MAZDA MODEL MX-5 RF 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 321 of 663

4–161
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
OPMERKING
  De ID signaalcode van de
bandenspanningsensor moet
geregistreerd worden wanneer een
nieuwe bandenspanningsensor wordt
aangeschaft. Raadpleeg een of¿ ciële
Mazda dealer voor de aanschaf van
een bandenspanningsensor en de
registratie van de ID signaalcode van
de bandenspanningsensor.
  Bij het opnieuw monteren
van een eerder uitgebouwde
bandenspanningsensor aan een velg,
het doorvoerbuisje (afdichting tussen
het ventielhuis/sensor en velg) van de
bandenspanningsensor vernieuwen.


Page 322 of 663

4–162
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
*Bepaalde modellen.
Parkeersensorsysteem *
Wanneer bij het parkeren van de auto in een garage of bij het parallel inparkeren de
versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel (automatische
transmissie) in de achteruitstand (R) staat, treedt het parkeersensorsysteem in werking
dat met behulp van ultrasone sensoren obstakels rondom de auto opspoort. Het systeem
is uitgerust met een hulpinrichting die de bestuurder op de hoogte stelt van de benaderde
afstand vanaf de auto tot aan de omliggende hindernis via het gebruik van een zoemtoon.
Achterste hoeksensorAchterste sensor
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het parkeersensorsysteem en controleer tijdens het rijden
steeds visueel de veiligheid rondom uw auto.
Het systeem kan de bestuurder assisteren bij de besturing van de auto in achterwaartse
richting tijdens het parkeren. Het detectiebereik van de sensoren is beperkt, dus door
tijdens het rijden enkel op het systeem te vertrouwen kunnen er ongelukken veroorzaakt
worden. Controleer tijdens het rijden steeds visueel de veiligheid rondom uw auto.


Page 323 of 663

4–163
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
OPMERKING
  Breng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de
werking van het systeem hinderen.
  Afhankelijk van de soort hindernis en de omgevingscondities, kan het detectiebereik
van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de sensoren de hindernissen
niet kunnen opsporen.
  Het is mogelijk dat het systeem onder de volgende omstandigheden niet normaal
werkt:
 


 Wanneer zich modder, ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht
(wanneer dit wordt verwijderd, werkt het systeem weer normaal).
 


 Wanneer het sensorgedeelte is bevroren (wanneer het ijs ontdooid is, werkt het
systeem weer normaal).
 


 Wanneer de sensor met een hand wordt afgedekt.



 Wanneer de sensor aan een krachtige schok is blootgesteld.



 Wanneer de auto buitengewoon scheef staat.



 Onder buitengewoon hete of koude weersomstandigheden.



 Wanneer er met de auto over oneffenheden, op hellingen of op onverharde of met
gras bedekte wegen wordt gereden.
 


 Alles dat in de buurt van de auto ultrageluid voortbrengt, zoals de claxon van
een andere auto, het motorgeluid van een motor¿ ets, het luchtremgeluid van een
vrachtwagen of de sensoren van een andere auto.
 


 Wanneer met de auto bij zware regenval wordt gereden of bij rijomstandigheden die
opspattend water veroorzaken.
 


 Wanneer een in de handel verkrijgbare staafantenne of een antenne voor
zendapparatuur in de auto is geïnstalleerd.
 


 Wanneer de auto in de richting gaat van een hoge of vierkante stoeprand.



 Wanneer de hindernis zich te dicht bij de sensor bevindt. 

 Hindernissen onder de bumper worden mogelijk niet opgespoord. Hindernissen
die lager zijn dan de bumper of smal zijn worden mogelijk in eerste instantie wel
opgespoord maar worden naarmate de auto de hindernis dichter nadert niet meer
opgespoord.
  Het is mogelijk dat de volgende soorten hindernissen niet opgespoord worden:




 Dunne voorwerpen zoals kabel of touw



 Materialen die geluidsgolven gemakkelijk absorberen zoals katoen of sneeuw



 Hoekvormige voorwerpen



 Bijzonder lange voorwerpen, en die welke breed zijn aan de bovenzijde



 Kleine, korte voorwerpen 

 Laat het systeem altijd inspecteren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur als de bumpers een schok of stoot hebben gekregen, ook bij
een klein ongeluk. Als de sensoren een afwijking hebben, kunnen ze hindernissen niet
opsporen.


