MAZDA MODEL MX-5 RF 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 501 of 663

6–37
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
OPMERKING
  Controleer de bandenspanning altijd
wanneer de banden koud zijn.
  Bij warme banden wordt normaal
de aanbevolen bandenspanning
overschreden. Geen lucht aÀ aten
van banden die warm zijn om de
bandenspanning af te stellen.
  Een te lage bandenspanning kan
een hoger brandstofverbruik en
een onvoldoende afdichting van
de velgrand tot gevolg hebben,
waardoor de kans bestaat op
vervorming en/of het losraken van
het loopvlak.
  Een te hoge bandenspanning heeft tot
gevolg dat het rijden oncomfortabel
wordt en dat de banden sneller
slijten. Bovendien brengt dit een
grotere kans op beschadiging door
scherpe voorwerpen op het wegdek
met zich mee.
 Houd de bandenspanning steeds op
het juiste niveau. Laat uw banden
nakijken, indien deze veelvuldig op
spanning gebracht moeten worden.
Onderling verwisselen van de
banden
WAARSCHUWING
Verwissel periodiek de banden
onderling:
Onregelmatige slijtage van de banden
is gevaarlijk. Voor een gelijkmatige
bandenslijtage wordt het voor het
behoud van een goede bestuurbaarheid
en goede remprestaties aanbevolen de
banden om de 10.000 km onderling te
verwisselen, of eerder, wanneer er blijk
is van onregelmatige slijtage.
Controleer bij het onderling verwisselen of
de banden correct gebalanceerd zijn.
OPMERKING
Aangezien uw auto niet uitgerust is
met een reservewiel, kunt u met de
krik die bij de auto wordt geleverd
niet veilig een onderling verwisselen
van de banden uitvoeren. Laat een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
of¿ ciële Mazda reparateur, het onderling
verwisselen van de banden uitvoeren.
Bij het onderling verwisselen van de banden
geen gebruik maken van het noodreservewiel
(ENKEL VOOR TIJDELIJK GEBRUIK).Voorwaarts


Page 502 of 663

6–38
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Controleer bij het onderling verwisselen
de banden op ongelijkmatige slijtage
en beschadiging. Abnormale slijtage is
doorgaans het gevolg van een of meerdere
van de hieronder aangegeven oorzaken:
 


 Verkeerde bandenspanning



 Onjuiste wieluitlijning



 Wielen welke uit balans zijn



 Veelvuldig te sterk afremmen
Zorg er na het onderling verwisselen
voor dat de banden op de voorgeschreven
spanning gebracht worden (pagina 9-8 )
en controleer of de wielmoeren goed
aangetrokken zijn.
(Met bandenspanningcontrolesysteem)
Na het afstellen van de
bandenspanning is initialisering van
het bandenspanningcontrolesysteem
noodzakelijk om het systeem normaal te
laten functioneren.
Zie Initialiseren van het
bandenspanningcontrolesysteem op pagina
4-155 .
OPGELET
Banden met een voorgeschreven
draairichting en radiaalbanden met
een asymmetrisch loopvlak of pro¿ el
mogen uitsluitend van voor naar achter
en niet van links naar rechts of vice
versa onderling verwisseld worden. Als
de banden van links naar rechts of vice
versa onderling verwisseld worden, zal
dit vermindering van de bandenprestatie
tot gevolg hebben.
(Met sperdifferentieel)
Het volgende niet gebruiken:
 
 Banden die niet van het
voorgeschreven maat zijn
  Banden van verschillende maat of
type tegelijkertijd
  Banden waarvan de bandenspanning
onvoldoende is
Als deze instructies niet worden
opgevolgd, zal de onderlinge
verwisseling van de linker en rechter
wielen verschillend zijn en als gevolg
daarvan een constante belasting op het
sperdifferentieel uitoefenen.
Dit kan defecten veroorzaken.


Page 503 of 663

6–39
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Vernieuwen van een band
WAARSCHUWING
Gebruik steeds banden die in goede
conditie zijn:
Rijden met versleten banden
is gevaarlijk. Het verminderde
remvermogen, de verslechtering van de
bestuurbaarheid en de wegligging kan
een ongeluk veroorzaken.
Vervang alle vier banden tegelijkertijd:
Het vervangen van enkel één band
is gevaarlijk. Dit kan een slechte
bestuurbaarheid en een langere
remweg tot gevolg hebben, hetgeen
er toe kan leiden dat u de macht over
het stuur verliest. Het wordt door
Mazda ten sterkste aanbevolen alle vier
banden tegelijkertijd te vervangen. Indien een band gelijkmatig geheel
afgesleten is, verschijnt er een
ononderbroken lijn overdwars op het
pro¿ el.
De band dient in een dergelijk geval
vernieuwd te worden.
Nieuw profiel
Profielslijtage-indikator
Versleten profiel
U dient de band te vernieuwen alvorens
de lijn van de slijtage-indicator over het
gehele pro¿ el verschijnt.
(Met bandenspanningcontrolesysteem)
Na het afstellen van de
bandenspanning is initialisering van
het bandenspanningcontrolesysteem
noodzakelijk om het systeem normaal te
laten functioneren.
Zie Initialiseren van het
bandenspanningcontrolesysteem op pagina
4-155 .


