MAZDA MODEL CX-5 2017 Instruktionsbog (in Danish)

Page 221 of 889

4–33
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
OPMERKING
  Na het bijtanken van brandstof
kan het enige tijd duren voordat de
indicator stabiel wordt. Bovendien
kan bij het rijden op hellingen of
in bochten de indicator afwijken
als gevolg van de beweging van de
brandstof in de tank.
  De display die een kwart of minder
resterende brandstof aangeeft heeft
meer segmenten om het resterende
brandstofniveau in groter detail te
tonen.
  De richting van de pijl ( ) geeft aan
dat de afsluitklep van de
brandstoftankdop zich aan de
linkerzijde van de auto bevindt.
(SKYACTIV-D 2.2)
Als de motor onregelmatig gaat draaien
of afslaat als gevolg van een laag
brandstofniveau, zo spoedig mogelijk
bijtanken en tenminste 10 liter brandstof
bijvullen.
Dashboardverlichting
(Zonder automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer het contact op ON staat en de
positielampen worden ingeschakeld,
wordt de helderheid van de
instrumentenpaneelverlichting gedimd.
(Met automatische verlichtingsregeling)
Wanneer het contact op ON staat
en de positielampen worden
ingeschakeld, wordt de helderheid
van de instrumentenpaneelverlichting
gedimd. Wanneer echter de lichtsensor
bespeurt dat de omgeving helder
is, zoals wanneer de positielampen
overdag worden ingeschakeld, dimt de
instrumentenpaneelverlichting niet.
OPMERKING
  (Met automatische
verlichtingsregeling)
 Wanneer het contact in de
vroege avond of bij schemering
op ON wordt gezet, wordt de
instrumentenpaneelverlichting
gedurende enkele seconden gedimd
totdat de lichtsensor de helderheid
van de omgeving bespeurt, echter
het is mogelijk dat na het bespeuren
van de helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
  Wanneer de positielampen
worden ingeschakeld, gaat het
indicatielampje van de positielampen
in de instrumentengroep branden.
 Zie Koplampen op pagina 4-78 .

Page 222 of 889

4–34
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
De helderheid van de instrumentengroep
en de instrumentenpaneelverlichtingen
kunnen afgesteld worden door het draaien
van de knop.
 


 Door de knop naar links te draaien,
neemt de helderheid af. Wanneer de
knop naar de maximale dimstand is
gedraaid, klinkt er een pieptoon.
 


 Door de knop naar rechts te draaien,
neemt de helderheid toe.


Gedimd
Helder

Functie voor uitschakelen van de
verlichtingsdimmer
Wanneer het contact op ON staat en de
instrumentengroep gedimd wordt, kan de
verlichtingsdimmer uitgeschakeld worden
door de knop van de dashboardverlichting
naar rechts te draaien totdat er een
pieptoon klinkt. Als de zichtbaarheid
van de instrumentengroep als gevolg van
lichtinval van buiten is verminderd, de
verlichtingsdimmer uitschakelen.
OPMERKING
  (Met multi-informatiedisplay)  De verlichtingsdimmer
kan uitgeschakeld worden
door het indrukken van de
instrumentenpaneelverlichtingsknop.
  Wanneer de verlichtingsdimmer
is uitgeschakeld, kan de
instrumentengroep niet gedimd
worden als de positielampen zijn
ingeschakeld.
  Wanneer de verlichtingsdimmer
wordt uitgeschakeld, schakelt het
scherm in de middendisplay over
naar de constante weergave van het
dagscherm.
Buitentemperatuurdisplay (Zonder
multi-informatiedisplay)
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
wordt de buitentemperatuur getoond.


Page 223 of 889

4–35
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
OPMERKING
Onder de volgende omstandigheden kan
de getoonde buitentemperatuur afwijken
van de werkelijke buitentemperatuur,
afhankelijk van de directe omgeving en
de omstandigheden waarin de auto zich
bevindt:
 


 Beduidend lage of hoge
temperaturen.
 


