sensor MAZDA MODEL MX-5 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 546 of 615

7–44
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel
Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
Het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
gaat branden als de bestuurdersstoel
of passagierszitting bezet is en de
veiligheidsgordel niet vastgemaakt is terwijl
het contact op ON staat.
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of
passagier niet aangegespt is (alleen wanneer
de passagierszitting bezet is) en de snelheid
van de auto hoger is dan ongeveer 20 km/h,
gaat het waarschuwingslampje knipperen. Na
een korte tijd stopt het waarschuwingslampje
met knipperen, maar blijft branden. Als een
veiligheidsgordel niet aangegespt blijft, gaat
het waarschuwingslampje opnieuw voor een
bepaalde tijd knipperen.
OPMERKING
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder
of passagier niet aangegespt wordt nadat
het waarschuwingslampje is gaan branden
en de rijsnelheid hoger is dan 20 km/h,
gaat het waarschuwingslampje opnieuw
knipperen.
(Met inzittende passagier
detectiesysteem)
Geen extra zitkussen op de
passagierszitting plaatsen om er voor
te zorgen dat de inzittende passagier
detectiesensor juist kan functioneren.
De kans bestaat dat de sensor niet goed
functioneert omdat het extra zitkussen
de werking van de sensor zou kunnen
hinderen.
(Zonder inzittende passagier
detectiesysteem)
Door het plaatsen van zware voorwerpen
op de passagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
van de passagierszitting geactiveerd
worden, afhankelijk van het gewicht van
het voorwerp.
Geen extra zitkussen op de
passagierszitting plaatsen en er niet op
gaan zitten om er voor te zorgen dat
de passagiergewichtsensor juist kan
functioneren. De kans bestaat dat de
sensor niet goed functioneert omdat het
extra zitkussen de werking van de sensor
zou kunnen hinderen.
Als een klein kind op de passagierszitting
meerijdt, bestaat de kans dat het
waarschuwingslampje niet werkt.
Maak de veiligheidsgordels vast.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 549 of 615

7–47
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
Voertuigen met runfl at banden
Waarschuwing Te nemen maatregel
Wanneer het waarschuwingslampje brandt
en de waarschuwingszoemer klinkt, is de
bandenspanning in één of meerdere van de
banden te laag.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje van
het bandenspanningcontrolesysteem
gaat branden of knipperen of als de
waarschuwingszoemtoon voor lage
bandenspanning wordt gegeven,
onmiddellijk de rijsnelheid verminderen
en plotseling manoeuvreren en remmen
vermijden:
Als het waarschuwingslampje van
het bandenspanningcontrolesysteem
gaat branden of knipperen of als de
waarschuwingszoemtoon voor lage
bandenspanning wordt gegeven, is het
gevaarlijk met hoge snelheden te rijden of
plotseling te manoeuvreren of te remmen.
De kans bestaat dat u de macht over het
stuur verliest en een ongeluk veroorzaakt.
Om te bepalen of u een langzaam
leeglopende band of een lekke band heeft,
de auto op een veilige plaats parkeren
waar u visueel de toestand van de band
kunt controleren en bepalen of de band
voldoende lucht heeft om verder te gaan
naar een plaats waar lucht bijgevuld
kan worden en het systeem opnieuw
gecontroleerd kan worden door een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een offi ciële Mazda reparateur of een
bandenreparatiewerkplaats.
Het TPMS waarschuwingslampje mag nooit
genegeerd worden:
Negeren van het TPMS
waarschuwingslampje is gevaarlijk, ook als
u de reden weet waarom het brandt. Laat
het probleem zo spoedig mogelijk verhelpen
alvorens dit tot een ernstigere situatie leidt,
zoals het plotseling lek raken van een band
met een gevaarlijk ongeluk als mogelijk
gevolg. Inspecteer de banden en stel deze af op de voorgeschreven
bandenspanning (pagina 6-38 ).
OPGELET
Bij het vervangen/repareren van banden of velgen of
beide, het werk door een offi ciële Mazda reparateur
laten uitvoeren, omdat anders de kans bestaat dat de
bandenspanningsensoren beschadigd worden.
OPMERKING
Stel de bandenspanning af wanneer de banden koud zijn. De
bandenspanning varieert naargelang de bandentemperatuur, laat daarom de
auto gedurende ongeveer 1 uur staan of rijd er enkel 1,6 km of minder mee
alvorens de bandenspanning af te stellen. Wanneer de bandenspanning bij
warme banden wordt afgesteld op de koude bandendruk, bestaat de kans
dat het TPMS waarschuwingslampje/zoemer aan gaat nadat de banden
zijn afgekoeld en dat de druk tot beneden de specifi catie terugvalt.
Ook is het mogelijk dat een TPMS waarschuwingslampje dat brandt
doordat de bandenspanning bij een lage omgevingstemperatuur is
teruggevallen uit gaat als de omgevingstemperatuur omhoog gaat. In
dit geval zal het eveneens noodzakelijk zijn de bandenspanning af te
stellen. Als het TPMS waarschuwingslampje gaat branden als gevolg van
een terugval in de bandenspanning, de bandenspanning controleren en
afstellen.
Nadat de bandenspanning is afgesteld, kan het enige tijd duren
voordat het TPMS waarschuwingslampje uit gaat. Als het TPMS
waarschuwingslampje blijft branden, gedurende 10 minuten met een
snelheid van tenminste 25 km/h blijven rijden en vervolgens controleren
of het lampje uit gaat.
Banden verliezen na verloop van tijd vanzelf lucht en het TPMS systeem
kan niet het verschil aantonen of de banden na verloop van tijd vanzelf
zacht geworden zijn of dat er sprake is van een lekke band. Wanneer
u echter één zachte band in een set van vier aantreft, wijst dit op een
probleem; iemand anders dient dan langzaam met de auto vooruit te
rijden zodat u de zachte band kunt inspecteren op inkervingen en metalen
voorwerpen die vanuit het profi el of de zijwand naar buiten steken. Breng
enkele druppels water aan op het ventiel om te zien of er luchtbelletjes
verschijnen die wijzen op een defect ventiel. Lekkages moeten grondiger
aangepakt worden dan het enkel op spanning brengen van de defecte band
aangezien lekkages gevaarlijk zijn — breng de auto naar een deskundige
reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur die over alle
apparatuur beschikt voor het repareren van banden, TPMS systemen en de
meest geschikte nieuwe band voor uw auto kan bestellen.
Als het waarschuwingslampje opnieuw gaat branden nadat de
bandenspanning is afgesteld, is er mogelijk sprake van een lekke band.
Zie Voertuigen met runfl at banden op pagina 7-4 .
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 554 of 615

