond af:
Het slepen van een auto met 4WD met
de voorwielen of de achterwielen op
de grond is gevaarlijk, aangezien het
aandrijfaggregaat daardoor beschadigd
kan raken of de auto van de takelwagen
kan wegdraaien en een ongeluk
veroorzaken. Als het aandrijfaggregaat
beschadigd is, de auto op een platte
takelwagen vervoeren.

Page 788 of 889

7–50
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing
Remwaarschuwingslampje
Als het remsysteemwaarschuwingslampje blijft branden, bestaat de kans dat het
remvloeistofniveau laag is of dat er een probleem is met het remsysteem. Breng de auto
onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem contact op met een deskundige
reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur.
WAARSCHUWING
Niet rijden wanneer het remwaarschuwingslampje brandt. Neem contact op met
een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur om de
remmen zo spoedig mogelijk te laten inspecteren:
Rijden terwijl het remwaarschuwingslampje brandt is gevaarlijk. Het geeft aan
dat de remmen wellicht totaal niet functioneren of dat ze op elk moment volledig
buiten bedrijf kunnen raken. Laat de remmen onmiddellijk inspecteren indien
dit lampje blijft branden nadat u gecontroleerd heeft of de handrem volledig
ontspannen is.
OPGELET
Ook is het mogelijk dat het effectieve remvermogen vermindert, zodat u het
rempedaal krachtiger moet intrappen dan normaal om de auto tot stilstand te
brengen.

Waarschuwing
van elektronisch
remkrachtverdelingssysteem
Als de stuureenheid van het elektronisch remkrachtverdelingssysteem vaststelt
dat bepaalde onderdelen niet goed functioneren, is het mogelijk dat de
stuureenheid het remwaarschuwingslampje en het ABS-waarschuwingslampje
tegelijkertijd laat branden. Er is vermoedelijk een probleem in het elektronisch
remkrachtverdelingssysteem.
WAARSCHUWING
Rijd niet wanneer zowel het ABS waarschuwingslampje als het
remwaarschuwingslampje beide branden. Laat de auto naar een deskundige
reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur slepen om de remmen zo
spoedig mogelijk te laten inspecteren:
Rijden terwijl het ABS waarschuwingslampje en remwaarschuwingslampje
tegelijkertijd branden is gevaarlijk.
Wanneer beide lampjes branden, kunnen de achterwielen tijdens een noodstop
sneller gaan blokkeren dan onder normale omstandigheden.

Page 791 of 889

7–53
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Signaal Waarschuwing


Indicatielampje defecte
stuurbekrachtiging
* Het lampje gaat branden/knipperen als er een defect is in de elektrische
stuurbekrachtiging.
Als het lampje gaat branden/knipperen, de auto op een veilige plaats tot stilstand
brengen en het stuurwiel niet draaien. Als het lampje na enige tijd uit gaat, is er geen
probleem. Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële
Mazda-reparateur, als het lampje blijft branden/knipperen.
OPMERKING
Als het indicatielampje brandt/knippert, zal de stuurbekrachtiging niet normaal
functioneren. In dat geval kan het stuurwiel alsnog gedraaid worden, echter het
sturen gaat dan zwaarder dan normaal of het is mogelijk dat het stuurwiel tijdens
het draaien trilt.

Als tijdens stilstand of uiterst langzaam rijden het stuurwiel bij herhaling naar
links en naar rechts gedraaid wordt, is het mogelijk dat de defectbeveiliging van
het stuurbekrachtigingssysteem in werking treedt waardoor het sturen zwaarder
wordt. Dit duidt echter niet op een probleem. Parkeer in dit geval de auto op een
veilige plaats en wacht enkele minuten totdat het systeem weer normaal werkt.

Contact opnemen met een of¿ ciële Mazda reparateur en de auto laten
inspecteren
Als een van de volgende waarschuwingslampjes of het indicatielampje gaat branden/
knipperen, is er mogelijk een defect in het systeem. Raadpleeg een deskundige reparateur,
bij voorkeur een of¿ ciële Mazda-reparateur, om uw auto te laten inspecteren.

Signaal Waarschuwing

Waarschuwingslampje
van anti-
blokkeerremsysteem
(ABS)
Wanneer het ABS-waarschuwingslampje tijdens het rijden blijft branden, geeft dit aan dat
de besturingseenheid van het ABS-systeem een defect in het systeem vastgesteld heeft. In
dat geval zal het remsysteem op dezelfde wijze werken als bij een auto zonder ABS.
Als dit gebeurt, dient u zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda-reparateur te raadplegen.
OPMERKING
Wanneer de motor met behulp van een hulpaccu gestart wordt, is het toerental
ongelijkmatig en is het mogelijk dat het ABS waarschuwingslampje gaat branden. In
dit geval is dit het gevolg van een nagenoeg uitgeputte accu en duidt dit niet op een
defect in het ABS systeem.
Laad de accu.

Wanneer het ABS waarschuwingslampje brandt werkt het rembekrachtigingsysteem
niet.