 Plotselinge veranderingen in
buitentemperatuur.
 


 De auto staat geparkeerd.



 Tijdens het rijden met lage
snelheden.
Wijzigen van de temperatuureenheid
van de buitentemperatuurdisplay
(Voertuigen met audio, type B)
De buitentemperatuureenheid kan
overgeschakeld worden tussen Celsius en
Fahrenheit.
Instellingen kunnen worden
gewijzigd door bediening van het
middendisplayscherm.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-12 .
OPMERKING
Wanneer de temperatuureenheid
die wordt aangegeven op de
buitentemperatuurdisplay
wordt gewijzigd, verandert de
temperatuureenheid die wordt
aangegeven op de display van de
motorkoelvloeistoftemperatuurmeter
dienovereenkomstig.
Buitentemperatuurwaarschuwing *
Wanneer de buitentemperatuur laag is,
gaat de indicatie knipperen en klinkt
er een zoemtoon om de bestuurder te
waarschuwen voor de mogelijkheid van
gladde wegen.
Als de buitentemperatuur lager is dan
ongeveer 4 °C, gaan de
buitentemperatuurdisplay en het symbool

gedurende ongeveer tien seconden
knipperen en wordt er eenmaal een
zoemtoon gegeven.
OPMERKING
Als de buitentemperatuur lager is dan
-20 °C, werkt de zoemer niet. Het
symbool
gaat echter branden.
Display van afstelbare
snelheidsbegrenzer (ASL) (Zonder
multi-informatiedisplay)
*
De instellingstatus van de afstelbare
snelheidsbegrenzer (ASL) wordt getoond.


Page 224 of 889

4–36
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Display van ingestelde rijsnelheid
van kruissnelheidsregelaar
(Zonder multi-informatiedisplay)
*
De rijsnelheid die met behulp van de
kruissnelheidsregelaar is ingesteld wordt
weergegeven.

(Europees model)


(Behalve Europees model)


Boordcomputer en INFO
schakelaar (Zonder multi-
informatiedisplay)
Terwijl het contact op ON staat kan door
het indrukken van de INFO schakelaar de
volgende informatie worden geselecteerd.
 


 Modus voor afstand die met voorradige
brandstof kan worden afgelegd
 


 Gemiddeld brandstofverbruikmodus



 Huidige brandstofverbruikmodus
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur
indien u problemen heeft met de
boordcomputer.
Modus voor afstand die met voorradige
brandstof kan worden afgelegd
Bij gebruik van deze functie wordt de
afstand (bij benadering) berekend die u
met de voorradige brandstof kunt aÀ eggen,
gebaseerd op het brandstofverbruik.

De afstand die met de voorradige
brandstof kan worden afgelegd wordt
berekend en zal elke seconde worden
getoond.
(Europees model)


(Behalve Europees model)

Page 225 of 889

4–37
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
OPMERKING
  Alhoewel de indicatie voor de
afstand die kan worden afgelegd
met de voorradige brandstof
een voldoende resterend aantal
kilometers aangeeft alvorens
bijtanken noodzakelijk wordt, zo
spoedig mogelijk bijtanken als het
brandstofpeil erg laag is of als het
waarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil gaat branden.
  De indicatie verandert mogelijk niet
tenzij u meer dan ongeveer 9 liter
brandstof tankt.
  De afstand die kan worden afgelegd
met de voorradige brandstof geeft bij
benadering de afstand aan die met de
auto gereden kan worden totdat alle
maatstrepen in de brandstofmeter
(die de resterende brandstofvoorraad
aangeven) verdwijnen.
  Als er geen historische
brandstofverbruikgegevens zijn,
bijvoorbeeld nadat u uw auto zojuist
heeft aangeschaft of de gegevens
als gevolg van het losmaken van
de accukabels zijn gewist, is het
mogelijk dat de feitelijke afstand
die met de voorradige brandstof kan
worden afgelegd van de aangegeven
hoeveelheid verschilt.
Gemiddeld brandstofverbruikmodus
Deze modus toont het gemiddelde
brandstofverbruik door het berekenen van
het totale brandstofverbruik en de totaal
afgelegde afstand sinds de aankoop van
de auto, het opnieuw aansluiten van de
accu na loskoppeling of het terugstellen
van de gegevens. Het gemiddelde
brandstofverbruik wordt berekend en elke
minuut getoond.
(Europees model)