7–52
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Actieve motorkap
waarschuwingszoemer*
Als er een probleem is met de actieve
motorkap en het oplichten van het
waarschuwingslampje, zal er elke minuut
gedurende ongeveer 5 seconden een
waarschuwingszoemer klinken.
Het geluid van de waarschuwingszoemer
voor de actieve motorkap zal gedurende
ongeveer 35 minuten hoorbaar blijven.
Laat uw auto zo spoedig mogelijk door
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een offi ciële Mazda reparateur inspecteren.
WAARSCHUWING
Niet met de auto rijden
wanneer de actieve motorkap
waarschuwingszoemer klinkt:
Rijden terwijl de actieve motorkap
waarschuwingszoemer klinkt is
gevaarlijk, omdat de kans bestaat
dat het mechanisme van de actieve
motorkap niet normaal functioneert
en in het geval het voertuig een
voetganger zou raken niet normaal
activeert. Neem contact op met een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een offi ciële Mazda reparateur om
de auto zo spoedig mogelijk te laten
inspecteren.
Waarschuwingszoemer voor
veiligheidsgordel
Als de rijsnelheid hoger is dan ongeveer
20 km/h en de veiligheidsgordel
van de bestuurder of voorpassagier
niet is vastgemaakt, klinkt continu
een waarschuwingspieptoon. Als
de veiligheidsgordel dan nog niet is
vastgemaakt, zal de pieptoon eenmaal
stoppen en dan gedurende ongeveer
90 seconden doorgaan. De pieptoon
stopt nadat de veiligheidsgordel van
de bestuurder of voorpassagier is
vastgemaakt.
OPMERKING
  Door het plaatsen van
zware voorwerpen op de
voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
van de voorpassagierszitting
geactiveerd worden, afhankelijk van het
gewicht van het voorwerp.
  Geen extra zitkussen op de
voorpassagierszitting plaatsen en
gebruiken om er voor te zorgen dat de
voorpassagiergewichtsensor juist kan
functioneren. De kans bestaat dat de
sensor niet goed functioneert omdat
het extra zitkussen de werking van de
sensor zou kunnen hinderen.
  Wanneer een klein kind op de
voorpassagierszitting zit, is het
mogelijk dat de waarschuwingszoemer
niet werkt.
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 596 of 615