Page 324 of 663

4–16 4
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
OPMERKING
  Als er geen zoemtoon wordt gegeven is er mogelijk een defect in het systeem.
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur.

 Het is mogelijk dat de zoemer die een storing in het systeem aangeeft niet wordt
gehoord als de omgevingstemperatuur buitengewoon laag is, of als er zich modder,
ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht. Verwijder alle vreemde
bestanddelen van het sensorgedeelte.
  Raadpleeg bij het monteren van een trekhaak een deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur.
Sensordetectiebereik
De sensoren kunnen hindernissen opsporen binnen het volgende bereik.
Detectiebereik van achterste sensor Detectiebereik van achterste hoeksensorB A A: Ongeveer 50 cm
B: Ongeveer 150 cm
Gebruik van het parkeerhulpsensorsysteem
Wanneer het contact op ON wordt gezet en de versnellingshendel (handgeschakelde
versnellingsbak)/keuzehendel (automatische transmissie) in de achteruit (R) wordt gezet,
wordt de zoemtoon geactiveerd en wordt het systeem ingeschakeld voor gebruik.


Page 325 of 663

4–165
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
Parkeersensorwaarschuwingszoemer
Wanneer het systeem in werking is, klinkt de zoemer als volgt.
Achterste sensor
Afstanddetectiegebied Afstand tussen het voertuig en de hindernis Zoemtoon *1
Grootste afstand Ongeveer 150 cm—60 cm Langzaam onderbroken
geluid
Grote afstand Ongeveer 60—45 cm
Gematigd onderbroken
geluid
Middenafstand Ongeveer 45—35 cm
Snel onderbroken geluid
Nabije afstand Binnen ongeveer 35 cm
Continu geluid
*1 De snelheid van de onderbroken pieptonen neemt toe naarmate de auto de hindernis nadert.


Page 326 of 663

4–16 6
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
Achterste hoeksensor
Afstanddetectiegebied Afstand tussen het voertuig en de hindernis Zoemtoon *1
Grote afstand Ongeveer 50—38 cm Gematigd onderbroken
geluid
Middenafstand Ongeveer 38—25 cm
Snel onderbroken geluid
Nabije afstand Binnen ongeveer 25 cm
Continu geluid
*1 De snelheid van de onderbroken pieptonen neemt toe naarmate de auto de hindernis nadert.
OPMERKING
Als er gedurende 6 seconden of langer een hindernis bespeurd wordt, stopt de pieptoon
(behalve voor de nabije afstand zone). Als dezelfde hindernis bespeurd wordt in een
andere zone, klinkt de bijbehorende pieptoon.


Page 327 of 663

4–167
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
Wanneer de waarschuwingszoemer wordt geactiveerd
Het systeem stelt de bestuurder op de hoogte van een abnormale toestand door het activeren
van een zoemtoon.
Zoemer Controle
De zoemtoon wordt niet
gehoord. Er is mogelijk een defect in het systeem. Laat uw auto zo spoedig mogelijk
door een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur
inspecteren.
Wanneer de motorschakelaar
in de stand ON staat of als de
parkeersensor een probleem
detecteert tijdens het rijden,
klinkt het geluid van de zoemer
met tussenpozen 1 tot 4 maal.
*1
Verwijder alle vreemde bestanddelen van het sensorgedeelte. Als het systeem
zich niet heeft hersteld, de auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur laten inspecteren.
*1 Het aantal malen dat de zoemer wordt geactiveerd verandert afhankelijk van de plaats van het defect.