(Behalve Europees model)

Type A
Type B

Houd de INFO schakelaar langer dan 1,5
seconden ingedrukt om de informatie op
de display te wissen.
Na het indrukken van de INFO schakelaar
zal “- - - L/100 km” of “- - - km/L”
gedurende ongeveer 1 minuut op de
display worden aangegeven. Daarna wordt
het brandstofverbruik opnieuw berekend
en op het display aangegeven.

Page 226 of 889

4–38
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Huidige brandstofverbruikmodus
Deze stand geeft het huidige
brandstofverbruik aan, berekend op
basis van de verbruikte brandstof en de
afgelegde afstand.

Het huidige brandstofverbruik wordt
berekend en zal elke 2 seconden worden
getoond.
(Europees model)


(Behalve Europees model)

Type A
Type B

Wanneer u de snelheid hebt teruggebracht
tot ongeveer 5 km/h, zal “- - - L/100 km”
of “- - - km/L” op de display worden
aangegeven.
Rijsnelheidsalarm *
In deze modus wordt de huidige instelling
voor het rijsnelheidsalarm getoond. U kunt
de instelling van de rijsnelheid waarbij de
waarschuwing wordt gegeven veranderen.
OPMERKING
De display van het rijsnelheidsalarm
wordt gelijktijdig geactiveerd met het
klinken van de pieptoon. De ingestelde
rijsnelheid knippert herhaalde malen.
(Europees model)


(Behalve Europees model)


Het rijsnelheidsalarm kan worden
ingesteld met behulp van de
middendisplay.
OPMERKING
  Stel de rijsnelheid altijd in
overeenkomstig de wetgeving van
het land/de stad waarin de auto
wordt gebruikt. Controleer daarnaast
altijd de rijsnelheid door naar de
snelheidsmeter te kijken.
  De rijsnelheidsalarmfunctie kan
ingesteld worden tussen 30 en 250
km/h.

Page 227 of 889

4–39
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Multi-informatiedisplay *

INFO schakelaarMulti-informatiedisplay

De multi-informatiedisplay toont de volgende informatie.
 


 Kilometerteller



 Dagteller



 Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter



 Brandstofmeter



 Buitentemperatuur



 Afstand die met voorradige brandstof kan worden afgelegd



 Gemiddeld brandstofverbruik



 Huidige brandstofverbruik



 Onderhoudsmonitor



 Dodehoekmonitor (BSM) display



 Display van afstandherkenningshulpsysteem (DRSS)



 Display van Mazda Radar Cruise Control met Stop & Go-functie (MRCC met Stop & Go-
functie)
 


 Display van Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem



 Display rijstrookassistent (LAS) en rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)



 Display van kruissnelheidsregelaar



 Display van afstelbare snelheidsbegrenzer (ASL)



 Rijsnelheidsalarm



 Waarschuwingsbericht

Page 228 of 889

4–40
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Telkens wanneer op de INFO schakelaar wordt gedrukt veranderen de gegevens op het
scherm.