10–2
Index
1
120 km/h waarschuwingszoemer ........ 7-56
A
Aanbevolen olie .................................. 6-20
Aanbevolen smeermiddelen .................. 9-5
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem
(AFS)................................................... 4-98
Accu .................................................... 6-32
Inspectie van het niveau van het accu-
elektroliet....................................... 6-34
Laden ............................................. 6-35
Onderhoudspunt ............................ 6-34
Technische gegevens ....................... 9-4
Vernieuwen .................................... 6-35
Accu is uitgeput .................................. 7-22
Starten met een hulpaccu .............. 7-22
Achtermistlicht .................................... 4-64
Achterruitverwarming ......................... 4-72
Achterruit ...................................... 4-72
Spiegel ........................................... 4-73
Achteruitrijwaarschuwingssysteem
(RCTA).............................................. 4-116
Actieve motorkap
waarschuwingszoemer ........................ 7-52
Afmetingen ........................................... 9-6
Afsluitklep van brandstoftankdop
Wanneer de afsluitklep van de
brandstofvuldop niet kan worden
geopend ......................................... 7-28
Afstandbediende portiervergrendeling ... 3-4 Afstelbare snelheidsbegrenzer .......... 4-120
Activering/deactivering ............... 4-123
Afstelbare
snelheidsbegrenzerdisplay........... 4-121
Hoofdindikatielampje van afstelbare
snelheidsbegrenzer (oranje) ........ 4-121
Indikatielampje van instelfunctie van
afstelbare snelheidsbegrenzer
(groen) ......................................... 4-121
Instellen van het systeem ............ 4-124
Tijdelijk annuleren van het
systeem ........................................ 4-125
Waarschuwingspieptoon
snelheidsbegrenzer ...................... 4-122
Airbagsystemen ................................... 2-38
Als een waarschuwingslampje gaat
branden of knipperen .......................... 7-33
Anti-blokkeer remsysteem (ABS) ....... 4-81
Anti-diefstal beveiligingssysteem ....... 3-51
Anti-diefstal beveiligingssysteem (Met
inbraaksensor) ..................................... 3-51
Anti-wielspin regeling (TCS) ............. 4-82
TCS/DSC indikatielampje ............. 4-83
Asbak ................................................ 5-134
Audiobedieningsschakelaar
Afstellen van het volume .............. 5-68
Audio-uit toets ............................... 5-69
Zoektoets ....................................... 5-68
Audio-installatie .................................. 5-15
AUX/USB/iPod modus ................. 5-69
Antenne ......................................... 5-15
Audiobedieningsschakelaar........... 5-67
Audioset (Type A) ......................... 5-29
Audioset (Type B/Type C) ............ 5-43
Bedieningstips voor
audio-installatie ............................. 5-15
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 597 of 615

10–3
Index
Automatische transmissie ................... 4-43
Actieve Aangepaste Overschakeling
(AAS) ............................................ 4-46
Directe modus ............................... 4-55
Modus voor handbediende
overschakeling............................... 4-47
Ontgrendelpal van
overschakelblokkering .................. 4-46
Rijtips ............................................ 4-55
Schakelblokkeersysteem ............... 4-46
Schakelstandindikatie .................... 4-44
Transmissiestanden ....................... 4-44
Waarschuwingslampje ................... 4-44
B
Banden ................................................ 6-38
Bandenspanning ............................ 6-38
Lekke band ...................................... 7-4
Onderling verwisselen van de
banden ........................................... 6-39
Sneeuwbanden............................... 3-62
Sneeuwkettingen ........................... 3-62
Technische gegevens ....................... 9-8
Vernieuwen van een band.............. 6-41
Vernieuwen van een velg .............. 6-41
Bandenspanningcontrolesysteem (Voertuig
met conventionele banden) ............... 4-137
Bandenspanningcontrolesysteem (Voertuig
met runfl at banden) ........................... 4-142
Bediening van de handgeschakelde
versnellingsbak ................................... 4-39
Bedrijfstoestanddisplay ....................... 4-91
Bekerhouder ...................................... 5-126
Berichten die verschijnen op de
display ................................................. 7-49
Beveiligingssysteem
Anti-diefstal beveiligingssysteem ... 3-51
Anti-diefstal beveiligingssysteem (Met
inbraaksensor) ............................... 3-51
Start-blokkeersysteem ................... 3-49
Bevestigingsriem voor
gevarendriehoek .................................... 7-3 Binnenspiegel ...................................... 3-36
Bluetooth
® ........................................... 5-89
Bluetooth® audio ......................... 5-107
Bluetooth® handsfree ..................... 5-97
Oplossen van problemen ............. 5-118
Boordcomputer ................................... 4-30
Brandstof
Meter ............................................. 4-27
Tankinhoud ...................................... 9-6
Tankklep en -dop ........................... 3-31
Vereisten ........................................ 3-28
Brandstofbesparing en
milieubescherming .............................. 3-57
Brandstofverbruikdisplay .................... 4-90
Brandstofverbruikmonitor ................... 4-89
Bedrijfstoestanddisplay ................. 4-91
Brandstofverbruikdisplay .............. 4-90
Eindschermweergave .................... 4-92
Energiebesparingsdisplay .............. 4-92
Buitenspiegels ..................................... 3-34
Buitentemperatuurdisplay ................... 4-29
C
Canvasdak ........................................... 3-42
Claxon ................................................. 4-73
Consolevak ........................................ 5-132
Contact
Schakelaar ....................................... 4-4
Controleren van het
motorkoelvloeistofniveau ................... 6-23
Controle van het motoroliepeil ........... 6-23
Controle van het niveau van de rem/
koppelingsvloeistof ............................. 6-25
Controle van het
sproeiervloeistofniveau ....................... 6-26
D
Dagteller .............................................. 4-25
Display van afstelbare
snelheidsbegrenzer .............................. 4-29
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 598 of 615