Page 821 of 889

8–3
Informatie voor de eigenaar
Garantie
Installatie van niet-originele onderdelen en accessoires
Het aanbrengen van technische wijzigingen aan de originele staat van uw Mazda kan van
invloed zijn op de veiligheid van uw auto. Dergelijke technische wijzigingen omvatten
niet alleen het gebruik van niet geschikte onderdelen, maar ook accessoires, uitrusting of
hulpstukken, zoals velgen en banden.

Originele Mazda-onderdelen en originele Mazda-accessoires zijn speci¿ ek ontworpen voor
Mazda-auto’s.
Andere dan de hierboven vermelde onderdelen en accessoires zijn niet door Mazda
geïnspecteerd en goedgekeurd tenzij dit door Mazda uitdrukkelijk wordt vermeld. Wij
kunnen niet garant staan voor de geschiktheid van dergelijke producten. Mazda kan niet
aansprakelijk gesteld worden voor enigerlei schade veroorzaakt door het gebruik van
dergelijke producten.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig bij het kiezen en installeren van aanvullende elektrische apparatuur,
zoals mobiele telefoons, zend- en ontvanginstallaties, stereo-systemen en auto-
alarmsystemen:
Een simpele fout bij het kiezen of het installeren van verkeerde aanvullende apparatuur
of het kiezen van een verkeerde installateur is gevaarlijk. Essentiële systemen kunnen
beschadigd worden, hetgeen het afslaan van de motor, activering van de airbag (SRS),
buiten werking treden van het ABS/TCS/DSC systeem of brand in de wagen kan
veroorzaken.
Mazda kan niet aansprakelijk gesteld worden voor dood, letsel of onkosten die het gevolg
kunnen zijn van het installeren van aanvullende niet-originele onderdelen of accessoires.

Page 876 of 889

10–2
Index
A
Aanbevolen olie .................................. 6-27
Aanbevolen smeermiddelen .................. 9-6
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem
(AFS)................................................. 4-132
Accu .................................................... 6-43
Inspectie van het accu-elektrolytniveau
van de accu .................................... 6-45
Onderhoud ..................................... 6-45
Opladen ......................................... 6-46
Technische gegevens ....................... 9-6
Vervangen ...................................... 6-46
Accu is uitgeput .................................. 7-37
Probleem ....................................... 7-37
Achterklep ........................................... 3-26
Afdekking bagageruimte ............... 3-36
Wanneer de achterklep niet geopend
kan worden .................................... 7-79
Achterruit
Achterruitverwarming ................... 4-94
Achterruitensproeier ........................... 4-93
Achterruitenwisser .............................. 4-93
Achterruitverwarming ......................... 4-94
Achterste kledinghaken ..................... 5-180
Achteruitkijkmonitor ......................... 4-266
Afstelling van beeldkwaliteit ...... 4-279
Afwijking tussen werkelijke
wegsituatie en weergegeven
beeld ............................................ 4-277
Bediening van
achteruitparkeercamera ............... 4-272
Gebruik van de display................ 4-270
Overschakelen naar
achteruitkijkmonitordisplay ........ 4-268
Plaats van
achteruitparkeercamera ............... 4-267
Weergavebereik op het scherm ... 4-268
Achteruitrijwaarschuwingssysteem
(RCTA).............................................. 4-163
Achterzitting ....................................... 2-12
Active Driving Display ....................... 4-49
Adaptieve LED-koplampen (ALH) .. 4-136 Afmetingen ........................................... 9-8
Afstandbediend
portiervergrendelingssysteem ............... 3-4
Afstandherkenningshulpsysteem
(DRSS) .............................................. 4-155
Indicatie op display ..................... 4-156
Afstelbare snelheidsbegrenzer
(ASL) ................................................ 4-215
Activering/deactivering ............... 4-220
Afstelbare snelheidsbegrenzer (ASL)
display ......................................... 4-217
Hoofdindicatie afstelbare
snelheidsbegrenzer (ASL)
(wit) ............................................. 4-218
Instelindicatie afstelbare
snelheidsbegrenzer (ASL)
(groen) ......................................... 4-218
Systeem instellen ......................... 4-222
Systeem tijdelijk annuleren ......... 4-223
Waarschuwingszoemer
snelheidsbegrenzer ...................... 4-218
Airbagsystemen ................................... 2-54
Als de Active Driving Display niet
functioneert ......................................... 7-80
Als een waarschuwingslampje gaat
branden of knipperen .......................... 7-49
Anti-blokkeerremsysteem (ABS) ...... 4-114
Anti-diefstal beveiligingssysteem ....... 3-65
Anti-wielspinregeling (TCS) ............ 4-115
TCS/DSC indicatielampje ........... 4-116
TCS OFF indicatielampje ........... 4-116
TCS OFF schakelaar ................... 4-116
Armsteunvak ..................................... 5-177
Asbak ................................................ 5-180
Audiobedieningsschakelaar
Afstellen van het volume .............. 5-17
Audio-uit toets ............................... 5-17
Zoektoets ....................................... 5-18

Page:   < prev 1-10 11-20