Druk op de INFO toets Druk op de INFO toets
Druk op de INFO toets
Druk op de INFO toets Huidige
brandstofverbruik,
Dagteller A, Gemiddelde
brandstofverbruik,
Buitentemperatuur,
Kilometerteller, Afstand
die met de voorradige
brandstof kan worden
afgelegd, Brandstofmeter
Huidig
brandstofverbruik,
Dagteller B, Gemiddeld
brandstofverbruik,
Buitentemperatuur,
Kilometerteller, Afstand
die met voorradige
brandstof kan worden
afgelegd, Brandstofmeter
Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter,
Onderhoudsmonitor,
Buitentemperatuur, Kilometerteller,
Afstand die met voorradige brandstof
kan worden afgelegd, Brandstofmeter
i-ACTIVSENSE display,
Buitentemperatuur,
Kilometerteller, Afstand
die met voorradige
brandstof kan worden
afgelegd, BrandstofmeterWaarschuwingsbericht,
Buitentemperatuur,
Kilometerteller,
Afstand die met
voorradige brandstof
kan worden afgelegd,
Brandstofmeter *1
*1: Wordt alleen tijdens een waarschuwing weergegeven.

Page 229 of 889

4–41
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Kilometerteller, dagteller en
dagtellerkeuzeschakelaar
Wanneer het contact op ON staat wordt
de kilometerteller constant op het scherm
getoond en door bediening van de INFO
schakelaar kan het TRIP A of TRIP B
scherm worden getoond.


Druk op de INFO toetsINFO schakelaar
Kilometerteller,
Dagteller A
Kilometerteller,
Dagteller B

Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale door de
auto afgelegde afstand aan.
Dagteller
De rijafstand voor een opgegeven
tussenafstand wordt aangegeven. Voor elk
van beide kunnen twee typen (TRIP A,
TRIP B) tussenafstand en het gemiddelde
brandstofverbruik worden gemeten.

Dagteller A bijvoorbeeld kan de afstand
vanaf het punt van vertrek registreren en
dagteller B kan het punt registreren waar
de brandstoftank gevuld is.

Wanneer dagteller A wordt gekozen,
verschijnt TRIP A op de display. Wanneer
dagteller B wordt gekozen, verschijnt
TRIP B.

De dagteller en het gemiddelde
brandstofverbruik kan gereset worden door
in elk van de standen de INFO schakelaar
gedurende 1,5 seconde of langer ingedrukt
te houden.
OPMERKING
  Enkel door de dagtellers worden
tienden van kilometers geregistreerd.
  De registratie van de dagteller wordt
gewist, wanneer:
 


 De stroomtoevoer wordt
onderbroken (zekering is
doorgeslagen of accu is
losgekoppeld).
 


 De gereden afstand 9999,9 km
overschrijdt.

Page 230 of 889

4–42
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter
Toont de motorkoelvloeistoftemperatuur.
De blauwe meter geeft aan dat de
motorkoelvloeistoftemperatuur laag
is en de rode meter geeft aan dat de
motorkoelvloeistoftemperatuur hoog is en
dat de motor oververhit is.


OPGELET
Als het waarschuwingslampje voor
hoge motorkoelvloeistoftemperatuur
(rood) gaat branden, bestaat de kans
op oververhitting. Parkeer de auto
onmiddellijk op een veilige plaats en
neem de juiste maatregelen. Als u met
de auto blijft doorrijden, kan dit schade
aan de motor veroorzaken.
Zie Oververhitting op pagina 7-42 .
OPMERKING
  De temperatuureenheid (Celsius/
Fahrenheit) van de display van de
motorkoelvloeistoftemperatuurmeter
verandert in samenhang met
de temperatuureenheid van de
buitentemperatuurdisplay.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-12 .
  Tijdens normaal rijden stabiliseert de
motorkoelvloeistoftemperatuur bij
100 °C of lager en geeft de meter een
bereik aan van minder dan 100 °C.
Brandstofmeter
De brandstofmeter geeft bij benadering de
in de brandstoftank resterende hoeveelheid
brandstof aan wanneer het contact op ON
wordt gezet. Het wordt aanbevolen de tank
voor meer dan 1/4 gevuld te houden.


Vo l
1/4 Vol
Leeg

Als het brandstofniveau laag is, gaan (
)
en (
) oranje branden. Zo spoedig
mogelijk bijtanken.
Zie Maatregelen nemen op pagina 7-61 .

Page:   < prev 1-10 ... 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 ... 890 next >