10–4
Index
Display van ingestelde rijsnelheid van
kruissnelheidsregelaar ......................... 4-29
Display van omgevingstemperatuur ... 4-29
Dodehoekmonitor (BSM) ................. 4-108
Dodehoekmonitor (BSM)
schakelaar .................................... 4-114
Dodehoekmonitorsysteem (BSM)
waarschuwingszoemer ........................ 7-55
Doorwaden van water ......................... 3-64
Drie-knipperingen richtingaanwijzer ... 4-66
Drive-selectie ...................................... 4-93
Dynamische stabiliteitsregeling
(DSC) .................................................. 4-83
DSC OFF indikatielampje ............. 4-84
DSC OFF schakelaar ..................... 4-84
TCS/DSC indikatielampje ............. 4-84
E
Eindschermweergave .......................... 4-92
Elektrische ruitbediening .................... 3-38
Energiebesparingsdisplay.................... 4-92
Essentiële informatie ............................. 6-2
G
Garantie ................................................. 8-2
Geavanceerde sleutel
Geavanceerd afstandbediend
portiervergrendelingssysteem ....... 3-10
Werkingsbereik.............................. 3-11
Gebruikersinstellingen ........................ 9-11
Gloeilampen
Technische gegevens ....................... 9-7
Vernieuwen .................................... 6-44
H
Handrem .............................................. 4-76
Hellingwegrijsysteem (HLA) .............. 4-79
Hoofdsteun ............................................ 2-8
I
i-ACTIVSENSE .................................. 4-96
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem
(AFS) ............................................. 4-98
Achteruitrijwaarschuwingssysteem
(RCTA) ........................................ 4-116
Afstelbare snelheidsbegrenzer .... 4-120
Camera en sensoren....................... 4-96
Dodehoekmonitor (BSM)............ 4-108
Koplampregelsysteem (HBC) ....... 4-99
Radarsensoren (achter) ................ 4-129
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS)
........................................ 4-102
Vooruitrijcamera (FSC) ............... 4-126
i-ELOOP ............................................. 4-86
Bedrijfstoestanddisplay ................. 4-88
i-ELOOP indikatielampje .............. 4-88
i-stop ................................................... 4-13
Hellingstopfunctie ......................... 4-22
i-stop OFF schakelaar ................... 4-21
Indikatielampje (Groen) ................ 4-18
Waarschuwingslampje (Oranje) .... 4-18
i-stop waarschuwingszoemer .............. 7-54
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 600 of 615