Page 328 of 663

NOTITIES
4–16 8


Page 329 of 663

5–1*Bepaalde modellen.5–1
5Interieurvoorzieningen
Gebruik van de diverse uitrustingsonderdelen voor rijcomfort, zoals
klimaatregeling en audio-installatie.
Klimaatregelsysteem .......................................................................... 5-2
Bedieningstips ............................................................................... 5-2
Bediening van de luchtroosters ..................................................... 5-3
Handbediend type ......................................................................... 5-5
Volautomatisch type .................................................................... 5-11
Audio-installatie ............................................................................... 5-15
Antenne ....................................................................................... 5-15
Bedieningstips voor audio-installatie .......................................... 5-15
Audioset [Type A (niet-aanraakscherm)] .................................... 5-30
Audioset [Type B/Type C (aanraakscherm)]............................... 5-45
Gebruik van de audiobedieningsschakelaar
* ............................... 5-68
AUX/USB modus ....................................................................... 5-70
Bluetooth
® ......................................................................................... 5-89
Bluetooth® * .................................................................................. 5-89
Bluetooth® handsfree * ................................................................. 5-98
Bluetooth® audio * ...................................................................... 5-108
Oplossen van problemen ........................................................... 5-119
Interieuruitrusting ......................................................................... 5-123
Zonnekleppen ............................................................................ 5-123
Interieurverlichting ................................................................... 5-123
Stekkerbus voor accessoires ..................................................... 5-125
Bekerhouder .............................................................................. 5-127
Opbergvakken ........................................................................... 5-133
Uitneembare asbak
* ................................................................... 5-135
Windvanger ............................................................................... 5-136


Page 330 of 663

5–2
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
B e d i e n i n g s t i p s
 












 Gebruik het klimaatregelsysteem
wanneer de motor draait.
 


 Om te voorkomen dat de accu uitgeput
raakt, de aanjagerregelknop niet
gedurende langere tijd ingeschakeld
laten wanneer het contact op ON staat
en de motor niet draait.
 


(Met i-stop)
 De hoeveelheid luchtstroming kan
enigszins afnemen wanneer de i-stop
functie in werking is.
 


 Verwijder alle obstakels zoals bladeren,
sneeuw en ijs van de motorkap en van
de luchtinlaat in het ventilatiekastrooster
zodat het systeem ef¿ ciënt kan blijven
werken.
 


 Gebruik het klimaatregelsysteem om
de ruiten te ontwasemen en de ruiten te
ontvochtigen.
 


 De recirculatiestand moet worden
gebruikt bij het rijden door tunnels of
het rijden in een ¿ le, of wanneer u de
aanvoer van buitenlucht wilt afsluiten
voor snel koelen van het interieur.
 


 Gebruik de stand voor aanvoer van
buitenlucht voor ventilatie of ontdooien
van de voorruit.
 


 Als de wagen tijdens warm weer in
direct zonlicht geparkeerd heeft gestaan,
de ramen openen om de warme lucht
te laten ontsnappen en dan pas de
airconditioning inschakelen.
 


 Laat de airconditioning tenminste
eenmaal per maand ongeveer
10 minuten draaien om een tekort aan
smering van de interne onderdelen te
voorkomen.
 


 Laat de airconditioning nakijken
alvorens het weer warm wordt. Een
tekort aan koelmiddel kan tot gevolg
hebben dat de airconditioning minder
ef¿ ciënt werkt.

 De koelmiddelspeci¿ caties worden
aangegeven op een label dat bevestigd
is binnen in de motorruimte. Controleer
het label alvorens koelmiddel bij
te vullen. Als het verkeerde type
koelmiddel wordt gebruikt, kan dit een
ernstig defect aan de airconditioning
veroorzaken.
  Raadpleeg voor bijzonderheden een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur.
Label


Page:   < prev 1-10 ... 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 331-340 341-350 351-360 361-370 ... 670 next >