Page 504 of 663

6–40
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
*Bepaalde modellen.
Vernieuwen van een velg
WAARSCHUWING
Gebruik steeds velgen van de juiste
maat op uw auto:
Het gebruik van een verkeerde
velgmaat is gevaarlijk. Het
remvermogen en de bestuurbaarheid
kunnen daardoor nadelig beïnvloed
worden, hetgeen tot verlies van de
macht over het stuur en een ongeluk
kan leiden.
OPGELET
Een velg van een verkeerde maat kan
een nadelige invloed hebben op:
 
 Passing van de band op de velg 
 Levensduur van de velg en het
wiellager
  Grondspeling 
 Speling van sneeuwkettingen 
 Juiste werking van de snelheidsmeter 
 Richting van de lichtbundel van de
koplampen
  Bumperhoogte 
 Bandenspanningcontrolesysteem *
OPMERKING

 Wanneer u om een of andere reden
de velgen wenst te vervangen, dient
u er op te letten dat de nieuwe velgen
gelijkwaardig zijn aan de origineel
van fabriekswege gemonteerde
velgen voor wat betreft diameter,
velgbreedte en offset (binnen/buiten).
  Neem voor details contact op met een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur.
Wanneer de banden op de juiste wijze
gebalanceerd zijn, geeft dit het beste
rijcomfort en helpt het slijtage van het
bandenpro¿ el te verminderen. Banden
welke uit balans zijn kunnen irriterende
trillingen en ongelijkmatige bandenslijtage
veroorzaken, zoals uitstulpingen en gladde
plekken.


Page 505 of 663

NOTITIES
6–41


Page 506 of 663

6–42
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Gloeilampen
6
15
1316
15234
1011141012789


Page 507 of 663

6–43
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
*Bepaalde modellen.
Koplampen (Dimlicht)
Koplampen (Grootlicht)
Dagverlichting
Positielampen
Voorste richtingaanwijzerlampen
Zijrichtingaanwijzerlampen
Lampen van remlichten
Achterste richtingaanwijzerlampen
Achterlichten
Achteruitrijlampen
Mistlamp achter (Model met links stuur) *
Mistlamp achter (Model met rechts stuur) *
Middelste remlicht
Kentekenplaatlampen
Plafondlamp
Kofferruimteverlichting


Page 508 of 663

6–44
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
OPGELET
Zorg ervoor bij het verwijderen van de
lens of de lampeenheid met behulp van
een platte schroevendraaier, dat de platte
schroevendraaier geen contact maakt
met de elektrische aansluiting. Als de
platte schroevendraaier contact maakt
met de elektrische aansluiting, kan er
kortsluiting ontstaan.
OPMERKING
  Neem voor het vervangen van
de gloeilamp contact op met een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur.

 Gebruik het beschermkapje en het
doosje van de nieuwe gloeilamp om
de oude gloeilamp onmiddellijk en
buiten het bereik van kinderen op te
ruimen.
Vervangen van de gloeilampen van
de buitenverlichting
Koplampen, Dagverlichting (LED type),
Positielampen, Remlichten, Middelste
remlicht, Remlichten, Achterlichten
De LED lamp kan niet als een
afzonderlijke eenheid worden vervangen,
omdat dit een geïntegreerde eenheid is.
De LED lamp dient met de eenheid als
geheel te worden vervangen. Wanneer
vernieuwen noodzakelijk is, dit bij
voorkeur door een of¿ ciële Mazda
reparateur laten uitvoeren.
Dagverlichting (Gloeilamp type)
1. Zorg ervoor dat het contact
uitgeschakeld is en de
koplampschakelaar uit is.
2. Trek aan het midden van elk van
de plastic klemmen en verwijder de
klemmen.
Verwijderen
Monteren
3. Draai de schroef linksom en verwijder
deze en trek vervolgens de stofkap
gedeeltelijk van zijn plaats.
4. Draai de houder en de gloeilamp
linksom en verwijder deze.


Page 509 of 663

6–45
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
5. Maak de gloeilamp los uit de houder.
6. Monteer de nieuwe gloeilamp in
de omgekeerde volgorde van het
verwijderen.
Voorste richtingaanwijzerlampen
1. Zorg ervoor dat het contact
uitgeschakeld is en de
koplampschakelaar uit is.
2. Als u de rechter gloeilamp gaat
vernieuwen, de motor starten, het
stuurwiel volledig naar rechts draaien
en de motor stopzetten. Als u de
linker gloeilamp gaat vernieuwen, het
stuurwiel naar links draaien. 3. Trek de plastic klemmen bij het
middengedeelte los en verwijder ze
en trek vervolgens het spatscherm
gedeeltelijk naar achteren.
Verwijderen
Monteren
4. Maak de stekker los van de eenheid
door het uitsteeksel op de stekker met
uw vinger in te drukken en de stekker
naar achteren te trekken.
5. Draai de houder en de gloeilamp
linksom en verwijder deze.


Page 510 of 663

6–46
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
6. Maak de gloeilamp los uit de houder.
7. Monteer de nieuwe gloeilamp in
de omgekeerde volgorde van het
verwijderen.
Zijrichtingaanwijzerlampen
1. Zorg ervoor dat het contact
uitgeschakeld is en de
koplampschakelaar uit is.
2. Als u de rechter gloeilamp gaat
vernieuwen, de motor starten, het
stuurwiel volledig naar rechts draaien
en de motor stopzetten. Als u de
linker gloeilamp gaat vernieuwen, het
stuurwiel naar links draaien. 3. Trek de plastic klemmen bij het
middengedeelte los en verwijder ze
en trek vervolgens het spatscherm
gedeeltelijk naar achteren.
Verwijderen
Monteren
4. Verwijder de eenheid door het
uitsteeksel op de eenheid met uw
vinger in te drukken en de eenheid naar
voren te trekken.
5. Verwijder de aansluitstekker van de
eenheid door deze naar achteren te
trekken.


Page:   < prev 1-10 ... 461-470 471-480 481-490 491-500 501-510 511-520 521-530 531-540 541-550 ... 670 next >