10–6
Index
Koplampen
Dagverlichting ............................... 4-63
Grootlicht-dimlicht ........................ 4-61
Hoogteverstelling .......................... 4-63
Knippert......................................... 4-61
Regelaar......................................... 4-57
Ruitensproeier ............................... 4-71
Thuiskomstverlichtingsysteem ...... 4-62
Vertrekverlichtingsysteem ............. 4-62
Koplampregelsysteem (HBC) ............. 4-99
Koplampregelsysteem (HBC)
indikatielampje (groen) ............... 4-101
Koplampsproeier ................................. 4-71
Krik ....................................................... 7-7
Kruissnelheidsregelaar ...................... 4-131
Hoofdindikatielampje van
kruissnelheidsregelaar (oranje)/
Indikatielampje voor ingestelde
kruissnelheid (groen) ................... 4-132
Kruissnelheidsregelaarschakelaar ... 4-131
L
Labelinformatie ..................................... 9-2
Lekke band ............................................ 7-4
Monteren van de band ................... 7-19
Verwijderen van een band ............. 7-16
Lichtschakelaar ................................... 4-57
M
Make-up spiegeltjes .......................... 5-122
Meters ................................................. 4-24
Meters en tellers .................................. 4-24
Mobiele telefoons .................................. 8-4
Moeilijke rijomstandigheden .............. 3-58
Motor
Koelvloeistof ................................. 6-23
Motorkapontgrendeling ................. 6-17
Motoruitlaatgassen ........................ 3-30
Olie ................................................ 6-20
Overzicht van de motorruimte ...... 6-19
Starten ............................................. 4-6 Motorkapontgrendeling ....................... 6-17
Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter ... 4-27
Motoruitlaatgassen .............................. 3-30
N
Noodstopsignaalsysteem ..................... 4-78
O
Onderhoudsmonitor ............................ 6-12
Onderhoudspunt
Informatie ........................................ 6-2
Periodiek ......................................... 6-3
Opbergvakken ................................... 5-132
Consolevak .................................. 5-132
Opbergvak van achterbekleding ... 5-133
Zijopbergvak van zitting ............. 5-132
Opbergvak van achterbekleding........ 5-133
Op eigen kracht lostrekken van de
auto ...................................................... 3-60
Oververhitting ..................................... 7-26
P
Parkeersensorsysteem ....................... 4-147
Gebruik van het
parkeerhulpsensorsysteem........... 4-149
Sensordetectiebereik ................... 4-149
Periodieke onderhoudsbeurten .............. 6-3
Plafondlampen .................................. 5-122
Portiersloten ........................................ 3-12
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page 601 of 615

10–7
Index
Probleem
Accu is uitgeput............................. 7-22
Lekke band ...................................... 7-4
Oververhitting ............................... 7-26
Parkeren in noodgevallen ................ 7-2
Slepen in noodgevallen ................. 7-29
Starten in noodgevallen ................. 7-25
Wanneer de afsluitklep van de
brandstofvuldop niet kan worden
geopend ......................................... 7-28
Wanneer het kofferdeksel niet geopend
kan worden .................................... 7-57
R
Radarsensoren (Achter) .................... 4-129
Registratie van de auto in het
buitenland .............................................. 8-2
Registratie van voertuiggegevens ......... 8-5
Remmen
Handrem ........................................ 4-76
Profi elslijtage-indicator ................. 4-77
Rembekrachtiging ......................... 4-78
Voetrem ......................................... 4-75
Waarschuwingslampje ................... 4-77
Richtingaanwijzers .............................. 4-65
Rijden in de winter .............................. 3-61
Rijsnelheidsalarm ................................ 7-55
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) ............................................. 4-102
LDWS schakelaar........................ 4-105
Rijtips
Automatische transmissie.............. 4-55
Brandstofbesparing en
milieubescherming ........................ 3-57
Doorwaden van water ................... 3-64
Inrijden .......................................... 3-57
Moeilijke rijomstandigheden ........ 3-58
Op eigen kracht lostrekken van de
auto ................................................ 3-60
Rijden in de winter ........................ 3-61
Vloermat ........................................ 3-59 Ruiten
Elektrische ruitbediening .............. 3-38
Ruitenwisser
Vernieuwen van de ruitenwisserbladen
van de voorruit .............................. 6-28
S
SRS airbags
Beperkingen van de SRS airbag .... 2-51
Bewaking....................................... 2-58
Criteria voor SRS airbag
activering ....................................... 2-50
Inzittende passagier
detectiesysteem ............................. 2-53
Onderdelen van het aanvullend
beveiligingssysteem ...................... 2-45
Werking van de SRS airbags ......... 2-47
Signalen voor rijbaanverandering ....... 4-65
Sleepmethoden .................................... 7-29
Slepen
Haak .............................................. 7-30
Trekken van caravans en
aanhangers ..................................... 3-65
Slepen in noodgevallen
Sleephaken .................................... 7-30
Sleepmethoden .............................. 7-29
Sleutel-in-auto-achtergelaten
waarschuwingspieptoon (Met
geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie) .............. 7-54
Sleutel-in-kofferruimte-achtergelaten
waarschuwingszoemer (Met
geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie) .............. 7-54
Sleutels .................................................. 3-2
Sleutel-uit functie ............................ 3-9
Zender ............................................. 3-5
Sleutel uit auto verwijderd
waarschuwingszoemtoon .................... 7-53
Sleutel-uit functie .................................. 3-9
Smering van de carrosserie ................. 6-27
Snelheidsmeter .................................... 4-25
.9@&7%/&@&EJUJPOJOEC

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70